Regeling vervallen per 23-03-2017

Beleidsregels PGB Gemeente Enschede voor de Ondersteuning bij het huishouden, de Wmo maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname en ondersteuning gericht op het wonen en verplaatsen binnen de leefomgeving, Beschermd wonen en Jeugd.

Geldend van 01-01-2015 t/m 22-03-2017

Intitulé

Beleidsregels PGB Gemeente Enschede voor de Ondersteuning bij het huishouden, de Wmo maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname en ondersteuning gericht op het wonen en verplaatsen binnen de leefomgeving, Beschermd wonen en Jeugd.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

  • -

    gelet op de artikelen 6.1, 6.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Enschede 2015, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

  • -

    gelet op de artikelen 10.3 en 12 van de Verordening jeugdhulp Enschede 2015, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

  • -

    gelet op het advies van de Wmo-raad van 25 november 2014;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels PGB Gemeente Enschede voor de Ondersteuning bij het huishouden, de Wmo maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname en ondersteuning gericht op het wonen en verplaatsen binnen de leefomgeving, Beschermd wonen en Jeugd.

1 Inleiding, afbakening beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op:

  • ·

    de huishoudelijke ondersteuning (HO);

  • ·

    de Wmo maatwerkvoorzieningen (zelfstandig leven (ZL), maatschappelijke deelname (MD), kortdurend verblijf (KV), vervoer gekoppeld aan de ondersteuning maatschappelijke deelname (VV);

  • ·

    de Wmo-maatwerkvoorzieningen gericht op het wonen en verplaatsen binnen de leefomgeving.

  • ·

    beschermd wonen;

  • ·

    Jeugd.

In deze beleidsregels zijn de belangrijkste regels opgenomen over voorwaarden, weigeringsgronden, besteding en verantwoording van het PGB.

2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB

In de Wmo 2015 (art. 2.3.6. lid 2) en Jeugdwet (art. 8.1.1. lid 4) worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een PGB. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • 1.

    de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet);

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen (Wmo);

  • 3.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn.

2.1 Bekwaamheid van de aanvrager

De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Allereerst wordt van een burger verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de inwoner duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.

Ten tweede wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De budgethouder dient immers ook een zorgovereenkomst te overleggen met de SVB voordat de SVB tot betalingen over kan gaan naar de zorgverleners. In het geval de cliënt zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het PGB, kan in een aantal situaties toch een PGB worden verstrekt. Zo kan bijvoorbeeld iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger de regierol op zich nemen. Ook dan wordt op basis van de individuele situatie beoordeeld of een PGB toegekend kan worden (waarbij vergelijkbare afwegingscriteria gelden als bij beoordeling van een cliënt).

Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.

De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.

2.2 Motivering door de aanvrager

De tweede voorwaarde betreft de motivering door de aanvrager.

Wmo

Volgens de Wmo 2015 dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven dat hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen.

Jeugdwet

Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een PGB wenst. Hierbij gaat het om de argumenten van een persoon om aan te geven dat de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de burger gebruik wenst te maken van een budget.

Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Het geeft de gemeente wel de nodige informatie waarom mensen voor het PGB kiezen, of dit samenhangt met de gecontracteerde ondersteuning en of het nodig is op de kwaliteit, flexibiliteit of cliëntgerichtheid van de gecontracteerde ondersteuning bij te sturen. Niet het oordeel van het college is leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan de gemeente het PGB omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen PGB af te geven bij de gemeente, dit geldt ook indien er onder de Jeugdwet sprake is van een niet-gemeentelijke verwijzer. Als de gemeente weigert ondersteuning in de vorm van een PGB te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.

Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een PGB te willen ontvangen, zijn:

  • ·

    de benodigde ondersteuning of jeugdhulp is niet goed vooraf in te plannen;

  • ·

    de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • ·

    de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

  • ·

    de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • ·

    als het noodzakelijk is om 24 uurs ondersteuning of jeugdhulp op afroep te organiseren;

  • ·

    als de ondersteuning of jeugdhulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;

  • ·

    tot slot dienen gemeenten rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een PGB, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

2.3 Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening

De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB houdt in dat de kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Echter, er is wel een duidelijk verschil tussen de kwaliteitseisen in de Jeugdwet en de Wmo. Dit wordt hieronder kort beschreven.

Kwaliteit in de Wmo

In het geval van de Wmo heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert. Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.

De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het PGB. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Wij vragen de cliënt om in het PGB-budgetplan inzichtelijk te maken waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid en hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd. Na ‘akkoord’ hierop wordt een beschikking inclusief een PGB afgegeven op basis van het ondersteunings- en budgetplan.

In het ondersteuningsplan spreken cliënt/budgethouder en gemeente af op welke termijn ze de behaalde resultaten met het PGB en de daaraan verbonden voorwaarden evalueren, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet. Het betreft hier maatwerk.

Kwaliteitseisen in de Jeugdwet

Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.

Bij de financiering van de jeugdhulp kunnen gemeenten middels het contract kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder kunnen gemeenten gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd.

De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:

  • ·

    de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten (zie voor uitzonderingen op deze kwaliteitseis Jeugdwet, Memorie van Toelichting, paragraaf 6.5);

  • ·

    gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

  • ·

    systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • ·

    verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;

  • ·

    de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • ·

    de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • ·

    verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Gemeenten hebben, naast de wettelijke kwaliteitseisen, de ruimte om in de voorwaarden bij hun contractuele overeenkomsten met jeugdhulpaanbieders aanvullende eisen te stellen aan de kwaliteit van de professionele jeugdhulp.

3 Weigeren PGB

Wij weigeren een PGB wanneer:

  • ·

    blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • ·

    de cliënt niet voldoet aan de aan het toekennen van een PGB verbonden voorwaarden;

  • ·

    de cliënt het PGB niet gebruikt of voor een ander doel gebruikt.

Bovenstaande weigeringsgronden komen voort uit de wet. Het staat gemeenten uiteraard vrij om lokaal aanvullende weigeringscriteria vast te leggen. Hiervoor wordt verwezen naar de verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp.

Wmo

Indien de cliënt een voorstel doet dat zou leiden tot een hoger PGB dan het verglijkbare zorg in natura aanbod, bieden we de cliënt de mogelijkheid het verschil in budget zelf te financieren. We weigeren daarmee een PGB alleen voor dat deel dat het budget hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag. We weigeren het hele PGB als de budgethouder niet bereid is het verschil in budget zelf te financieren.

Jeugdwet

Volgens de Jeugdwet mogen we een PGB alleen weigeren voor dat deel dat het budget hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag.

Wel sluiten conform de bepalingen in de Jeugdwet de volgende zorg- en ondersteuningsvormen uit van een PGB, op moment van schrijven:

  • ·

    spoedzorg -> vanwege het spoedeisende karakter (net als bij terminale zorg)

  • ·

    minderjarigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering hebben gekregen, of jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging, komen niet in aanmerking komen voor een PGB.

Ook voor andere zorg- en ondersteuningsvormen kan een PGB minder wenselijk zijn. Dit betreft naar ons idee bijvoorbeeld zorg- en ondersteuning in het gedwongen kader. Wij voorzien dat in de praktijk deze cliënten op grond van geschiktheidsgronden niet kunnen voldoen aan de voorwaarden om voor een PGB in aanmerking te komen, derhalve voorzien we hierbij geen problemen.

4 Besteding PGB

  • ·

    We kennen geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • ·

    Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk: in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.

  • ·

    Uitruil tussen voorzieningen is alleen mogelijk als hierover afspraken zijn gemaakt. Er kunnen op voorzieningenniveau specificaties zijn aangegeven wanneer geen uitruil mogelijk is.

  • ·

    PGB budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:

    • o

      Alle bijkomende kosten voor de zorgverleners, zoals de werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen, zoals reiskostenvergoedingen voor woonwerkverkeer, verlofregelingen en pensioenvoorziening.

    • o

      Vervoerskosten, maar alleen als er een beschikking is voor begeleiding in dagdelen (dagopvang), samen met een indicatie voor vervoer van en naar de plek waar die begeleiding geboden wordt.

    • o

      Eenmalige uitkering, indien een PGB wordt beëindigd omdat de budgethouder is overleden of omdat de budgethouder wordt opgenomen in een zorginstelling. Dan heeft de zorgverlener recht op een eenmalige uitkering voor zover er nog budget is.

    • o

      Maximaal 13 weken PGB in EU-landen

    • o

      Budgethouders kunnen maximaal 13 kalenderweken ondersteuning inkopen in het buitenland (binnen de EU). Wanneer een budgethouder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen EU) gaat, dan moet hij vóóraf toestemming vragen aan de gemeente om het PGB in het buitenland (binnen EU) te besteden of dit opnemen in het ondersteuningsplan en budgetplan.

  • ·

    PGB budgethouders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:

    • o

      Kosten voor bemiddeling. 

    • o

      Kosten voor het voeren van een PGB-administratie.

    • o

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het PGB.

    • o

      Contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgen van cursussen over het PGB, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal.

    • o

      Alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo en Jeugdwet vallen.

    • o

      Alle zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen.

    • o

      Ondersteuning inkopen buiten EU-landen. Controle op kwaliteit en financiën is dan nauwelijks mogelijk.

    • o

      Cliënten die zelf niet in staat zijn de PGB administratie te voeren, kunnen geen aanspraak doen op een PGB, tenzij dat leidt tot een effectievere en meer doelmatige ondersteuning.

  • ·

    In aanvulling op bovenstaande stellen wij een vergoedingenlijst. In dit overzicht staan onderwerpen genoemd waarbij staat of, en zo ja, onder welke voorwaarden, die uit het PGB vergoed kunnen worden. Deze vergoedingenlijst zal in hoofdlijnen gebaseerd zijn op de vergoedingenlijst AWBZ 2014.

  • ·

    Aandachtspunt: de cliënt mag geen eigen bijdrage uit het PGB betalen. Verder mag cliënt geen vast maandloon afspreken met zorgverleners, dit uit oogpunt van maatwerk.

5 Verantwoording PGB

De financieel-administratieve afhandeling van het PGB gebeurt per 2015 verplicht voor alle PGB-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouders en gemeente.

De verantwoording wordt voor budgethouders eenvoudiger, doordat de gemeente vooral vooraf toetst, het geld alleen besteed kan worden aan wat is afgesproken (toets SVB bij betalen facturen) en gemeenten steeds inzage hebben in de bestedingen.

Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, vragen wij de budgethouders, zoals eerder verwoord, om in de (tussen)evaluatie van het ondersteuningsplan ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

6 Tarieven

Wmo:

We stellen de PGB tarieven voor de Wmo gedeeltelijk lager vast dan de ZIN tarieven (afslag = -/- 10%). Dit doen we omdat er in geval van het besteden van het PGB in het algemeen sprake is van lagere overheadkosten (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan ZIN-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert) en omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich mee brengt dan het ZIN-proces.

Jeugd:

We stellen de PGB tarieven voor de Jeugd lager vast dan de ZIN tarieven (afslag = -/- 10%). Dit doen we omdat er in geval van het besteden van het PGB in het algemeen sprake is van lagere overheadkosten (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan ZIN-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert) en omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich mee brengt dan het ZIN-proces.

Wmo en Jeugd niet professional :

Wanneer het PGB wordt uitgevoerd door een niet professional hanteren we de tarieven conform de geadviseerde tarieven door de VNG (Ledenbrief VNG, 15 mei 2104). Voor de Ondersteuning bij het Huishouden is voor de niet professional uitgegaan van ZIN -15%, dit komt echter neer op ca. €15 per uur voor het basispakket. Verschil tussen professional en een niet professional kan onder andere blijken uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Tabel 1: Algemene systematiek bepaling PGB-tarieven

Ondersteuning

Professional

Niet-professional

1a

Wmo: huishoudelijke ondersteuning

ZIN-10%

ZIN-15%

1b

Wmo: zelfstandig leven, maatschappelijke deelname

ZIN-10%

20 euro per uur/dagdeel per persoon

1c

Wmo: kortdurend verblijf

ZIN-10%

30 euro per etmaal per persoon

2

Jeugdwet

ZIN-10%

20 euro per uur/dagdeel per persoon

3

Jeugdwet en WMO: vervoer bij maatschappelijke deelname

Tarief vervoer overig ZIN -10%

n.v.t.

Tabel 2: PGB-tarieven maatwerkvoorzieningen Jeugd en overige Jeugdhulp (18-)

Jeugdhulp (18-), Jeugdwet

PGB Professional VASTE PRIJS PER WEEK

A

B

C

D

E

Zelfstandig leven 1

€ 83

€ 143

€ 261

€ 404

n.v.t.

Zelfstandig leven 2

€ 92

€ 157

€ 288

€ 445

n.v.t.

Zelfstandig leven 3

€ 140

€ 240

€ 440

€ 680

n.v.t.

A

B

C

D

E

Maatschappelijke Deelname 1

€ 74

€ 159

€ 244

€ 329

€ 404

Maatschappelijke Deelname 2

€ 92

€ 198

€ 303

€ 409

€ 501

Maatschappelijke Deelname 3

€ 155

€ 333

€ 511

€ 689

€ 844

Maatschappelijke Deelname 4

€ 212

€ 455

€ 698

€ 941

€ 1.153

PGB NIET-Professional VASTE PRIJS PER WEEK

A

B

C

D

E

Zelfstandig leven 1

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

Zelfstandig leven 2

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

Zelfstandig leven 3

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

A

B

C

D

E

Maatschappelijke Deelname 1

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Maatschappelijke Deelname 2

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Maatschappelijke Deelname 3

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Maatschappelijke Deelname 4

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Jeugdhulp (18-), Jeugdwet

PGB Professional

PGB NIET-professional

Eenheid

Kortdurend verblijf

€ 60,19

€ 30,00

Per etmaal

Vervoer *

€ 6,08

nvt

Per retour

Jeugdhulp Overig **

ZIN -10%

€ 20,00

Per dagdeel/uur ***

* Het PGB tarief Vervoer is in 2014 in alle gevallen € 5,33 ongeacht jeugd of 18+, vandaar PGB=ZIN-10% van laagste tarief.

** Niet mogelijk per product te specificeren, zijn meer dan 250 verschillende producten met afzonderlijke ZIN tarieven. Indien van toepassing wordt voor het PGB-tarief als minimum tarief 54% van het NZA-tarief gehanteerd.

*** Afhankelijk van de wijze van het geformuleerde resultaat.

Toelichting jeugdhulp:

In de verordening jeugdhulp staat de volgende toelichting op niet-professionele zorgverlening:

  • ·

    een ouder of familielid uit eerste of tweede graad de zorg levert, ook als deze hiervoor wel gediplomeerd is, of;

  • ·

    de zorgverlener niet beschikt over een zogenaamde BIG-registratie, of;

  • ·

    de zorgverlener of instelling niet is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van zorg.

Tabel 3: PGB-tarieven Maatwerkvoorzieningen WMO

Volwassen (18 +), Wmo

PGB Professional VASTE PRIJS PER WEEK

A

B

C

D

E

Zelfstandig leven 1

€ 67

€ 115

€ 212

€ 327

n.v.t.

Zelfstandig leven 2

€ 74

€ 127

€ 233

€ 360

n.v.t.

Zelfstandig leven 3

€ 113

€ 195

€ 357

€ 551

n.v.t.

287

A

B

C

D

E

Maatschappelijke Deelname 1

€ 65

€ 139

€ 213

€ 287

€ 352

Maatschappelijke Deelname 2

€ 72

€ 154

€ 236

€ 318

€ 390

Maatschappelijke Deelname 3

€ 93

€ 199

€ 305

€ 412

€ 505

PGB NIET-Professional VASTE PRIJS PER WEEK

A

B

C

D

E

Zelfstandig leven 1

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

Zelfstandig leven 2

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

Zelfstandig leven 3

€ 35

€ 60

€ 110

€ 170

n.v.t.

A

B

C

D

E

Maatschappelijke Deelname 1

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Maatschappelijke Deelname 2

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Maatschappelijke Deelname 3

€ 35

€ 75

€ 115

€ 155

€ 190

Volwassenen (18 + ), Wmo

PGB Professional

PGB NIET-professional

Eenheid

Kortdurend verblijf

€ 54,17

€ 30,00

Per etmaal

Vervoer *

€ 6,08

Nvt

Per retour

Huishoudelijke Ondersteuning

Huishoudelijke Ondersteuning

€ 157,50

€ 148,75

Per 4 weken

Huishoudelijke Ondersteuning Plus

€ 229,50

€ 216,75

Per 4 weken

* Het PGB tarief Vervoer is in 2014 in alle gevallen € 5,33 ongeacht jeugd of 18+, vandaar PGB=ZIN-10% van laagste tarief.

Toelichting Wmo:

In de verordening Wmo is in artikel 6.2 onderscheid gemaakt in artikel voor diensten door een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt en een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt (niet-professionals) en de tarieven van aanbieders (professionals). In de toelichting op het besluit is toegelicht dat het bij professionals gaat om ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden. De professionele hulpverlener kan in dienst zijn van een aanbieder maar ook een zelfstandige zonder personeel zijn. Als voorwaarde geldt wel dat de zogeheten ZZP-er ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel.

Financiële consequenties per zorgvorm:

WMO Huishoudelijke ondersteuning

Voor ondersteuning bij het huishouden geldt dat een extra besparing wordt gerealiseerd. Bij de ZIN tarieven is al een korting doorgevoerd die leidt tot een besparing, als we voor de PGB een aanvullende afslag hanteren op het ZIN-tarief realiseren we een extra besparing.

WMO/Jeugd Maatwerkvoorzieningen

Per maatwerkvoorziening en per wet is er sprake van voor- en nadelen ten opzichte van de situatie in 2014. Bij WMO gemiddeld een voordeel en bij jeugd gemiddeld een nadeel. Op totaalniveau passen de voorgestelde PGB-tarieven echter (ruim) binnen de budgettaire kaders.

Jeugd AWBZ

Betreft een beperkt risico omdat de omvang van het budget relatief klein is (ca 3% van de totale kosten J-AWBZ). Overig deel zit in de maatwerkvoorzieningen.

Jeugd overig

Geldt in 2014 nog geen PGB voor, dus kan niet worden vergeleken.

Ondertekening

Enschede, 16 december 2014
Het college voornoemd,
Secretaris Loco-Burgemeester