Regeling vervallen per 08-12-2023

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Enschede 2015

Geldend van 15-04-2017 t/m 07-12-2023

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Enschede 2015

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Enschede 2015.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      Een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid het minimum uurloon te verdienen en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, of

    • b.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid van de Participatiewet.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

Een door het college gecontracteerde organisatie adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. Hierbij wordt een gevalideerde methode in acht genomen, waarbij in ieder geval de in de bijlage genoemde stappen worden genomen.

Artikel 3. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing, gelet op het belang van belanghebbende, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Enschede 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2014.
De voorzitter, A.A. Broekman – Veltman, De griffier, R.M. Jongedijk

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

  • -

    de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • -

    de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet). Ook personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie.

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet).

Forfaitaire loonkostensubsidie

Het college kan ook in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet). In deze periode wordt een forfaitaire loonkostensubsidie verstrekt ter hoogte van 50 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. Het college stelt de loonwaarde vast over het tijdvak na de periode waarin forfaitaire loonkostensubsidie wordt verleend. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het college kan tevens in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet) en dat in deze periode een forfaitaire loonkostensubsidie wordt verstrekt. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen. Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.

Artikel 3. Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.

Bijlage 1 Beschrijving loonwaardemeting

In 2015 zijn er bij de invoering van de Participatiewet regels vastgesteld voor het bepalen van de loonwaarde. Blik op Werk heeft in opdracht van de Werkkamer en het ministerie van SZW de loonwaardemethodieken gevalideerd en de uitvoerenden van de methodieken gecertificeerd.

De basisingrediënten van de loonwaardemeting bestaan dan uit een taak-functieanalyse en een meting op tempo, kwaliteit en inzetbaarheid. Dit alles aan de hand van een gedegen onderzoek op de werkplek inclusief een interview met zowel werkgever als werknemer.

Hoe ziet de procesgang en het stappenplan eruit om de loonwaardemeting te laten plaatsvinden?

Na het plaatsen van de werknemer op een werkplek, is het allereerst van belang om een inwerkperiode in acht te nemen. Een betrouwbare meting kan pas dan worden uitgevoerd, wanneer de deelnemer is ingewerkt en enige routine in zijn werkzaamheden heeft kunnen opbouwen. Het proces om tot een betrouwbare vaststelling van de loonwaarde te komen is tweeledig. Allereerst is er een stappenplan van het proces aan de hand waarvan de meting dient plaats te vinden:

  • 1.

    Afspraak maken met de werkgever en werknemer met datum, tijdstip en locatie voor loonwaardemeting;

  • 2.

    Uitnodigen werkgever voor het invullen van de vragenlijst werkgever (functie, functioneren, etc.) d.m.v. het versturen van een e-maillink vanuit het systeem;

  • 3.

    Uitnodigen werknemer voor het invullen van de vragenlijst werknemer (opleiding, werkervaring, leefgebieden, etc.) d.m.v. het versturen van een e-mail link vanuit het systeem;

  • 4.

    Bedrijfsbezoek en observatie werkplek;

  • 5.

    Gesprek met de werknemer en gesprek met de werkgever;

  • 6.

    Schrijven rapportage;

  • 7.

    Terugkoppeling uitkomst meting met werkgever + berekenen subsidieverstrekking.

 

Hoe ziet het inhoudelijke stappenplan van de loonwaardemeting eruit?

Daarnaast is er uiteraard ook nog de inhoudelijke uitvoering van de meting die wordt opgebouwd op basis van de gegevens die tijdens bovenstaand stappenplan worden gegenereerd. Loonwaardebepaling binnen de methodiek komt conform de eisen van het ministerie tot stand langs de volgende onderzoeksstappen:

  • 1.

    Taakanalyse van de functie van de werknemer binnen het bedrijf;

  • 2.

    Op basis van de taakanalyse wordt de normfunctie vastgesteld;

  • 3.

    Binnen de normfunctie wordt de norm per taak op tempo, kwaliteit en inzetbaarheid vastgesteld;

  • 4.

    De prestatie van de werknemer wordt per taak gemeten op tempo, kwaliteit en inzetbaarheid;

  • 5.

    De prestatie van de werknemer wordt per taak afgezet tegen de norm voor die taak;

  • 6.

    Vanuit taakscores wordt de algehele loonwaarde van de werknemer berekend;

  • 7.

    Er wordt op basis van de scores een advies gegenereerd t.a.v. de gewenste ontwikkeling op de werkplek en de rol die de werkgever hierin kan vervullen.

 

Door het loonwaardepercentage te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor en het wettelijk minimumloon, worden de verdiencapaciteit en het subsidiebedrag berekend.