Samenscholingsverbod Noorderhagen en omgeving

DE BURGEMEESTER VAN ENSCHEDE

OVERWEGENDE

Dat in en rondom het gebied van de Noorderhagen, het Willem Wilminkplein en het Stationsplein al geruime tijd sprake is van veel overlast; dat deze overlast wordt veroorzaakt door groepen mannen, dealers, junks en zwervers en vooral bestaat uit het drinken van alcohol, drugs dealen, hanggedrag, vervuiling van de openbare ruimte en van portieken (wildplassen, afval etc.), het naroepen met vaak seksistische opmerkingen en intimideren;

Dat deze overlast blijkt uit informatie van de politie en uit ervaringen van bewoners, winkeliers en bezoekers, die deze ervaringen recentelijk nog hebben geuit in een bijeenkomst met de gemeente en de politie op 26 augustus 2015; dat bewoners, winkeliers en bezoekers zich door deze aanhoudende overlast steeds minder veilig voelen, onder andere bij het lopen door dit gebied en het ’s avonds thuis komen, en deze plekken zo mogelijk mijden; dat het gedrag van genoemde groepen en personen als intimiderend wordt ervaren, terwijl de indruk bestaat dat het aantal overlastgevende personen toeneemt, dat zij agressiever worden en minder goed zijn aan te spreken op hun gedrag; dat blijkens politieregistraties het aantal incidenten in dit gebied in 2015 ten opzichte van 2014 onveranderd hoog blijft;

Dat in het kader van een integrale projectmatige aanpak van deze overlastproblematiek reeds vanaf 2014 diverse maatregelen zijn of worden getroffen, zowel dader- als omgevingsgericht, te weten de aanstelling van een pleinbeheerder, een aantal grootscheepse acties van de politie waaronder de inzet van preventief fouilleren, het instellen van cameratoezicht, extra verlichting en andere fysieke aanpassingen in het gebied, het opleggen van acht gebiedsverboden vanaf 2014 en de vaststelling van een samenscholingsverbod van 26 juni 2014 tot 26 september 2014 met verlenging tot 26 december 2014;

Dat deze maatregelen nog onvoldoende hebben geleid tot beëindiging van de ordeverstoringen; dat het samenscholingsverbod van 2014 heeft geleid tot minder overlast;

Dat er aldus sprake is van verstoring van de openbare orde in dit gebied en van ernstige vrees voor het ontstaan van (verdere) ordeverstoringen in dit gebied;

Dat de openbare ordeverstoring met name door groepen personen wordt veroorzaakt;

Dat bestaande middelen onvoldoende mogelijkheden bieden om deze overlastgevende groepen in dit gebied effectief tegen te gaan;

Dat het daarom ten behoeve van het herstel van de openbare orde noodzakelijk is om als onderdeel van de integrale aanpak opnieuw een samenscholingsverbod in te stellen in dit gebied, waarbij het tijdelijk een ieder wordt verboden zich daar op openbare plaatsen zonder redelijk doel in een groep met twee of meer andere personen op te houden;

Dat een verbodsperiode van 3 maanden noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en ter voorkoming van verdere verstoringen, gelet op de reeds langer aanwezige structurele overlast, de aard daarvan en de daardoor geschade belangen, alsmede het feit dat eerdere maatregelen nog niet hebben geleid tot beëindiging van de ordeverstoringen;

Dat met dit samenscholingsverbod tegen personen in groepen in een omvang van 3 of meer personen kan worden opgetreden als die zich zonder redelijk doel ophouden in het gebied, ook als de openbare orde nog niet verstoord wordt, waarmee preventief optreden ter voorkoming van groepsgewijze openbare ordeverstoringen mogelijk wordt;

Gelet op artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet;

BEVEELT

• ·

  Een ieder zich niet in het gebied Noorderhagen en omgeving op een openbare plaats zonder redelijk doel met twee of meer andere personen in groepsverband op te houden, het gebied Noorderhagen en omgeving zijnde het gebied zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende en daarvan onderdeel uitmakende kaart;

• ·

  Dat dit bevel in werking treedt op 14 september 2015;

• ·

  Dat dit bevel vanaf de dag van inwerkingtreding gedurende 3 maanden en derhalve tot 14 december 2015 geldt.

Het opzettelijk niet nakomen van dit bevel is als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht.