Beleidsregel verwijdering inboedels bij woninguitzettingen

Geldend van 02-05-2006 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel verwijdering inboedels bij woninguitzettingen

Gemeenteblad van Enschede

College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Enschede heeft op 2 mei 2006 de volgende beleidsregel vastgesteld:

Beleidsregel ‘verwijdering inboedels bij woninguitzettingen’

Inhoudende dat:

  • ·

    de opdrachtgever van de ontruiming verantwoordelijk is voor verwijdering van de inboedels na een woningontruiming;

  • ·

    indien de inboedels niet worden verwijderd door de opdrachtgever, de gemeente dit doet en de kosten verhaalt op de opdrachtgever;

  • ·

    er een overgangstermijn van 3 maanden wordt gehanteerd na vaststelling door het college van het definitieve beleid.

    • 1.

      Inleiding

Het aantal woningontruimingen in Enschede neemt steeds meer toe. In het jaar 2004 was er sprake van 194 ontruimingen. Dit is een stijging van 25% ten opzichte van het jaar 2003 (156 ontruimingen). Twente Milieu zorgt in opdracht van de gemeente op basis van de Service Level Agreement (SLA) voor de verwijdering van de inboedels bij woninguitzettingen. De inboedels worden gedurende 13 weken opgeslagen. Bederfelijke waar wordt direct vernietigd.

Al in het jaar 1974 is er een reglement opgesteld hoe om te gaan met woningontruimingen. In 1982 en 1983 is dit reglement op enkele punten aangepast. Dit beleid vormt nog steeds de grondslag voor de huidige werkwijze.

De laatste jaren hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om de huidige werkwijze tegen het licht te houden en te herzien:

  • ·

    De kosten voor de gemeente nemen de laatste jaren steeds meer toe (in 2004 10% kostenstijging t.o.v. 2003).

  • ·

    Het gehuurde pand aan de Frederikastraat 69 waar de inboedels worden opgeslagen voldoet niet meer aan de huidige eisen voor opslag van inboedels.

  • ·

    Het beleid voldoet niet aan een belangrijk uitgangspunt in het huidige afvalbeleid nl. kostenbeheersing voor de burger en invulling geven aan het principe ‘de vervuiler betaalt’. De kosten voor afvalverwijdering worden zoveel mogelijk neergelegd bij diegene die verantwoordelijk is voor het (ontstaan van het) afval.

  • ·

    De gemeente loopt risico´s vanwege zijn rol als zaakwaarnemer. Af en toe komen er schadeclaims binnen na vernietiging van de inboedel (ca. 2 claims per jaar).

  • ·

    Er is gewijzigde jurisprudentie. Uit de uitspraak van de Raad van State op 7 november 2001 (gemeente Brunssum) blijkt dat degene die opdracht geeft tot ontruiming, in de meeste gevallen de verhuurder, er ook voor moet zorgen dat de inboedel niet op straat achterblijft. Gemeenten kunnen, als de inboedel toch op straat komt te staan, optreden met bestuursdwang. De kosten van bestuursdwang kunnen nu ook worden verhaald op de verhuurder. De uitspraak heeft discussie opgeleverd tussen woningcorporaties en gemeenten en pas in 2003 is meer duidelijkheid ontstaan over hoe hiermee om te gaan.

In deze nota wordt een voorstel gedaan om over te gaan tot wijziging van het huidige beleid gebaseerd op de gewijzigde jurisprudentie.

2.Huidige situatie bij woningontruimingen

Een huisuitzetting wordt door een gerechtsdeurwaarder schriftelijk gemeld bij de gemeente (op grond van artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderwet) en bij Twente Milieu. In 2004 zijn 530 aanzeggingen tot woningontruimingen gedaan. Hiervan zijn er 194 ontruimingen daadwerkelijk doorgegaan (in 2003 waren dit er 135). 96 eigenaren hebben (deels) de inboedel weer opgehaald. De overige inboedels zijn direct vernietigd of de woning is nagenoeg leeg aangetroffen. Ontruimingen komen steeds vaker voor. Verreweg de belangrijkste reden hiervoor is dat er vaker sprake is van huurachterstand. Echter er wordt door verhuurders ook sneller overgegaan tot ontruiming bij overlastsituaties en bij thuisteelt van wiet.

De totale kosten van ontruimingen in het jaar 2004 waren € 135.500,- excl. BTW. Dit is inclusief de kosten van opslag

ad. € 20.850,- en exclusief de kosten voor verwerking van bederfelijk waar en verwerking van de inboedels na verstrijking van de opslagtermijn.

Door het meenemen en opslaan van de goederen neemt de gemeente vrijwillig het beheer op zich en treedt op dat moment in de rol van ‘zaakwaarnemer’. De gemeente dient dan ‘als een goede huisvader’ voor de goederen te zorgen en is dus verantwoordelijk voor de spullen afkomstig uit de ontruiming. Binnen 13 weken kan de eigenaar de inboedel ophalen. Als de eigenaar zich niet heeft gemeld worden de goederen aangeboden aan de kringloopwinkel voor hergebruik of vernietigd. De kosten van opslag en verwijdering worden momenteel niet op de eigenaar verhaald, omdat deze dan wel niet te traceren is of zoals in de meeste gevallen geen geld heeft om de kosten van opslag te betalen.

3.Grondslag beleidswijziging

Uit de uitspraak van de Raad van State in november 2001 blijkt dat de verhuurder als opdrachtgever van de woningontruiming mede verantwoordelijk is voor de verwijdering van de inboedels die door een ontruiming op straat komen te staan. Het is de verhuurder die (door middel van de opdracht aan de deurwaarder) het in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 2.2.1.1 opgenomen verbod ´voorwerpen op de openbare weg te plaatsen´ schendt of dreigt te schenden. De gemeente kan in geval van schending of dreigende schending van het verbod op kosten van de overtreder aan de overtreding van de bepaling middels bestuursdwang een einde maken. Het gaat hier om uitvoering van artikel 125 van de Gemeentewet jo 5:22 Awb.

4.Voorgenomen beleidswijziging

In het kader van het afvalbeleid van de gemeente Enschede, uit het oogpunt van kostenbeheersing en gezien de rechtspraak, is het voornemen het beleid rond woningontruimingen te wijzigen. Een woningontruiming is het gevolg van het niet nakomen van de huurovereenkomst en derhalve een zaak van de verhuurder en de huurder. De gemeente staat hier buiten en daarom ziet de gemeente het niet als haar taak de verantwoordelijkheid ( en de kosten) hiervoor te dragen.

De voorgenomen beleidswijziging houdt in dat de verantwoordelijkheid voor de verwijdering en opslag van inboedels bij de opdrachtgever tot ontruiming wordt neergelegd. Indien de opdrachtgever geen maatregelen heeft genomen om de inboedel van straat te houden, verwijdert de gemeente de inboedel en verhaalt de kosten.

In het land zijn er verschillende gemeenten die deze beleidswijziging hebben doorgevoerd waaronder gemeente Delft en gemeente Leeuwarden. Ook de gemeente Rotterdam ziet inboedelverwijdering niet als haar taak. De woningcorporaties in de gemeente Rotterdam zijn een samenwerkingsverband aangegaan en laten een ontruimingsbedrijf de inboedels verwijderen en opslaan.

In 95% van de gevallen zijn de woningcorporaties opdrachtgever tot een ontruiming. Het voornemen tot deze beleidswijziging is meerdere keren aan de orde geweest in de contactgroep Wonen (de directies van de verschillende woningcorporaties zijn hierin vertegenwoordigd). Daarnaast zijn er verschillende gesprekken geweest tussen vertegenwoordigers van de woningcorporaties en de gemeente. De woningcorporaties zien de verwijdering van inboedels niet als hun verantwoordelijkheid maar als een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de gemeente. Zij zijn van mening dat zij grote risico’s lopen bij opslag van inboedels (zaakwaarneming). Zij zien het niet als taak om de inboedels van mensen te gaan beheren. Daarnaast voeren zij slechts het ontruimingsvonnis uit. Zij stellen zich op het standpunt dat zij ingevolge artikel 5:5 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd zijn de inboedel van een ontruimde huurder aan de gemeente als ‘vinder’ van een onbeheerde zaak in bewaring te geven. Indien de gemeente de bewaring weigert, kan de schade worden verhaald aan de gemeente omdat de gemeente weigert haar wettelijke verplichtingen uit te voeren. De woningstichting zou niet tot zaakwaarneming verplicht zijn.

Dit standpunt wordt door advocaat van de gemeente weerlegd. Zij komt tot de conclusie dat de woningcorporaties in een ontruimingsprocedure betaling van de kosten van vervoer en opslag van de inboedel kan vorderen, dat de woningcorporatie als overtreder van de APV kan worden aangemerkt en dat zij zich niet als vinder van een onbeheerde zaak (inboedel) kan beschouwen.

5.Financiële consequenties

Op grond van artikel 5.25 van de Awb kunnen kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang op de overtreder worden verhaald. Het gaat hierbij om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken nadat de belanghebbenden zelf geen stappen hebben ondernomen om de overtreding ongedaan te maken.

De kosten die zijn gemaakt bij het uitoefenen van toezicht als mede bij de voorbereiding van het bestuursdwangbesluit voorafgaande aan het verstrijken van de begunstigingstermijn kunnen niet in rekening worden gebracht. Het laat zich moeilijk schatten om hoeveel kosten het hier gaat. Vooralsnog wordt uitgegaan van een inzet van ca. 200 uur in 2006 ofwel ca. € 12.000,- door de afdeling Handhaving van het Cluster bouwen en Milieu. Het is niet gebruikelijk dit onderdeel van bestuursdwang aan derden te mandateren.

Momenteel wordt uit de algemene middelen € 50.000,- begroot voor woningontruimingen. In de SLA maken woningontruimingen onderdeel uit van neventarief. Het meest logisch is om alle kosten die gemaakt worden voor woningontruimingen te financieren uit de algemene middelen. In het jaar 2005 bedroegen de kosten € 135.500,- waardoor € 85.500,- ten laste kwam van de afvalstoffenheffing, omdat de vergoeding vanuit de algemene middelen de gemaakte kosten van € 135.500,- niet afdekken.

Aangezien de toekomstige kosten, als gevolg van bestuursdwang, zich moeilijk laten schatten wordt voorgesteld het bedrag dat voor uitzettingen van uit de algemene middelen is geraamd, in de begroting van 2006 en 2007 te handhaven. Voor de begroting van 2008 zal worden bezien in hoeverre dit budget moet worden aangepast.

6.Invoering nieuw beleid

6.Ingangsdatum / overgangstermijn

6.Om het nieuwe beleid in te voeren, is het reëel om een overgangstermijn van 3 maanden te hanteren na definitieve vaststelling door het college van het nieuwe beleid.

6.Communicatie

6.In de voorbereiding is overleg geweest met de woningcorporaties en deurwaarders. Het ontwerp van de beleidsregel heeft vier weken ter inzage gelegen om inspraak mogelijk te maken (openbare voorbereidingsprocedure, art. 4:81 Awb). Er zijn geen zienswijzen ingediend. Derhalve is het voorstel om het beleid ongewijzigd vast te stellen. Beroep is niet mogelijk. De gemeente (het college) is vervolgens gehouden het beleid toe te passen tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om ervan af te wijken (art. 4:84 Awb).

6.Opzegging huur pand Frederikastraat 69

6.Het pand waar momenteel de inboedels worden opgeslagen, vertoont een aantal gebreken en is niet geschikt voor de opslag van inboedels. De huur van dit pand is inmiddels opgezegd. Het pand is nog beschikbaar tot 30 september 2006. Momenteel is het nog volstrekt onduidelijk hoe vaak bestuursdwang zal worden toegepast en als gevolg daarvan hoeveel inboedels er moeten worden opgeslagen. Voor deze inboedels kunnen opslagboxen worden gehuurd. De kosten van opslag kunnen worden verhaald.

6.Aldus vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders op dinsdag 2 mei 2006,

6.de Secretaris, de Burgemeester,

6.M.J.M. Meijs P.E.J. den Oudsten