Regeling ontheffing woonplaatsvereiste wethouder

Geldend van 10-04-2007 t/m heden

Intitulé

Regeling ontheffing woonplaatsvereiste wethouder

Gemeenteblad van Enschede

De Raad van de gemeente Enschede,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van, 2 mei 2007, dienst DPGO/concernstaf,

stuknr. 12711

gelet op; het bepaalde in artikel 36a van de Gemeentewet

b e s l u i t

  • a.

    het vaststellen van de Regeling ontheffing woonplaatsvereiste wethouders

  • b.

    het verlenen, met terugwerkende kracht tot 10 april 2007, van een ontheffing woonplaatsvereiste aan wethouder M.G. E. Koomen tot maximaal 10 april 2008

Regeling ontheffing woonplaatsvereiste wethouder

A. Wethouder, woonachtig buiten de gemeente, maar binnen een straal van 75 kilometer van Enschede

  • 1.

    In het geval, dat een wethouder in aanmerking wenst te komen voor ontheffing van de woonverplichting, dient hij daartoe voor aanvang van zijn ambtstermijn (in het kader van zijn benoeming) dan wel 3 maanden voor afloop van een voor het eerste jaar verleende ontheffing een gemotiveerd verzoek in. De gemeenteraad voert hierover in het openbaar een debat en beoordeelt vervolgens of aan dat verzoek wordt voldaan. Hierbij worden de individuele belangen van de wethouder afgewogen tegen het belang van het vereiste van ingezetenschap. Op grond van de Gemeentewet is het mogelijk – en dat ligt in de rede - om de ontheffing te verlenen gedurende het eerste jaar. Deze ontheffing kan vervolgens met de duur 1 jaar worden verlengd, zodat men in totaal gedurende maximaal 2 jaar kan worden vrijgesteld van het vereiste van ingezetenschap.

  • 2.

    De wethouder heeft gedurende de periode van de verleende ontheffing(en) aanspraak op een vergoeding van de reis- en pensionkosten (op grond van artikel 22 van het Rechtspositiebesluit wethouders). De vergoeding voor de reis- en pensionkosten betreft:

    a) een vergoeding van maximaal 90% van de gemaakte pensionkosten tot ten hoogste 50% van de bezoldiging. b) voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf: - de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer; - bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,14 per afgelegde kilometer (in 2007).

  • 3.

    Het declareren van de kosten geschiedt onder overlegging van de bewijsstukken.

Toelichting op A.

Het ligt in de verwachting dat de wethouder vaak gebruik zal maken van de mogelijkheid om gebruik te maken van een pension in de gemeente. Dat zal in de praktijk incidenteel zijn.

B. Wethouder, woonachtig buiten de gemeente op meer dan 75 kilometer van Enschede

  • 1.

    In het geval, dat een wethouder in aanmerking wenst te komen voor ontheffing van de woonverplichting, dient hij daartoe voor aanvang van zijn ambtstermijn (in het kader van zijn benoeming) dan wel 3 maanden voor afloop van een voor het eerste jaar verleende ontheffing een gemotiveerd verzoek in. De gemeenteraad voert hierover in het openbaar een debat en beoordeelt vervolgens of aan dat verzoek wordt voldaan. Hierbij worden de individuele belangen van de wethouder afgewogen tegen het belang van het vereiste van ingezetenschap. Op grond van de Gemeentewet is het mogelijk – en dat ligt in de rede - om de ontheffing te verlenen gedurende het eerste jaar. Deze ontheffing kan vervolgens met de duur 1 jaar worden verlengd, zodat men in totaal gedurende maximaal 2 jaar kan worden vrijgesteld van het vereiste van ingezetenschap.

  • 2.

    De wethouder heeft gedurende de periode van de verleende ontheffing(en) aanspraak op het van gemeentewege beschikbaar stellen van een “dienst”woning. Deze dienstwoning wordt aangekocht dan wel gehuurd door de gemeente Enschede. Een variant hierop is dat aan de wethouder een vergoeding wordt verstrekt voor de kosten van een door hem zelf gehuurde (tijdelijke) woning in afwachting van definitieve huisvesting in de gemeente.

Toelichting op B.:

De wethouder kan gedurende de periode van de verleende ontheffing – in het kader van de vervulling van zijn ambt - gebruik maken van het pand. Hij dient in dat geval deze woning aan te wenden voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Hieronder wordt verstaan, dat het betrekken van de ambtswoning noodzakelijk is voor de goede vervulling van het ambt. De vraag rijst of in casu hiervan kan worden gesproken. Wil men hierover duidelijkheid, dan zal daar schriftelijk om moeten worden gevraagd aan de inspecteur van de Belastingdienst.

Het gevolg van deze mogelijkheid is, dat de verstrekking of vergoeding van een woning als loon wordt aangemerkt. In dat geval dient de waarde van de woning te worden gesteld op 18% van de jaarwedde uit tegenwoordige dienstbetrekking, gebaseerd op een 36-urige werkweek. Ook in het geval de omvang van het dienstverband van de wethouder kleiner is dan 36 uur per week, moet de jaarbeloning worden herrekend naar 36 uur per week. Dit bedrag wordt opgeteld bij de wedde van de wethouder en daarover wordt loonheffing geheven.

Een andere mogelijkheid is, dat de belastbare waarde van het genot van de woning gelijk wordt gesteld aan de economische huurwaarde van de woning. Dit is het bedrag aan huur dat de woning bij verhuur aan een derde kan opbrengen. De huurwaarde wordt maandelijks van de netto-wedde afgetrokken.

vastgesteld in de vergadering van 14 mei 2007

de Griffier,

de Voorzitter,