Regeling vervallen per 30-06-2023

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Geldend van 01-01-2003 t/m 29-06-2023

Intitulé

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Gemeenteblad van Enschede

De Raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 17 september 2002, dienst CS, nr. 02S004008,

b e s l u i t

vast te stellen de

Verordening Burgerinitiatiefvoorstel

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van een van de stadsdeelcommissies.

Artikel 2

1.De voorzitter van de stadsdeelcommissie plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van

zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      naast de indiener, niet door ten minste 5 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 6.

Artikel 3

1.Initiatiefgerechtigd zijn degenen die ingezetene zijn van de gemeente Enschede en twaalf jaar en

ouder zijn.

2.Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op

de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

1.Een initiatiefvoorstel moet betrekking hebben op het verbeteren van het woon- en leefklimaat in

de straat, de buurt, de wijk of het stadsdeel en kan alleen worden ingediend bij de stadsdeel-commissie voor het stadsdeel waar het voorstel betrekking op heeft.

  • 2.

    Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

    • a.

      een voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

    • b.

      voorstellen die betrekking hebben op stedelijk beleid en daarmee niet binnen het

      werkterrein van de stadsdeelcommissie vallen;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een

      gedraging van het gemeentebestuur;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit

van het gemeentebestuur;

  • e.

    een vraag over het gemeentelijk beleid en/of de uitvoering ervan;

  • f.

    voorstellen die privé-belangen betreffen en daarmee niet in het belang zijn van een straat,

buurt, wijk of stadsdeel;

  • g.

    voorstellen die een wijziging in beleid betreffen dat al in een ver gevorderd stadium is van ontwikkeling of al in uitvoering is;

  • h.

    voorstellen die al eerder door de raad zijn afgewezen en waarin zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan.

Artikel 5

  • 1. De stadsdeelmanager van het stadsdeel waarop het initiatiefvoorstel betrekking zal hebben, verstrekt informatie over het indienen van het initiatiefvoorstel en verleent hulp bij de procedures voor het opstellen en indienen van het initiatiefvoorstel.

  • 2. Als de stadsdeelmanager meent dat een voorstel niet in aanmerking komt voor agendering op de raadscommissieagenda, dan meldt de stadsdeelmanager dat bij de stadsdeelwethouder en de voorzitter van de betreffende raadscommissie.

Artikel 6

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de stadsdeelcommissie wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de betreffende stadsdeel-commissie.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek en de ondersteuning wordt gebruik gemaakt van het door Burgemeester en Wethouders vastgestelde model.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter van de stadsdeelcommissie beslist of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de stadsdeelcommissie wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2. Indien de voorzitter van de stadsdeelcommissie het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, tweede lid, onder a, kan de voorzitter van de stadsdeelcommissie het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien de voorzitter van de stadsdeelcommissie het verzoek toewijst, agendeert de voorzitter het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de stadsdeelcommissie.

  • 4. De voorzitter van de stadsdeelcommissie nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om het burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Indien de stadsdeelcommissie positief over het burgerinitiatiefvoorstel besluit, wordt het voorstel voor pre-advies naar het college gestuurd en vervolgens op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 6. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 7. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 8

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

Vastgesteld in de vergadering van 8 oktober 2002

De Griffier, De Voorzitter,

B.E. Dop J.H.H. Mans

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze bepalingen is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de stadsdeelcommissie en daarmee indirect bij de gemeenteraad kan worden ingediend. We gaan er van uit dat een burger bij dit middel alleen concrete voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het voorstel om in een stadsdeel de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een stadsdeelcommissie moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De stadsdeelcommissie zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) naast de indiener, het verzoek door ten minste 5 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 6 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Dit is gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking waar het voorstel betrekking op heeft, wordt gedragen. De omvang van de drempel zou van dien aard moeten zijn dat het – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept duidelijkheid als in een regeling met betrekking tot het burgerinitiatief niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen. Als blijkt dat dit aantal niet reëel is, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen.

Artikel 3

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan ingezetenen van de gemeente, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Als criterium voor ingezetene wordt ingeschrevene in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente gehanteerd. Hierbij is nadrukkelijk de overweging gehanteerd om niet alleen zij die kiesgerechtigd zijn als initiatiefgerechtigde te beschouwen.

Jongeren van twaalf jaar en ouder kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 6.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde en daarmee reeds in uitvoering worden gebracht zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief.

Artikel 5

Burgers die van plan zijn een initiatiefvoorstel te gaan schrijven kunnen bij de stadsdeelmanager, maar ook bij het stadsdeelteam en het servicecentrum terecht voor informatie over het indienen van een voorstel. In een handleiding kan kort worden aangegeven waaraan een voorstel moet voldoen en hoe de procedure van behandeling van het initiatiefvoorstel verloopt.

Wanneer burgers besluiten een initiatief in te dienen, kan een intakegesprek tussen de indieners en de stadsdeelmanager plaatsvinden. Met de initiatiefnemers zal dan worden overlegd of hun voorstel in aanmerking komt voor een burgerinitiatiefvoorstel of dat het valt onder een van de onderwerpen waar een voorstel niet over mag gaan. Het is ook mogelijk dat wat de burgers proberen te bereiken beter via een andere weg kan worden bereikt. Ook dit kan in het intakegesprek naar voren komen.

Indien aan alle voorwaarden voor het indienen van een voorstel wordt voldaan, zal de stadsdeelmanager in overleg met de initiatiefnemers en het secretariaat van de raadscommissie de agendering regelen. Via de stadsdeelmanager wordt het voorstel ingediend bij de voorzitter van de stadsdeelcommissie.

Als de stadsdeelmanager meent dat een voorstel niet in aanmerking komt voor agendering op de raadscommissieagenda, dan meldt de stadsdeelmanager dat bij de stadsdeelwethouder en de voorzitter van de betreffende raadscommissie. Zo wordt politieke controle uitgevoerd op de beslissingen van de stadsdeelmanager.

Artikel 6

De voorzitter van de stadsdeelcommissie stelt de agenda van de stadsdeelcommissie op. Dit is de reden dat het burgerinitiatief bij hem / haar moet worden ingediend. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Deze formulieren zijn opgenomen in het model voor het indienen van een burgerinitiatiefvoorstel dat door het college is vastgesteld onder voorwaarde dat de raad met deze verordening instemt.

Artikel 7

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de stadsdeelcommissie zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Doordat de stadsdeelmanager de indieners bij kan staan bij de procedures rond het burgerinitiatiefvoorstel kan voorkomen worden dat een voorstel na indiening bij de voorzitter van de stadsdeelcommissie alsnog wordt afgewezen. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de voorzitter van de stadsdeelcommissie doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de stadsdeelcommissie en de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de stadsdeelcommissie het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen voor de raad, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Artikel 8

De burgemeester is verantwoordelijk voor het uitbrengen van het burgerjaarverslag. De raad kiest er met dit artikel voor de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In de Wet dualisering gemeentebestuur is de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen.

Artikel 9

Er moeten nog een aantal voorbereidingen worden getroffen voor het burgerinitiatief in werking kan treden. Zo moeten de stadsdeelmanagers goed zijn voorbereid op hun taak en zal een folder moeten worden ontworpen voor de burgers zodat duidelijk is hoe zij een burgerinitiatiefvoorstel kunnen indien.

vastgesteld in de vergadering van 8 oktober 2002,

de Griffier/loco-secretaris, de Voorzitter,