Regeling vervallen per 19-03-2009

Beleidsregel Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang

Geldend van 20-07-2006 t/m 18-03-2009

Intitulé

Beleidsregel Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang

Gemeenteblad van Enschede

College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Enschede heeft op 27 juni 2006 de volgende beleidsregel vastgesteld:

Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang

Handhavingsbeleid Kinderopvang Regio Twente

Inhoudsopgave 1

1 Inleiding 2

2 Doel van deze handleiding 2

3 De rol van de betrokken actoren 3

  • 3.

    1 Rol ondernemer kinderopvang 3

  • 3.

    2 Rol ouder(s) 3

  • 3.

    3 Rol gemeente als controleur en handhaver 3

  • 3.

    4 Rol GGD als toezichthouder (regionale) kinderopvangsector 4

4 Melding, registratie en onderzoek kwaliteitseisen 5

5 Gemeentelijke handhaving, handhavingsinstrumenten 6

6 Procedure signalering (mogelijke) overtredingen 7

7 Handhavingsbeleid/ prioriteitenstelling/inzet instrumenten 7

  • 7.

    1 Noodzaak tot ontwikkeling handhavingsbeleid 8

  • 7.

    2 Prioritering van overtredingen 8

7.3 Inzet mogelijke instrumenten 8

8 Uitwerking handhavingsbeleid (handhavingsarrangement) 10

  • 8.

    1 Exploitatie zonder melding/zonder instemmende verklaring GGD 10

  • 8.

    2 Overtredingen na verkregen instemmende verklaring, gebreken in strijd 11

met kwaliteitseisen verantwoorde kinderopvang ex art. 49 Wk.

9 Klachten, bezwaar en beroep 14

10 Regionale regiegroep 14

Gebruikte afkortingen/definities 15

Info internet 15

Bijlagen 15

versie: t.b.030506

1 Inleiding

Met de invoering van de Wet kinderopvang (Wk.) per 1 januari 2005 is in de kinderopvangsector de verantwoordelijkheid voor het bieden van voldoende kwaliteit nadrukkelijk neergelegd bij de houder (hierna: ondernemer).

Landelijke, uniforme kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang hebben de veelal gedetailleerde gemeentelijke regelgeving vervangen. Deze landelijke eisen gelden als minimumeisen waarvan niet mag worden afgeweken. Aanvullende kwaliteitseisen zijn opgenomen in de “Beleidsregels kwaliteit kinderopvang”, van deze eisen mag door de ondernemer beargumenteerd worden afgeweken indien dit leidt gelijkwaardige of betere opvang.

De geboden kinderopvang moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving (art. 49 Wk.). De door de ondernemer in acht te nemen kwaliteit kan echter niet zonder een gedegen toezicht en adequate handhaving door de overheid. Het gaat om jonge en daarmee kwetsbare kinderen. Ouders moeten hun kinderen met een gerust hart kunnen achterlaten. In de wet is dan ook bepaald dat gemeenten, kinderopvangorganisaties en de GGD ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben.

Het is voor de gemeente, als eindverantwoordelijke, erg belangrijk inzicht te hebben in de kwaliteit van de geboden kinderopvang.Toezicht en handhaving dienen effectief, efficiënt en consequent te zijn. Op gesignaleerde respectievelijk vastgestelde overtredingen moet altijd gereageerd worden waarbij de aanpak consequent moet zijn (rechtszekerheid) en gebaseerd op een gedifferentieerd sanctiepakket. Vergelijkbare gevallen dienen op dezelfde manier (rechtsgelijkheid) te worden behandeld. Een dergelijke handhaving heeft een belangrijke signaalfunctie naar zowel gevestigde als startende ondernemers. Preventie heeft immers het meeste effect wanneer er tegelijkertijd sprake is van consistente en zichtbare handhaving.

2 Doel van deze handreiking

Met deze handreiking wordt beoogd binnen de regio Twente te komen tot een gezamenlijk handhavingsarrangement. Door in een omlijnd kader vast te stellen op welke wijze de betreffende regelgeving wordt gehandhaafd zal de gemeente ook beter in staat zijn om doeltreffend op te treden tegen overtredingen. Met oog voor ieders verantwoordelijkheden en werkzaamheden wordt daarbij vorm gegeven aan het uit te voeren handhavingsbeleid.

Dit handhavingsarrangement bevat eveneens de noodzakelijkerwijs te stellen prioriteiten wat te doen bij welke (mate van) overtreding. Hoewel op elke geconstateerde overtreding een reactie moet volgen is het maar de vraag, of het verstandig en wenselijk is om altijd met een intensief sanctioneringstraject te starten om vervolgens met een sanctie te reageren of dat er ook nog anderszins mogelijkheden zijn. Zo is ook adequate voorlichting belangrijk.

Het in deze handreiking geformuleerde beleid, bedoeld voor uitvoering van een lokaal handhavingsarrangement, is mede gebaseerd op het door de VNG uitgebrachte handboek “Kwaliteit handhaven in de kinderopvang/ op weg naar een transparant handhavingsbeleid”.

3 De rol van de betrokken actoren

3.1 Rol ondernemer

Voordat de exploitatie van start kan gaan moet de ondernemer zich eerst melden bij de gemeente. Door de ondernemer moet bepaalde informatie, zoals vestigingsgegevens en andere gegevens die belangrijk zijn voor de uitvoering van het toezicht en die informatief zijn voor de burgers, schriftelijk worden verstrekt. Die informatieplicht en de te verstrekken gegevens zijn vastgelegd in Regeling Wet kinderopvang. De gemeente legt die informatie op haar beurt weer vast in een openbaar register.

Na melding en inschrijving in het register geeft de gemeente opdracht aan de toezichthouder (i.c. de GGD Regio Twente) voor onderzoek. Vervolgens moet, voordat er gestart mag worden, door de GGD zijn vastgesteld dat er naar verwachting sprake zal (kunnen) zijn van “verantwoorde” kinderopvang in de zin van de wet en de daarop gebaseerde beleidsregels.

De rapportage van de GGD dient door de ondernemer in het bedrijf ter inzage worden gelegd.

Om tijdig een oordeel te kunnen vormen of er sprake zal/kan zijn van verantwoorde kinderopvang moet de ondernemer zich 8 weken voor de voorgenomen opening melden. Een latere melding zal met zich meebrengen dat doorgaans niet gestart kan worden op de voorgenomen datum. Een (veel) eerdere melding zal betekenen dat er in de regel door de GGD nog niet voldoende te onderzoeken valt omdat de benodigde gegevens dan veelal nog niet beschikbaar zullen zijn!

Na melding en inschrijving in het gemeentelijke register moet de ondernemer wijzigingen in de verstrekte gegevens tijdig, dat wil zeggen direct, doorgeven opdat het register optimaal actueel blijft. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een - na instemming van GGD- voorgenomen (her)opening na een verbouwing of uitbreiding van het aantal groepen.

Inschrijving in het register en het voldoen aan de kwaliteitseisen in het kader van de Wet kinderopvang betekent echter nog niet dat de vestiging ook al daadwerkelijk in exploitatie genomen mag worden, dit bijvoorbeeld omdat de Brandweer nog geen vergunning heeft afgegeven of omdat vestiging niet past in het bestemmingsplan.

3.2 Rol ouder

Alhoewel de ondernemer primair verantwoordelijk is voor de opvang ligt, zeker deels, de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in de kinderopvang ook bij de ouder(s) zelf. De kinderopvang vindt immers plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen ondernemer en ouder(s). Daarbij komt dat ouder(s) de ondernemer kunnen wijzen op diens wettelijke verplichting hen te informeren over het te voeren beleid en de gestelde kwaliteitseisen. Bovendien zijn de ouder(s) in staat om te participeren door middel van de (door de ondernemer verplicht in te stellen) oudercommissie waarbij dus invloed kan worden uitgeoefend op de wijze van opvang. Het is verder belangrijk dat ouders beseffen dat inschrijving in het gemeentelijk register geen garantie is voor het ook daadwerkelijk voldoen aan de kwaliteitseisen maar hooguit een indicatie.

3.3 Rol gemeente als controleur en handhaver

Met de invoering van de Wet kinderopvang is het vergunningsvereiste vervallen. Voldoende is nu dat kindercentra en gastouderbureaus geregistreerd staan in een register bij de gemeente.

Iedere gemeente dient daarbij echter wel toe te zien op de naleving van de Wet kinderopvang (art. 61 Wk.). Als eindverantwoordelijke moet zij de handhaving van de kwaliteit binnen de kinderopvang met beleid ter hand te nemen.

Handhaving omvat alle acties die nodig zijn om de wetgeving met betrekking tot kinderopvang te doen naleven. Dat is dus meer dan toezicht houden en sancties opleggen. Zo kan bijvoorbeeld ook de voorlichting geïntensiveerd worden. Het gaat er uiteindelijk om dat de regels worden nagekomen zodat aan de doelstelling van de wet wordt voldaan.

Van de gemeente wordt dan ook een grote inspanning gevraagd omdat de ondernemingen op al hun facetten dienen te worden gecontroleerd zoals op:

  • -

    verantwoorde kinderopvang en de betreffende kwaliteitseisen

  • -

    brandveiligheid;

  • -

    bouwaspecten;

  • -

    hygiëne;

  • -

    bestemmingsplannen ed..

Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de afstemming met de werkzaamheden van de GGD in haar rol van (door de wet aangewezen) toezichthouder. Niet alleen de taak- en rolverdeling moet duidelijk zijn maar bijvoorbeeld ook de planning van de inspecties, de daarmee gemoeide kosten, de wijze van rapporteren door de GGD en de wijze waarop de gemeente vervolgens met de vermelde bevindingen omgaat.

In onze regio zijn de tussen de deelnemende gemeenten en de GGD Regio Twente hierover gemaakte afspraken vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

Als eindverantwoordelijke moet het college jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag opstellen over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving het voorgaande jaar zijn verricht. Dit verslag dient het college te sturen naar de gemeenteraad en de Minister van SZW. De gemeentelijke jaarverslagen Wet kinderopvang vormen de basis van het door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) namens de minister uit te oefenen tweedelijnstoezicht.

Gelet op de belangrijke rol die de gemeente vervult is het –vooral met betrekking tot de informatievoorziening over de mogelijkheden en de kwaliteit van de kinderopvang binnen de gemeente – van groot belang dat zich binnen elke gemeente in ieder geval één vast aanspreekpunt (persoon, bureau, afdeling) bevindt.

3.4 Rol GGD als toezichthouder (regionale) kinderopvangsector

De GGD is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het toezicht. De inspecteurs werken volgens landelijke richtlijnen die in de “Beleidsregels werkwijze toezichthouder” staan. Benadrukt wordt dat kwaliteit in de kinderopvang niet een statisch maar een dynamisch en continu proces is waarbij alle betrokkenen hun eigen verantwoordelijkheid hebben.

Onder toezicht in deze wordt verstaan het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Hiertoe is de toezichthouder bevoegd tot het vorderen van inlichtingen (art. 5:16 Awb), het inzien van zakelijke gegevens (art. 5: 17 Awb), onderzoek, opneming en monsterneming (art. 5:18 Awb) en onderzoek van vervoermiddelen (art.5:19 Awb). Na het tonen van een deugdelijke legitimatie, het vermelden van het doel en mits voorzien van een schriftelijke machtiging van de burgemeester, is de toezichthouder zelfs bevoegd verklaard tot het (desnoods tegen de zin van de bewoner) binnentreden in een woning indien daar kinderopvang in de zin van deze wet plaatsvindt.

De dienstverlening van de GGD in opdracht van de gemeente met betrekking tot de kinderopvangsector bestaat onder meer uit de volgende activiteiten:

  • -

    inspectie voor aanvang nieuw kindercentrum, na melding (art. 62 lid 1 Wk.);

  • -

    reguliere ofwel jaarlijkse inspectie o.b.v. landelijke uniforme regels (art. 62 lid 2 Wk.);

  • -

    nader onderzoek/ her-inspectie met een specifiek doel, bijvoorbeeld of afspraken zijn nagekomen respectievelijk een aanwijzing of bevel is opgevolgd;

  • -

    inspectie na klacht of signaal/ incidenteel onderzoek, bijvoorbeeld ingeval van niet gemelde kinderopvang of klacht over een kwaliteitsaspect (art. 62 lid 3 Wk.);

  • -

    rapporteren aan en adviseren van gemeente (art. 63 lid 1 Wk .);

  • -

    openbaarmaking inspectierapportages (art. 63 lid 5 Wk.).

In deze regio is echter overeengekomen dat niet de GGD maar de deelnemende

gemeenten zelf de inspectierapporten openbaar zullen maken via bekendmaking in de

gemeentelijke advertentie in een dag- of weekblad. Het inspectierapport wordt door de

GGD overigens wel op haar eigen website geplaatst.

Naar vorm kunnen de inspecties zowel aangekondigd dan wel onaangekondigd plaatsvinden,

naar inhoud op naleving van alle eisen of naleving van deelaspecten. De kosten van de

inspecties worden niet betaald door de ondernemer maar komen voor rekening van de

gemeentelijke overheid.

Het zwaartepunt in de rol van de GGD is met de invoering van de Wet kinderopvang

verschoven van ‘adviseren van de ondernemer’ naar ‘inspecteren ten behoeve van de

gemeente’!

4 Melding, registratie en onderzoek kwaliteitseisen

Na melding (art. 45 Wk.) wordt de onderneming direct geregistreerd in het gemeentelijke register kinderopvang (art. 46 Wk.). Aan de registratie zelf zijn geen kwaliteitseisen verbonden, invulling en inzending van het registratieformulier is voldoende.Na ontvangstgeeft de gemeente opdracht aan de toezichthouder GGD (art. 61 Wk.) om te onderzoeken of er sprake is van kinderopvang in de zin van de wet en of de geboden kwaliteit verantwoord is respectievelijk zal kunnen zijn (art. 49 Wk.). Deze globale kwaliteitseis is nader uitgewerkt in de “Beleidsregels kwaliteit kinderopvang”, een ministeriële regeling op basis van het tussen de vereniging van ondernemers en de vereniging van ouders gesloten convenant.

Het GGD-onderzoek is eenmalig en vindt aangekondigd plaats. Dit onderzoek moet binnen 8 weken na melding plaats vinden (art. 10 Regeling Wk.). Deze termijn is erg belangrijk omdat een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie mag worden genomen zodra er 8 weken na de melding zijn verstreken. Dit tenzij de GGD-inspecteur, tijdig, negatief adviseert. Binnen deze 8 weken dient het college van B&W zich dan ook een oordeel te vormen of de aanstaande exploitatie moet worden tegengehouden. Exploitatie is ook toegestaan indien de inspectie nog niet is uitgevoerd binnen die 8 weken.

Deze 1e inspectie betreft slechts die kwaliteitsaspecten die voorafgaand aan een opening te onderzoeken zijn. Een volledig kwaliteitsoordeel is voor de start van de exploitatie niet mogelijk. Vooraf te onderzoeken zaken zijn in ieder geval: accommodatie, oppervlakte, buitenspeelruimte, roosterindeling en indien reeds aanwezig: diploma’s en verklaringen omtrent het gedrag van het personeel. Niet “vooraf-te-onderzoeken” aspecten (zoals bijvoorbeeld leidster/kind-ratio, het voldoen aan het pedagogisch beleidsplan, overleg oudercommissie) komen in de verplichte jaarlijkse periodieke inspectie aan bod. Deze jaarlijkse inspectie moet voor “starters” binnen 3 maanden na de opening plaatsvinden (art. 5 Beleidsregels werkwijze toezichthouder).

De GGD legt binnen 6 weken na de controle haar oordeel vast in een inspectierapport nadat de ondernemer tijdens een overleg in de gelegenheid is gesteld om van een eerder opgesteld ontwerprapport kennis te nemen en om feitelijke onjuistheden daarin aan te geven. Is er een blijvend verschil van mening ten aanzien van de ontwerprapportage, dan krijgt de ondernemer 2 weken de tijd om zijn zienswijze te formuleren en toe te sturen aan de GGD (art. 63 Wk. jo art. 7 lid Beleidsregels werkwijze toezichthouder). De zienswijze wordt als bijlage bij het inspectierapport gevoegd.

Ingeval de toezichthouder GGD na onderzoek (art. 61 jo. 62 Wk.) concludeert dat de exploitatie redelijkerwijs zal kunnen gaan plaatsvinden conform de wettelijke regels voor een verantwoorde kinderopvang , kan de exploitatie starten. De inspecteur van de GGD legt zijn bevindingen vast in oordelen en beschrijft wat hij heeft gezien en hoe hij tot dat oordeel is gekomen. Het rapport wordt afgesloten met een beschouwing, afspraken met de ondernemer en een advies aan de gemeente. In deze situatie kan de gemeente zich, naar verwachting, beperken tot beoordeling van de jaarlijkse standaardcontroles door de GGD. Vanzelfsprekend moet er ook gereageerd worden op (tussentijdse) signalen van bijvoorbeeld dezelfde GGD, oudercommissies, individuele ouder(s), ondernemers en andere burgers en op de door de ondernemer (verplicht) doorgegeven wijzigingen.

Indien er geen sprake is van een instemmende verklaring omdat niet wordt of kan worden voldaan aan de eisen dan is exploitatie verboden en volgt er zonodig een exploitatieverbod. Het handhavingsmechanisme treedt in werking en er worden concrete afspraken met de ondernemer gemaakt aan welke eisen binnen welke termijn alsnog moeten worden voldaan.

Teneinde de gemeente in staat te stellen om zich binnen 8 weken na melding een oordeel te vormen over het al dan niet over moeten gaan tot een handhavingsactie, is tussen de regiogemeenten en de GGD afgesproken dat de GGD binnen 6 weken na melding zorgdraagt voor rapportage. De gemeente heeft dan nog 2 weken de tijd om tot oordeelsvorming (en eventuele actie) te komen.

5 Gemeentelijke handhaving, handhavingsinstrumenten

Het kan/zal voorkomen dat een zich aanmeldende ondernemer niet voldoet aan de te stellen kwaliteitseisen. Natuurlijk kan het ook voorkomen dat een eenmaal geregistreerde en aanvankelijk aan de kwaliteitseisen wel voldaan hebbende ondernemer nadien niet meer aan die eisen voldoet. In beide situaties start dan een handhavingstraject. De wet voorziet in ruime mate in het opleggen van sancties.

De mogelijke door de gemeente te ondernemen (wettelijk bepaalde) stappen zijn:

schriftelijke aanwijzing door het college, met te nemen maatregelen en de termijnstelling, ingeval van onvoldoende naleving:

  • -

    van de kwaliteitseisen respectievelijk

  • -

    eisen m.b.t. oudercommissie (art. 65 lid 1 Wk..);

verlenging van een door toezichthouder eerder gegeven schriftelijk bevel. Indien de inspecteur vindt dat de kwaliteit dusdanig tekortschiet dat maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kunnen dulden is hij/zij bevoegd tot het geven van een schriftelijk bevel met een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel wordt omschreven aan welke eisen niet of onvoldoende wordt voldaan, de te nemen maatregelen en de termijn waarbinnen die genomen moeten zijn en hoe er vervolgens wordt gecontroleerd (art. 65 lid 3 Wk.);

verbod om de exploitatie te starten dan wel voort te zetten, ingeval van:

  • -

    niet voldoen of niet kunnen gaan voldoen aan kwaliteitseisen;

  • -

    niet opvolgen schriftelijke aanwijzing dan wel bevel ( uitsluitend zolang bestuursdwang niet mogelijk is, art. 66 lid 1Wk.);

toepassen van bestuursdwang (art. 125 Gemeentewet en afdeling 5.3 Awb);

opleggen van een dwangsom (art. 125 Gemeentewet en afdeling 5.4 Awb);

opleggen van een bestuurlijke boete van maximaal 45.000,00 euro, ingeval van schending van een verplichting met betrekking tot:

  • -

    melding,

  • -

    voldoende naleving eisen m.b.t. verantwoorde kinderopvang, respectievelijk eisen m.b.t. oudercommissie,

  • -

    nakomen van een aanwijzing of een bevel,

  • -

    verlenen van medewerking aan toezichthouder,

  • -

    opvolgen van exploitatieverbod (art. 72 t/m 85 Wk.,);

verwijdering uit het gemeentelijke register (art.46 lid 2 Wk.); dit is een uiterste sanctie nadat andere handhavinginstrumenten zijn uitgeput en de ondernemer blijvend niet aan de eisen voldoet.

toepassing strafrecht (art. 225 t/m 227b, 447c, 179 t/m 182 en art. 184 W.v.Str.) ingeval van grove nalatigheid.

In aanvulling op het bovenvermelde wettelijke instrumentarium kan wellicht in bepaalde situaties, in eerste instantie, ook volstaan worden met het geven van een (schriftelijke) waarschuwing. Bijvoorbeeld indien door de ondernemer in het algemeen wel voldaan wordt aan de gestelde eisen, maar deze toch op een enkel (meer ondergeschikt) punt nog tekort schiet. Deze waarschuwing is niet gericht op rechtsgevolg en derhalve ook geen besluit/ beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht!.

6 Procedure signalering (mogelijke) overtredingen

Alle (ook anonieme) meldingen, gedaan bij de gemeente, komen binnen bij (dan wel worden schriftelijk/per e-mail doorgegeven aan) de ambtenaar belast met kinderopvang;

  • -

    alle (ook anonieme) meldingen worden vervolgens schriftelijk /per e-mail doorgegeven aan de toezichthouder-GGD;

  • -

    het onderzoek van bedoelde meldingen en de door de toezichthouder vastgestelde overtredingen worden altijd schriftelijk naar de gemeente/ambtenaar kinderopvang, teruggekoppeld;

  • -

    ingeval van een door de toezichthouder gedane mondelinge melding (voorafgaand aan schriftelijke melding) wordt een handhavingsactie voorbereid maar nog niet uitgevoerd (dit tenzij er sprake is van spoedeisendheid);

  • -

    ingeval van ernstige overtreding wordt de verantwoordelijke wethouder/burgemeester direct geïnformeerd;

  • -

    de toezichthouder wordt schriftelijk geïnformeerd over de door de gemeente ondernomen (handhavings)actie;

  • -

    meldingen en de daarop vervolgens ondernomen (handhavings)actie worden zodanig geregistreerd dat daarmee jaarlijks voldaan kan worden aan de rapportageverplichtingen jegens de gemeenteraad en de Minister.

7 Handhavingsbeleid/ prioriteitenstelling/instrumenten

7.1 Noodzaak tot ontwikkelen handhavingsbeleid

De gemeente dient, ten aanzien van ondernemers in de kinderopvang, bij de besluitvorming en het te nemen besluit niet alleen rekening te houden met bijvoorbeeld de bepalingen in de Wet kinderopvang, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang, maar ook met de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en een aantal strafrechtelijke bepalingen. Zij zijn al genoemd in hoofdstuk 5.

Nog afgezien van de wettelijke verplichtingen volgens de Wet kinderopvang is het ook vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur noodzakelijk om van elke geconstateerde overtreding een nauwgezet rapport op te maken. Hierbij komt dat in het kader van het tweedelijnstoezicht er ook door de minister rapportageverplichtingen zijn opgelegd. De gemeente dient immers jaarlijks verantwoording af te leggen over de kwaliteit van de geboden kinderopvang en het door haar in dat kader uitgeoefende toezicht en handhaving.

Waar de gemeente over diverse juridische instrumenten beschikt om naleving van de (kwaliteits)eisen af te dwingen, is het gewenst om in het beleid van de gemeente aan te geven wat de juridische consequenties zijn van het overtreden van bepaalde regels. De gemeente zal de toezichthouder ook duidelijk moeten maken welke (al dan niet vermeende) overtredingen direct moeten worden op- en -aangepakt. De toezichthouder (en ondernemer) moet vervolgens adequaat worden geïnformeerd over welk besluit de gemeente heeft genomen.

Bij de bestuurlijke afweging over de mate van repressieve handhaving mag niet uitmaken wie een bepaalde overtreding begaat. Bepalend is met name de ernst van de overtreding, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan en de mate van verwijtbaarheid. Verder kan ook het eventueel genoten economisch voordeel een rol spelen.

Ingeval van bijvoorbeeld recidive (te verstaan als: een herhaalde dan wel een volgende overtreding door dezelfde ondernemer, al dan niet bij dezelfde vestiging) kan/zal een zwaardere sanctie op zijn plaats zijn. Dit kan dus ook het geval zijn indien blijkt, met name uit het inspectierapport van de GGD, dat er door dezelfde ondernemer in een andere (regio)gemeente eerder regels zijn overtreden.

Ingeval van grove nalatigheid of roekeloosheid volstaat het bestuurlijk traject/een bestuurlijke boete niet meer, maar is het strafrechtelijke traject van toepassing.

De ernst van het negatieve effect van de overtreding wordt onder meer bepaald door het antwoord op de volgende vragen:

  • -

    in welke mate is de omgeving wel/niet veilig;

  • -

    in welke mate is de omgeving wel/niet gezond;

  • -

    in welke mate is er wel/niet sprake van pedagogische kwaliteit;

  • -

    in welke mate hebben ouders wel/niet invloed op het beleid in het centrum en de verblijfsomstandigheden van hun kind;

  • -

    in welke mate is de gemeente nog wel/niet geloofwaardig en loopt zij een afbreukrisico indien de in het geding zijnde wettelijke eisen onvoldoende worden nageleefd dan wel onvoldoende worden gehandhaafd.

7.2 Prioritering van overtredingen

Het is dus belangrijk om vast te leggen hoe omgegaan wordt met welke overtreding(en). Enerzijds is transparantie daarbij van belang om consequent op te (kunnen) treden. Anderzijds is ook per (mogelijke) overtreding prioritering nodig opdat niet meteen de zwaarste sanctie- en handhavingstrajecten worden gestart daar waar dat niet nodig is. Het streven is om, ingeval van overtreding en de mogelijk daarop volgende aanwending van de diverse sanctiemiddelen, te kiezen voor dat middel dat enerzijds zo optimaal mogelijk het beoogde doel bewerkstelligt maar anderzijds ook als zo licht mogelijk ingrijpend kan worden beschouwd. Kortom: welk middel past het beste bij déze specifieke overtreding? Dat is de cruciale” handhavingsvraag”.

Bij de aanpak van overtredingen kan in het algemeen uitgegaan worden van de volgende prioritering:

A- hoog : gezondheid, veiligheid, start zonder melding/instemming GGD

B- gemiddelde : personeel, pedagogische indicatoren, groepsgrootte;

C- laag : accommodatie, ouders, en Wet klachtrecht.

Hierbij is overwogen dat de kwaliteitsaspecten vermeld onder A in de regel als zwaarste zullen wegen en daarmee ook bij uitstek om een directe en adequate handhavingsactie vragen. Met betrekking tot de aspecten vermeld onder B is het idee dat deze, al dan niet met of na aanbeveling door de GGD, in eerste instantie door de ondernemer zelf opgepakt moeten kunnen worden. De lage(re) prioriteit voor de aspecten vermeld onder C is gebaseerd op de gedachte dat de ouders op de aard van de accommodatie zelf zicht hebben en dat op de andere twee aspecten door de ouders zelf (rechtstreeks) invloed kan worden uitgeoefend.

7.3 Inzet mogelijke instrumenten

Naast de hiervoor vermelde prioritering geldt redelijkerwijs ook dat hoe urgenter/acuter/ gevaarlijker/risicovoller de situatie is, des te eerder een schriftelijk bevel door de toezichthouder, een exploitatieverbod, een korte(re) hersteltermijn of ingrijpen door middel van bestuursdwang door het bevoegde gezag geboden kan zijn. In levensbedreigende situaties is niet een dwangsom, boete o.i.d. het juiste middel maar spoedeisende bestuursdwang. In minder acute situaties zal veelal in eerste instantie kunnen worden gestart met het geven van een waarschuwing of een schriftelijke aanwijzing. De termijn waarbinnen een aanwijzing moet worden opgevolgd kan dan weer worden gerelateerd aan de mate van prioritering.

Anderzijds geldt echter ook dat des te eenvoudiger een overtreding oplosbaar is voor de ondernemer, des te korter de hem geboden hersteltermijn kan zijn.

De keuze voor het inzetten van een bestuurlijke boete en/of dwangsom is afhankelijk van de concrete situatie en datgene wat in die concrete situatie wordt beoogd.

  • -

    Dwangsom: wordt slechts beoogd een overtreding niet langer te laten voortduren (ofwel is de actie gericht op herstel van de gewenste situatie respectievelijk op het voorkomen van herhaling) dan is het opleggen van een dwangsom per dag, per overtreding of ineens, het meest geëigende middel. Onder omstandigheden (bij klaarblijkelijk gevaar dat een voorschrift zal worden overtreden) is ook een preventieve dwangsom mogelijk.

  • -

    Bestuurlijke boete: is er alleen aanleiding tot het bestraffen van de overtreder dan is het opleggen van een boete geschikt. Dit te meer indien het klaarblijkelijk gaat om een eenmalige overtreding waarbij dus geen vrees voor herhaling of voortzetting bestaat. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt (artikel 72 lid 2 Wk.). Een bestuurlijke boete wordt evenmin opgelegd indien de overtreder reeds eerder, wegens dezelfde gedraging, is beboet (artikel 74 Wk.).

Waar bestuursdwang en dwangsom niet gelijktijdig naast elkaar kunnen bestaan geldt dat niet voor boete en dwangsom, indien de situatie daartoe aanleiding geeft kunnen beide gelijktijdig worden gehanteerd.

In de wet is de op te leggen bestuurlijke boete gemaximeerd en wel op een bedrag van 45.000 euro.

Voorgesteld wordt om terzake van op te leggen boetes indicatieve bandbreedtes vast te stellen afhankelijk van en overeenkomend met de prioriteitenstelling zoals vermeld in 7.2.

-overtreding in categorie A: 20.000 - 45.000 euro

-overtreding in categorie B: 10.000 - 30.000 euro

-overtreding in categorie C: 0 - 20.000 euro

Aan een ondernemer die zijn verplichting niet nakomt om desgevraagd aan het college informatie te verstrekken met betrekking tot de aanspraak van een ouder op de gemeentelijke tegemoetkoming (en die daardoor artikel 28 Wk. schendt), wordt een boete opgelegd van ten hoogste 5000 euro (artikel 72 lid 1 sub b Wk.).

Indien er naar het oordeel van het college reden is om af te wijken van de gebruikelijke prioritering/ sanctie dan is zulks, mits gemotiveerd, vanzelfsprekend mogelijk. Bijvoorbeeld ingeval van gelijktijdigheid dan wel van samenloop van meerdere overtredingen of vanwege herhaling.

Indien het boetebedrag in een bepaald geval, op grond van bijzondere omstandigheden, onevenredig hoog moet worden geacht dan kan het college besluiten de boete lager vast te stellen. Door de ondernemer dienen dan omstandigheden en feiten te worden gesteld en aangetoond waaruit blijkt dat er sprake is van onevenredigheid.

8 Uitwerking handhavingsbeleid (handhavingarrangement)

8.1: Exploitatie zonder melding gemeente/zonder instemmende verklaring GGD

Overtreding

Art. Wk.

Actie GGD

Actie gemeente

Handhavingsinstrument(en)

Art. Wk.

Evt. vervolgstappen

Exploitatie gestart zonder melding

45 lid 1

onderzoek en rapportage of sprake is van (illegale) kinderopvang in de zin van art.1 Wk.

-beoordelen rapport

-nemen besluit;

-aanwijzing en bevel art. 65 zijn n.v.t.

-schrift. verbod exploitatie plus evt. bestuurlijke boete

-45 lid 1

-72 lid 1a

-bestuursdwang, 5:21 Awb

-dwangsom, 5:32 Awb

-bestuurlijke boete max. 45.000

-economisch delict Wed

Exploitatie gestart na melding,

zonder instemming, en binnen 8 weken na melding

45 jo. 62

onderzoek i.v.m. melding loopt nog

-in afwachting van rapport GGD, besluitvorming tot verbod

-aantekening in register

-schrift. verbod tot 8 weken na melding of zoveel eerder als instemming GGD plus

-evt. bestuurlijke boete

-45 lid 1

jo. 62

-72 lid 1a

-bestuursdwang, 5:21 Awb

-dwangsom, 5:32 Awb

-bestuurlijke boete max. 45.000

Exploitatie gestart na melding,

zonder instemming, maar na 8 weken na melding

-------

alsnog spoed onderzoek en uitbrengen inspectierapport

-in afwachting van rapport: brief opstellen: risico ligt volledig bij ondernemer,

-aantekening in register

-

-

-

Exploitatie gestart maar geen instemming GGD i.v.m. ernst gebreken

45 jo.

49-61

-verzenden inspectierapport,

-uitreiken/verzenden schriftelijk bevel art 65 lid 3 Wk.

geldig voor 7 dagen

-beoordelen noodzaak verlenging schriftelijk bevel ex art 65 lid 3 Wk

-aantekening in register

-schrift. bevel door GGD,

-evt. verlenging bevel dan

wel verbod door gemeente

-bij niet opvolgen: verbod door gemeente met evt. bestuurlijke boete

-65 lid3

-66 lid 1

-bestuursdwang, 5:21 Awb

-dwangsom, 5:32 Awb,

-verbod indien bestuursdwang niet mogelijk is

-bestuurlijke boete max.45.000

Overwegingen

De (potentiële) ondernemer heeft, na de verplichte melding bij de gemeente, een startverbod totdat, de GGD geconstateerd heeft dat er redelijkerwijs sprake zal zijn van verantwoorde kinderopvang dan wel nadat een (onderzoek)termijn van 8 weken na melding is verstreken (verbod starten exploitatie: art. 62 Wk; verbod voortzetten exploitatie: art. 66Wk.).

Het niet melden van een kindercentrum of gastouderbureau is tevens een economisch delict.

8.2: Overtredingen na verkregen instemmende verklaring, gebreken in strijd met de kwaliteitseisen verantwoorde kinderopvang ex art. 49 Wk.

Niet voldoen aan kwaliteitseisen:

Art. Wk.

eindoordeel GGD

Prioriteit

Handhavingsinstrument

Publica-

tie *

evt. vervolgstappen,

nieuwe procedure indien geen resultaat

Ouders:

-schrift.overeenkomst

-oudercommissie

-informatie beleid

-relatie tussen

info en praktijk

52

58,59,60

54

onvoldoende

slecht

laag

laag-middel

Waarschuwing GGD, aandacht ev. inspectie

aanwijzing, art. 65 lid 1,

termijn max. 6 mnd.

-

-

-aanwijzing,

-bestuurlijke boete,

-dwangsom,

-stopzetting exploitatie

Personeel

-verklaring gedrag

-beroepskwalificatie

-beroepskracht i.o.

-Ned. Taal

50, 56

50 lid 2

50 lid 1

50 lid 1

55

onvoldoende

slecht

middel

hoog

aanwijzing,

aanwijzing college, dan wel bevel korte termijn GGD

-

?

-bestuurlijke boete

-dwangsom

-dwangsom

-verbod

Veiligheid

-risico-inventarisatie

-beleid veiligheid

-uitvoering beleid

51

onvoldoende

slecht

middel-hoog

hoog

aanwijzing, termijn max. 1 mnd., dan wel bevel

bevel

?

ja

verbod, evt. na verlenging van bevel met een paar dagen

verbod

Gezondheid

-risico-inventarisatie

-beleid gezondheid

-uitvoering beleid

51

onvoldoende

slecht

middel

hoog

aanwijzing/bevel

bevel

?

ja

-dwangsom/bestuurlijke boete

-verbod evt. na verlenging van bevel met een paar dagen

-verbod

Accommodatie en inrichting

-binnenspeelruimte

-slaapruimte

-buitenruimte

49

onvoldoende

slecht

laag

middel

aanwijzing, termijn 6-12 mnd.

aanwijzing, termijn 3-6 mnd.

-

?

-dwangsom

-bestuurlijke boete

-dwangsom

-bestuurlijke boete

Niet voldoen aan kwaliteitseisen:

Art. Wk.

eindoordeel GGD

Prioriteit

Handhavingsinstrument

Publica-

tie

evt. vervolgstappen,

nieuwe procedure indien geen resultaat

Groepsgrootte en

leidster-kind-ratio

-opvang in groepen

-leidster-kind-ratio

-afwijkende inzet beroepskrachten

50, 56

onvoldoende

slecht

middel

hoog

aanwijzing, termijn 1-6 mnd.

aanwijzing, termijn max. 1 mnd.

?

ja

-dwangsom

-bestuurlijke boete

-dwangsom

-bestuurlijke boete

-verbod

Pedagogische indicatoren

-beleidsplan

-relatie met praktijk

-soc.-emot.veiligheid

-pers. competentie

-soc. competentie

-overdracht normen/waarden

50

onvoldoende

slecht

laag

middel

aanwijzing, termijn 6-12 mnd.

aanwijzing, termijn 3-6 mnd

?

ja

-dwangsom

-bestuurlijke boete

-dwangsom

-bestuurlijke boete

-verbod

Wet Klachtrecht

naleving wet klachtrecht

onvoldoende

slecht

laag

middel

waarschuwing

aanwijzing

-

?

-bestuurlijke boete

-bestuurlijke boete

* Publicatie: - : geen (actieve) publicatie

? : afhankelijk van inschatting

ja : actieve publicatie

wijze publicatie : evt. in Huis aan huis/weekblad en/of register

Totaal oordeel inspectierapport GGD verantwoorde kinderopvang ex. art. 49 Wk.

Actie/voorstel tot actie GGD

Actie gemeente

Handhavings-

instrument

Publi-

catie

Evt. vervolg indien overtreding niet is opgeheven

Kwaliteit is onvoldoende,

Kwaliteit is slecht

49

49

aanwijzing college maatregelen:

-binnen 3 dan wel 6 mnd.

-voor ev. inspectie, 12 mnd.

-aanwijzing college maatregelen:

-binnen 1 mand.

-binnen 3 mand.

dan wel

-schriftelijk bevel art. 65 lid 3, geldig voor 7 dagen weken

-beoordelen rapport,

-vaststellen aard/ mate overtreding en urgentie,

-overwegen maatregel,

-beoordelen geëigende sanctie,

-verzenden ontwerpbesluit,

-mondeling dan wel schriftelijk zienswijze houder vragen over ontwerpbesluit,

-verzenden besluit,

-controle opheffing overtreding

idem, zie boven.

-beoordelen noodzaak tot

verlenging,

-horen houder,

-bij spoed telefonisch

schrif. aanwijzing termijn

schrif. aanwijzing termijn

verlenging voor noodzakelijke termijn, plus waarschuwing dat bevel zonodig kan worden afgedwongen

?

ja

ja

-dwangsom,

-bestuursdwang, maar is feitelijk niet altijd mogelijk

-bestuurlijke boete,

-dwangsom,

-bestuursdwang, maar is feitelijk niet altijd mogelijk

-bestuurlijke boete

-exploitatieverbod

-exploitatieverbod

-bestuurlijke boete,

-bestuursdwang,

-dwangsom,

-strafrechtelijk ingrijpen,

ingeval v. grove opzettelijkheid

9 Klachten/bezwaar/beroep

Een klacht over het gedrag van cq. over de wijze van uitvoering van het toezicht door de inspecteur dient te worden behandeld door de GGD in het kader van de betreffende klachtenprocedure. Een klacht over het inspectierapport is niet mogelijk.

Een klacht gericht tegen (een medewerker van) de gemeente over handhaven valt onder de gemeentelijke klachtenprocedure respectievelijk de Nationale ombudsman.

Tegen een besluit met betrekking tot handhaving is bezwaar bij het bestuursorgaan respectievelijk beroep bij de rechtbank mogelijk.

10 Regionale regiegroep

Vooral de eerste jaren na de inwerkingtreding van de nieuwe wet is een verhoogde inzet van alle betrokken toezichthoudende en handhavende instanties nodig om de met de wet beoogde doelen te realiseren. Om dit proces te stimuleren wordt er een regionale regiegroep geformuleerd, waarin de volgende disciplines vertegenwoordigd zijn:

  • -

    ambtenaren belast met het onderdeel kinderopvang van de navolgende deelnemende gemeenten: Borne, Enschede, Haaksbergen, Hengelo, Hof van Twente, Oldenzaal, Rijssen, en Twenterand.

  • -

    een vertegenwoordiger van de GGD, bij voorkeur een inspecteur kinderopvang

  • -

    eventueel, ad hoc, een door regionale ondernemers aan te wijzen vertegenwoordiger

De voornaamste taken voor deze regiegroep zijn het monitoren, afstemmen en eventueel bijsturen van het regionale/lokale kinderopvang- en handhavingsbeleid.

Hoewel de autonome verantwoordelijkheid van iedere deelnemende gemeente natuurlijk onaangetast blijft, is het van groot belang dat de in deze regiegroep gemaakte afspraken maximaal worden gesanctioneerd door alle afzonderlijke deelnemers .

Aldus vastgesteld door college van Burgemeester en Wethouders op dinsdag 27 juni 2006,

de Secretaris, de Burgemeester,

M.J.M. Meijs P.E.J. den Oudsten

Gebruikte afkortingen/definities

aanwijzing een schriftelijke aanwijzing door het college als bedoeld in artikel 65 lid 1 van de wet

Awb Algemene wet bestuursrecht

beleidsregels -Beleidsregels kwaliteit kinderopvang 10-11-2004

-Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang 10-11-2004

bestuurlijke boete bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op bstraffing van de overtreder

bevel een schriftelijke bevel door toezichthouder als bedoeld in artikel 65 lid 3 van de wet

college college van burgemeester en wethouders

GGD GGD regio twente

handhaving alle acties nodig om wetgeving te doen naleven, primaire verantwoordelijkheid gemeente

houder ondernemer die kinderopvang biedt

inspectierapport het inspectierapport als bedoeld in artikel 63 van de wet

kindercentrum accommodatie waar kinderopvang plaats vindt

kinderopvang dagopvang, buitenschoolse opvang en opvang via gastouderbureau

melding (schrift). mededeling ondernemer om kinderopvang te willen starten

register het gemeentelijke register kinderopvang

sanctionering inzet van wettelijke sanctieinstrumenten door gemeente

toezichthouder de toezichthouder als bedoeld in artikel 61 van de wet

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

WED Wet Economische Delicten

wet Wet kinderopvang

  • Wk.

    Wet kinderopvang

  • W.v.Str.

    Wetboek van Strafrecht

Relevante informatie op internet

www.gemeente.nl;

www.loket.enschede.nl;

www.ggd.nl;

www.vng.nl ;

www.szw.nl ;

www.boink.info;

www.kinderopvang.nl;

www.wetten.overheid.nl;