Regeling vervallen per 01-01-2014

Baatbelasting renovatie Haverstraatpassage

Geldend van 14-04-2005 t/m 31-12-2013

Intitulé

Baatbelasting renovatie Haverstraatpassage

De Raad van de gemeente Enschede,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 17 november 1997,

dienst BAZ, nr. 97S004316,

besluit

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting renovatie Haverstraatpassage.

Gemeenteblad van Enschede

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a een onroerende zaak:

1 een gebouwd eigendom;

2 een ongebouwd eigendom;

3 een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijke geheel te worden gebruikt;

4 een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

b bekostigingsgebied:

het binnen de gemeente gelegen gebied dat met zwarte punten is aangegeven op de bij het "Bekostingsbesluit Renovatie Haverstraatpassage" behorende kaart.

c Haverstraatpassage:

de straten en pleinen, die met een rode kleur op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart zijn aangegeven.

Artikel 2 Belastbaar feit.

1 Onder de naam "baatbelasting renovatie Haverstraatpassage" wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven van de binnen het bekostingsgebied aan de Haverstraatpassage belendende onroerende zaken, die op 1 juli 1997 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen welke tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

a De sloop van alle luifels en kolommen

b Een geheel nieuwe, vlakke en luxueuze bestrating

c Aangepaste openbare verlichting

d Straatmeubilair passend in het straatbeeld

e Verbetering van de drie entrees.

Artikel 3 Belastingplicht.

1 De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing.

1 De belasting wordt geheven naar de volgende drie maatstaven:

a een vast bedrag per onroerende zaak gevestigd aan de Haverstraatpassage

b het aantal volle strekkende meters waarmede de onroerende zaak belendt aan de Haverstraatpassage

c het, op maaiveld hoogte gemeten, aantal volle vierkante meters bebouwd van de onroerende zaak gevestigd aan de Haverstraatpassage

2 Indien een onroerende zaak met meer dan één zijde belendt aan de Haverstraatpassage, dan wordt voor de toepassing van het eerste lid onder a de lengte per zijde vermenigvuldigd met 2/3.

Artikel 5 Belastingtarief.

De belasting bedraagt:

a voor het vaste bedrag per onroerende zaak f 5.128,20

b voor elke vierkante meter van de bebouwde oppervlakte f 37,50

c voor elke strekkende meter van belending f 647,25

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting.

1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het College van Burgemeester en Wethouders te worden ingediend.

2 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

3 De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 7%.

4 De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaats vindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 7%.

5 a Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt met ingang van het eerst volgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

b In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

6 Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van het resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Kwijtschelding.

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden.

1 Het College van Burgemeester en Wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

2 Het College van Burgemeester en Wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enig wettelijk bepaling betreffende de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 10 Verzending van aanslagen.

Het College van Burgemeester en Wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 11 Nakoming van verplichtingen.

De verplichtingen bedoeld in de artikel 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikel 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet (Stb 1994, 762), gelden mede jegens de door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren van gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Toepasselijkheidsverklaring renteregels Invorderingswet 1990.

1 Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de baatbelasting.

2 De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

3 In afwijking van het bepaalde van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f 50,-- niet te boven gaat.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel.

1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.

2 De ingang van heffing is 1 januari 1998.

3 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening baatbelasting renovatie Haverstraatpassage".

Vastgesteld in de vergadering van 17 november 1997

De Secretaris, De Voorzitter,