Regeling vervallen per 04-10-2019

Subsidieverordening amateurkunst 2008

Geldend van 13-12-2007 t/m 03-10-2019

Intitulé

Subsidieverordening amateurkunst 2008

nr. 103

Gemeenteblad van Enschede

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 13 november 2007,

dienst DMO, 0700023204, stuknr. 12923,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening 2004;

gezien de inspraak van de amateurverenigingen

b e s l u i t

vast te stellen de:

Subsidieverordening amateurkunst 2008

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

wet: Algemene wet bestuursrecht;

Asv 2004: Algemene subsidieverordening 2004;

amateurkunst: niet professionele beoefening van kunst door muziekverenigingen, orkesten, drum- en showbands, zang-, dans-, toneel-, operette- en muziektheaterverenigingen;

koepelorganisatie: organisatie die verantwoordelijk is voor het doen uitvoeren van activiteiten op een deelgebied van amateurkunst;

leden: leden van amateurverenigingen, die actief amateurkunst beoefenen en daarvoor aan hun vereniging volledige contributie betalen;

professionele ondersteuning: inhuur van personen die zich beroepsmatig met podiumkunsten bezighouden zoals dirigenten, regisseurs, artistiek leiders, dansdocenten, choreografen, solisten, geluids- en lichttechnici;

uitvoering: een door vereniging zelf georganiseerde openbare uitvoering;

specifieke kosten in verband met beoefening van amateurkunst: kosten van techniek, instrumenten, kostuums, decor en grime dan wel vergelijkbare kosten.

Artikel 2 Bevoegdheid college

Het college besluit met inachtneming van deze verordening op subsidieaanvragen.

Het college kan, bij wijze van uitzondering, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3 Verhouding koepelorganisaties tot de aangesloten verenigingen

De koepelorganisaties voor muziek-, zang-, dansverenigingen en drum- en showbands: de FEM (Federatie van Enschedese Muziekverenigingen); de EZB (Enschedese Zangers Bond); de SED (Stichting Enschedese Dansgroepen en de FEDS (Federatie van Enschedese Drum- en Showbands), vragen subsidie aan voor de kosten van het doen uitvoeren van activiteiten op het gebied van zang, dans en muziek.

Zij geven aan de bij hen aangesloten verenigingen financiële bijdragen voor de kosten van hun activiteiten.

Alleen koepelorganisaties kunnen subsidie aanvragen voor het doen uitvoeren van activiteiten. Enkel bij het ontbreken van een koepelorganisatie kan een amateurvereniging zelfstandig subsidie aanvragen.

Koepelorganisaties komen jaarlijks met de bij hen aangesloten leden tot overeenstemming over de wijze waarop de bijdragen worden verdeeld.

Koepelorganisaties zijn enig gesprekspartner en aanspreekpunt voor de gemeente Enschede voor de bij hen aangesloten amateurverenigingen.

Hoofdstuk 2 Subsidiebepalingen

Artikel 4 Toepassingsbereik; doel

  • 1.

    Deze verordening is een bijzondere subsidieverordening als bedoeld in artikel 3 van de Asv 2004.

  • 2.

    Het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening heeft betrekking op het beleidsterrein cultuur.

  • 3.

    De subsidieverstrekking krachtens deze verordening heeft tot doel:

amateurkunst als onvervreemdbaar onderdeel van het Enschedese culturele klimaat in stand te houden;

het bevorderen dat Enschedese inwoners laagdrempelig en vanuit zoveel mogelijk verschillende culturele achtergronden aan amateurkunst deel kunnen nemen;

het bevorderen van vernieuwing en veelzijdigheid binnen de amateurkunst;

het bevorderen van gerichte aandacht voor nieuwe amateurverenigingen.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden verstrekt aan koepelorganisaties en aan niet bij koepelorganisaties aangesloten verenigingen, zijnde orkest-, toneel-, operette- en muziektheaterverenigingen, voor:

de kosten van het inhuren van professionele ondersteuning;

de kosten van het voorbereiden en organiseren van uitvoeringen;

de kosten van huisvesting en instrumenten;

specifieke kosten in verband met beoefening van amateurkunst;

de kosten van een vereiste accountantsverklaring;

f.kosten die gemaakt worden voor initiatieven die rechtstreeks bijdragen aan de doelen van artikel 4 waarbij het met name gaat om:

f. 1° het actief bereiken en betrekken van inwoners met een andere culturele achtergrond bij amateurkunst;

f. 2° vernieuwing, en aansluiting bij eigentijdse vormen van amateurkunst;

f. 3° het bevorderen van culturele diversiteit bij instroom van nieuwe amateurverenigingen.

Artikel 6 Vereisten subsidieaanvrager

Koepelorganisaties kunnen in aanmerking komen voor subsidie voor kosten van het doen uitvoeren van activiteiten door de bij hen aangesloten verenigingen, mits deze voldoen aan de criteria a t/m c zoals vermeld in lid 2.

Een niet bij een koepelorganisaties aangesloten amateurvereniging, zijnde een orkest-, toneel-, operette- of muziektheatervereniging kan in aanmerking komen voor subsidie voor de kosten van structurele activiteiten wanneer deze voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de amateurvereniging verzorgt jaarlijks minimaal 1 uitvoering in Enschede;

  • b.

    de amateurvereniging heeft volledige rechtsbevoegdheid en is statutair gevestigd in Enschede;

  • c.

    de bij de amateurvereniging aangesloten leden komen minimaal voor de helft uit Enschede.

    • 3.

      Indien een amateurvereniging een regionaal karakter heeft en naar het oordeel van het college van kwalitatief belang is voor de amateurkunst, hoeft deze niet te voldoen aan het vereiste in het vorige lid onder c wanneer deze:

  • a.

    in Enschede repeteert;

  • b.

    de leden voor minimaal 30% uit Enschede komen, en

  • c.

    het aantal Enschedese leden groter is dan die uit andere gemeenten.

    • 4.

      Het college geeft beleidsregels voor het aantal leden en het aantal verenigingen in het betreffende onderdeel van amateurkunst.

Artikel 7 Subsidiehoogte en subsidieplafond

  • 1.

    Er is per onderdeel van de amateurkunst een subsidieplafond.

  • 2.

    Als subsidieplafond geldt het in de gemeentebegroting of door het college vastgestelde bedrag

voor amateurkunst per onderdeel zoals genoemd in artikel 1 onder c.

3.De subsidie wordt voor de amateurkunstonderdelen die niet onder een koepelorganisatie vallen,

als volgt verdeeld:

50% van het beschikbare bedrag wordt gelijkelijk verdeeld als basissubsidie over de amateurverenigingen;

de resterende 50% van het beschikbare bedrag wordt verdeeld naar rato van het aantal leden per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar van de subsidieverstrekking.

Artikel 8 Subsidietijdvak en subsidieperiode

De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt.

Na een periode van 5 jaar wordt de subsidie of beëindigd of al dan niet gewijzigd voortgezet.

Naar aanleiding van het overleg met de gemeente Enschede, zoals genoemd in artikel 9 onder d, besluit het college of tot beëindiging of tot al dan niet gewijzigde voortzetting van de subsidie. Bepalend daarbij is of de subsidieverstrekking aan de in artikel 4 genoemde doelen heeft beantwoord, en of subsidieontvanger heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6 en aan de aanvullende verplichtingen in artikel 9.

In geval van wijziging van de subsidiëring bericht het college, uiterlijk 5 kwartalen voor het aflopen van de bestaande 5-jaarsperiode, schriftelijk de betreffende amateurvereniging of koepelorganisatie over zijn voornemen tot wijziging van de subsidiëring

Artikel 9 Aanvullende subsidieverplichtingen

Naast de verplichtingen genoemd in de wet en de Asv 2004 gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    hij werkt mee aan steekproeven waarbij volledige inzage in de administratie wordt gegeven;

  • b.

    hij stelt het college in de gelegenheid om zijn uitvoeringen in Enschede bij te wonen;

  • c.

    subsidieontvangers besteden jaarlijks 10% van hun subsidie aan kosten voor de in artikel 5 onder f

genoemde initiatieven;

d.subsidieontvangers bespreken in het derde jaar van de 5-jaarsperiode met het college hun

activiteiten in relatie tot de doelen zoals genoemd in artikel 4. Het college maakt daarbij afspraken

over subsidieduur, budget en het gewenste beleid voor de komende periode van 5 jaar.

Hoofdstuk 3 Procedurele bepalingen

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvrager vraagt subsidie aan door indiening van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en begroting.

  • 3.

    Koepelorganisaties dienen inzichtelijk te maken op welke wijze zij de onderlinge verdeling van de subsidies naar de bij hen aangesloten verenigingen zullen regelen.

  • 4.

    De aanvraag wordt uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend.

Artikel 11 Ontvangst aanvraag; aanvulling aanvraag; buiten behandeling laten

  • 1.

    Het college bevestigt binnen 3 weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college verzoekt de aanvrager binnen 3 weken na dagtekening van de aanvraag desgewenst om aanvulling van de aanvraag.

  • 3.

    De aanvrager dient binnen 2 weken na ontvangst van het verzoek daartoe de aanvulling in.

  • 4.

    Wanneer binnen voornoemde termijn van 2 weken de aanvraag niet of onvoldoende is aangevuld

    kan het college, overeenkomstig artikel 4:5 van de wet en artikel 10 lid 1 van de Asv 2004, besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 12 Beslistermijn; subsidieverlening of subsidievaststelling; voorschotten of subsidiebedrag

  • 1.

    Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of aanvulling van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan deze termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan krijgt de aanvrager schriftelijk bericht.

  • 3.

    Het college beslist in geval van toekenning of tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling.

  • 4.

    De subsidieverleningsbeschikking vermeldt de eventuele voorschotverlening en de wijze van

betaling ervan.

5.De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt de wijze van betaling van het subsidiebedrag.

Artikel 13 Aanvraag subsidievaststelling na subsidieverlening

  • 1.

    De subsidieontvanger dient, indien eerst een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a een inhoudelijk verslag van de activiteiten met daarin afzonderlijk aandacht voor de inzet zoals genoemd in artikel 5 onder f;

b een gespecificeerd overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven van afgelopen boekjaar en een afzonderlijke bijlage waaruit blijkt welke gelden zijn ingezet voor initiatieven zoals genoemd in artikel 5 onder f, conform artikel 9 onder c;

c een ledenlijst per 31 december van het jaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft, met vermelding van adressen van de leden;

  • d.

    een jaarverslag;

  • e.

    een wachtlijst voor nieuwe verenigingen/leden indien van toepassing.

    • 3.

      Er wordt gebruik gemaakt van door het college vastgestelde standaardformulieren.

    • 4.

      Koepelorganisaties onderbouwen hun aanvraag tot subsidievaststelling met de door de bij hen aangesloten verenigingen aangeleverde gegevens en jaarverslagen.

Artikel 14 Subsidievaststelling na subsidieverlening

1.Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast.

Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met 4 weken verlengen. Een dergelijke verlenging wordt schriftelijk medegedeeld aan de subsidieontvanger.

De subsidiebeschikking vermeldt de wijze van betaling van het subsidiebedrag en een verrekening van eventuele voorschotten.

Artikel 15 Reserve

Het is verenigingen en koepelorganisaties toegestaan, in verband met toekomstige activiteiten een beperkt vermogen op te bouwen en als reservering in hun jaarrekening op te nemen. Voor koepelorganisaties gaat het om maximaal 50% van hun jaarlijkse begroting, voor orkesten en muziektheater/operettegezelschappen en toneelverenigingen gaat het om maximaal een jaarbegroting.

Bij overschrijding van de toegestane reserve wordt de subsidie evenredig verlaagd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekking oude verordening

De Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 1999, vastgesteld door de raad op 20 december 1999, wordt ingetrokken.

Artikel 17 Overgangsrecht

  • 1.

    Voor subsidieontvangers die in 2007 subsidie ontvingen en op basis van deze verordening minder of geen subsidie zouden gaan ontvangen, geldt dat zij in 2008 voor 100% en in 2009 voor 50% van het mindere gecompenseerd worden.

  • 2.

    Voor subsidieontvangers die in 2007 subsidie ontvingen en op basis van deze verordening meer subsidie zouden gaan ontvangen, geldt dat zij het meerdere in 2008 nog niet daadwerkelijk ontvangen en in 2009 voor 50%.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening amateurkunst 2008.

vastgesteld in de vergadering van 03 december 2007

de Griffier,

de Voorzitter,