Regeling vervallen per 05-10-2019

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2017

Geldend van 21-03-2017 t/m 04-10-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2017

De raad van de gemeente Enschede,

Gelezen het voorstel van het Raadspresidium van 30 januari 2017 corsanummer 1600107182;

gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

gezien het collegebesluit dd 28 februari 2017;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Enschede 2017

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • c.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243 en nadien

  • d.

    gewijzigd;

  • e.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, en nadien gewijzigd;

  • f.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders, en nadien gewijzigd;

  • g.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144, en nadien gewijzigd;

  • h.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56, en nadien gewijzigd;

  • i.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424, en nadien gewijzigd

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

De raad kan bij constatering regelmatig verzuim bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van de raad op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • a.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • b.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten als bedoeld in de artikelen 96, eerste lid, en 97 van de Gemeentewet is:

  • a.

    voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

  • b.

    voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 2. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

Vervallen (valt onder artikel 4 n.a.v. nieuwe modelverordening juni 2016)

Artikel 6 Scholing

  • a.

    Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • b.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • c.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • d.

    De gemeenteraad kan bij aparte verordening nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding

  • e.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • f.

    In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen (het Raadspresidium) op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 7 Computer en internetverbinding

  • a.

    Raads- of commissieleden aan wie een computer of tablet-pc, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • b.

    De vergoeding voor de abonnementskosten voor een internetverbinding voor een computer of tablet-pc bedoeld in dit artikel, komen rechtstreeks ten laste van de gemeente, waarbij alleen in aanmerking komen de abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raads- of commissielidmaatschap.

  • c.

    Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de griffier en gaat vergezeld van de benodigde bewijsstukken.

  • d.

    Nadere regels mbt de tegemoetkoming, bedoeld in art 7a lid 2 van het besluit, worden via de regeling geldelijke tegemoetkoming gemeenteraadsfracties Enschede vastgelegd.

Artikel 8 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 9 Fietsprivé

Raadsleden kunnen gebruik maken van de gemeentelijke fietsprivéregeling, zoals vermeld in de Enschedese Arbeidsvoorwaarden Regeling (EAR).

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 10 Reiskosten woon-werkverkeer

  • a.

    Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • b.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 11 Zakelijke reiskosten

  • a.

    Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders binnen en buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • b.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 12 Dienstauto

  • a.

    Wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • b.

    De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouders ook worden gebruikt voor het woon-werkverkeer en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt.

  • c.

    Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • d.

    Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 13 Buitenlandse dienstreis

Vervallen (valt onder artikel 10 n.a.v. nieuwe modelverordening juni 2016)

Artikel 14 Computer en internetverbinding

  • a.

    De wethouders aan wie een computer of tablet-pc, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • b.

    De vergoeding voor de abonnementskosten voor een internetverbinding voor een computer of tablet-pc bedoeld in dit artikel, komen rechtstreeks ten laste van de gemeente, waarbij alleen in aanmerking komen de abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het wethouderschap.

  • c.

    Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris en gaat vergezeld van de benodigde bewijsstukken.

Artikel 15 Communicatieapparatuur

  • 1. Wethouders aan wie op aanvraag communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag, overeenkomstig het eerste lid, op basis van bewijsstukken.

Artikel 16 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

  • 1. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten, dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 17 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk III van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 18 Fietsprivé

Wethouders kunnen gebruik maken van de gemeentelijke fietsprivéregeling, zoals vermeld in de Enschedese Arbeidsvoorwaarden Regeling (EAR).

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 19 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 20 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreekse aan de gemeente toegezonden factuur of

  • b.

    betaling vooruit uit eigen middelen of

  • c.

    betaling met een gemeentelijke creditcard

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 1 maand na factuurdatum of betaling door

  • a.

    raads- en commissieleden ingediend bij de griffier.

  • b.

    wethouders ingediend bij de gemeentesecretaris.

Artikel 21 Declaratie van vooruit betaalde kosten

Vervallen (valt onder artikel 20 n.a.v. nieuwe modelverordening juni 2016)

Artikel 22 Gebruik creditcard

Vervallen (valt onder artikel 20 n.a.v. nieuwe modelverordening juni 2016)

Hoofdstuk V Overgangsbepalingen

Artikel 23 Brutering vergoedingen

Vervallen (door definitieve invoering van de werkkostenregeling)

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 24 Intrekking oude regeling

De oude Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Enschede 2017

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 13 maart 2017

de Griffier, de Voorzitter,

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

1. de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden en de bezoldiging van wethouders

2. de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders;

3. de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet;

4. de toelage van het fractievoorzitterschap;

5. de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

6. de gevolgen bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

7. de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

8. de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

9. de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

10. de tegemoetkoming in de ziektekosten;

11. de voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking;

12. de bezoldiging van de wethouders;

13. de fiscale gevolgen inkomstenbelasting voortvloeiend uit het gebruik van de dienstauto;

14. de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

15. de contributie voor beroepsverenigingen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 Gemeentewet is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 Gemeentewet. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

Afzonderlijke verordeningen

Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V en VI van de modelverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, IV, V en VI van de modelverordening.

De verordening bevat bepalingen inzake:

– de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3). Voor wethouders is niets opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

– reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden. Voor wethouders is een onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 4 en 5, 9 t/m 12);

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 15);

– beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raads- en commissieleden (artikelen 7 en 13) en uitwerking van de bepaling over scholing voor raads- en commissieleden (artikel 6). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld worden;

– de procedure van uitbetalen en declareren (hoofdstuk IV);

– artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 8 en 16 en hoofdstuk V)

De arbeidsverhoudingen

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raads- of commissielid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet (standaardregeling). In dat geval is het (gedeeltelijke) winstregime van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling dienen de netto-onkostenvergoeding wel te verantwoorden in de inkomstenbelasting, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). Het bruteren van vergoedingen is niet langer van toepassing op raads- en commissieleden die hebben gekozen voor de standaardregeling. Voor raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling is de werkkostenregeling immers niet van toepassing. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid financieel ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de Modelverordening.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk IV van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel van deze verordening wordt verwezen naar een aantal begripsbepalingen uit de Rechtspositiebesluiten. Speciale aandacht verdient een lid van de commissie, die niet tevens lid is van de gemeenteraad of een ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd overeenkomstig artikel 1 onder e Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Wat betreft de genoemde ambtenaren in deze bepaling lijkt de wetgever te doelen op de situatie dat ambtenaren van de griffie of gemeente raadscommissies organiseren, bijwonen en/of ondersteunen. Zij maken geen aanspraak op een vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen. Deze werkzaamheden maken voor hen immers deel uit van hun ‘gewone’ werkzaamheden uit hoofde van hun aanstelling op grond van de Ambtenarenwet, waarvoor zij reeds loon ontvangen.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De gemeenteraad kan besluiten dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO- of WIA-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding. Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het vierde lid. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen.

Raadsleden die een WAO of WIA-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun commissievergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen en als gevolg van het ontvangen van een raadsvergoeding worden gekort op hun WW- of BWOO uitkering kunnen voor het bedrag van de korting door de gemeente worden gecompenseerd. Dit is geregeld in artikel 14, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

Artikel 96, eerste lid van de Gemeentewet voorziet alleen voor commissieleden, voor zover ze geen raadslid zijn in een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 96 van de Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 6 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. Scholing door partijpolitieke instellingen of groeperingen kunnen overigens niet ten laste van de gemeente worden gebracht. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

Gezien de aard en duur van het ambt kunnen raads- en commissieleden opleidingen die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt of gericht zijn op de (verdere) loopbaan ten laste van de gemeente worden gebracht. Scholing kan op meerdere wijze plaatsvinden. De scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Bij loopbaangerichte opleidingen staan reflecteren op persoonlijke kwaliteiten en motieven voorop. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Artikel 13 lid 1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid aan de raad om lokaal nadere regels voor scholing te stellen. De raad kan bij verordening nadere regels stellen voor scholingskosten en/of een maximumvergoeding per scholingsaanvraag/per persoon. De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen onder worden verstaan. In voorkomende gevallen van disputen of tegenstrijdigheden beslissen de fractievoorzitters bij meerderheid van stemmen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Nota bene: Voor de wethouders is in artikel 28b Rechtspositiebesluit wethouders de vergoeding van scholingskosten geregeld. Volgens dit artikel dient het college van burgemeester en wethouders zelfstandig een nadere regeling vast te stellen voor scholingskosten.

Artikelen 7 en 14 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een tegemoetkoming ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer en bijbehorende randapparatuur. De tegemoetkoming is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

De verordening gaat ervan uit dat een computer (en randapparatuur) in bruikleen wordt verstrekt. In lid 1 is derhalve als eerste optie opgenomen dat de verstrekking van een computer (en randapparatuur) in bruikleen zal plaatsvinden. De leden 2 en 3 zijn opgenomen indien door de gemeente wordt gekozen voor een tegemoetkoming voor de aanschaf of gebruik van een computer. Een computer is een laptop, tablet of minicomputer. Een smartphone kwalificeert niet als computer en verstrekking of vergoeding van meerdere computers (laptop, tablet of minicomputers) is niet toegestaan. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een printer, scanner of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk noodzakelijk zijn. Er wordt geadviseerd om in de bruikleenovereenkomst te bepalen dat de bruikleen van de computer en randapparatuur eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

Indien de gemeente niet kiest voor bruikleen, maar voor de tegemoetkoming voor aanschaf of gebruik van een computer, dan is in de bepaling zodanig opgesteld dat de tegemoetkoming deze voldoet aan de regels voor het fiscale noodzakelijkheidscriterium. Een vaste maandelijkse vergoeding gedurende 36 maanden is namelijk gebaseerd op de afschrijvingsduur van de computer (en randapparatuur) en frustreert het noodzakelijkheidscriterium niet. De tegemoetkoming eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen tot een lokaal vast te stellen bedrag per maand ten laste van de gemeente. Hierbij is ervoor gekozen om het richtbedrag van €10,- per maand los te laten. De raad dient wel hiervoor een voor ieder gelijk maximaal vergoedingsbedrag vast te stellen.

De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen worden verstaan. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 en 17 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10 en 11 Reiskosten woon/werk en zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wethouders is een vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub a Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 3 Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de reiskosten woon-werkverkeer bestaat aanspraak op een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van

€ 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto.

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub b Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor woon/werkverkeer en de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor woon/werkverkeer of reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Artikel 12 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

Artikel 15 Communicatieapparatuur

Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. Hierin kunnen afspraken gemaakt worden over het privé gebruik en het verhalen van de kosten daarvan op de wethouder. Hierbij ligt het voor de hand om in de bruikleenovereenkomst ook te bepalen dat bij beëindiging van het wethouderschap ook het gebruik van de communicatieapparatuur eindigt. Voor het gebruik van de privé mobiele telefoon waarmee de zakelijke belkosten in het abonnement gedeclareerd kunnen worden, is geen grondslag opgenomen in het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 16 Verhuis-, dubbele woonlasten, reis- en pensionkosten bij benoeming

Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub b Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

Artikelen 19/20 Betaling en declaratie van onkosten

De betaling van kosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd, waarna de betaling rechtstreeks uit gemeentelijke middelen geschiedt. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden en wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.

Betaling van functionele uitgaven door middel van een (gemeentelijk) creditcard blijkt in de praktijk voor te komen. Mocht het college een creditcard ter beschikking willen stellen aan haar wethouders dan dient men hierover lokaal nog aanvullende afspraken en/of procedurevoorschriften voor op te stellen en in de modelverordening opnemen.