Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregels PGB Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet Enschede 2017

Geldend van 24-03-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregels PGB Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet Enschede 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

- gelet op de artikelen 6.1, 6.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Enschede 2017, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

- gelet op de artikelen 10.3, 10.4 en 12 van de Verordening jeugdhulp Enschede 2017, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels PGB Gemeente Enschede voor de Ondersteuning bij het huishouden, de Wmo maatwerkvoorzieningen zelfstandig leven en maatschappelijke deelname en ondersteuning gericht op het wonen en verplaatsen binnen de leefomgeving, Beschermd wonen en Jeugd.

In deze beleidsregels zijn de belangrijkste regels opgenomen over voorwaarden, weigeringsgronden, besteding en verantwoording van het PGB.

1. Algemeen

Het college verstrekt een persoonsgebonden budget (PGB) alleen ten aanzien van individuele voorzieningen die onder de Jeugdwet vallen en individuele voorzieningen die vallen onder de WMO (maatwerk en Beschermd Wonen) en waarvoor een toegangsbepaling geldt. Hieronder worden de

1.1 Inleiding, afbakening beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op:

De volgende (maatwerk)voorzieningen in het kader van de Wmo:

• Maatwerkvoorzieningen:

o ondersteuning bij het huishouden (OH);

o ondersteuning zelfstandig leven (OZL);

o ondersteuning maatschappelijke deelname (OMD);

o kortdurend verblijf (KV);

o vervoer gekoppeld aan de ondersteuning maatschappelijke deelname;

o ondersteuning gericht op gebruik van de woning en het verplaatsen binnen de leefomgeving;

• beschermd wonen;

• de individuele voorzieningen in het kader van de Jeugdwet.

In deze beleidsregels PGB zijn regels opgenomen over:

1. voorwaarden om een PGB toegekend te krijgen;

2. weigering PGB;

3. besteding PGB;

4. verantwoording PGB;

5. PGB tarieven;

6. verzilvering van het PGB;

7. PGB-inzet sociaal netwerk.

1.2 WMO Maatwerkvoorzieningen

1.2.1.Voorwaarden om een PGB toegekend te kunnen krijgen

In de Wmo 2015 voor de maatwerkvoorzieningen worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een PGB. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • 1.

    de aanvrager dan wel zijn (wettelijk) vertegenwoordiger naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen;

  • 3.

    de aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger geeft deze motivatie op grond van zijn eigen situatie door deze te koppelen aan het resultaat wat hij wil bereiken in de ondersteuning. Volgens aanvrager zou dit dan niet kunnen worden bereikt met een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura.

1.2.2. Bekwaamheid van de aanvrager

De eerste voorwaarde betreft de “bekwaamheid” van de aanvrager. Van de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze zelfstandig, een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van zijn aanvraag. Een aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Om na te gaan of de aanvrager of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan wordt de bekwaamheid van de budgethouder beoordeeld.

De beoordelingscriteria zijn:

  • 1.

    is de aanvrager – al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of diens (wettelijke) vertegenwoordiger – in staat de eigen/(gezins-) situatie (bij ouder: de situatie van het kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • 2.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB;

  • 3.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het (laten)opstellen van de correcte zorgovereenkomsten gelijk aan het model van de SVB, dan wel het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.

De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren.

1.2.3.Gemotiveerde keuze PGB

De keuze voor PGB kan blijken uit de wijze waarop aanvrager zijn verzoek om PGB motiveert. Het gaat om de keuze van aanvrager en niet van de in te huren ondersteuner of aanbieder. Wel kan iemand uit het eigen sociale netwerk of een onafhankelijke cliëntondersteuner ondersteunen bij het motiveren van de aanvraag. Beiden mogen zich niet laten betalen als belangenbehartiger vanuit het PGB.

Niet het oordeel van het college is leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de aanvrager. In deze gevallen kan de gemeente het PGB omwille van enkel de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Het afgeven van een PGB blijft uiteindelijk het besluit van het college.

Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een PGB te willen ontvangen, zijn:

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp is niet goed vooraf in te plannen;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • als het noodzakelijk is om 24-uurs ondersteuning of jeugdhulp op afroep te organiseren;

  • als de ondersteuning of jeugdhulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;

  • tot slot dienen gemeenten rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor aanvragers om te kiezen voor een PGB, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

1.2.4.Kwaliteitseisen

De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB houdt in dat de kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.

In het geval van de Wmo heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert.

Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan de aanvrager deze zo nodig bijsturen.

De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het PGB.

  • Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde budgetplan of de kwaliteit voldoende is gegarandeerd.

  • Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • Als in het ondersteuningsplan, ondersteuning in de vorm van een PGB wordt aangevraagd , aanvrager een aanvraagformulier en format -budgetplan ontvangt.

  • Zodra aanvrager de aanvraag en het budgetplan heeft ingezonden, wordt mede op grond hiervan besloten of aanvrager een PGB ontvangt.

  • De maximale termijn van indiening budgetplan voor aanvrager is 15 werkdagen.

  • In het ondersteuningsplan spreken aanvrager /budgethouder en gemeente af binnen welke termijn de behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden worden geëvalueerd, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet zoals in het budgetplan is aangegeven.

1.2.5.Weigering PGB

Het college kan een PGB weigeren als er reeds tijdens het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag een ernstig vermoeden is dat de aanvrager problemen zal (gaan) krijgen met het beheren van een PGB.

Te denken valt hierbij aan de volgende situaties:

  • eerdere fraudering;

  • gok-, drugs- of alcoholverslaving;

  • Schulden;

  • eerdere faillissement;

  • surseance van betaling;

  • WSNP.

Bovendien kan er een PGB beëindigd worden in de volgende onderstaande gevallen als:

  • blijkt dat de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • de aanvrager niet voldoet aan de aan het toekennen van een PGB verbonden voorwaarden;

  • de aanvrager het PGB niet gebruikt of voor een ander doel gebruikt;

  • die per kalenderjaar langer dan 6 weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan 6 weken verblijf houdt buiten Nederland; (zijnde geen EU land)

Verder wordt PGB geweigerd in de volgende gevallen:

  • Indien de aanvrager een voorstel doet dat zou leiden tot een hoger PGB dan het vergelijkbare zorg in natura aanbod, en de aanvrager weigert het verschil in budget zelf te financieren (we bieden wel de aanvrager de mogelijkheid het verschil in budget zelf te financieren.)

  • Dubbelrol van professionele hulpverlener en bewindvoerder. Indien de professionele hulpverlener tevens de rol als bewindvoerder of wettelijk vertegenwoordiger aanneemt, is dit in strijd met boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Met name als de professionele zorgverlener geregistreerd is als bewindvoerder (voert voor meer dan 3 personen bewind) . Er kan dan sprake zijn van belang dat tegengesteld is aan het belang van de cliënt/budgethouder. Het veronderstelde tegengestelde belang is niet limitatief en dient per situatie te worden beoordeeld.

1.3 Jeugdwet

1.3.1.Voorwaarden om een PGB toegekend te kunnen krijgen

In de Jeugdwet worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een PGB. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • 1.

    de aanvrager dan wel zijn (wettelijk) vertegenwoordiger naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    Als in het budgetplan aanvrager zich op het standpunt stelt dat:

    • de maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet) en naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de in te zetten voorziening behoren en die de aanvrager van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn en bijdragen aan het beoogde resultaat.

1.3.2.Bekwaamheid van de aanvrager

De eerste voorwaarde betreft de “bekwaamheid” van de aanvrager. Van de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze zelfstandig, een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van zijn aanvraag. Een aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Om na te gaan of de aanvrager of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan wordt de bekwaamheid van de budgethouder beoordeeld. Er dient een probleemanalyse en een ondersteuningsplan/budgetplan te worden opgesteld samen met de wijkcoach.

De beoordelingscriteria zijn:

  • 1.

    is de aanvrager – al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of diens (wettelijke) vertegenwoordiger – in staat de eigen/(gezins-) situatie (bij ouder: de situatie van het kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • 2.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB;

  • 3.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het (laten) opstellen van de correcte zorgovereenkomsten gelijk aan het model van de SVB, dan wel het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.

De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren.

Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders of diens wettelijk vertegenwoordiger die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.

1.3.3.Gemotiveerde keuze PGB

Jeugdwet.

Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een PGB wenst. Hierbij gaat het om de argumenten van een persoon (de jeugdige of zijn (wettelijk) vertegenwoordiger) om aan te geven dat de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de aanvrager gebruik wenst te maken van een PGB.

Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer de aanvrager de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren.

Niet het oordeel van het college is leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de aanvrager. In deze gevallen kan de gemeente het PGB omwille van enkel de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Het afgeven van een PGB blijft uiteindelijk het besluit van de gemeente, dit geldt ook indien er onder de Jeugdwet sprake is van een niet-gemeentelijke verwijzer.

Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een PGB te willen ontvangen, zijn:

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp is niet goed vooraf in te plannen;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

  • de benodigde ondersteuning of jeugdhulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • als het noodzakelijk is om 24-uurs ondersteuning of jeugdhulp op afroep te organiseren;

  • als de ondersteuning of jeugdhulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;

  • tot slot dienen gemeenten rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor aanvragers om te kiezen voor een PGB, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

1.3.4.Kwaliteitseisen

Jeugdwet.

De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB houdt in dat de kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.

Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Dit zijn de volgende:

  • de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;

  • gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

  • systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;

  • de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.

Bij de financiering van de jeugdhulp kunnen gemeenten middels het contract kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder kunnen gemeenten gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd.

Om duidelijkheid te creëren voor aanvragers en wijkcoaches kan voor de Jeugdwet vooraf een lijst worden opgesteld van aspecten die een rol spelen bij de beoordeling. Hierbij wordt onder meer gedacht aan:

  • het type hulp dat wordt geleverd (boodschappen doen versus het huis schoonhouden);

  • de frequentie van de hulp (1 keer per maand versus 4 keer per week);

  • er sprake is van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode;

  • de mate van verplichting;

  • Laatstgenoemde aspecten bij bovengenoemde punten worden als zwaarwegend gezien.

1.3.5 Weigeren PGB

Jeugdwet

Volgens de Jeugdwet mogen we een PGB alleen weigeren voor dat deel dat het budget hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag.

Wel sluiten conform de bepalingen in de Jeugdwet de volgende zorg- en ondersteuningsvormen uit van een PGB, op moment van schrijven:

  • spoedzorg -> vanwege het spoedeisende karakter (net als bij terminale zorg)

1.4 Wmo Beschermd Wonen

1.4.1.Voorwaarden om een PGB toegekend te kunnen krijgen

In de Wmo 2015 worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een PGB. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • 1.

    de aanvrager dan wel zijn (wettelijk) vertegenwoordiger naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen;

  • 3.

    de aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger geeft deze motivatie op grond van zijn eigen situatie door deze te koppelen aan het resultaat wat hij wil bereiken in de ondersteuning. Volgens aanvrager zou dit dan niet kunnen worden bereikt met een beschermd wonen voorziening in de vorm van zorg in natura.

1.4.2.Bekwaamheid van de aanvrager

De eerste voorwaarde betreft de “bekwaamheid” van de aanvrager. Van de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze zelfstandig, een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van zijn aanvraag. Een aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Om na te gaan of de aanvrager of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan wordt de bekwaamheid van de budgethouder beoordeeld.

De beoordelingscriteria zijn:

  • 1.

    is de aanvrager – al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of diens (wettelijke) vertegenwoordiger – in staat de eigen/(gezins-) situatie (bij ouder: de situatie van het kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • 2.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB;

  • 3.

    is de aanvrager of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het (laten) opstellen van de correcte zorgovereenkomsten gelijk aan het model van de SVB, dan wel het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.

De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren.

1.4.3.Gemotiveerde keuze PGB

De keuze voor PGB kan blijken uit de wijze waarop aanvrager zijn verzoek om PGB motiveert. De aanvrager moet beargumenteren waarom de zorg vanuit de zorg in natura aanbieders niet toereikend is. Het gaat om de keuze van aanvrager en niet van de in te huren ondersteuner of aanbieder. Wel kan iemand uit het eigen sociale netwerk of een onafhankelijke cliëntondersteuner ondersteunen bij het motiveren van de aanvraag. Beiden mogen zich niet laten betalen als belangenbehartiger vanuit het PGB.

1.4.4.Kwaliteitseisen

De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB houdt in dat de kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.

In het geval van Beschermd Wonen heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert.

Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan de aanvrager deze zo nodig bijsturen.

De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het PGB.

  • Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde aanvraagformulier, het zorgplan en het budgetplan of de kwaliteit voldoende is gegarandeerd.

  • Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • Mede op basis van het aanvraagformulier, zorgplan en budgetplan wordt besloten of aanvrager een PGB ontvangt.

  • De maximale termijn van indiening budgetplan voor aanvrager is 15 werkdagen.

  • In het zorgplan spreken aanvrager /budgethouder en gemeente af binnen welke termijn de behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden worden geëvalueerd, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet zoals in het budgetplan is aangegeven.

2. Besteding PGB

Uitgangspunt is dat de (wettelijk) vertegenwoordiger niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. Wanneer de PGB budgethouder deze dubbelrol wel wil inzetten moet hij dit eerst voorleggen aan het college. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk: in geval ouders of partner. Uitruil tussen voorzieningen is in principe niet mogelijk. Er kunnen in uitzonderlijke situaties op voorzieningenniveau specificaties zijn aangegeven wanneer er wel uitruil mogelijk is.

PGB budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen bij Wmo 2015 Maatwerk en Jeugdzorg:

  • Alle bijkomende kosten voor de zorgverleners, zoals de werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen, zoals reiskostenvergoedingen voor woon-werkverkeer, verlofregelingen en pensioenvoorziening.

  • Vervoerskosten van en naar de plek waar begeleiding geboden wordt (OMD), maar alleen als er een beschikking is voor begeleiding in dagdelen (dagopvang), samen met een indicatie voor dit specifieke vervoer.

  • Inkoop maximaal 13 kalenderweken PGB in EU-landen: budgethouders kunnen maximaal 13 kalenderweken ondersteuning inkopen in het buitenland (binnen de EU).

  • Wanneer een budgethouder per kalenderjaar langer dan 6 weken of een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen EU) gaat, dan moet hij vooraf toestemming vragen aan de gemeente om het PGB in het buitenland (binnen EU) te besteden of dit opnemen in het ondersteuningsplan en budgetplan.

  • Eenmalige uitkering: indien een PGB wordt beëindigd omdat de budgethouder is overleden, zal het PGB door de SVB worden stop gezet. Het college beoordeelt bij de maatwerkvoorziening Ondersteuning Huishoudelijke hulp, om dit door de SVB te verlengen met 4 weken .

  • Indien er sprake is van onverwacht opname in een zorginstelling van de budgethouder, kan in overleg met de budgethouder of diens gemachtigde, het toegekende budget voor 4 weken worden verlengd.

PGB budgethouders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:

  • kosten voor bemiddeling;

  • kosten voor het voeren van een PGB-administratie;

  • kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het PGB;

  • contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo (er zijn ziektekostenverzekeringen die hier een bijdrage voor kennen);

  • kosten voor het volgen van cursussen over het PGB;

  • kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;

  • kosten voor eigen bijdragen (bijvoorbeeld CAK);

  • kosten voor feestdagenuitkering / cadeau zorgverlener;

  • alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo en Jeugdwet vallen;

  • alle zorg en ondersteuning die vallen onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen;

  • voor beschermd wonen geldt dat er geen kosten van huisvesting uit het PGB betaalt mogen worden;

  • ondersteuning inkopen buiten EU-landen;

  • controle op kwaliteit en financiën is dan nauwelijks mogelijk.

  • Verantwoordingsvrije bedrag.

Voor de besteding van het PGB-budget voor Beschermd Wonen wordt verwezen naar de Vergoedingenlijst PGB Beschermd Wonen 2017.

3. Verantwoording PGB

De financieel-administratieve afhandeling van het PGB gebeurt per 2015 verplicht voor alle PGB-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouder en gemeente.

De verantwoording is voor de budgethouder eenvoudiger doordat de gemeente vooraf toetst en het geld alleen besteed kan worden aan wat is afgesproken (toets SVB bij het betalen van de voor akkoord ondertekende facturen door de budgethouder en de (wettelijk vertegenwoordiger) en gemeenten steeds inzage hebben in de bestedingen.

Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, vraagt het college de budgethouders om bij de herwaardering / (tussen)evaluatie van het ondersteuningsplan ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

4. Verzilvering van het PGB

Na ontvangst van de beschikking heeft de aanvrager drie maanden de tijd om het PGB te gaan besteden waarvoor het is bedoeld. Gebeurt dit niet, dan wordt de voorziening ingetrokken. Voor die tijd wordt contact gezocht met belanghebbende om te vragen of het lukt om een voorziening aan te schaffen. Mocht het nodig zijn, dan krijgt belanghebbende alsnog de mogelijkheid om naar een voorziening natura over te stappen.

5. PGB-inzet sociaal netwerk

Het uitgangspunt is en blijft dat de aanvrager (die een ondersteuningsbehoefte heeft) in eerste instantie het zelf oplost, al dan niet met behulp van zijn sociale netwerk.

Eigen kracht en verantwoordelijkheid staat centraal in de Wmo 2015. In sommige situaties is het denkbaar dat ondersteuning door een persoon uit het sociale netwerk beter aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van de aanvrager. In deze situaties is het mogelijk om een PGB toe te kennen.

Het PGB kan worden ingezet om niet-professionele zorgverleners mee te betalen. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn uit het sociale netwerk van de aanvrager. Het college heeft de ruimte om zelf te bepalen wanneer de budgethouder maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp mag betalen uit het eigen sociale netwerk.

6. Overige bepalingen

6.1 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt inwerking de eerstvolgende dag na publicatie en wordt aangehaald als: Beleidsregels PGB Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet Enschede 2017

6.2 Beleidsregels PGB Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet Enschede 2015.

Met de inwerkingtreding van de beleidsregels PGB Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2017 worden de beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Het college voornoemd,

Secretaris, Burgemeester

Enschede, 14 februari 2017