Regeling vervallen per 27-06-2019

Subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar

Geldend van 16-06-2017 t/m 26-06-2019

Intitulé

Subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van het college,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening 2016;

Besluit vast te stellen de:

Subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het College van burgemeester en wethouders van Enschede;

  • b.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Asv: de op het moment van de subsidieaanvraag geldende algemene subsidieverordening van de gemeente Enschede;

  • d.

    Onderwijs- en ontwikkelactiviteiten: activiteiten op het gebied van onderwijs aan en ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs aan en begeleiding van die doelgroep;

Artikel 2 Bevoegdheid college

Het college besluit met inachtneming van deze verordening op subsidieaanvragen voor onderwijs- en ontwikkelactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Algemene subsidiebepalingen

Artikel 3 Toepassingsbereik; doel en werking

  • 1. Deze verordening is een bijzondere subsidieverordening als bedoeld in de Asv.

  • 2. Subsidieverstrekking op basis van deze verordening heeft als doel het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en kinderopvang in Enschede en het voorkomen van taal- en ontwikkelachterstanden voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

Hoofdstuk 3: Peuter- en VVE arrangementen

Artikel 4 Doel

Doel van subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is het voor ouders of verzorgers financieel toegankelijk maken van peuter- en VVE-arrangementen voor kinderen van

2 en 3 jaar in Enschede.

Artikel 5 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    peuterarrangement: de opvang van 2- en 3-jarigen waarbij op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden die gericht zijn op het stimuleren van de ontwikkeling op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een peuterarrangement bestaat uit minimaal twee dagdelen van 2,5 uur per week gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • b.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie) arrangement: de opvang van 2 en 3 jarigen waarbij op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden die gericht zijn op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Kinderen tot 4 jaar en 6 weken kunnen gebruik blijven maken van een peuter- of VVE arrangement indien het kind is ingeschreven op een school voor primair onderwijs. Een VVE-arrangement is minimaal 10 uur per week, verdeeld over 4 verschillende weekdagen, gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • c.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die als gekozen partner participeert in een Kindcentrum 0-13 in Enschede.

  • d.

    IKC: (Integraal Kindcentrum 0-13): een door het College erkend samenwerkingsverband tussen organisaties voor kinderopvang en primair onderwijs.

  • e.

    Ouders of verzorgers: degenen die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefenen.

Artikel 6 Vereisten subsidieaanvrager

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient een aanvrager aan de volgende criteria te voldoen:

  • a.

    staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP);

  • b.

    voldoet aan de vereisten uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de hier uit voortvloeiende regelgeving;

  • c.

    voldoet aan de aanvullende voorschriften die het college stelt inzake de uitvoering van VVE-arrangementen en

  • d.

    maakt als gekozen partner deel uit van een IKC in Enschede.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van een peuter- en/of VVE-arrangement in Enschede.

Artikel 8 Subsidiecriteria

  • 1. Peuter- en/of VVE-arrangementen vallend onder deze subsidieverordening zijn bedoeld voor:

    • a.

      peuters die in Enschede wonen;

    • b.

      peuters uit Haaksbergen, Hengelo en Losser, indien de school voor primair onderwijs binnen het IKC waar deze peuters van het aanbod van de peuter- en VVE-arrangementen gebruik maken, de meest nabij gelegen school is ten opzichte van het woonadres van de ouder(s)/verzorger(s) van de peuter;

  • 2. De uitvoering van een VVE-arrangement is alleen subsidiabel voor zover het arrangement betrekking heeft op een peuter waarvoor een VVE indicatie is afgegeven door het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Twente.

Artikel 9 Subsidieplafond; verdeling beschikbaar subsidiebedrag

Het college kan jaarlijks een subsidieplafond en de wijze van verdeling vaststellen;

Artikel 10 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de soort opvang, de mate waarin ouder(s) recht hebben op een eventuele kinderopvangtoeslag en de hoogte van het gezamenlijke inkomen van de ouder(s)/verzorger(s).

  • 2. Het college stelt jaarlijks de normtarieven voor peuter- en VVE-arrangementen vast, alsmede de subsidie per arrangement en de daaruit resulterende eigen bijdrage per kind per arrangement.

Artikel 11 Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voor peuter- en VVE-arrangementen kan door de houder schriftelijk of digitaal worden ingediend tot uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. de subsidieaanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld en ondertekend is.

Artikel 12 Beslistermijn; subsidieverlening; voorschotten of subsidiebedrag

  • 1. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag niet volledig is, na aanvulling van de aanvraag;

  • 2. Het college kan voornoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager;

  • 3. Het college beslist in geval van toekenning tot subsidieverlening;

  • 4. De subsidieverleningsbeschikking vermeldt de eventuele voorschotverlening en de wijze van betaling ervan.

Artikel 13 Vaststelling van de subsidie

  • 1. De houder dient uiterlijk 15 maart na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college met een door de gemeente beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier, door een accountant gecontroleerd en gewaarmerkt;

  • 2. De vaststelling van de subsidie voor peuter- en/of VVE-arrangementen gebeurt op basis van het aantal gerealiseerde arrangementen en het gemiddelde gezamenlijke gezinsinkomen van de ouders;

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis;

  • 4. De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het uiteindelijke subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Hoofdstuk 4 Schakelklassen

Artikel 14 Doel

Doel van subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is aan leerlingen met een grote taalachterstand in het primair onderwijs intensief taalonderwijs te geven waardoor deze leerlingen voldoende hebben bijgeleerd om op hun eigen niveau deel te nemen aan het primair onderwijs.

Artikel 15 Vereisten subsidieaanvrager

Aanvragen kunnen worden ingediend door schoolbesturen voor primair onderwijs in Enschede.

Artikel 16 Subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van deeltijd- of voltijds schakelklassen in Enschede.

  • 2. Tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

    • a.

      7de groepsvergoeding;

    • b.

      Loonkosten schakelklasleerkracht;

    • c.

      Verbruiksmateriaal;

    • d.

      Scholing;

    • e.

      ICT.

      Het college kan nadere regels stellen voor de maximale hoogte van de subsidiabele kosten.

Artikel 17 Subsidieplafond; verdeling beschikbaar subsidiebedrag

Het college kan jaarlijks een subsidieplafond en de wijze van verdeling vaststellen.

Artikel 18 Aanvraag subsidie

  • 1. een aanvraag voor subsidie voor schakelklassen kan door het schoolbestuur worden ingediend tot uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. de subsidieaanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld en ondertekend is.

Artikel 19 Beslistermijn; subsidieverlening; voorschotten of subsidiebedrag

  • 1. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag niet volledig is, na aanvulling van de aanvraag;

  • 2. Het college kan voornoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager;

  • 3. Het college beslist in geval van toekenning tot subsidieverlening;

  • 4. De subsidieverleningsbeschikking vermeldt de eventuele voorschotverlening en de wijze van betaling ervan.

Artikel 20 Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    het schoolbestuur dient uiterlijk 15 maart na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling in bij het college met een door de gemeente beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier, door een accountant gecontroleerd en gewaarmerkt;

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie voor schakelklassen vindt plaats op basis van de gemaakte kosten zoals opgenomen in artikel 16 tot het maximale bedrag waarvoor subsidie is verleend;

  • 3.

    Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis;

  • 4.

    De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het uiteindelijke subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Hoofdstuk 5 Opbrengstgericht Werken

Artikel 21 Doel

Doel van subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is het verbeteren van de onderwijskwaliteit binnen het primair onderwijs en het doelgericht begeleiden en stimuleren van kinderen in de kinderopvang op een manier die ervoor zorgt dat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen in taal, rekenen en executieve functies.

Artikel 22 Vereisten subsidieaanvrager

Aanvragen kunnen worden ingediend door schoolbesturen voor primair onderwijs en/of houders van een kinderopvangorganisatie. Houders van een kinderopvangorganisatie dienen te voldoen aan de vereisten zoals genoemd in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 23 Subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die:

    • a.

      bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijspersoneel binnen het primair onderwijs, en/of

    • b.

      bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers binnen de kinderopvang, en/of

    • c.

      bijdragen aan de kennis op het gebied van opbrengstgericht werken binnen primair onderwijs en kinderopvang, en/of

    • d.

      helpen bij het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen in de kinderopvang en het primair onderwijs, en/of

    • e.

      bijdragen aan het betrekken van ouders of verzorgers van kinderen in de kinderopvang en het primair onderwijs.

  • 2. subsidiabele kosten zijn kosten die direct toe te rekenen zijn aan subsidiabele activiteiten zoals genoemd in lid 1;

  • 3. Het college kan nadere regels stellen voor de maximale hoogte van de subsidiabele kosten.

Artikel 24 Subsidiecriteria

Het college kan jaarlijks nadere criteria vaststellen ten aanzien van de subsidiabele activiteiten.

Artikel 25 Subsidieplafond; verdeling beschikbaar subsidiebedrag

Het college kan jaarlijks een subsidieplafond en de wijze van verdeling vaststellen.

Artikel 26 Aanvraag subsidie

  • 1. een aanvraag voor subsidie in het kader van opbrengst gericht werken kan door het schoolbestuur of door de houder van een kinderopvangorganisatie worden ingediend tot uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. de subsidieaanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld en ondertekend is.

Artikel 27 Beslistermijn; subsidieverlening of subsidievaststelling; voorschotten of subsidiebedrag

  • 1. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag niet volledig is, na aanvulling van de aanvraag;

  • 2. Het college kan voornoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager;

  • 3. Het college beslist in geval van toekenning tot subsidieverlening;

  • 4. De subsidieverleningsbeschikking vermeldt de eventuele voorschotverlening en de wijze van betaling ervan.

Artikel 28 Vaststelling van de subsidie

  • 1. het schoolbestuur of de houder van een kinderopvangorganisatie dient uiterlijk 15 maart na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling in bij het college met een door de gemeente beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier, door een accountant gecontroleerd en gewaarmerkt;

  • 2. De vaststelling van de subsidie in het kader van opbrengst gericht werken vindt plaats op basis van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten zoals benoemd in artikel 23 tot het maximale bedrag waarvoor subsidie is verleend;

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis;

  • 4. De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het uiteindelijke subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Hoofdstuk 6 Overige activiteiten

Artikel 29 Doel

Doel van dit hoofdstuk is de mogelijkheid te bieden subsidie aan te vragen voor de gevallen die niet beschreven zijn in de voorgaande hoofdstukken van deze verordening en in de Subsidieverordening Actielijnen 3a, 3b en 4 Lokale Educatieve Agenda en die wel passen binnen de Lokale Educatieve Agenda (LEA).

Artikel 30 Subsidiabele activiteiten

Aanvrager kan in aanmerking komen voor subsidie voor activiteiten die passen binnen de geldende Lokale Educatieve Agenda.

Artikel 31 Vereisten subsidieaanvrager

Aanvragen kunnen worden ingediend door schoolbesturen voor primair onderwijs en/of houders van een kinderopvangorganisatie. Houders van een kinderopvangorganisatie dienen te voldoen aan de vereisten zoals genoemd in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 32 Subsidieplafond; verdeling beschikbaar subsidiebedrag

Het college kan jaarlijks een subsidieplafond en de wijze van verdeling vaststellen.

Artikel 33 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal 20% van het subsidieplafond.

Artikel 34 Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie in het kader van overige activiteiten kan door de aanvrager worden ingediend tot uiterlijk 4 weken voordat de activiteit plaatsvindt;

  • 2. de subsidieaanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld en ondertekend is.

Artikel 35 Beslistermijn; subsidieverlening of subsidievaststelling; voorschotten of subsidiebedrag

  • 1. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag niet volledig is, na aanvulling van de aanvraag;

  • 2. Het college kan voornoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager;

  • 3. Het college beslist in geval van toekenning tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling;

  • 4. De subsidieverleningsbeschikking vermeldt de eventuele voorschotverlening en de wijze van betaling ervan.

Artikel 36 Vaststelling van de subsidie

  • 1. de aanvrager dient binnen acht weken na afloop van de activiteit waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college;

  • 2. De vaststelling van de subsidie in het kader van overige activiteiten vindt plaats op basis van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten zoals benoemd in artikel 30 tot het maximale bedrag waarvoor subsidie is verleend;

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis;

  • 4. De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het uiteindelijke subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 38 Intrekking oude verordening

De subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen vastgesteld door de raad op 30 september 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 39 Overgangsrecht

Subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens de bepalingen van de subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen.

Artikel 40 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 41 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 12 juni 2017.

De Griffier, R.M. Jongedijk

De Voorzitter, dr. G.O. van Veldhuizen

Toelichting op de subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar

Inleiding algemeen

De nieuwe subsidieverordening Onderwijs- en ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar is een actualisatie van de bestaande subsidieverordening peuter- en VVE-arrangementen d.d. 30 september 2013 en tegelijkertijd een uitbreiding met een aantal onderwerpen die tot nu toe niet in een subsidieverordening zijn geregeld. De uitbreiding heeft betrekking op de thema’s “Schakelklassen”, “Opbrengstgericht werken” en “Overige activiteiten”. Vanwege de uitbreiding heeft de nieuwe subsidieverordening een bredere titel gekregen.

De middelen die op grond van de nieuwe subsidieverordening worden verdeeld zijn voornamelijk beschikbaar in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid. Doel van deze middelen is om kinderen optimale kansen voor ontwikkeling te bieden en eventuele achterstanden te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te verminderen. De omvang van het beschikbare budget is sterk afhankelijk van de omvang en verdeling van rijksmiddelen in het kader van onderwijsachterstandenbeleid. De subsidieverordening voorziet er in dat het College op basis van de beschikbare middelen jaarlijks een bestedingsplan vaststelt met daarin ook nadere voorwaarden over praktische zaken zoals de maximale hoogte en subsidiabiliteit van bepaalde kosten. Daarmee legt de nieuwe subsidieverordening vast wat de afgelopen jaren al gangbare praktijk was.

Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen

Ten opzichte van de voorgaande subsidieverordening peuter- en VVE-arrangementen is het aantal begripsomschrijvingen in artikel 1 fors teruggebracht (van 25 naar 4). Veel van de begripsomschrijvingen bleken bij nadere beschouwing overbodig of konden elders in artikelen worden opgenomen. Per saldo is de leesbaarheid van de verordening hiermee vergroot.

Hoofdstuk 2: Algemene subsidiebepalingen

Artikel 3 duidt de bredere werking van deze nieuwe verordening, namelijk het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en kinderopvang in Enschede en het voorkomen van taal- en ontwikkelachterstanden voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

Hoofdstuk 3: Peuter- en VVE arrangementen

Op hoofdlijnen geeft de nieuwe verordening dezelfde invulling aan de subsidiëring van peuter- en VVE-arrangementen als de vorige verordening. De aard en omvang van peuter- en VVE-arrangementen zoals beschreven in artikel 5 is grotendeels ongewijzigd, waarbij nu expliciet is vastgelegd dat een VVE-arrangement verdeeld dient te zijn over 4 verschillende weekdagen (artikel 5, lid b). Op pedagogische gronden heeft deze spreiding over verschillende dagen de voorkeur. In de praktijk gold deze afspraak al met de partijen in de kinderopvang.

In hetzelfde artikel en lid is aangegeven dat kinderen tot 6 weken na het bereiken van de 4-jarige leeftijd gebruik kunnen blijven maken van een peuter- of VVE-arrangement, mits het kind al wel staat ingeschreven bij een school. Onder de oude verordening was dit niet toegestaan en ontstond er soms een hiaat in de opvang wanneer kinderen op 4-jarige leeftijd nog niet konden instromen op een school. Daar was met name sprake van wanneer de verjaardag enkele weken voor een vakantie viel. Wanneer de instroom op de school om praktische redenen nog niet mogelijk is, biedt het vernieuwde artikel de ruimte om een aantal weken langer gebruik te maken van een arrangement.

De “erkenning” van IKC’s zoals genoemd in artikel 5 lid d heeft plaatsgevonden met het B&W-besluit van 14 maart 2017.

Bij het artikel over de vereisten subsidieaanvrager (artikel 6, lid c) wordt met ‘aanvullende voorschriften die het college stelt’ bedoeld de ‘Nadere regels voor VVE-arrangementen’ en het bijbehorende afwegingsmodel zoals vastgesteld op 15 december 2015 en in werking getreden op 1 januari 2016.

De indieningstermijn (artikel 11, lid 1: 1 november) en de beslistermijn (artikel 12, lid 1: 13 weken) is voor vrijwel alle onderdelen in de subsidieverordening gelijk getrokken. De uiterste indieningsdata verschilden tot nu toe in de praktijk per thema. In de vorige subsidieverordening peuter- en VVE-arrangementen was de beslistermijn korter (8 weken), maar de eventuele verlengingstermijn weer langer. De langere beslistermijn is in lijn met de Algemene Subsidieverordening. In de praktijk wordt op aanvragen in vrijwel alle gevallen binnen een aanzienlijk kortere termijn beslist.

Ook een uiterste vaststellingsdatum voor subsidies is nu expliciet benoemd (artikel 13, lid 1: 15 maart na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend). Dit verheldert voor de subsidiegebruikers (en de gemeente) het procedurele pad.

In het artikel over de vaststelling van de subsidie wordt bij lid 4 a met ‘een door de ouders ondertekende aanvraag’ bedoeld de offerte of plaatsingsbevestiging.

Hoofdstuk 4: Schakelklassen

Schakelklassen zijn klassen voor basisschoolleerlingen met een grote achterstand in de beheersing van de Nederlandse taal. Er zijn schakelklassen mogelijk in deeltijd en in voltijd. Bij een schakelklas in deeltijd volgen de leerlingen een jaar lang een deel van de lessen in een aparte schakelklas (met een minimum van 8 uur). Bij een voltijd schakelklas volgen de leerlingen een jaar lang (vrijwel) alle lessen in een aparte schakelklas.

Het hoofdstuk 4 is een nieuwe toevoeging in de verordening; in het verleden werden de schakelklassen op facturatiebasis vergoed vanuit de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Door dit thema te integreren in de subsidieverordening, ontstaat een eenduidiger werkwijze.

Artikel 16 specificeert subsidiabele activiteiten en kosten.

Het subsidiebedrag voor de 7de groepsvergoeding ( de exploitatie van een lokaal), als genoemd in lid 2 sub a, is gebaseerd op de vergoeding zoals die door het Rijk is vastgesteld en vastgelegd in het Bekostigingsstelsel Basisonderwijs.

De loonkosten, als genoemd in lid 2 sub b, zijn inclusief werkgeversopslag.

Voor de overige genoemde subsidiabele activiteiten onder lid 2 gelden de volgende normbedragen:

• per leerkracht per jaar voor verbruiksmaterialen € 250,-

• per locatie per jaar voor ICT € 250,-

• per leerkracht per jaar voor scholing € 1.500,-.

De gemeente subsidieert alleen de meerkosten die boven de lumpsumvergoeding van het rijk uitstijgen. Het college kan nadere regels stellen voor de maximale hoogte van de subsidiabele kosten.

De strekking van en genoemde termijnen in de artikelen 17 tot en met 20 komen overeen met de vergelijkbare artikelen in hoofdstuk 3 en 5.

Hoofdstuk 5: Opbrengstgericht Werken

Zoals omschreven in artikel 21 is het doel van de activiteiten onder de titel “opbrengstgericht werken” het verbeteren van de onderwijskwaliteit binnen het primair onderwijs en het doelgericht begeleiden en stimuleren van kinderen in de kinderopvang. De kern van opbrengstgericht werken is dat leerkrachten en pedagogisch medewerkers hun onderwijs en begeleiding aanpassen aan de hand van meetbare resultaten. Opbrengst gericht werken gaat over het bewust, cyclisch en systematisch werken met als doel de grootst mogelijke (leer)opbrengst.

Artikel 23 beschrijft de mogelijke subsidiabele activiteiten onder dit thema.

De artikelen 26 tot en met 28 zijn weer vergelijkbaar met de artikelen in hoofdstuk 3 en 4.

Hoofdstuk 6: Overige activiteiten

De subsidieverordening onderwijs- en ontwikkelkansen van jongeren van 0 tot 18 jaar is in zekere zin een aanvulling op de bestaande (en gehandhaafde) Subsidieverordening Actielijnen 3a, 3b en 4 Lokale Educatieve Agenda (LEA) d.d. 31 maart 2015. Deze subsidieverordening geeft de juridische basis voor verlening van subsidies op grond van actielijnen 3a, 3b en 4 van de LEA. De nieuwe verordening Onderwijs- ontwikkelkansen voor jongeren van 0 tot 18 jaar dekt in hoofdstuk 4 de Actielijn 3c, zoals in de te vervangen verordening peuter- en VVE-arrangementen. De afgelopen jaren is gebleken dat er zich projecten of activiteiten kunnen aandienen die wel goed passen binnen de LEA, maar die niet geregeld zijn in de bestaande subsidieverordening Actielijnen 3a, 3b en 4 Lokale Educatieve Agenda of de Verordening peuter- en VVE-arrangementen. Met hoofdstuk 6 wordt geregeld dat ook voor deze projecten of activiteiten subsidie kan worden verleend.

Het hoofdstuk 6 is bedoeld om kleinere, niet structurele activiteiten die wel passen binnen de LEA te kunnen ondersteunen. Er is meer flexibiliteit voor wat betreft de indiening: artikel 34 specificeert dat aanvragen 4 weken voordat de activiteit plaatsvindt moeten zijn ingediend. Dat wijkt af van de regel die in de andere hoofdstukken is gebruikt (uiterlijk 1 november). Tegelijkertijd is via artikel 33 ook een regel opgenomen om te voorkomen dat een eerste initiatief het volledige beschikbare budget gebruikt (subsidie bedraagt maximaal 20% van het subsidieplafond).

Artikelen 35 en 36 zijn weer vergelijkbaar met de artikelen in de andere hoofdstukken.