Regeling vervallen per 01-01-2021

Havenverordening Enschede 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Havenverordening Enschede 2018

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de navolgende HAVENVERORDENING Enschede 2018

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    beroepsvaartuig: vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd en/of gebruikt wordt voor de uitoefening van enig beroep of bedrijf, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

  • 2.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Enschede;

  • 3.

    gemeente: de gemeente Enschede;

  • 4.

    .

    • a.

      Gemeentelijk vaarwater: het in eigendom aan de gemeente toebehorend of bij haar in gebruik, onderhoud of beheer zijnde openbaar vaarwater; onder openbaar water wordt verstaan wateren die voor het publiek bevaarbaar zijn of op andere wijze toegankelijk zijn, niet zijnde wateren die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of de krachtens deze wet vastgestelde regelingen.

    • b.

      Haven: havens voor beroepsvaart en pleziervaart die door het college als zodanig zijn aangewezen;

    • c.

      Werken: alle tot het gemeentelijk vaarwater en bij de gemeente in eigendom, gebruik, onderhoud of beheer zijnde behorende kaden, loswallen, taluds, oevers, beschoeiingen, steigers, trappen, bruggen, sluizen, meergelegenheden, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen, bouwwerken of daarmee vergelijkbare objecten, overige kunstwerken, zowel openbaar als particulier wanneer deze laatste, al of niet met enige beperking, voor het publiek toegankelijk zijn;

    • d.

      Havenmeester: degene die door het college als zodanig is aangewezen.

  • 5.

    .

    • a.

      ligplaats: een plaats waar vaartuigen kunnen worden afgemeerd en die plaats als zodanig door het college is aangewezen;

    • b.

      passantenligplaats: een ligplaats voor pleziervaart, niet zijnde een zomer-, winter- of jaarplaats, of voor de beroepsvaart, niet zijnde voor laad- en losactiviteiten;

    • c.

      ligplaatshouder: degene op wiens naam de ligplaatsvergunning staat voor het hebben of innemen van een ligplaats;

    • d.

      exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

    • e.

      schipper: degene die de feitelijke leiding over een vaartuig heeft;

    • f.

      kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • 6.

    .

    • a.

      gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquified Gases in Bulk of een van de andere codes van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), dan wel in de ADNR, alsmede stoffen die bij of krachtens andere wetgeving als zodanig worden genoemd, dan wel door het college als zodanig zijn aangewezen als gevaarlijke stoffen;

    • b.

      scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;

    • c.

      ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;

    • d.

      ontvangstvoorziening: voorziening geschikt voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

    • e.

      spudpaal: een verticale buizenconstructie, waarmee schepen zichzelf kunnen vastleggen.

  • 7.

    .

    • a.

      bunkeren: overslag van brandstofolie of smeerolie van een bunkerschip naar een zeeschip;

    • b.

      bunkerschip: tankschip gebruikt voor het bevoorraden van schepen met brandstofolie of smeerolie;

    • c.

      bunkercontrolelijst: bunkercontrolelijst waarin uitsluitend de onderdelen zijn overgenomen zoals die staan in de Bunkering Safety Check-List van de International Safety Guide for Oil Tankers and Terminals (ISGOTT).

  • 8.

    Vaartuigen:

    • a.

      vaartuig: alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of goederen of voor het dragen van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

    • b.

      passagiersvaartuig: een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot vervoer van personen of om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie en dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;

    • c.

      pleziervaartuig: vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden, niet zijnde beroeps- of bedrijfsmatige doeleinden;

    • d.

      verhuurboot: een kano, waterfiets, al dan niet gemotoriseerde (roei)boot of daarmee vergelijkbaar vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige verhuur aan wisselende personen gedurende korte perioden;

    • e.

      woonboot: een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

    • f.

      binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

    • g.

      tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;

    • h.

      zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

    • i.

      zeilplank: klein zeilschip voorzien van een vrij bewegende zeiltuigage, die is gemonteerd op een in alle richtingen draaiende mastvoet en die tijdens het zeilen niet in een vaste positie wordt ondersteund;

  • 9.

    Zomer-, winter- of jaarplaats: een ligplaats voor pleziervaart die gedurende de periode 1 januari t/m 31 december (jaarplaats), 1 april t/m 30 september (zomerplaats) of 1 oktober t/m 31 maart (winterplaats) ingenomen mogen worden.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de havens en het gemeentelijk vaarwater in Enschede, die op een bij deze verordening behorende kaart als zodanig zijn aangewezen en die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede op de daarbij behorende werken.

Artikel 1.3 Vergunningen en ontheffingen

  • 1. Het college kan vergunningen en ontheffingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden.

  • 2. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning verleend voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

  • 3. Een ontheffing kan worden verleend voor een eenmalige of kortstondige gedraging of handeling.

  • 4. Een ontheffing als bedoeld in het derde lid kan in spoedeisende gevallen mondeling geschieden.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1 van deze verordening.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over vergunningen en ontheffingen.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden vergunning en ontheffing

Een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 1.3 van deze verordening kan onder meer worden geweigerd:

  • 1.

    indien het uiterlijk van het vaartuig naar het oordeel van de havenmeester niet in overeenstemming is met de esthetische waarden die passen bij de haven of het uiterlijk in strijd is met het aanzien van de gemeente, het gemeentelijk vaarwater of de haven;

  • 2.

    in het belang van de orde, de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu of de omgeving van de havens en het gemeentelijk vaarwater;

  • 3.

    indien het vaartuig, waarvoor een vergunning of ontheffing wordt gevraagd, niet voldoet aan de maten, die voor de betreffende ligplaats gelden;

  • 4.

    indien sprake is van strijd met een door het college op basis van deze verordening vastgesteld aanwijzingsbesluit.

Artikel 1.5 Wijzigings-, schorsings- en intrekkingsgronden vergunning of ontheffing

Het college kan onder meer een vergunning of ontheffing wijzigen, schorsen of intrekken:

  • 1.

    indien een of meer van de belangen die worden beschermd door deze verordening, waaronder onder meer de orde, de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu en de omgeving van de havens en het gemeentelijk vaarwater dat wenselijk maken;

  • 2.

    indien een daaraan verbonden voorschrift niet wordt nageleefd;

  • 3.

    indien zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de vergunning of ontheffing niet of niet onder die voorschriften zou zijn verleend;

  • 4.

    indien de verstrekte gegevens onjuist zijn;

  • 5.

    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • 6.

    de houder dit verzoekt.

Artikel 1.6 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.7 Indienen aanvraag

  • 1. Een aanvraag om vergunning of ontheffing wordt schriftelijk ingediend bij het college, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 2. Het college kan voor het indienen van een aanvraag om vergunning een formulier vaststellen.

  • 3. Het college neemt een aanvraag als bedoeld in het tweede lid slechts in behandeling indien van het vastgestelde formulier gebruik is gemaakt en het formulier volledig is ingevuld.

  • 4. In een spoedeisend geval, of indien het een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur betreft, kan een aanvraag mondeling worden gedaan bij de havenmeester.

  • 5. In het geval als bedoeld in het vierde lid kan een besluit op een aanvraag ook mondeling door de havenmeester geschieden.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over het indienen van een aanvraag.

Artikel 1.8 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op de aanvraag als bedoeld in artikel 1.7 binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1.9 Uitsluiting Lex Silencio Positivo

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de artikelen 2.2, 2.4, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.11, 2.13, 2.14, 2.18, 2.19, 4.2, 4.6, 4.7, 4.8 en 4.10.

Artikel 1.10 Normadressaat

  • 1. Tenzij uit deze verordening anders blijkt, zijn de ligplaatshouder en/of de kapitein en/of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Bij afwezigheid van de ligplaatshouder, de schipper of de kapitein is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.11 Voeren registratienummer en naam

Het college kan nadere regels stellen over het voeren van een registratienummer en een naam door een vaartuig.

Artikel 1.12 Aanwijzingen en toestemmingen

  • 1. De havenmeester kan mondeling aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

  • 3. Voor zover niet anders bepaald, kan de havenmeester van elk verbod in het belang van het veilig en ordelijk verloop van de scheepvaart, mondeling toestemming verlenen om van het bepaalde in of bij deze verordening af te wijken.

Artikel 1.13 Aanwijzing havenmeester

Het college van Enschede wijst een havenmeester aan.

HOOFDSTUK 2 ORDENING IN EN GEBRUIK VAN DE HAVEN

Algemeen

Artikel 2.1 Overlast van en aan vaartuigen

  • 1. Het is verboden met of op een vaartuig in de havens en het gemeentelijk vaarwater overlast of hinder te veroorzaken, dan wel op een andere wijze de orde te verstoren.

  • 2. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in de havens en het gemeentelijk vaarwater, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden, dan wel een vaartuig te water te laten, los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien.

Artikel 2.2 Voorwerpen in, op en boven gemeentelijk vaarwater

  • 1. Het is in verband met de veiligheid verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven gemeentelijk vaarwater te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het gemeentelijk vaarwater of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het gemeentelijk vaarwater.

  • 2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan de havenmeester.

  • 3. De melding als bedoeld in het tweede lid bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, provinciale verordeningen, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • 5. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.3 Bereikbaarheid van afgemeerde vaartuigen

  • 1. Het is verboden de toegang tot een vaartuig te blokkeren.

  • 2. .

    • a.

      De ligplaatshouder is verplicht ervoor zorg te dragen dat het vaartuig vlot en veilig kan worden betreden en verlaten, geheel conform nautisch gebruik.

    • b.

      Een afgemeerd vaartuig beschikt over een toegang welke geen schade kan veroorzaken.

  • 3. In afwijking van het eerste lid hoeft een binnenschip niet over een vrije toegang te beschikken als:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen; of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 2.4 Gebruik van (verkeers)objecten en verkeerstekens

  • 1. Voor zover hierin niet door het Binnenvaartpolitiereglement wordt voorzien, is het verboden, meerboeien en tonnen in gemeentelijk vaarwater, alsmede tekens, lantaarnpalen, bomen, beschoeiingen, railingen, werken, kadeterreinen, loswallen, taluds, oevers, steigers, trappen, bruggen, sluizen en daarmee vergelijkbare kunstwerken, meergelegenheden, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen, bouwwerken of daarmee vergelijkbare objecten op of langs de openbare weg voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.5 Plaatsen van steigers en voorwerpen of het uitvoeren van werken

Het is verboden om in gemeentelijk vaarwater of op of aan de daaraan of daarlangs gelegen openbare weg aanwezige werken, steigers te plaatsen of werken uit te voeren.

Artikel 2.6 Maximumvaarsnelheid

  • 1. Het is verboden in de havens en het gemeentelijk vaarwater met een vaartuig sneller te varen dan 7 (zeven) kilometer per uur.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.7 Breken van ijs

  • 1. Het is verboden om ijs te breken in de havens en het gemeentelijk vaarwater

  • 2. Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor het losmaken van ijs rond vaartuigen tot een maximale afstand van één (1) meter; of

    • b.

      indien het college hiervoor ontheffing heeft verleend.

Artikel 2.8 Vaartuigen als opslagplaats

  • 1. Het is verboden om zich in de havens en het gemeentelijk vaarwater te bevinden met een vaartuig dat wordt gebruikt als opslagplaats.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.9 Verbod tot baden en duiken

  • 1. Het is verboden om in de havens en het gemeentelijk vaarwater of op een andere dan een bij openbare kennisgeving door het college aangegeven openbare zwemplaats te baden of te zwemmen of duikwerkzaamheden uit te voeren.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.10 Toegang tot werken

Het is verboden om de toegang tot de gemeentelijke werken te belemmeren of langer daarvan gebruik te maken dan voor het in- of ontschepen van personen en/of laden en lossen nodig is.

Artikel 2.11 Onbeheerd drijvende vaartuigen en drijvende voorwerpen

  • 1. Het college is bevoegd onbeheerd drijvende vaartuigen die in de havens of het gemeentelijk vaarwater worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de rechthebbende(n) van het vaartuig.

  • 2. Het is verboden om houtvlotten, balken, bomen, planken, visbunnen of daarmee vergelijkbare voorwerpen in de havens en het gemeentelijk vaarwater te hebben liggen.

  • 3. Het college kan van het verbod in het tweede lid ontheffing verlenen.

Artikel 2.12 Gebruik van voorstuwers

  • 1. Het is verboden om de voorstuwers en/of de schroef van het vaartuig te gebruiken indien het vaartuig:

    • a.

      is vastgevaren;

    • b.

      ten anker ligt;

    • c.

      gemeerd is.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid onder c, is niet van toepassing indien het betreft de situatie:

    • a.

      direct na aankomst ter plaatse van het vaartuig, of

    • b.

      ter voorbereiding van het vertrek van het vaartuig.

  • 3. Het is verboden een voortstuwingsinstallatie en/of de schroef van een vaartuig te gebruiken, anders dan om te varen, te meren of te ontmeren.

Artikel 2.13 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1. Het is, behoudens goed zeemanschap, verboden om in de havens en het gemeentelijk vaarwater

    • a.

      een anker te gebruiken om een vaartuig af te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ten anker te komen of ten anker te liggen.

  • 2. de in het eerste lid gestelde verboden gelden niet voor vaartuigen die baggeren, indien de ankers noodzakelijk zijn voor het verrichten van het baggerwerk en daarvoor door het college ontheffing is verleend conform artikel 2.14 lid 2 van deze verordening.

  • 3. De in het eerste lid gestelde verboden gelden niet wanneer;

    • a.

      de ligplaats wordt genomen in een boeienspan of een palenligplaats; of

    • b.

      dit geschiedt door een drijvende kraan, zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het vierde en vijfde lid is gemeld.

  • 4. Het voornemen om een anker te gebruiken als bedoeld in het derde lid, onder b, wordt gemeld aan de havenmeester.

  • 5. De melding bedoeld in het vierde lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal, per fax of per e-mail.

  • 6. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 2.14 Bagger- of bergingswerkzaamheden en dreggen

  • 1. Het is verboden om bagger- of bergingswerkzaamheden uit te voeren in de havens en het gemeentelijk vaarwater, al dan niet bij wijze van beroep of bedrijf, met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over bagger- en bergingswerkzaamheden en dreggen.

Artikel 2.15 Beschadigen van werken

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in eigendom, gebruik, onderhoud of beheer zijnde gemeentelijk vaarwater, trekpaden, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens, of andere werken.

  • 2. Indien schade is toegebracht als bedoeld in het eerste lid dan zal het schadeveroorzakende vaartuig niet eerder mogen vertrekken dan nadat door of namens de schipper van het vaartuig een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is gegeven, ten bedrage van de door of in opdracht van het college getaxeerde schade.

Artikel 2.16 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen

  • 1. Het college kan als door de aanwezigheid van een schip in de haven ernstig gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of een ernstige verstoring van de ordening plaatsvindt of kan plaatsvinden:

    • a.

      een verbod opleggen om met het schip de haven binnen te komen of in de haven te verblijven; of

    • b.

      maatregelen ter voorkoming daarvan opleggen aan de kapitein of de schipper van het schip dat in de haven verblijft.

  • 2. Het is verboden om in afwijking van door het college opgelegde maatregelen te handelen.

  • 3. De vorige leden gelden niet in gevallen waarin de burgemeester bevoegd is een bevel te geven als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet.

Artikel 2.17 Deugdelijk afmeren

  • 1. Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

  • 2. Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een verticale troshoek van maximaal 45 graden.

  • 3. Het college kan van het in dit artikel bepaalde ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 2.18 Vast- en losmaken zeeschepen

  • 1. Het vast- en losmaken is een ieder verboden als het betreft een zeeschip:

    • a.

      met een lengte van meer dan 75 meter; of

    • b.

      met een lengte van minder dan 75 meter dat is gebouwd of wordt gebruikt voor het gemaakt van die stoffen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als:

    • a.

      het vastmaken direct bij aankomst op de meerplaats gebeurt door de bemanningsleden die aan boord zijn;

    • b.

      wordt gehandeld door een gediplomeerd bootman;

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen; of

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding tot bootman, onder verantwoordelijkheid van een gediplomeerd bootman.

Artikel 2.19 Hond aan boord

Ligplaatshouders die (een) hond(en) aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien ambtenaren die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften dit verlangen, verplicht om deze hond(en) bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.

Artikel 2.20 Zeilplanken e.d.

  • 1. Het is eenieder verboden om zich in de havens en het gemeentelijk vaarwater met een zeilplank, jetski, hovercraft, waterscooter of daarmee vergelijkbaar vaartuig, dan wel zich met waterski’s of daarmee vergelijkbare voorwerpen voort te bewegen.

  • 2. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

  • 3. Het college kan nadere voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 2.21 Verbod gebruik hoofdmotor

  • 1. Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, met uitzondering van direct voor vertrek van het schip.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.22 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe in de omgeving van de havens en het gemeentelijk vaarwater aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 2.23 Werkzaamheden

  • 1.

    Het is verboden in de havens en het gemeentelijk vaarwater vaartuigen op te leggen, te doen opleggen, te (ver)bouwen, te doen (ver)bouwen, te vervangen, te doen vervangen, daaraan herstelwerkzaamheden, waaronder in ieder geval schoonmaak-, schilder- en andere conserverings- en ontgassingswerkzaamheden, te verrichten of te doen verrichten, droog te zetten of te doen zetten, te slopen of te doen slopen op andere dan door het collegeaangewezen plaatsen.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      het uitvoeren van noodreparaties;

    • b.

      het uitvoeren van kleine herstel- en onderhoudswerkzaamheden die worden uitgevoerd op een door het college aan te wijzen plaats.

  • 3.

    onverminderd het bepaalde in andere wetgeving is het verboden aan of op een vaartuigwerkzaamheden te verrichten wanneer deze nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over het opleggen, bouwen, verbouwen, vervangen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen.

Artikel 2.24 Ontsmetten van schepen

  • 1. Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.

  • 2. Het is verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige, die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.

  • 3. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Beroepsvaart

Artikel 2.25 Laden en lossen

  • 1. Het is verboden om zonder toestemming van de havenmeester met een vaartuig te laden of te lossen, waaronder ook bunkeren wordt begrepen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over het laden en lossen van vaartuigen.

Artikel 2.26 Bunkeren

  • 1. Het is verboden te bunkeren, tenzij:

    • a.

      de daarbij betrokken schepen beschikken over een bunkercontrolelijst die volledig, positief en naar waarheid is ingevuld;

    • b.

      deze bunkerlijst is ondertekend door de voor het bunkeren verantwoordelijke personen;

    • c.

      tijdens het bunkeren het daarover in de bunkercontrolelijst gestelde wordt nageleefd.

  • 2. De bunkercontrolelijst wordt tijdens en tot vierentwintig uur na het einde van de bunkering aan boord van de daarbij betrokken schepen gehouden.

  • 3. Als meer dan één bunkerlichter betrokken is bij de aanlevering van een partij bunkerolie vult iedere bunkerlichter voor zich een afzonderlijke bunkercontrolelijst in, die wordt ondertekend door bij de bunkering betrokken partijen.

Artikel 2.27 Stuwadoorsmaterieel en garneren van goederen

  • 1. Het is verboden om zonder toestemming van de havenmeester na afloop van de laad- en loswerkzaamheden stuwadoorsmaterieel op of bij gemeentelijke werken en wegen achter te laten.

  • 2. Het is verboden om goederen, die met vorkhefwagens moeten worden verwerkt, op of bij gemeentelijke werken en wegen anders op te slaan dan met gebruikmaking van houten onderliggers van voldoende dikte om bij het onderschuiven van de vork beschadiging aan het oppervlak van de gemeentelijke werken en wegen te voorkomen.

HOOFDSTUK 3 VEILIGHEID EN MILIEU

Artikel 3.1 Milieuschade en hinder veroorzakende stoffen

  • 1. Onverminderd andere wetgeving is het verboden voor het milieu schadelijke en verontreinigende vloeistoffen, vaste stoffen en voorwerpen overboord of van de wal in de havens en het gemeentelijk vaarwater te werpen, te laten vallen, te pompen of te laten vloeien.

  • 2. Het is verboden rook, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een vaartuig te laten ontsnappen die daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

  • 3. De verboden, genoemd in dit artikel, zijn niet van toepassing indien wordt gehandeld in overeenstemming met:

    • a.

      een vergunning afgegeven bij of krachtens de geldende milieuwetgeving;

    • b.

      een door het college verleende ontheffing in gevallen waarin de wet niet voorziet.

  • 4. Indien gebruik van een stroomvoorziening wenselijk is, is de schipper verplicht aan te sluiten op walstroom, voor zover de gemeente hierin voorziet, teneinde geluidshinder te voorkomen.

Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.

Artikel 3.3 Aanwijzen stoffen

Het college kan stoffen die stank of hinder kunnen veroorzaken aanwijzen waarvoor nader bepaalde aanvullende risicobeheersende maatregelen getroffen dienen te worden.

Artikel 3.4 Vergunning ontvangstvoorzieningen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van zeeschepen die de haven aandoen in ontvangst te nemen.

  • 2. Onverminderd artikel 1.4 kan het college voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, die onder meer betrekking kunnen hebben op:

    • a.

      de soort ontvangstvoorzieningen en de veranderingen daarvan;

    • b.

      geschiktheid en beschikbaarheid van de ontvangstvoorzieningen;

    • c.

      de verplichting tot het in ontvangst nemen van scheepsafvalstoffen;

    • d.

      de soorten stoffen waarvoor de aanwijzing geldt;

    • e.

      het meedelen van het tarief van de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die scheepsafvalstoffen afgeven;

    • f.

      melden van ontvangst van scheepsafvalstoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent;

    • g.

      de maximale verblijfsduur van de ontvangen stoffen in de ontvangstvoorzieningen en het verstrekken van gegevens en houden van registratie daaromtrent, of;

    • h.

      het afleveren van de ontvangen stoffen.

Artikel 3.5 Voorkoming van nadelige gevolgen voor het milieu

  • 1. Eenieder die met zijn vaartuig in de havens of op het gemeentelijk vaarwater verblijft, is verplicht het aan boord van zijn vaartuig aanwezige huisvuil te deponeren in de daarvoor bestemde door of vanwege de gemeente geplaatste containers.

  • 2. De ligplaatshouder, dan wel de schipper, is verplicht:

    • a.

      zodanige maatregelen te nemen dat het te water geraken van (vloei)stoffen en voorwerpen, die tot nadelige gevolgen voor het milieu kunnen leiden, wordt voorkomen;

    • b.

      onmiddellijk na het te water geraken van de in sub a genoemde (vloei)stoffen en voorwerpen, daarvan mede kennis te geven aan de havenmeester en er zorg voor te dragen, dat deze vloeistoffen en voorwerpen onmiddellijk, of binnen de door de havenmeester te bepalen tijd, uit het water worden verwijderd.

Artikel 3.6 Verhalen van schepen

  • 1. Het college kan een exploitant schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de ordening, de veiligheid of het milieu in en in de omgeving van de havennoodzakelijk is.

  • 2. Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

  • 3. In spoedeisende gevallen of als de exploitant onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

  • 4. De vorige leden gelden niet in gevallen waarin de burgemeester bevoegd is een bevel te geven als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet.

Artikel 3.7 Reinigen van openbare kaden, terreinen en wegen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zijn de gebruikers van de gemeentelijke werken en wegen, verplicht er op toe te zien dat, indien ten gevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, waaronder transporten mede zijn begrepen, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sintels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, smeer of daarmee vergelijkbare (vloei)stoffen op de gemeentelijke werken en wegen na afloop van de werkzaamheden achterblijven, behoorlijk, zulks ter beoordeling van de havenmeester, te reinigen binnen 24 uren na beëindiging van de werkzaamheden, en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, ten minste één (1) maal per etmaal.

  • 2. Indien de gebruikers aan de in het vorige bedoelde verplichting niet of niet tijdig voldoen, kan het college besluiten de schoonmaakwerkzaamheden op kosten van degenen, die het reinigen hebben nagelaten, te laten verrichten.

HOOFDSTUK 4 LIGPLAATSEN

Algemeen

Artikel 4.1 Algemeen ligplaatsverbod

Onverminderd het bepaalde in het Binnenvaartpolitiereglement en in deze verordening is het eenieder verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben in de havens of het gemeentelijk vaarwater.

Pleziervaart

Artikel 4.2 Ligplaatsvergunning

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een pleziervaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in de havens of het gemeentelijk vaarwater.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid is een zomer-, winter- of jaarplaats.

  • 3. Indien een ligplaats niet door een ligplaatshouder met een pleziervaartuig wordt ingenomen, is deze ligplaats een passantenligplaats.

  • 4. Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van de havenmeester met een pleziervaartuig een passantenligplaats als bedoeld in het derde lid in te nemen of te hebben.

  • 5. Het college wijst ligplaatsen aan in de havens of het gemeentelijk vaarwater als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Het is te allen tijde verboden om in de winterperiode, die loopt van 1 oktober tot 1 april, op het pleziervaartuig te overnachten.

Artikel 4.3 Uitoefenen beroep of bedrijf

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een pleziervaartuig ook te gebruiken voor de uitoefening van enig beroep of bedrijf.

Artikel 4.4 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen over pleziervaartuigen

Beroepsvaart

Artikel 4.5 Meldingsplicht

  • 1. De schipper meldt zijn komst en handelt conform de procedures via het Webportal Havengelden.

  • 2. Ingeval het Webportal Havengelden buiten werking is meldt de schipper van een vaartuig, die een ligplaats heeft ingenomen, tijdens kantooruren binnen 2 uur de aankomst van zijn schip aan de havenmeester.

Artikel 4.6 Ligplaatsverbod

  • 1. Het is verboden met een beroepsvaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in de havens en het gemeentelijk vaarwater.

  • 2. Het college wijst ligplaatsen aan in het gemeentelijk vaarwater waarvoor het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de beroepsvaart die over toestemming van het college of de havenmeester beschikt om af te meren en/of ligplaats in te nemen op plaatsen die op de bij deze verordening behorende kaart voor de beroepsvaart zijn aangewezen.

Woonboten

Artikel 4.7 Ligplaatsvergunning

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een woonboot ligplaats in te nemen of te hebben in de havens en het gemeentelijk vaarwater.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.4, weigert het college een vergunning als bedoeld in het eerste lid bij strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Artikel 4.8 Uitoefenen beroep of bedrijf

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een woonboot, waarvoor op grond van artikel 4.6 vergunning is verleend, ook te gebruiken voor de uitoefening van enig beroep of bedrijf.

  • 2. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan de omvang van het gebruik als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.9 Het opleggen, bouwen, verbouwen, vervangen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen

  • 1. Het is verboden in de havens en het gemeentelijk vaarwater vaartuigen op te leggen, te doen opleggen, te (ver)bouwen, te doen (ver)bouwen, te vervangen, te doen vervangen, daaraan herstelwerkzaamheden, waaronder in ieder geval schoonmaak-, schilder- en andere conserverings- en ontgassingswerkzaamheden, te verrichten of te doen verrichten, droog te zetten of te doen zetten, te slopen of te doen slopen op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

  • 2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      het uitvoeren van noodreparaties;

    • b.

      het uitvoeren van kleine herstel- en onderhoudswerkzaamheden die worden uitgevoerd op een door het college aan te wijzen plaats.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in andere wetgeving is het verboden aan of op een vaartuig werkzaamheden te verrichten wanneer deze nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over het opleggen, bouwen, verbouwen, vervangen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen.

Artikel 4.10 Woonverblijf anders dan op woonschip

  • 1. Het is verboden een vaartuig, niet zijnde een woonboot, in de havens en het gemeentelijk vaarwater als woon- of nachtverblijf te gebruiken.

  • 2. Het college kan van het verbod als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen voor een bepaalde termijn.

Artikel 4.11 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen over woonboten.

Passagiersvaart

Artikel 4.12 Ligplaatsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een passagiersvaartuig, verhuurboot, watertaxi, pont of daarmee vergelijkbaar vaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in de havens en in het gemeentelijk vaarwater.

Artikel 4.13 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen over passagiersvaartuigen, verhuurboten, watertaxi's, ponten of daarmee vergelijkbare vaartuigen.

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING

Artikel 5.1 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de ordening en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

  • 3. De vorige leden gelden niet in gevallen waarin de burgemeester bevoegd is een bevel te geven als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet.

Artikel 5.2 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover strafbaarstelling niet al bij de wet is bepaald, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 5.3 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de havenmeester.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht als bedoeld in het eerste lid belast de daartoe door het college aangewezen personen.

Artikel 5.4 Binnentreden woning

De havenmeester en de als zodanig aangewezen toezichthouders zijn bevoegd om het als woning ingerichte (gedeelte van een) vaartuig te betreden zonder toestemming van de bewoner.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Overgangsrecht

  • 1. Op aanvragen om een vergunning of ontheffing die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gedaan en waarop door het college op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van deze verordening toegepast.

  • 2. De intrekking van de "Havenverordening Enschede 2015" op grond van artikel 6.3, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover deze besluiten niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Artikel 6.3 Intrekking voorgaande verordening

De "Havenverordening Enschede 2015”, vastgesteld op 21 december 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Havenverordening Enschede 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Enschede d.d. 18 december 2017

De raad van de gemeente Enschede,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting bij de Havenverordening Enschede 2018

Algemene toelichting

De binnenhavens aan het Twentekanaal van de gemeenten Hengelo, Almelo, Enschede, Hof van Twente en Lochem vormen samen één van de grootste binnenhavens van Nederland. Deze binnenhavens hebben een belangrijke achterlandfunctie voor de haven van Rotterdam en zijn tevens een belangrijk onderdeel van Twente als logistiek centrum in Noordwest Europa.

Samen met Rijkswaterstaat en Regio Twente zetten de gemeenten een gezamenlijke koers uit op het gebied van beheer en de ontwikkeling van de havens.

De genoemde partijen hebben de ambitie uitgesproken om samenwerking aan te gaan teneinde de best mogelijke omstandigheden te scheppen voor het verder professionaliseren van de haventaken en om op die wijze goed te kunnen inspelen op de vragen en wensen van de gebruiker en zodoende de Twentse economie verder te helpen.

Als opmaat naar een toekomstig Twents havenschap, bedrijf of andere mogelijke rechtsvorm zijn de gemeenten gestart met ingang van 1 januari 2015 met een bestuursovereenkomst.

Met de bestuursovereenkomst zijn afspraken gemaakt de gezamenlijke aanpak van havengerelateerde taken zoals het havenmeesterschap, onderhoud en beheer van havens en kades, scheepsregistratie, een gezamenlijke exploitatiebegroting en een gemeenschappelijke havenverordening.

De gemeenschappelijke havenverordening

Voor de opzet van een gezamenlijk havenverordening maken we gebruik van de Havenverordening Almelo 2012 en het concept VNG model dat in 2013 is uitgebracht.

Beide modellen zijn met elkaar vergeleken en dat heeft geleid tot de onderhavige versie. Een redelijk uitgebreide verordening, omdat het de havenzaken moet regelen voor 5 Twentse havengemeenten; Almelo, Enschede, Hengelo, Hof van Twente en Lochem.

Gekozen is om ook deze havenverordening te laten gelden voor de (jacht)havens en de openbare wateren die bedoeld zijn voor de recreatie- en de beroepsvaart.

Van cruciaal belang uit oogpunt van openbare orde en veiligheid en niet te verbijzonderen naar een afzonderlijke verordening.

De Havenverordening geldt voor die havens en openbare wateren die op de kaart zijn ingetekend, welke deel uitmaakt van de verordening.

Er is bewust gekozen om de havens die voor bedrijfsmatige doeleinden worden gebruikt en die meestal deel zullen uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, buiten het toepassingsbereik van deze verordening te laten.

De reden hiervoor is enerzijds dat het gebruik van deze havens vallen onder de milieuwetgeving en anderzijds om dubbele regeling te voorkomen.

Verkeersregels op het water

Scheepvaartverkeerswet ( Svw )

De Scheepvaartverkeerswet (Svw) is de basis van alle verkeersregels voor de scheepvaart in Nederland. Hierin staan algemene regels voor het veilige en vlotte verloop van het scheepvaart-verkeer. Deze regels zijn verder uitgewerkt in onder meer het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).

Artikel 42 van de Svw bepaalt dat de bevoegdheid van de gemeenteraad tot het stellen van regels ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet gehandhaafd blijft, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet gestelde regels.

Dit betekent dat de raad bevoegd is regels te stellen voor de binnenwateren voor zover de Svw niet van toepassing is.

Dit houdt in dat niet alles in de havenverordening is te vinden en dat de overige wetten en regelingen onverkort van toepassing zijn. Om de achtergronden en de afbakening van de bevoegdheden beter te begrijpen, gaan wij in op de verschillende regelingen.

Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) bevat voor de openbare wateren in het Rijk die voor de scheepvaart openstaan, bepalingen ter voorkoming van aanvaring of aandrijving op die openbare wateren. Het is niet nodig om zaken dubbel te regelen, reden waarom deze in deze verordening ontbreken.

De Scheepvaartwet regelt onder meer:

  • de veiligheid en de doorstroming van het scheepvaartverkeer;

  • het in standhouden en onderhouden van vaarwegen;

  • het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan oevers, dijken, bruggen;

  • het voorkomen of beperken van verontreiniging door scheepvaart.

Op 24 juli 2010 is de Scheepvaartswet gewijzigd. Eén van de wijzigingen is de aanpassing van het alcoholpromillage dat omlaag is gegaan van 0,8 naar 0,5 promille. Dit geldt zowel voor de beroeps- als recreatievaart (zie artikel 27 Svw).

Voor de beroepsvaart is het voor de veiligheid van belang dat ladinggegevens correct zijn gemeld. Het niet of opzettelijk foutief melden van ladinggegevens is nu strafbaar als economisch delict.

Onlangs is de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 aangepast waardoor de grenzen van de snelvaartgebieden iets verlegd zijn en er op sommige plaatsen het hele jaar snel gevaren mag worden. De Twentse gemeenten vallen niet onder de uitzondering, reden waarom in deze havenverordening hierover regels zijn opgenomen.

Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

De verkeersregels voor de binnenvaart zijn verder uitgewerkt in het BPR. In het BPR staan bijvoorbeeld de voorrangsregels, regels over verlichting en geluidsseinen, en verkeerstekens. De voorrangsregels op de vaarweg zijn minder strak vastgelegd dan die op de weg, van schippers wordt verwacht dat zij handelen vanuit het principe van 'goed zeemanschap'.

In het BPR zijn de eisen vastgelegd die aan de bouw, de inrichting en de uitrusting van een (vracht)schip worden gesteld. Ook regelt deze wet de eisen die aan de vakbekwaamheid van schippers wordt gesteld, bijvoorbeeld wanneer een groot vaarbewijs is vereist.

Besluit administratieve bepalingen Scheepvaartverkeer (Babs)

Het Babs bepaalt wanneer een officieel verkeersbesluit nodig is. Dit is het geval bij het plaatsen van gebods- en verbodsborden. Een ligplaatsverbod wordt weer niet geregeld via een verkeersbesluit, omdat op de meeste vaarwegen al een algemeen ligplaatsverbod (vanuit het BPR) geldt. Dan is juist een verkeersbesluit nodig voor het aanwijzen van ligplaatsen waar schepen (tijdelijk) mogen aanmeren.

Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995

Met het oog op een veilige regulering van het verkeer op het water, gelden voor snelle motorboten speciale regels.

Een snelle motorboot is een klein schip, korter dan 20 meter, dat sneller kan varen dan 20 km/u. Hieronder vallen ook waterscooters. Voor waterscooters gelden dus dezelfde regels als voor snelle motorboten.

Naast een geldig vaarbewijs moet een bestuurder van een snelle motorboot/waterscooter tenminste 18 jaar zijn, een registratiebewijs van zijn vaartuig hebben, moet hij voorkomen dat hij andere watergebruikers hindert of in gevaar brengt en moet hij voorkomen dat de motor van zijn vaartuig onnodig lawaai maakt of onnodig draait als het vaartuig stilligt. Er moet ook rekening worden gehouden met de beroepsvaart en in het bijzonder met de golfslag en zuiging die deze schepen kunnen veroorzaken en de grote dode hoek van soms 350 meter.

Snelvaren mag niet overal. Op de kaart Snelvaargebieden 2011 staat vermeld waar dit is toegestaan. Deze kaart heeft alleen betrekking op vaargebieden die door Rijkswaterstaat worden beheerd.

Op het water geldt voor snelle motorboten een landelijke maximumsnelheid van 20 km/u, tenzij anders is bepaald. In bepaalde vaar- en natuurgebieden kunnen lagere maximumvaarsnelheden gelden.

Waterskiën mag alleen in gebieden die voor deze sport zijn aangewezen. Behalve de bestuurder van de boot moet er tijdens het waterskiën een tweede persoon van tenminste 15 jaar aan boord zijn, die voortdurend de directe omgeving in de gaten houdt. Het waterskiën mag geen onveilige situaties of overlast voor anderen veroorzaken. Tijdens het waterskiën gelden verder regels als voor het varen met een snelle motorboot.

Rijkswaterstaat en de Dienst Waterpolitie van het KLPD handhaven de regels op de rijkswaterwegen. Deze diensten letten vooral op vaargedrag en vaarbewijzen. De Waterpolitie let daarnaast ook op bijvoorbeeld alcoholgebruik. Zowel Rijkswaterstaat als de Waterpolitie zijn bevoegd om bij overtreding boetes uit te delen.

In de havens en in het gemeentelijk vaarwateren is het zonder vergunning van het college niet toegestaan om met snelle motorboten, waaronder waterski, te varen. De havenmeester en andere daartoe aangewezen toezichthouders zijn belast met de handhaving.

Wrakkenwet

Tot slot is het nog relevant kort de Wrakkenwet aan te halen. In deze wet zijn bepalingen vastgelegd over de opruiming van vaartuigen en andere voorwerpen, in openbare wateren gestrand, gezonken of aan de grond geraakt of in waterkeringen of andere waterstaatswerken vastgeraakt.

Algemene wet bestuursrecht

De havenverordening is ook aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht. Naast de terminologie is de mogelijkheid van administratief beroep van besluiten van de havenmeester op het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) gewijzigd. De reguliere rechtsbeschermings-mogelijkheden van de Awb zijn van toepassing. Dit houdt in dat tegen een besluit van of namens het college bezwaar binnen zes weken na datum bekendmaking van het besluit mogelijk is bij het college.

Tegen het besluit op bezwaar van het college kan binnen zes weken in beroep bij de rechtbank worden opgekomen. Vervolgens staat tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Ook zijn de bevoegdheden gewijzigd; deze zijn alle toegekend aan het college, die deze bevoegd-heden grotendeels mandateert aan de havenmeester. Dit achten wij vanuit de verantwoordelijkheid van het college een betere verdeling. De havenmeester oefent deze bevoegdheden niet op eigen gezag uit maar in naam van het college. De Awb regelt de verhouding tussen de mandaatgever en de gemandateerde.

In de artikelgewijze toelichting wordt, voor zover de artikelen niet voor zich spreken, nader ingegaan op de bedoeling van de specifieke regeling.

Opbouw verordening

In hoofdstuk 1 staan de algemene regels die voor alle bij deze verordening aangewezen wateren gelden. Hoofdstuk 2 bevat ordebepalingen, zoals de verboden die voor alle vaartuigen gelden en in paragraaf 2.2 zijn voor de beroepsvaart extra specifieke bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 3 over de veiligheid en milieu is slechts van toepassing voor zover andere milieuwetgeving of de APV niet van toepassing zijn.

In hoofdstuk 4 zijn de specifieke regelingen voor ligplaatsen opgenomen. Het betreft regels voor de pleziervaart (§ 4.2), de beroepsvaart (§ 4.3), de woonboten (§ 4.4) en de passagiersvaart (§ 4.5).

Verder is ieder college van burgemeester en wethouders bevoegd over de verschillende onderwerpen nadere regels vast te stellen. Dit gebeurt in een of meer separate besluiten van het college.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen die duidelijk zijn, behoeven geen nadere toelichting. Hieronder wordt slechts een korte toelichting op die artikelen gegeven die dat behoeven.

HOOFDSTUK 1ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een groot aantal begrippen die in de verordening worden gehanteerd, gedefinieerd.

Artikel 1.2Toepassingsgebied

Hiermee komt tot uitdrukking dat deze verordening niet op alle wateren van toepassing is. De verordening geldt alleen voor de havens en het gemeentelijk vaarwater in de Twentse gemeenten die als zodanig zijn aangewezen. Hiermee wordt voorkomen dat de raad van de Twentse gemeenten regels stelt over wateren die niet onder hun beheer vallen, zoals provinciale- en rijkswateren of water van particulieren.

Artikel 1.3Vergunningen en ontheffingen

De vergunning geeft het recht om een ligplaats in de aangewezen wateren in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.

Artikel 1.4Weigeringsgronden vergunning en ontheffing

Deze weigeringsgronden gelden voor alle aanvragen om vergunning en/of ontheffing. Daarnaast zijn aanvullend specifieke weigeringsgronden opgenomen daar waar het opportuun is. Verwezen wordt naar het betreffende artikel.

Artikel 1.5Wijzigings-, schorsings- en intrekkingsgronden vergunning of ontheffing

Op grond van dit artikel is het college bevoegd om een verleende vergunning of ontheffing te wijzigen, schorsen of in te trekken. De in dit artikel vermelde gronden zijn niet limitatief en de regeling is geen gesloten stelsel. Op basis van dit artikel kan het college een verleende vergunning of ontheffing intrekken bij onregelmatigheden en bij verstoring van de dagelijkse goede gang van zaken door bijvoorbeeld onaangepast en/of onwenselijk gedrag van de ligplaatshouder, de schipper of bezoekers van een vaartuig.

Artikel 1.6Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

De vergunning is persoonlijk en in beginsel niet overdraagbaar. Het college kan in nadere regels bepalen in welke gevallen de vergunning of ontheffing overdraagbaar is.

Artikel 1.7Indienen aanvraag

Artikel 1:3 lid 3 Awb verstaat onder een aanvraag een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. Een besluit (artikel 1:3 lid 1 Awb) is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een belanghebbende is volgens artikel 1:2 lid 1 Awb degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Slechts tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 lid 1 Awb, kan volgens artikel 7:1 Awb bezwaar worden gemaakt.

In de regels behoort een aanvraag schriftelijk te geschieden waarop in de regel een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit volgt. In sommige gevallen is het niet werkbaar om voor elke toestemming een schriftelijke aanvraag in te dienen waarop ook schriftelijk moet worden gereageerd. Zo is het niet praktisch om een schriftelijke toestemming te verlenen in gevallen van nood. Daarom is in artikel 1:7 lid 4 bepaald dat ingeval van spoed of indien het een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur betreft, een aanvraag mondeling bij de havenmeester kan worden gedaan en zal in de regel de havenmeester daarop ook mondeling besluiten. Tegen een mondeling besluit staat geen bezwaar of beroep open.

Artikel 1.8Beslistermijn

Er is aansluiting gezocht bij de beslistermijn van 8 weken uit de Algemene wet bestuursrecht. Omdat er situaties kunnen zijn waarin het college niet binnen 8 weken kan beslissen, is de mogelijkheid geboden om deze termijn met maximaal 8 weken te verdagen.

Artikel 1.9Uitsluiting Lex Silencio Positivo

De Lex Silencio Positivo houdt in dat positieve fictieve beschikkingen bij het niet tijdig belissen op een aanvraag ontstaan. Deze wet is van toepassing op de diensten die vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en veiligheid kan van deze wet worden afgeweken. Dit moet uitdrukkelijk worden bepaald in de betreffende wettelijke regeling. Op de in dit artikel genoemde artikelen is de Dienstenrichtlijn (mogelijk) van toepassing. Deze artikelen zijn met name gericht op de orde en veiligheid op het water en de directe omgeving van het water. Daarom is de werking van deze wet in deze gevallen uitgesloten.

Artikel 1.10Normadressaat

In dit artikel komt tot uitdrukking wie verantwoordelijk is voor de naleving van de regels van of uit deze verordening. Dit artikel is met name van belang bij de handhaving van de regels door het opleggen van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet dan wel een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.11 Voeren registratienummer en naam

Het voeren van registratienummer en naam is slechts verplicht als het college nadere regels stelt.

Artikel 1.12 Aanwijzingen en toestemmingen

Hetgeen in de toelichting op artikel 1.7 staat, geldt ook voor het bepaalde in dit artikel.

Artikel 1.13 Aanwijzing havenmeester

Geen toelichting benodigd.

HOOFDSTUK 2ORDEBEPALINGEN

Artikel 2.1 Overlast van en aan vaartuigen

Het is niet toegestaan overlast in welke vorm dan ook te veroorzaken voor de naaste ligplaatshouders noch voor de bewoners in de directe omgeving van een (jacht)haven. Daarom is het bijvoorbeeld niet toegestaan radio's, cd-spelers e.d. te gebruiken, muziekinstrumenten te bespelen en/of luidruchtig te communiceren indien zulks hoorbaar is buiten een vaartuig. Als voorschrift kan het college bijvoorbeeld bepalen dat tussen 22.30 uur en 07.00 uur op het gehele terrein absolute stilte moet heersen.

Artikel 2.9Verbod tot baden en duiken

Dit artikel beoogt met name de vrijheid voor het scheepvaartverkeer te waarborgen buiten de door burgemeester en wethouders aangegeven openbare zwemplaatsen. Tevens wordt met dit artikel de veiligheid te water vergroot. De bevoegde ambtenaren kunnen mede op basis hiervan de nodige aanwijzingen of waarschuwingen geven en zonodig optreden.

Artikel 2.11Onbeheerd drijvende vaartuigen en drijvende voorwerpen

Hiermee heeft de gemeente de mogelijkheid in te grijpen in verband met het ordelijk verloop en veiligheid. Met dit artikel kan schade die onbeheerde schepen en drijvende inrichtingen of voorwerpen kunnen veroorzaken, worden voorkomen en/of beperkt.

Artikel 2.12Gebruik van voorstuwers

Dit artikel heeft mede tot doel de ondermijning van kaden tegen te gaan.

Artikel 2.14Bagger- of bergingswerkzaamheden en dreggen

Met dit artikel wordt voorkomen dat er eventueel schade ontstaat aan kunstwerken.

Artikel 2.23Werkzaamheden

Voorkomen wordt dat her en der boten uit het water worden gehaald of in het water worden geladen. Door middel van vergunning kunnen voorschriften worden gesteld, waardoor met name schade aan de waterkant en kaden kan worden voorkomen.

Het is in ieder geval verboden in, om en aan een vaartuig werkzaamheden te verrichten voor zover deze bestaan uit het boren, lassen, slijpen, schuren, polijsten, schroeven, timmeren, schilderen en hiermee vergelijkbare werkzaamheden. Het is evenmin toegestaan aan motoren te sleutelen, deze te verversen en/of hiermee proef te draaien.

Wel is het mogelijk in overleg met en volgens afspraak met de havenmeester, voor herstellingen aan een vaartuig uit te wijken naar een door de havenmeester geadviseerde plaats. Regulier en/of groot onderhoud moeten plaatsvinden op een daarvoor bedoelde scheepswerf. Deze bepaling is mede bedoeld om overlast voor omwonenden van een haven te voorkomen.

Om een ordelijk verloop en de veiligheid in de havens en de openbare wateren maar ook de veiligheid voor omwonenden en het effect op de omgeving in de hand te houden, is het verboden de hier genoemde werkzaamheden uit te voeren. Om het verbod een niet te ruime strekking te geven, is in het tweede lid een uitzondering gemaakt voor het uitvoeren van noodreparaties.

Kleine herstel- en onderhoudswerkzaamheden zijn slechts toegestaan op een door het college aan te wijzen plaats. Dit betekent dat in de havens en de aangewezen openbare wateren - op noodreparaties na - geen enkel herstel- en onderhoudswerk is toegestaan, tenzij het een door het college aangewezen gebied betreft. De bescherming van de omgeving en de rust in de havens zijn belangrijke beweegredenen voor het opnemen van dit verbod.

Artikel 2.27Stuwadoorsmaterieel en garneren van goederen

Hiermee wordt beoogd dat zowel restanten als gereedschap wordt opgeruimd.

Men kan hiermee voorschriften stellen aan gebruik van kaden en oevers.

HOOFDSTUK 3VEILIGHEID EN MILIEU

Artikel 3.7Reinigen van openbare kaden, terreinen en wegen

Niet alleen de schippers hebben de in deze verordening gestelde verplichting maar eenieder onder wiens verantwoordelijkheid de lossing of de belading van een vaartuig plaatsvindt. De aannemer, bouwhandelaar, betonfabrikant, enzovoort, die in zijn opdracht op de wal materiaal laat lossen op zijn loswal, heeft ook de verplichting toe te zien, dat de lossing op een behoorlijke manier geschiedt, dat wil zeggen dat het materiaal op de juiste plaats op zijn loswal gelost wordt en dat geen materiaal gedeponeerd wordt in de vaarweg of op de taluds. Zij beschikken over de mogelijkheid en hebben ook de verplichting bij niet juiste lossing deze te doen stoppen.

HOOFDSTUK 4LIGPLAATSEN

De systematiek van hoofdstuk 4 dat over ligplaatsen gaat is als volgt. In paragraaf 4.1 is een algemeen ligplaatsverbod opgenomen; dit geldt voor alle vaartuigen en de aangewezen havens en openbare wateren. Vervolgens worden in de paragrafen erna het soort vaartuig beschreven waarvoor eigen specifieke regels gelden. Zo gelden aanvullende regels voor de pleziervaart in paragraaf 4.2, de beroepsvaart in paragraaf 4.3, woonboten in paragraaf 4.4 en de passagiersvaart in paragraaf 4.5.

Artikel 4.1Algemeen ligplaatsverbod

Deze bepaling waakt er onder meer voor dat de gemeente ontsierd wordt door drijvende opslagplaatsen, winkels, kantoorruimten, e.d.

Artikel 4.5Meldingsplicht

Hiermee wordt geregeld dat schippers zich moeten melden via het Webportaal Havengelden. Op basis hier van kan registratie van havenbezoeken elektronisch plaatsvinden en worden havengelden geïnd.

Artikel 4.7Ligplaatsvergunning

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het door de gemeenteraad vastgestelde woonschepenbeleid. Aanvragen voor nieuwe woonschepen worden getoetst aan het bestemmingsplan. Als ligplaats wordt verzocht op een als zodanig in het bestemmingsplan bestemde locatie dan verleent het college de vergunning, voor zover er overigens geen andere weigeringsgronden zijn.

Artikel 4.8Uitoefenen beroep of bedrijf

Op grond van dit artikel is het verboden om woonboten te gebruiken voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf.

HOOFDSTUK 5HANDHAVING

Artikel 5.4Binnentreden woning

Dit artikel is opgenomen omdat in het kader van de Havenverordening sprake kan zijn van het betreden van een woning omdat hieronder tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan. Bovendien is een woonboot voor woondoeleinden zonder meer een woning. Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht regelt de specifieke bevoegdheden bij handhaving. Een toezichthouder is een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

Titel 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht, die het toezicht op de naleving regelt, bevat de regels en bevoegdheden van een toezichthouder. Artikel 4:15 Awb bepaalt dat een toezichthouder bevoegd is, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Dit vloeit uit artikel 12 van de Grondwet die het huisrecht regelt en de bewoners bescherming biedt tegen schending hiervan. Er kunnen echter situaties zijn waarbij het noodzakelijk kan zijn een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden. Het betreden van woning is dan wel mogelijk maar daarbij moeten de wettelijke waarborgen worden nageleefd. De Algemene wet op het binnentreden moet in dat geval worden nageleefd.

Volgens artikel 149a van de Gemeentewet kan de raad bij verordening personen aanwijzen die woningen mogen binnentreden zonder toestemming van de bewoner. Het moet gaan om personen die belast zijn met het toezicht op de naleving (of de opsporing van de overtreding) van bij verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen. In dit artikel is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

Bij de inzet van dit middel moeten de betreffende toezichthouders zich houden aan de voorschriften van de Algemene wet op het binnentreden. Zo is voor het binnentreden zonder toestemming bij toepassing van bestuursdwang machtiging nodig van het college.

Kaart Havens en het gemeentelijk vaarwater in Enschede.

afbeelding binnen de regeling