Verlegregeling Enschede 2018: nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen

1. Deze regeling is niet van toepassing op net(ten) van gemeentelijke netbeheerders.

2. Bepalingen uit deze regeling blijven buiten toepassing voor zover hierin door de Telecommunicatiewet wordt voorzien.

1. Indien blijkt dat een belanghebbende als gevolg van een besluit van het college tot intrekking of wijziging van een vergunning als gevolg van artikel 2.6, lid 1 sub g, h en i van de AVOI en de hieraan verbonden verplichting tot verlegging/verplaatsing/verwijdering van een leiding (hierna, “een aanwijzing”), schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en de vergoeding van deze schade niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent het college, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen, op aanvraag aan hem een tegemoetkoming toe.

2. De vervanging van grijs gietijzeren gasleidingen wordt geacht geheel te behoren tot het bedrijfsrisico van belanghebbende. In verband hiermee komen kosten voor de verlegging/verplaatsing of verwijdering van grijs gietijzeren gasleidingen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling.

3. Deze tegemoetkoming wordt berekend in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 4 van deze regeling. Bij die berekening worden uitsluitend de kosten van het buiten- en in bedrijf stellen, ontwerp & begeleiding, uitvoering en materiaal betrokken.

1. Indien belanghebbende binnen vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning een aanwijzing krijgt, bedraagt de tegemoetkoming in beginsel 100% van het schadebedrag.

2. Indien een belanghebbende een aanwijzing krijgt in de periode gelegen vanaf het begin van het zesde jaar tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum waarop de vergunning voor de betreffende leiding(en) van kracht is geworden, bedraagt de tegemoetkoming 80% van het schadebedrag vanaf het 6e jaar tot 0% vanaf het 16e jaar (trapsgewijs), zulks volgens het schema weergegeven in bijlage 1.

3. Indien een belanghebbende een aanwijzing krijgt na vijftien jaar, gerekend vanaf de datum waarop de vergunning voor de betreffende leiding(en) van kracht is geworden, wordt geen tegemoetkoming toegekend.

1. De tegemoetkoming wordt conform de systematiek van artikel 5 van deze verordening vastgesteld indien:

• a.

  zowel het college als de belanghebbende het eens zijn over de noodzaak voor het verleggen van de leiding of

• b.

  het verleggen noodzakelijk wordt door wettelijke eisen en/of van toepassing zijnde NEN-normen.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel komt de vervanging, verlegging of verwijdering van grijs gietijzeren gasleidingen niet voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling in aanmerking.

1. Zowel het college als belanghebbende dienen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is schadebeperkend op te treden bij de verwijdering, verlegging of aanpassing van de leiding van de belanghebbende.

2. Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de belanghebbende moet blijven dan uit de toepassing van de voorgaande artikelen voortvloeit, kan het college van het gestelde in deze artikelen afwijken.

3. Geen vergoeding vindt plaats als in de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin de leiding is gelegen en in deze periode daadwerkelijk een aanwijzing als bedoeld in artikel 4 van deze regeling wordt gegeven.

4. Als blijkt dat een te verplaatsen/verleggen/verwijderen leiding niet conform de vergunning is aangelegd, kan worden besloten geen tegemoetkoming toe te kennen.

1. De belanghebbende dient, bij het indienen van een aanvraag om een tegemoetkoming aan te tonen op welke datum vergunning is verleend voor de aanleg van het netwerk in het plangebied.

2. Indien belanghebbende niet kan aantonen op welke datum vergunning is verleend dan wel op welke datum het leggen is begonnen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is.

1. Belanghebbende dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 3 maanden na bekendmaking van het besluit zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, een kostenraming te verstrekken aan het college

2. Deze termijn kan door het college schriftelijk worden verlengd met maximaal 3 maanden.

3. De kostenraming zoals bedoeld in lid 1 bevat tenminste:

• a.

  een verwijzing naar het voornemen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1;

• b.

  een omschrijving van de aard en omvang van het schadebedrag op grond van een voorcalculatie, gespecificeerd aan de hand van het model als bedoeld in bijlage 2;

• c.

  een voorstel voor de hoogte van de tegemoetkoming.

4. Bij indiening van een kostenraming op grond van voornoemde artikelleden, bestaat voor belanghebbende geen recht op het verkrijgen van een voorlopig voorschot.

5. In artikel 9 lid 1 sub g gestelde overleg worden afspraken gemaakt over het te volgen tracé. De kostenraming is gebaseerd op het te volgen tracé.

1. Het aanpassen van de leiding is gereed op het moment dat het plangebied voor wat betreft de leiding functievrij is en de leiding op zijn definitieve plek ligt. Belanghebbende doet hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk melding aan het college. Nadat schriftelijk is gemeld dat de leiding op zijn definitieve plek ligt, kan belanghebbende een aanvraag tot tegemoetkoming bij het college indienen.

2. De aanvraag bevat tenminste:

• a.

  een verwijzing naar de verstrekte informatie conform artikel 11 lid 1;

• b.

  een per kostensoort gespecificeerde opgave van het schadebedrag aan de hand van het model als bedoeld in bijlage 2;

• c.

  kopieën van originele facturen van door belanghebbende ingeschakelde derden betreffende de kosten van uitvoering

• d.

  een kopie van de ingetrokken vergunning;

• e.

  het rekeningnummer van belanghebbende ten behoeve van de betaling na vaststelling van de tegemoetkoming;

• f.

  een accountantsverklaring indien het college hiertoe een verzoek heeft gedaan.

1. Het college kan binnen acht weken na indiening van de aanvraag besluiten :

• a.

  de aanvraag buiten behandeling te laten indien dit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is onderbouwd en nadat de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld de onderbouwing aan te vullen binnen een termijn van vier weken;

• b.

  de aanvraag met een verzoek om advies in handen te stellen van een door het college aan te wijzen in- of externe adviseur;

• c.

  de aangevraagde tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk toe te kennen;

• d.

  de aanvraag af te wijzen.

2. Het college kan deze beslistermijn met acht weken verlengen.

3. Het college kan het verstrekken van nadere informatie of documenten door belanghebbende verlangen als het college oordeelt dat dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.

4. Het college kan de aanvraag afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop belanghebbende bekend is geworden met de schade die het gevolg is van een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.

1. Binnen twee weken nadat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 12 lid 1 sub c, wijst de gemeente een adviseur aan, die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Enschede.

2. De adviseur geeft advies over de aanvraag, met daarin tenminste antwoord op de vraag wat de omvang van het schadebedrag is en welk gedeelte hiervan voor vergoeding op basis van deze regeling in aanmerking komt.

3. Naar aanleiding van het advies zoals bedoeld in het tweede lid neemt het college een besluit op de aanvraag.

1. De hoogte van de kosten voor het verleggen van een leiding wordt vastgesteld op basis van de hierna volgende bepalingen. De kosten worden vastgesteld aan de hand van de werkelijke verlegging-/verplaatsing- en verwijderingskosten.

2. De kosten worden onderscheiden in:

• a.

  kosten van materiaal;

• b.

  kosten van uitvoering;

• c.

  kosten van buiten- en in bedrijf stellen;

• d.

  kosten van ontwerp en begeleiding.

3. De kosten voor uitbreiding van de capaciteit van het net van belanghebbende komen niet voor vergoeding in aanmerking op grond van deze regeling.

1. De kosten van ontwerp en begeleiding bestaan uit:

• a.

  overleg en correspondentie;

• b.

  directievoering en toezicht houden;

• c.

  detailengineering en daaruit voortvloeiende uitvoerende werkzaamheden;

• d.

  verplichtingen vanuit wet- en regelgeving;

• e.

  juridisch vrij maken van tracé;

• f.

  kosten ten behoeve van aanbesteden werk.

2. Voor de kosten van ontwerp en begeleiding hanteert het college redelijkerwijs een vast percentage van de totale kosten voor uitvoering, materiaal en in- en buiten bedrijf stellen zoals genoemd in de artikelen 17, 18 en 19 lid 1.

3. Het college hanteert de volgende vaste percentages: