Regeling vervallen per 11-03-2023

Treasurystatuut 2018

Geldend van 16-03-2018 t/m 10-03-2023

Intitulé

Treasurystatuut 2018

In de raadsvergadering van 12 juni 2017 is ingestemd met de herziene financiële verordening artikel 212. In deze verordening is ten aanzien van treasury opgenomen:

Artikel 15. Financiering

  • 1.

    Het college biedt ten minste elke vier jaar een treasurystatuut aan. Het statuut wordt door de raad vastgesteld.

  • 2.

    In het treasurystatuut wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      doelstellingen, uitgangspunten, richtlijnen en limieten treasury;

    • b.

      taken en bevoegdheden;

    • c.

      verantwoordingsrelaties en bijhorende informatievoorziening.

  • 3.

    In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college ten minste de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

In dit herziene treasurystatuut zijn een aantal actuele wijzigingen in externe en interne regelgeving opgenomen, zijnde:

  • *

    Vanaf 2016 gelden de regels voor de rentetoerekening aan het grondbedrijf uit de notitie grondexploitaties van de commissie BBV. Dat betekent dat over bouwgrond in exploitatie niet langer het omslagrentepercentage mag worden toegerekend. Slechts nog de gemiddelde rente van de daadwerkelijke rentelasten van de langlopende en kortlopende rente mag in rekening worden gebracht.

  • *

    Vanaf de begroting 2018 gelden voor de bepaling van het omslagrentepercentage de regels uit de notitie rente van de commissie BBV. Hierdoor wordt het omslagrentepercentage niet langer bepaald op basis van de gemiddelde rente van de gemeentelijke leningenportefeuille. De omslagrente is nu het gemiddelde van de rentelasten op de kort- en langlopende financiering waarbij de te ontvangen rente uit verstrekte leningen in mindering dient te worden gebracht. Daarnaast geldt nu ook dat bij meer dan 0,5% afwijking tussen begroot en gerealiseerd renteresultaat, het omslagrentepercentage moet worden bijgesteld en verwerkt in de jaarrekening.

  • *

    De intern opgelegde voor de beperking van de omvang van de gemeentelijke financiering (zie artikel 3) zijn aangescherpt. De limiet van 5% rentelasten van het begrotingstotaal was niet meer passend bij het hogere totaal van nu door de toevoeging van de budgetten van het Sociaal Domein.

  • *

    De beleidsregels publieke taak leningen en garanties zijn op enkele punten aangepast, zijnde:

    • -

      Het beleid waarbij de gemeente bij voorkeur garanties/borgstellingen verstrekt in plaats van leningen, is nu nog krachtiger neergezet in de regels. In de regels was al opgenomen dat de voorkeur werd gegeven aan een garantie boven een lening. Dit beleid wordt nu aangescherpt naar het slechts nog in uitzonderingsgevallen zelf te lenen. Het voordeel voor de gemeente is dat garanties geen effect hebben op de schuldratio aangezien deze als niet uit de balans blijkende verplichtingen worden opgenomen. Ook zijn de administratieve handelingen minimaal in vergelijking met het uitgeven van leningen. De bank zorgt voor de administratie handeling zoals de inning van rente en aflossing. Zij zijn ook beter toegerust om het debiteurenbeheer uit te voeren dan de gemeente. Hierdoor is het risico ook lager dat een verkrijger niet voldoet aan haar verplichtingen om rente en aflossing te voldoen.

    • -

      Bij het verstrekken van leningen wordt expliciet een uitzondering gemaakt voor de zogenaamde duurzaamheidsleningen voor sportverenigingen. Bij deze leningen staat het Waarborgfonds van de Sport voor 100% van het te lenen bedrag garant. Daarbij is wel vereist dat de gemeente deze leningen verstrekt. Aangezien deze leningen aansluiten bij de gemeentelijke doelstellingen op duurzaamheid en het risico nagenoeg nihil is voor de gemeente, wordt voor dit doel wel leningen verstrekt.

    • -

      Onlangs is een leantraject doorlopen voor de te verstrekken leningen. Hieruit is onder meer gekomen dat de administratieve handelingen bij de verstrekte leningen worden verminderd indien wordt gewerkt met automatische incasso’s voor de inning van de rente en aflossing. Het afgeven van een machtiging voor een automatische incasso bij een te verstrekken lening, is hiermee door de gemeente verplicht gesteld. Het voordeel voor de geldnemers is dat zij zelf kunnen aangeven of zij jaarlijks, per kwartaal of maandelijks de schuld willen voldoen.

In dit statuut staan vele vaktermen vermeld. In bijlage 1 is daarom een verklarende woordenlijst opgenomen waarin de schuin gedrukte woorden uit het statuut worden toegelicht.

Algemeen

Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid

De doelstellingen van het treasurybeleid van de gemeente zijn:

  • a.

    het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting;

  • b.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • c.

    het beschermen van de gemeentelijke vermogens en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • d.

    het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet fido, aanvullende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen;

  • e.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:

  • 1.

    De gemeente kan uit hoofde van de publieke taak leningen of garanties verstrekken aan derden maar neemt hierbij in beginsel een terughoudende opstelling in

  • 2.

    Overschotten worden gebruikt voor interne financiering.

  • 3.

    De gemeente vraagt ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen op bij het aantrekken van financieringen voor het doen van uitzettingen voor zover er geen mantelovereenkomst is afgesloten.

  • 4.

    Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, of tijdelijke toegestane overschrijdingen van deze limiet, conform de Wet fido.

  • 5.

    Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm conform de Wet fido.

  • 6.

    Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van middelen en het verlenen van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.

Financiering en garanties

Artikel 3 Beperking omvang gemeentelijke financiering

Er worden grenzen aan het treasurybeleid gesteld door:

  • 1.

    Slechts financieringen aan te trekken voor investeringen. Er worden geen financieringen aangetrokken ter financiering van de reguliere gemeentelijke exploitatie-uitgaven.

  • 2.

    Te bepalen dat de omvang van de opgenomen leningenportefeuille kleiner moet zijn dan de balanswaarde van de materiële vaste activa en de verkoopbare financiële vaste activa.

  • 3.

    Te bepalen dat de begrote (netto) rentelasten niet meer dan 3% van het begrotingstotaal bedragen.

Artikel 4 Richtlijnen en limieten externe financiering

  • 1. In een lange financieringsbehoefte wordt pas voorzien als de netto-vlottende schuld een omvang bereikt die gelijk is aan de kasgeldlimiet van de Wet fido. Hiervan kan worden afgeweken als:

    • a.

      De rente op vaste schuld lager is dan de rente voor vlottende schuld en een lange financiering dus voordeliger is dan korte financiering. Er is dan sprake van een inverse rentestructuur.

    • b.

      Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat binnen afzienbare tijd geconsolideerd zal moeten worden en de rentevisie stijgend is. Het nu aantrekken van de lange financiering is voordeliger dan het wachten tot later met het risico dat de rente dan is gestegen.

    • c.

      Er redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfinanciering aan te trekken om zo de projectrente te fixeren.

  • 2. In de korte termijn financieringsbehoefte ter afdekking van de netto-vlottende schuld wordt voorzien door het inzetten van rekeningen courant, daggeldleningen dan wel kasgeldleningen.

  • 3. In een lange financieringsbehoefte wordt voorzien door een of meer leningen aan te trekken, met een zodanige rentetypische looptijd dat het renterisico op de leningenportefeuille voor de komende jaren binnen de renterisiconorm conform de Wet fido komt of blijft.

  • 4. Toegestane leningvormen zijn:

    • a.

      onderhandse geldleningen

    • b.

      roll-over leningen

    • c.

      Medium Term notes

  • 5. Vervroegde aflossing van leningen door de gemeente kan plaatsvinden als de voordelen hiervan aantoonbaar hoger zijn dan de boete die moet worden voldaan bij vervroegde aflossing.

Artikel 5 Afgeleide financiële instrumenten

Het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) is toegestaan nadat de gemeenteraad conform artikel 169 van de gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Daarbij worden slechts instrumenten ingezet die zijn toegestaan conform de Wet fido.

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

  • 1. Overtollige liquide middelen worden, met uitzondering van het zogenaamde drempelbedrag, aangehouden bij ’s Rijks schatkist.

  • 2. Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:

    • a.

      rekening-courant

    • b.

      spaarrekening

    • c.

      daggeld

    • d.

      deposito’s

  • 3. Uitzettingen in aandelen zijn niet toegestaan behalve voor zover deze gekocht worden in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

  • 4. Risico's bij uitzettingen conform lid 2 in vastrentende waarden dienen te worden beperkt door slechts uitzettingen met een looptijd van 3 maanden of langer te doen bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus;

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kan aantonen dat ze ten minste over AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 5. Voor uitzettingen met een looptijd van minder dan 3 maanden geldt dat in afwijking van lid 3b een financiële onderneming moet kunnen aantonen dat waardepapieren met ten minste een A-rating, afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus.

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

  • 1. De gemeente is bereid geldleningen aan derden te verstrekken of als borg garant te staan conform de beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede. Ook is de gemeente bereid achtervang te zijn voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in het kader van leningsverstrekking aan de woningcorporaties. Bij besluiten die niet binnen de beleidsregels vallen, vraagt het college vooraf instemming van de raad.

  • 2. Bij het aangaan van leningen of garanties bedingt het college zo veel mogelijk zekerheden.

  • 3. De bij een lening- of garantieverstrekking betrokken beleidssector of –afdeling is budgettair verantwoordelijk voor de gevolgen van het niet of te laat nakomen van de betalingsverplichtingen.

  • 4. Bij elk besluit tot leningverstrekking stelt het college het verschuldigde rentetarief vast. Dit rentetarief wordt gebaseerd op het rentetarief van een gelijksoortige lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten ten tijde van de indiening van het collegevoorstel en wordt als regel verhoogd met een opslag voor administratiekosten en eventueel een opslag voor marktconformheid. Ook bij een gemeentegarantie kan sprake zijn van een opslagpercentage voor marktconformheid dat door het college wordt vastgesteld.

Artikel 8 Financieringsrelatie tussen concern en overige organisatieonderdelen

  • 1. Jaarlijks wordt door het rentecomité het omslagrentepercentage bepaald bij de begroting conform artikel 11, lid 7 uit de financiële verordening 2017. Het percentage voor de omslagrente wordt bepaald conform de voorgeschreven methode uit de BBV-richtlijnen.

  • 2. Over de balanswaarde per 1 januari van enig boekjaar is het omslagrentepercentage verschuldigd aan het concern over de materiële en financiële vaste activa als ook over de activa in uitvoering.

  • 3. In afwijking van het vorige lid kan de raad bepalen dat aan investeringsprojecten een financiering op maat met een andere rente dan het omslagrentepercentage wordt gekoppeld.

  • 4. Jaarlijks wordt door het rentecomité de rente grondexploitaties bepaald die in rekening wordt gebracht over de bouwgronden in exploitatie (BIE) conform de voorgeschreven methode uit de BBV-richtlijnen.

  • 5. Over de balanswaarde per 1 januari van enig boekjaar is de rente grondexploitaties verschuldigd aan het concern over de bouwgronden in exploitatie.

  • 6. De treasuryfunctie betrekt de middelen van de reserves en voorzieningen in de gemeentebrede financiering. Er wordt, behoudens uitzonderingen, geen rentevergoeding betaald over de inzet van de reserves en voorzieningen.

Geldstromenbeheer

Artikel 9 Liquiditeitsbeheer

  • 1. De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitsprognose van minimaal 1 jaar én liquiditeitsplanning van minimaal 4 jaren.

  • 2. Ten einde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren is er sprake van concentratie van liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensatiecircuit bij de huisbankier.

Artikel 10 Betalingsverkeer

  • 1. Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van de gemeente in beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.

  • 2. Iedere betaaltransactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe).

Relatiebeheer

Artikel 11 Relatiebeheer

  • 1. De treasuryfunctie onderhoudt namens de gemeente de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.

  • 2. Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6, lid 6.

  • 3. Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.

  • 4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Artikel 12 Verantwoordelijkheden en taken

Functie

Verantwoordelijkheden en taken

De gemeenteraad

Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut.

Vaststellen paragraaf financiering in begroting.

Vaststellen paragraaf financiering in jaarrekening.

Goedkeuren van te verstrekken van leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels (zie artikel 7).

College van Burgemeester en Wethouder

Uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in treasurystatuut tezamen met de paragraaf financiering (formele verantwoordelijkheid).

Vaststellen van nadere richtlijnen, waartoe ook de beleidsregels voor het verstrekken van leningen en garanties behoren, binnen kaders van dit statuut.

Concerncontroller

Integraal verantwoordelijk voor feitelijke uitvoering van en sturing op treasurybeleid en het betalingsverkeer.

Voeren van de ‘control’ op de treasuryfunctie.

Rentecomité

(concernstaf)

Besluiten over financieringstransacties onder mandaat van B&W.

Adviseren/monitoren van de treasuryactiviteiten.

Treasuryfunctie (concernstaf)

Ontwikkelen en herijken van de financieringsstrategie van de gemeente.

Initiëren van financieringstransacties.

Voeren van ‘control’ op vastleggen gegevens van leningen en garanties.

Monitoren van de limieten zoals vastgelegd in de paragraaf financiering.

Geven van aanwijzingen aan FDC inzake het betalingsverkeer.

Relatiebeheer met financiële instellingen.

Financieel Diensten Centrum (FDC)

Is verantwoordelijk voor feitelijke inrichting en uitvoering van het betalingsverkeer.

Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties.

Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen.

Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte geldleningen.

Programma(controller)

Opstellen besluiten tot lening- of garantie/borgstellingverstrekking.

Aanleveren informatie voor liquiditeitenplanning.

ICT

Voeren van het functioneel applicatiebeheer ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.

Coördineren van het toekennen van decentrale autorisaties ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.

Externe accountant

In het kader van de reguliere controletaak adviseren en controleren van de treasuryfunctie.

Artikel 13 Bevoegdheden

Taak

Autorisatie

Uitvoering

Registratie

Control

Financiering (zie artikel 4 en artikel 5 Treasurystatuut )

Het aantrekken van callgelden en kasgeld-leningen (looptijd < 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Aantrekken van leningen (looptijd >= 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Benutten van vervroegde aflossingen en renteherzieningen.

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Uitzettingen (zie artikel 6 Treasurystatuut )

Verrichten van kortlopende uitzettingen (looptijd < 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Concern-controller

Verrichten van langlopende uitzettingen (looptijd >= 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Concern-controller

Verstrekte leningen en garanties (zie artikel 7 Treasurystatuut )

Verstrekken van leningen en garanties

College B&W

Treasury-functie / programma

FDC

Concern-controller

Liquiditeitsbeheer (zie artikel 9 Treasurystatuut )

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Concern-controller

Treasury-functie

FDC

Rentecomité

Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties.

Concern-controller

Treasury-functie

FDC

Rentecomité

Aangaan nieuwe bankrelaties.

College B&W

Treasury-functie

FDC

Concern-controller

Betalingsverkeer (zie artikel 10 Treasurystatuut )

Verrichten betaalopdrachten.

Concern-controller

FDC

FDC

Treasury-functie

Selecteren betaalinstrumenten

Concern-controller

FDC

FDC

Treasury-functie

Autorisaties verstrekken voor verrichten betaaltransacties

Concern-controller

ICT

ICT

Treasury-functie

Informatievoorziening

Artikel 14 Operationele en verantwoordingsinformatie

Informatie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

Frequentie

Treasurystatuut

Treasuryfunctie

Gemeenteraad

1x per 4 jaar

Paragraaf financiering

Treasuryfunctie

Gemeenteraad

2x per jaar, begroting en jaarrekening

Kwartaalrapportage transacties en limieten

Treasuryfunctie

College van B&W

1x per kwartaal

Besluit tot lening en/of garantieverstrekking

Programma/treasury-functie

College van B&W (eventueel gemeenteraad)

variabel

Voortgangsrapportage treasuryfunctie

Treasuryfunctie

College van B&W/gemeenteraad

Onderdeel van de PC-cyclus.

Analyse leningen- en garantieportefeuille

Treasuryfunctie

Rentecomité.

Onderdeel van de PC-cyclus.

Liquiditeitenprognose en -planning

Treasuryfunctie

Rentecomité

Minimaal 1x per maand geactualiseerd, minimaal 1x per kwartaal besproken in overleg rentecomité

Transactiebesluit

Treasuryfunctie

Rentecomité

variabel

Slotbepalingen

Artikel 15 Rechtspositie treasurystatuut

Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 15 uit de Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet zoals vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 12 juni 2017.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de raad. De raad kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit Treasurystatuut treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad in haar vergadering van 12 maart 2018 en vervangt het Treasurystatuut 2014.

Ondertekening

Memorie van toelichting Treasurystatuut 2018 gemeente Enschede

In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de gemeente kort beschreven. Het Treasurystatuut 2018 is opgesteld met als aanname dat aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden wordt voldaan.

2.1Wettelijk kader

Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:

1. de Gemeentewet

2. Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV)

3. de Wet financiering en decentrale overheden (fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.

Ad 1: Gemeentewet

In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:

  • Artikel 212 van de Gemeentewet stelt dat een verordening moet worden opgesteld waarin o.a. de regels voor de treasuryfunctie zijn opgenomen. In dit Treasurystatuut is de verdere uitwerking van de in deze verordening opgenomen regels met betrekking tot de treasuryfunctie opgenomen.

  • In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Het college is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en -functie.In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college behoort geen besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen indien de raad daarom verzoekt of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In dit geval moet de raad in staat zijn om vooraf wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • Vervolgens is in artikel 171 opgenomen dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigen maar deze bevoegdheid ook over kan dragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording

In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:

  • De verplichting tot het opstellen van een paragraaf financiering in zowel de begroting als de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording en (BVV).

  • In artikel 13 is opgenomen dat de paragraaf betreffende de financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille bevat en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Daarnaast zijn de notitie rente en de notitie grondexploitatie van de commissie BBV van toepassing op de interne renteverrekening. In deze notities is opgenomen hoe het omslagrentepercentage c.q. de rente voor bouwgronden in exploitatie dient te worden berekend. Voor het omslagpercentage geldt dat herrekening volgt als het renteresultaat in de jaarrekening meer dan 0,5% afwijkt van het begrote resultaat. Bij de rente grondexploitaties geldt dat bij de berekening altijd sprake is van het werkelijke gemiddelde rentepercentage van de gemeente in de jaarrekening.

Ad 3: Wet fido

De Wet fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.

Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet fido:

  • De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

  • De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zullen deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.

  • De regeling schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide middelen bij ’s Rijks schatkist.

De hoofdzaken uit de Wet fido en bijbehorende regelingen zijn:

  • De gemeente gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of de gemeente degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn publieke taak wordt gerekend

  • De gemeente hanteert slechts derivaten of zet slechts middelen uit, anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hierbij worden minimumeisen gesteld aan de tegenpartijen waarbij uitzettingen mogen worden gedaan.

    Het prudente gebruik van derivaten houdt in dat:

    • -

      De inzet van derivaten is slechts toegestaan voor het afdekken van financiële risico’s.

    • -

      Er moet sprake zijn van een gesloten positie dus de onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang en looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen. Het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt.

  • Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rentelasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.

  • Het renterisico op de vaste schuld van de gemeente overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.

  • Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.

  • Aangezien vrijwel alle overtollig middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:

    • -

      Het moeten financiële ondernemingen zijn.

    • -

      Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste beschikken over een AA-rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.

    • -

      De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee ratingbureaus.

    • -

      Het bovenstaande geldt niet bij beleggingen in waardepapieren met een solvabiliteitsratio van 0% (doorgaans overheden).

2.3 Toelichting per artikel

Artikel 2Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient slechts een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de gemeente niet verplicht deze leningen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie altijd meerdere offertes opvragen.

Artikel 3Beperking omvang gemeentelijke financiering

In de programmabegroting 2009-2012 zijn een aantal regels vastgesteld ter beperking van de groei van de leningenportefeuille. Vanaf de begroting 2015 is echter het begrotingstotaal sterk toegenomen door de toevoeging van de middelen uit het sociaal domein. Hierbij wordt het vastgelegde percentage voor de maximale rentelasten dan ook verlaagd. De regels worden daarom bij nu aangescherpt en luiden:

  • 1.

    Niet lenen voor in de exploitatierekening opgenomen reguliere uitgaven

    Uitgangspunt moet zijn dat de reguliere exploitatie moet kunnen worden betaald uit het lopende banksaldo, waarbij binnen de kasgeldlimiet gebleven moet worden. Voor jaarlijks terugkerende uitgaven, zoals lonen en onderhoudskosten, moet dus niet worden geleend.

  • 2.

    Omvang leningenportefeuille is te allen tijde kleiner dan de balanswaarde van de materiële vaste activa en de verkoopbare financiële activa.

    Deze spelregel is een uitvloeisel van spelregel 1. Overheden moeten slechts moeten lenen voor rendabele investeringen (zijnde investeringen die worden geactiveerd). Dit betekent voor de gemeente dat de omvang van de leningenportefeuille nooit groter zou mogen zijn dan het totaal van materiële vaste activa op de balans en het deel van de financiële vaste activa die verkoopbaar zijn tegen minimaal de balanswaarde (zijnde de aandelen in het bezit van de gemeente)

  • 3.

    De rentelasten bedragen niet meer dan 3% van het begrotingstotaal.

    De spelregels 1 en 2 zorgen nog niet automatisch voor een inperking van de groei van de leningenportefeuille en daarmee verdere uitholling van de balanspositie. Daarnaast is het van belang dat het aandeel van de rentelasten in het begrotingstotaal niet te groot wordt. Dit belemmert de flexibiliteit van de begroting. Daarom wordt gesteld dat het aandeel van de rentelasten maximaal 3% bedraagt van het begrotingstotaal. De rentelasten in deze zijn de totale rentelasten van de kort- en langlopende financiering minus de rentebaten uit de verstrekte leningen (en sluit hiermee aan bij omvang rentelasten uit BBV-richtlijnen). Bij een overschrijding wordt hierover gerapporteerd middels de P&C-producten tezamen met de maatregelen die worden genomen ter inperking van de rentelasten.

Overigens is naast deze spelregels nog sprake van de verplichte BBV-indicator netto-schuldquote (waarover wordt gerapporteerd in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing) die ook inzage biedt in de hoogte van de gemeentelijke schuld.

Artikel 4Richtlijnen en limieten externe financiering

De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Vandaar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvorens tot consolidatie wordt overgegaan.

Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenportefeuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplanningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuille een evenwichtig aflossingspatroon kent en het rentesico langjarig binnen de voorgeschreven renterisiconorm blijft.

De Gemeente Enschede kan Medium Term Notes (MTN’s) uitgeven onder het programma ‘Ongelimiteerde Medium Term Note Programma Nederlandse Gemeenten’ dat in 1998 van start is gegaan. In de raad van 21 september 1998 heeft ingestemd met deelname van de Gemeente Enschede aan dit programma. Het voordeel van MTN’s kan zijn dat de rente lager is door de betere verhandelbaarheid van de notes ten opzichte van onderhandse geldleningen.

Vervroegde aflossing kan interessant zijn op het moment dat de huidige marktrente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen eventueel geherfinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contractrente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dekken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.

Overigens kan vervroegde aflossing ook als instrument worden ingezet als er behoefte is aan herstructurering van de portefeuille bijvoorbeeld als de looptijd van de portefeuille zou moeten worden ingekort of verlengd. Vervroegde aflossing kan ook een optie zijn bij het verkrijgen van middelen (uit bijvoorbeeld verkoop bezittingen) omdat aflossing voordeliger is, door het vervallen van de rentelasten, dan de mogelijke renteopbrengst op de overtollige gelden.

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet fido is de aankoop van aandelen de gemeente slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Hiervan is slechts sprake als een aandelenpakket wordt verkregen bij het aangaan van een verbonden partij.

De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet fido.

De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoorbeeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

Het aangaan van leningen en garanties is een bevoegdheid van het college. Door middel van de beleidsregels publieke taak leningen en garanties 2018, te vinden in bijlage 2, worden deze bevoegdheden door het college vrijwillig ingeperkt. Als een lening- of garantieverstrekking niet past binnen deze regels dan zal de raad om instemming worden gevraagd alvorens het college tot verstrekking overgaat.

In de raadsvergadering van 7 februari 2000 is ingestemd met het voorstel om geen leningen meer te verstrekken aan woningcorporaties in het geval zij hiervoor borging kunnen krijgen van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het argument dat de woningcorporaties via de gemeente voordeliger kunnen lenen, geldt tegenwoordig niet meer. Voor een lening met WSW-garantie geldt een zelfde rentepercentage als voor een lening die de gemeente (door)verstrekt aan de woningcorporatie. In geval van borging door het WSW vormt de gemeente de zogenaamde achtervang. Dit betekent dat in geval een corporatie niet aan haar betaalverplichtingen voldoet, het WSW de verplichtingen overneemt. Mocht het WSW niet over voldoende middelen beschikken om aan deze verplichtingen te voldoen dan pas wordt de gemeente aangesproken voor het gedeelte dat het WSW onvoldoende heeft. Overigens bezit het WSW een AAA-rating en is daarom uitermate kredietwaardig. De kans dat de gemeente op betaalverplichtingen wordt aangesproken is zeer gering.

Het rentetarief van een gemeentelijke lening is gebaseerd op het rentetarief dat de gemeente zelf voor een (vrijwel) soortgelijke geldlening zou hebben moeten betalen. De leningverstrekking is dan voor de gemeente in beginsel budgettair neutraal. In verband met die budgettaire neutraliteit is het noodzakelijk dat het rentetarief pas wordt vastgesteld ten tijde van de indiening van het conceptvoorstel aan Raad of college. Hiermee wordt ook voorkomen dat er een achterhaald rentetarief in een voorstel is opgenomen.

Bij het verstrekken van een lening of garantie moet een toets op staatssteun worden uitgevoerd. Het is de gemeente niet toegestaan om een lening of garantie te verstrekken waarbij de tegenpartij een rentevoordeel verkrijgt. Bij een voordeel van minder dan 200.000 euro over een periode van 3 jaren valt de verstrekking mogelijk nog onder de zogenaamde de-minimisregeling. Bij een hoger voordeel is sprake van staatssteun en is het de gemeente slechts toegestaan om een lening of garantie te verstrekken tegen marktconforme tarieven. Dit houdt in dat het rentepercentage vergelijkbaar moet zijn met de rente die deze partij aan een andere geldgever zou betalen. De gemeente zal dan een opslag voor marktconformheid in rekening moeten brengen. Ook bij het verstrekken van een garanties of borgstelling door de gemeente kan sprake zijn van een opslag of te betalen premie voor marktconformheid.

Artikel 8 Financieringsrelatie tussen concern en overige organisatieonderdelen

Het omslagrentepercentage en de rente grondexploitaties wordt jaarlijks vastgesteld door het rentecomité en opgenomen in de richtlijnen van de programmabegroting. Bij de jaarrekening volgt mogelijk een herrekening indien het omslagrentepercentage meer dan 0,5% afwijkt van de prognose die is opgenomen in de begroting, dit conform de . De rente grondexploitaties dient bij de jaarrekening gebaseerd te zijn op de daadwerkelijke rentelasten van de gemeente over het aflopen jaar.

In uitzonderingsgevallen kan een investeringsproject in aanmerking komen voor een ander rentepercentage dan het omslagrentepercentage. Conform de aangescherpte BBV-regelgeving voor de bepaling van het omslagrentepercentage kan slechts sprake zijn van een afwijkend percentage indien ook daadwerkelijk financiering ter afdekking van de gedefinieerde financieringsbehoefte wordt aangetrokken. Als beleidslijn geldt echter dat de gemeente de methode van integrale financiering hanteert. Er bestaat geen één op één relatie tussen de externe financiering en investeringen. Projectfinanciering wordt slechts bij grote uitzondering toegepast.

Het niet toevoegen van rente aan reserves is ook een uitvloeisel van de nieuwe regels voor rente vanuit het BBV. Deze aanpassing van de regelgeving is ook al verwerkt in de programmabegroting 2017-2020. Ook is deze wijziging al opgenomen in de financiële verordening van 12 juni 2017. Er wordt slechts nog rente toegerekend aan een aantal voorzieningen die echter zijn gevormd op basis van contante waarde. Door de rentetoevoeging hebben deze voorziening op einde looptijd de beoogde omvang die benodigd is ter afdekking van tekorten.

Artikel 9Liquiditeitsbeheer

De tegoeden worden zo veel mogelijk bij de huisbankier geconcentreerd aangezien daar de meest gunstige tarieven in rekening worden gebracht c.q. worden vergoed. Dit alles wederom om de kosten te minimaliseren.

Artikel 10Betalingsverkeer

Elke 4 à 6 jaren zal een evaluatie door de treasuryfunctie worden uitgevoerd ten aanzien van de kosten van het betalingsverkeer en zal een aanbesteding van het betalingsverkeer worden uitgevoerd om te zorgen dat de kosten ook minimaal blijven.

Het betalingsverkeer moet zodanig zijn ingericht dat aan de doelstelling van het minimaliseren van interne en externe verwerkingskosten wordt voldaan. Hiertoe kan de treasuryfunctie aanwijzingen geven en richtlijnen vaststellen betreffende het betalingsverkeer.

Artikel 12Verantwoordelijkheden en taken

De treasuryfunctie is ondergebracht bij de concernstaf. Het rentecomité is het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.

Artikel 13Bevoegdheden

In de kolom autorisatie staat vermeld wie tekenbevoegd is. In het geval het college van B&W vermeld staat als tekenbevoegd, betekent dit dat de burgemeester (of dienstdoende loco-burgemeester) de bijbehorende documenten tekent. De kolom uitvoering geeft aan wie de taak daadwerkelijk verricht. Wie de administratie voert staat vermeld in de kolom registratie. En in de kolom control is opgenomen wie de registratie controleert.

In artikel 17, lid 3 van de Verordening artikel 212 Gemeentewet is gemeld dat de limieten tot het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen jaarlijks worden vastgesteld in de paragraaf financiering in de begroting. Het college geeft haar bevoegdheden door aan het rentecomité door vaststelling van zorgvuldige opgestelde procedureafspraken waarbij onderscheid wordt gemaakt in het aantrekken van financieringen en het doen van uitzettingen. Deze mandatering is noodzakelijk om slagvaardig handelen op de geld- en kapitaalmarkten mogelijk te maken. De mandatering wordt verleend tot maximaal de vastgestelde limieten.

In de procedureafspraken worden o.a. zaken opgenomen zoals dat altijd van het rentecomité meekijken bij het afsluiten van transacties, wie onderdeel uitmaken van het rentecomité en hoe om te gaan met wel of geen meerderheid van stemmen in het rentecomité.

Bijlage 1: Verklarende woordenlijst

Aandeel

Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap.

Activa in uitvoering

Elk werk dat op balansdatum nog niet gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.

Consolidatie

Het omzetten van korte financieringsmiddelen in lange financiering.

Contante waarde

Dit is de waarde van toekomstige (uit- en/of ingaande) geldstromen op het huidige tijdstip. Deze wordt berekend door de geldstromen te disconteren naar het huidige tijdstip tegen het nu geldende rentetarief.

Daggeld (callgeld)

Lening of deposito voor één dag tegen een vast rentepercentage.

Deposito

Niet-verhandelbare belegging bij een financiële instelling, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

Drempelbedrag

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar dat niet belegd hoeft te worden bij ’s Rijks schatkist.

Externe financiering

Het aantrekken van middelen uit bronnen die buiten de organisatie liggen.

Financieringsbehoefte

De behoefte om uit interne of externe bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van de vermogensbehoefte.

Financiële vaste Activa

Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente die bestaan uit kapitaalgoederen zoals deelnemingen in andere organisatie, aandelen, langlopende verstrekte geldleningen en andere financiële vorderingen.

Geldmarkt

Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van minder dan 1 jaar.

Integrale financiering

Vorm van financiering waarbij de vermogensbehoefte van de organisatie als geheel wordt betrokken, in tegenstelling tot projectgewijze financiering.

Interne financiering

De financiering door het aanwenden van geldmiddelen die al in de organisatie aanwezig zijn.

Kapitaalmarkt

Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van langer of gelijk aan 1 jaar.

Kasgeldlening

Lening met een looptijd van maximaal 1 jaar tegen een vast rentepercentage en een aflossing ineens aan het einde van de looptijd.

Kasgeldlimiet

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

Materiële vaste activa

Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente gebruikt voor de bedrijfsvoering, niet om te verkopen. Deze bezittingen zijn, in tegenstelling tot immateriële en financiële vaste activa, stoffelijk van aard.

Lidstaat

Een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Limiet

Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

Liquide middelen

De direct opvraagbare financiële middelen van de organisatie.

Liquiditeitsrisico

Het risico dat verbonden is aan het onvoorzien ontstaan van tekorten op kortlopende geldmiddelen.

Mandaat

Het opdragen van taken en bevoegdheden. Degene die de taak overdraagt, blijft zelf verantwoordelijk. Mandaatverlening aan ondergeschikte ambtenaren is altijd mogelijk. Mandaatbesluiten hebben betrekking op de verdeling van interne bevoegdheden en behoeven niet openbaar gemaakt te worden.

Medium Term Note (MTN)

Verhandelbare schuldtitels aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een omvang van minimaal € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

Netto-vlottendeschuld

Het gezamenlijk bedrag van:

  • de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar

  • de schuld in rekening-courant

  • de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in kas gestorte gelden van derden

  • overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld;verminderd met het bedrag van:• de contante gelden in kas• de tegoeden in rekening-courant• de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

Omslagrentepercentage

De rekenrente waarmee de betaalde rente wordt verdeeld over debestaande investeringen in vaste activa.

Onderhandse geldlening

Schuldpapier op (middel)lange termijn dat niet genoteerd staat aan een beurs maar dat volledig op maat wordt afgesproken tussen geldgever en geldnemer. Vaak komen transacties tot stand met behulp van bemiddelaars.

Projectfinanciering

Vorm van financiering waarbij voor een enkel project de financiering wordt geregeld, in tegenstelling tot integrale financiering waarbij de gehele gemeentelijke financieringsbehoefte is betrokken.

Rating

Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau.

Rekening-courant

Lopende rekening tussen twee partijen waarop de onderlinge vorderingen of schulden staan vermeld.

Rentecomité

Het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.

Renterisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

Rentetypischelooptijd

De looptijd tussen twee momenten waarop een tussentijdse aanpassing van de contractuele rente plaatsvindt.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de ontwikkeling van de rente op basis waarvan een financierings- en uitzettingenbeleid wordt gevoerd.

Richtlijn

Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

Roll-over lening

Een financieringsvorm op middellange termijn met een variabele rente die gekoppeld is aan de geldmarktrente. De rente heeft een looptijd van 1, 2, 3, 6 of 12 maanden.

Saldo rentecompensatie circuit

De debet- en credit saldi van meerdere rekeningen van een organisatie bij eenzelfde financiële instellingen worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; en over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente.

Solvabiliteitsratio

De ratio geeft de verhouding aan tussen eigen vermogen en het balanstotaal en geeft inzicht in de mate waarin onze gemeente in staat is op de langere termijn aan haar financiële verplichtingen te voldoen.

Treasurybeleid

Bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie

Omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de financiële stromen en voorraad financiën van een organisatie, alsmede de daaruit voortvloeiende risico’s.

Uitzetting

Belegging in een vastrentende waarde.

Valutarisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

Vaste schuld

Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag.

Vastrentende waarde

Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.

Verbonden partij

Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin gemeente Enschede een bestuurlijk én een financieel belang heeft.

Vlottende schuld

Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar.

Bijlage 2: Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

gelet op artikel 160, lid 1, sub e, en artikel 169, lid 4, van de Gemeentewet;

gelet op artikel 2 en 2a van de Wet financiering decentrale overheden en artikel 7 van het Treasurystatuut 2018;

gelet op titel 4.1 ('Beschikkingen'), titel 4.2 ('Subsidies') en titel 4.3 ('Beleidsregels') van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de Algemene subsidieverordening 2016;

overwegende dat openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak geldleningen en garanties voor geldleningen kunnen verstrekken;

overwegende dat het aanbeveling verdient beleidsregels vast te stellen inzake het verstrekken van leningen en garanties door de gemeente Enschede voor de deelgebieden sport (exclusief betaald voetbal), welzijn, zorg en opvang, volksgezondheid, onderwijs, kunst en cultuur;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede 2018.

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • a.

    lening: een lening door de gemeente Enschede die kan worden verstrekt in de vorm van een hypothecaire lening of in de vorm van een onderhandse lening (afhankelijk van de gestelde zekerheden) voor roerende en onroerende zaken;

  • b.

    garantie: een borgstelling van de gemeente Enschede ten behoeve van een door de aanvrager bij een financiële instelling aan te trekken lening en de daaruit voortvloeiende verplichtingen;

  • c.

    financiële instelling: al dan niet commerciële instellingen zoals banken, leveranciers, leasemaatschappijen, waarborgfondsen die bijvoorbeeld hypothecaire leningen, onderhandse leningen, (consumenten)kredieten, garanties / borgstellingen of financial lease kunnen verstrekken.

Artikel 2: Kring van rechthebbenden

  • 1.

    Garanties en leningen worden slechts verstrekt aan organisaties die bijdragen aan de maatschappelijke doelen van de gemeente Enschede.

  • 2.

    Organisaties mogen geen winstoogmerk hebben.

  • 3.

    Organisaties mogen geen besloten karakter en geen politieke of religieuze doelstelling hebben.

  • 4.

    Organisaties dienen rechtspersoonlijkheid te bezitten.

  • 5.

    Organisaties moeten in de gemeente Enschede zijn gevestigd.

  • 6.

    Organisaties moeten bekend zijn bij de gemeente en hebben bij voorkeur al ten minste drie jaar lang een gemeentelijk jaarlijkse bijdrage hebben ontvangen zodat reeds sprake is van een duurzame financiële relatie met de gemeente.

Artikel 3: Inhoudelijke criteria

  • 1.

    De te financieren zaken moeten nodig zijn in het kader van de uitvoering van een publieke taak in de gemeente Enschede. Dat wil zeggen dat ze moeten passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en het openbaar belang. Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend. De gemeenteraad geeft door middel van de vaststelling van de gemeentebegroting, de begrotingswijzigingen en beleidsnota’s het richtinggevende en budgettaire kader.

  • 2.

    De te financieren zaken moeten essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager (functionaliteitscriterium).

  • 3.

    De te financieren zaken moeten in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Enschede.

  • 4.

    De zaken zijn zonder gemeentelijke lening of borgstelling niet te realiseren. Eerst dienen zelfwerkzaamheid, eigen middelen, subsidiegelden en middelen van sponsoren, etc., door de aanvrager maximaal te worden benut (vangnetcriterium).

  • 5.

    Een lening wordt niet verstrekt indien de te financieren zaken niet voldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie of lening. Dit betekent dat in geval de te financieren zaak een onroerende zaak is, het recht van hypotheek wordt verleend en voor roerende zaken een recht van pand wordt verleend.

Artikel 4: Financiële criteria

  • 1.

    Een rentevoordeel ten opzichte van een financiële instelling is onvoldoende reden voor verstrekking van een garantie of lening door de gemeente.

  • 2.

    Verzoeken om garantie of lening worden geweigerd als de betreffende garantie of lening zonder onoverkomelijke bezwaren voor de aanvrager door een financiële instelling kan worden verleend zonder ondersteuning van de gemeente.

  • 3.

    Er worden slechts garanties door de gemeente verstrekt. Voor de zogenaamde duurzaamheidsleningen van het Waarborgfonds van de Sport wordt een uitzondering gemaakt en worden wel leningen verstrekt door de gemeente. In overige uitzonderingsgevallen kan sprake zijn een leningverstrekking.

  • 4.

    De financiële positie en prognoses van de aanvrager moeten zodanig zijn dat rente en aflossing betaald kunnen blijven worden.

  • 5.

    Geen garantie of lening is mogelijk indien een beroep kan worden gedaan op een voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds zoals Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de Zorg en Waarborgfonds Kinderopvang. De gemeente heeft dan vaak wel een zogenaamde achtervangfunctie.

  • 6.

    Specifiek voor sport geldt dat er wordt samengewerkt met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Zonder medewerking van dit Fonds wordt in beginsel geen borgstelling of lening door de gemeente verstrekt. Deze stichting biedt naast een borgstelling van 50% ook een aanvullende toetsing zoals een sporttechnische keuring en een jaarlijkse controle van de begroting en jaarrekening. Er wordt aansluiting gezocht bij de eisen aan een borgstelling van het SWS.

  • 7.

    Een aanvraag voor een lening of garantie lager dan € 7.500 wordt niet in behandeling genomen.

  • 8.

    Met een aanvraag voor een garantie of lening groter dan € 250.000 euro wordt middels een raadsbesluit ingestemd.

Artikel 5: De aanvraag

  • 1.

    Aanvragen moeten vóór het aangaan van verplichtingen met betrekking tot de gevraagde garantie of lening volledig en schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Aanvragen moeten zijn voorzien van

    • a.

      een exemplaar van de statuten;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      tekeningen en technische omschrijving als de gemeentelijke lening de aankoop of verbouwing van een onroerende zaak betreft;

    • d.

      een document waaruit blijkt dat het onderpand vrij is van hypotheek (of van pand als het om roerende zaken gaat);

    • e.

      de laatst bekende taxatiewaarde van het onderpand voor de OZB in geval het gaat om een bestaand onroerende zaak;

    • f.

      de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren;

    • g.

      een exploitatiebegroting waarin rente en aflossing van de geldlening zijn verwerkt

    • h.

      een gespecificeerde opstelling van de wijze van financiering van de voorgenomen investering;

    • i.

      bij een garantie/borgstelling ook een concept-leningsovereenkomst met de beoogde financiële instelling.

  • 3.

    Een verzoek om een lening of garantie wordt in ieder geval afgewezen indien de gemeente niet de zekerheid heeft dat

    • a.

      de investeringen zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager zal voldoen aan de aan de lening of garantieverstrekking verbonden verplichtingen;

    • c.

      aan de betalingsverplichting van rente en aflossing naar behoren zal worden voldaan;

    • d.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag juiste of volledige gegevens heeft verstrekt.

Artikel 6: Overige criteria en uitgangspunten

  • 1.

    De hoogte van het in rekening te brengen rentepercentage en administratiekosten wordt bepaald aan de hand van een door de gemeente vastgestelde rekenmethode. Hierbij wordt rekening gehouden met de regelgeving rondom staatssteun en kan sprake zijn van een toeslag op de rente voor marktconformiteit. De notariskosten zijn ook voor rekening van de aanvrager.

  • 2.

    De aanvraag voor garantie of lening wordt getoetst op aan de geldende regelgeving rondom staatssteun. Het in lid 1 vermelde rentepercentage kan worden verhoogd met een toeslag voor marktconformiteit vanuit deze toets.

  • 3.

    De looptijd van de lening of garantie moet zijn afgestemd op de te verwachten technische (dan wel economische levensduur als deze korter is) gebruiksduur van de activa.

  • 4.

    Leningverstrekking is alleen mogelijk op basis van door het college vastgestelde modelcontracten en schuldbekentenissen. Hierbij zal ook sprake zijn van afgeven van machtiging tot automatische incasso van rente en aflossing.

  • 5.

    De aanvrager moet instemmen met een aantal voorwaarden zoals voorafgaande toestemming van de gemeente voor een aantal juridische handelingen zoals statutenwijziging, wijziging bestemming van het onderpand, en vervreemding van het onderpand door de aanvrager gedurende de contractperiode.

  • 6.

    De gemeente sluit slechts lineaire leningen af

  • 7.

    Gedurende de looptijd vindt een volledige aflossing plaats waardoor het financiële risico van de gemeente in de loop der jaren steeds verder afneemt.

  • 8.

    De aanvrager heeft een instandhouding- en onderhoudsverplichting van het onderpand. De aanvrager verplicht zich daarom tot het afsluiten van opstal- en inboedelverzekeringen en het in goede staat houden van het onderpand gedurende de gehele looptijd van de lening of garantie.

  • 9.

    De aanvrager verstrekt jaarlijks de exploitatiebegroting en een financieel verslag aan het college welke nodig zijn voor de beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager. Hiertoe wordt jaarlijks het hiervoor bestemde toetsingsformulier ingevuld.

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag van inwerkingtreding van het Treasurystatuut 2018.