Regeling vervallen per 01-01-2024

Besluit Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Besluit Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

  • gelet op de artikelen 1.3, 2.1 lid 2, 2.14 lid 5, 2.15 lid 1, 2.16 lid 2, 3.1.1 lid 5 en 4.4 lid van de Verordening Jeugdhulp een Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

  • gehoord de opmerkingen van de Wmo-raad;

besluit vast te stellen het:

Besluit Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      collectief vervoer: aanvullend openbaar vervoer waarbij men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd van deur tot deur;

    • b.

      PGB-beleidsregels Wmo en Jeugdhulp Enschede; De door het College opgestelde algemene regels over tarieven, voorwaarden, weigeringsgronden, besteding en verantwoording van het PGB voor zowel Wmo als Jeugdhulp.

    • c.

      ritbijdrage: het met korting, dat de geïndiceerde inwoner in rekening wordt gebracht bij gebruik van het collectief vervoer;

    • d.

      verordening: de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet 2015 en de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2 Opgroeien en participeren, Ondersteuning huishouden en Beschermd wonen

Artikel 2.1 Hoogte van persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij opgroeien en participeren

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor individuele ondersteuning bij opgroeien en participeren, die beroepsmatig wordt geboden, bedraagt 90% van de kostprijs genoemd in artikel 5.1 lid 1.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor groepsgerichte ondersteuning bij opgroeien en participeren, die beroepsmatig wordt geboden, bedraagt 90% van de kostprijs genoemd in artikel 5.1 lid 2.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor individuele ondersteuning bij opgroeien en participeren, die niet-beroepsmatig of door iemand uit het sociaal netwerk wordt geboden, bedraagt per minuut €0.33. Dit is afgeleid van een vast uurtarief van €20,00.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor groepsgerichte ondersteuning bij opgroeien en participeren, die niet-beroepsmatig of door iemand uit het sociaal netwerk wordt geboden, bedraagt per dagdeel €20,00. Dit is afgeleid van een vast uurtarief van €20,00, en een minimale groepsgrootte van 4 personen.

  • 5. Het persoonsgebonden budget voor wonen en verblijf bedraagt per etmaal:

    Wonen en verblijf >

    Beroepsmatig

    Niet-beroepsmatig

    Sociaal netwerk

    Dakje 0a: pleegzorg

    € 39,57

    nvt

    Dakje 0b: gezinshuizen

    € 115,01

    nvt

    Dakje 1: vervanging van thuissituatie zonder bijzonderheden:

    € 67,09

    € 35

    Dakje 2: vervanging thuissituatie waarbij sprake is van actief toezicht

    € 115,01

    nvt

    Dakje 3: vervanging van de thuissituatie waarbij er sprake is van onvoorspelbaar gedrag

    € 162,93

    nvt

Artikel 2.2 Hoogte van persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het huishouden

  • 2.2a Het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het huishouden die beroepsmatig wordt geboden bedraagt 90% van de kostprijs zoals genoemd in artikel 5.1.

  • 2.2b Het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het huishouden, geboden door een persoon die als niet beroepsmatig wordt aangemerkt, bedraagt 85% van de kostprijs zoals genoemd in artikel 3.1.

  • 2.2c Het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het huishouden, geboden door een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bedraagt 50% van de kostprijs zoals genoemd in artikel 3.1.

  • 2.2d Het tarief zoals vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is een all-in tarief. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief.

Artikel 2.3 Hoogte van persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren

Het persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren, bedraagt per rit van het huisadres naar het locatieadres en vice versa, 90% van de ritbijdrage die men in het collectief vervoer moet betalen voor diezelfde rit.

Artikel 2.4 Hoogte van persoonsgebonden budget voor beschermd wonen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij beschermd wonen, die beroepsmatig wordt geboden, bedraagt per uur:

Functie

Maximaal tarief

Verpleging*

€ 49 per uur

Individuele begeleiding

€ 36 per uur

Persoonlijke verzorging*

€ 27 per uur

Dagbesteding

€ 9731 per jaar

Vervoer

€ 1162 per jaar

* deze functies worden alleen vergoed bij overgangscliënten met CIZ ZZP GGZ-C indicatie. Het overgangsrecht geldt tot einde indicatiedatum of uiterlijk tot en met 31-12-2019.

  • 2. Indien de zorg geboden wordt door een persoon uit het sociale netwerk van de inwoner en/of een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt dan geldt als maximaal uurtarief €20,00 per uur voor de functies verpleging, individuele begeleiding en persoonlijke verzorging.

  • 3. Indien er sprake is van een wooninitiatief op initiatief van ouders dan kan de toeslag kleinschalig wonen worden toegekend. Deze toeslag wordt toegekend voor extra huisvestingskosten die noodzakelijk zijn om het wonen en de zorg binnen het wooninitiatief mogelijk te maken voor cliënten die hierop zijn aangewezen (op aangeven van ‘Centrale toegang opvang en beschermd wonen Twente’ / Cimot).

Hoofdstuk 3 Ondersteuning gericht op het wonen

Artikel 3.1 Hoogte van het persoonsgebonden budget voor woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening.

  • 2. De goedkoopst passende voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel wordt verstrekt, kan zo nodig ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering worden toegekend.

Artikel 3.2 Hoogte van het persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften

Het persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften bedraagt de in de geldende raamovereenkomst vermelde tarieven (voor herverstrekking).

Artikel 3.3 Hoogte van een voucher of persoonsgebonden budget voor woningaanpassing

  • 1. De voucher of het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing bedraagt de werkelijk gemaakte en voor vergoeding in aanmerking komende kosten op basis van een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

  • 2. De voucher of het persoonsgebonden budget voor het verwijderen van een voorziening bedraagt de werkelijke en voor vergoeding in aanmerking komende kosten op basis van een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

Artikel 3.4 Voorwaarden voucher of persoonsgebonden budget voor woningaanpassing

Het college verleent slechts een voucher of een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing indien:

  • a.

    de door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing zal worden verricht;

  • b.

    aan de onder a genoemde personen inzicht wordt geboden in de vereiste bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • c.

    de onder a genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 3.5 Gereedmelding woningaanpassing, vaststelling en uitbetaling

  • 1. Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een woningaanpassing, maar uiterlijk binnen 1 jaar na het toekennen van een voucher of persoonsgebonden budget, verklaart de inwoner aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de hoogte van de voucher of persoonsgebonden budget en een verzoek om uitbetaling.

Artikel 3.6 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting en huurderving

De voucher of het persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting bedraagt maximaal de werkelijke huurkosten voor in redelijkheid passende tijdelijke huisvesting.

Artikel 3.7 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor onderhoud, keuring en reparatie

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie aan de hieronder genoemde producten of onderdelen komen in aanmerking voor een voucher of persoonsgebonden budget:

  • stoelliften;

  • rolstoel- of plateauliften;

  • woonhuisliften;

  • hefplateauliften;

  • balansliften;

  • de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, blad of wastafel;

  • elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

  • toiletten met onderspoel-föhninrichting.

Artikel 3.8 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget bij cara-sanering

  • 1. De voucher of het persoonsgebonden budget voor woningsanering betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen. De voucher of het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de in lid 2 en lid 3 van dit artikel genoemde bedragen en afschrijvingspercentages.

  • 2. Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

    • a.

      Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed: € 71

    • b.

      Gordijnen/lamellen per m2 raamoppervlak: € 26

  • 3. Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de voucher of het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen

Gebruiksduur

Tot 2 jaar

Tot 4 jaar

Tot 6 jaar

Tot 8 jaar

Ouder 8 jaar

Vergoeding

100%

75%

50%

25%

Nihil

Artikel 3.9 Hoogte van voucher voor verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De voucher voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2127

  • 2. De voucher voor verhuis- en herinrichtingskosten bij het vrijmaken van een aangepaste woning bedraagt € 3030. Deze maatwerkvoorziening kan worden verstrekt indien de vrij te maken woning voor meer dan € 10.000,-- is aangepast op kosten van de gemeente Enschede.

Artikel 3.10 Afschrijftermijnen

Bij toepassing van artikel 3.3.3 lid 4 onder f van de verordening, gelden de afschrijftermijnen zoals vermeld in de nota ‘Beleid huurverhoging na woningverbetering’ van de Huurcommissie.

Artikel 3.11 Terugbetaling meerwaarde na aanbouw en uitbreiding aan de woning

  • 1. De eigenaar van een woning, die krachtens de wet een voucher heeft ontvangen voor een aanbouw aan de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de aanbouw, deze verkoop te melden. Deze verplichting geldt ook voor de eigenaar die de woning door vererving heeft verkregen.

  • 2. Het college kan na de melding aan de eigenaar opleggen om de ontvangen voucher, als bedoeld in het vorige lid, terug te betalen tot het bedrag van de meerwaarde van de woning die door de aanbouw is ontstaan.

  • 3. De meerwaarde is een percentage van de verkoopprijs van de woning, dat wordt afgeleid van twee taxaties door een onafhankelijk taxateur. Deze taxaties drukken de waarde van de woning uit zoals deze is direct voor en direct na het realiseren van de aanbouw. Het percentage wordt bepaald door het verschil tussen beide taxaties.

  • 4. Op het terug te betalen bedrag wordt de reeds betaalde eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 5.1 van de verordening in mindering gebracht.

  • 5. Indien de eigenaar dan wel diens erfgenamen de verplichting, als genoemd in het eerste lid, niet nakomen, kan de waarde van de voucher in zijn geheel worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving en sport

Artikel 4.1 Hoogte persoonsgebonden budget voor verplaatsingsvoorziening

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een verplaatsingsvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening.

  • 2. De goedkoopst passende voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting of uit een door de gemeente met de gecontracteerde leverancier(s) afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een persoonsgebonden budget voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zo nodig ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en WA-verzekering worden toegekend.

Artikel 4.2 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor (rolstoel)taxi

  • 1. De voucher of het persoonsgebonden budget voor individueel gebruik van een taxi of rolstoeltaxi wordt uitsluitend op declaratiebasis uitbetaald en is gebaseerd op:

    • Een verplaatsing van maximaal 1.500 km op jaarbasis

    • De kosten van de (rolstoel)taxi bestaande uit:

      • het starttarief

      • de prijs per gereden kilometer

      • de prijs voor de duur van de rit

        voor zover deze kosten de landelijk vastgestelde maximumtarieven niet overschrijden.

  • 2. De inwoner die een scootmobiel of een daarmee vergelijkbaar te stellen voorziening in gebruik heeft, kan maximaal 50% van de in lid 1 genoemde voorziening ontvangen.

  • 3. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de in lid 1 genoemde voorziening en hun vervoersbehoefte valt geheel samen, dan kan maximaal 50% van de hoogte van de in lid 1 genoemde voorziening worden toegekend.

  • 4. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de in lid 1 genoemde voorziening en hun vervoersbehoefte valt gedeeltelijk samen, dan kan maximaal 75% van de hoogte van de in lid 1 genoemde voorziening worden toegekend.

Artikel 4.3 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor aanpassing aan auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel

De hoogte van de voucher of het persoonsgebonden budget voor aanpassing van een auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan het bedrag van een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

Artikel 4.4 Hoogte van voucher voor gebruikskosten eigen auto of vervoer door derden

  • 1. De waarde van de voucher voor het gebruik van de eigen auto of vervoer door derden is maximaal € 499 op jaarbasis en is gebaseerd op:

    • a.

      een verplaatsing van maximaal 1.500 km op jaarbasis

    • b.

      een kostendekkende kilometervergoeding van € 0,33.

  • 2. De in het eerste lid genoemde voucher wordt maandelijks vooraf uitbetaald.

  • 3. De inwoner die een scootmobiel of een daarmee vergelijkbaar te stellen voorziening in gebruik heeft, kan maximaal 50% van de waarde van de in lid 1 genoemde voucher ontvangen.

  • 4. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de in lid 1 genoemde voucher en hun vervoersbehoefte valt geheel samen, dan kan maximaal 50% van de waarde van de in lid 1 genoemde voucher worden toegekend.

  • 5. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de in lid 1 genoemde voucher en hun vervoersbehoefte valt gedeeltelijk samen, dan kan maximaal 75% van de waarde van de in lid 1 genoemde voucher worden toegekend.

Artikel 4.5 Gebruik van collectief vervoer

  • 1. Voor het reizen met het collectief vervoer is de inwoner per enkele reis een ritbijdrage verschuldigd.

    De ritbijdrage is gelijk aan het tarief dat in het openbaar vervoer verschuldigd is.

  • 2. De inwoner krijgt toegang tot het vervoer op vertoon van de daartoe aan hem verstrekte vervoerspas. Voor het opnieuw verstrekken van deze vervoerspas vanwege verlies of diefstal wordt een tarief van €10,- in rekening gebracht.

Artikel 4.6 Hoogte van persoonsgebonden budget in plaats van collectief vervoer

Het persoonsgebonden budget dat wordt verstrekt in plaats van het collectief vervoer, bedraagt € 154,02 per jaar.

Artikel 4.7 Hoogte van voucher of persoonsgebonden budget voor sportvoorziening

De voucher of het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal:

  • € 2727 per 3 jaar

  • € 6059 per 3 jaar als het een elektrische sportvoorziening betreft.

Hoofdstuk 5 Kostprijzen

Artikel 5.1 Maatwerkvoorziening - kostprijzen

  • 1. De kostprijs voor individuele ondersteuning bij opgroeien en participeren in natura bedraagt per minuut:

    Niveaubepaling binnen ondersteuningsbehoefte >

    A

    B

    C

    Ondersteuningsbehoefte 1

    € 0,82

    € 0,87

    € 0,95

    Ondersteuningsbehoefte 2

    € 0,95

    € 1,00

    € 1,09

    Ondersteuningsbehoefte 3

    € 1,25

    € 1,34

    € 1,35

    Ondersteuningsbehoefte 3 (als ambulante spoedhulp Jeugd)

    nvt

    € 1,40

    € 1,42

    Ondersteuningsbehoefte 4

    € 1,72

    € 1,75

    € 1,95

  • 2. De kostprijs voor Wmo groepsgerichte ondersteuning bij opgroeien en participeren in natura bedraagt per dagdeel:

    Niveaubepaling binnen ondersteuningsbehoefte >

    A

    B

    C

    Ondersteuningsbehoefte 1

    € 40,02

    € 42,04

    € 45,40

    Ondersteuningsbehoefte 2

    € 45,06

    € 47,40

    € 50,78

    Ondersteuningsbehoefte 3

    nvt

    nvt

    nvt

    Ondersteuningsbehoefte 4

    nvt

    nvt

    nvt

  • 3. De in lid 2 genoemde prijzen zijn inclusief de huisvestings-, voedings- en materiële kosten voor groepsgerichte ondersteuning.

  • 4. De kostprijs voor Jeugdwet groepsgerichte ondersteuning bij opgroeien en participeren in natura bedraagt per dagdeel:

    Niveaubepaling binnen ondersteuningsbehoefte >

    A

    B

    C

    Ondersteuningsbehoefte 1

    € 60,03

    € 63,07

    € 68,08

    Ondersteuningsbehoefte 2

    € 67,58

    € 71,10

    € 76,17

    Ondersteuningsbehoefte 3

    nvt

    nvt

    € 140,24

    Ondersteuningsbehoefte 4

    nvt

    nvt

    nvt

  • 5. De in lid 4 genoemde prijzen zijn inclusief de huisvestings-, voedings- en materiële kosten voor groepsgerichte ondersteuning.

  • 6. De kostprijs voor wonen en verblijf, bedraagt per etmaal:

    Niveaubepaling binnen ondersteuningsbehoefte >

    A

    Dakje 0a: pleegzorg

    € 43,97

    Dakje 0b: gezinshuizen

    € 127,79

    Dakje 1: vervanging van thuissituatie zonder bijzonderheden:

    € 74,54

    Dakje 2: vervanging thuissituatie waarbij sprake is van actief toezicht

    € 127,79

    Dakje 3: vervanging van de thuissituatie waarbij er sprake is van onvoorspelbaar gedrag

    € 181,03

  • 7. Bij de vaststelling van de prijs voor dakje 0a is rekening gehouden met:

    • -

      Pleegzorgbegeleiding (kosten inzet medewerkers van zorgaanbieder)

    • -

      Pleegoudervergoeding inclusief de extra toelage

    • -

      Bijzondere kosten

  • 8. De kostprijs voor ondersteuning bij het huishouden in natura bedraagt:

    • -

      Ondersteuning huishouden zonder regie € 32,22 per uur

    • -

      Ondersteuning bij het huishouden met regie € 35,04.

  • 9.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura die in bruikleen, in eigendom of als voucher wordt verstrekt, wordt afgeleid van:

    • een goedgekeurde kostenbegroting, of:

    • de met de gecontracteerde leverancier overeengekomen prijs van de voorziening inclusief onderhoud en verzekering,

    • het vastgestelde normbedrag.

  • 10.

    Bij het bepalen van de kostprijs, als bedoeld in het vorige lid, worden de kosten van aanpassing van de voorziening en accessoires meegerekend.

  • 11.
    • a.

      Bij verstrekking van een tweedehandse voorziening uit het depot, wordt de kostprijs bepaald door op de nieuwprijs van de voorziening - inclusief eventuele kosten van aanpassing en accessoires- een lineaire afschrijving toe te passen, uitgaand van de volgende gebruiksduur:

      • .

        de in het bestek hulpmiddelen genoemde termijnen van technische levensduur. Indien hier niets over is opgenomen c.q voor de overige niet genoemde middelen:

      • .

        7 jaar, ingeval het overige voorzieningen betreft die in bruikleen worden verstrekt.

      • .

        10 jaar, ingeval het een bruikleenauto, gesloten buitenwagen, trap- of plafondlift betreft;

    • b.

      In afwijking van sub a wordt voor bepaalde trapliften uitgegaan van de in de geldende raamovereenkomst vermelde tarieven voor herverstrekking.

    .

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6.1 Gewijzigde omstandigheden tijdens gebruiksduur

  • 1. .

    • a.

      Als gebruiksduur van een voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, geldt:

      • -

        de in het bestek hulpmiddelen genoemde termijnen van technische levensduur.

      • -

        indien hier niets over is opgenomen c.q. voor de overige niet genoemde middelen:

        • -

          10 jaar, ingeval het een bruikleenauto, gesloten buitenwagen, trap- of plafondlift betreft;

        • -

          7 jaar, ingeval het overige voorzieningen betreft.

    • b.

      In afwijking van sub a wordt voor bepaalde trapliften uitgegaan van de in de geldende raamovereenkomst vermelde tarieven voor herverstrekking.

  • 2. Indien de gebruiksduur, als bedoeld in lid 1, nog niet is verstreken, kan een - aanvullend - persoonsgebonden budget worden verstrekt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een gewijzigde omstandigheid die aanpassing dan wel vervanging van de voorziening noodzakelijk maken;

    • b.

      er is sprake van een calamiteit die de inwoner of zijn vertegenwoordiger(s) niet is te verwijten.

  • 3. Indien de inwoner verhuist naar een andere gemeente of overlijdt, dient hij respectievelijk zijn nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering wordt verrekend met de nog niet verstreken termijn.

  • 4. De restwaarde van de voorziening, als bedoeld in het vorige lid, wordt bepaald door op het bedrag van het toegekende persoonsgebonden budget een lineaire afschrijving toe te passen op basis van de gebruiksduur.

  • 5. Indien de inwoner de met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening binnen de gebruiksduur niet meer gebruikt, omdat deze niet meer passend is, wordt de restwaarde van deze voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De restwaarde van de voorziening wordt berekend volgens de afschrijvingsmethodiek zoals vermeld in lid 1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering wordt verrekend met de nog niet verstreken termijn.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit besluit treedt op 1 januari 2019 in werking en wordt aangehaald als:

Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019.

Artikel 6.3 Intrekking Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2018 en Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Enschede 2018

Met de inwerkingtreding van dit besluit worden het Besluit Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2018 en het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Enschede 2018 ingetrokken.

Ondertekening

Enschede, 11 december 2018

Het college voornoemd,

Secretaris Burgemeester

Toelichting op Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet 2015 geven aan wat de gemeenteraad in een verordening moet of kan regelen. Op basis hiervan is de integrale Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019 vastgesteld. In deze verordening staan delegatiebepalingen, dat wil zeggen dat de raad aan het college de bevoegdheid overdraagt om bepaalde onderwerpen nader te regelen. Deze regels zijn gebundeld in dit Besluit. In hoofdzaak bevatten de regels bedragen. In juridische termen is het Besluit een algemeen verbindend voorschrift evenals de verordening.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in het Besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd hoeft te worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1Algemeen

Artikel 1.1Begripsbepalingen

De bepalingen hebben geen nadere toelichting nodig

Hoofdstuk 2Opgroeien en participeren, Ondersteuning huishuiden en Beschermd wonen

Artikel 2.1Hoogte van persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij opgroeien en participeren.

Lid 1 en lid 2

De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald (zie artikel 3.1 e.v.). Het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden is 90% van het natura-tarief. De basis hiervoor is artikel 2.15 lid 6 sub d en f van de verordening.

De motivering voor het percentage van 90% is tweeledig: in het algemeen is er sprake van lagere overheadkosten bij degene die de ondersteuning uitvoert tegen betaling van het PGB (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan Zorg in natura-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert). Op de tweede plaats omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich meebrengt dan het Zorg in natura-proces.

Deze leden zien op de ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden. Er is sprake van professionele ondersteuning als deze wordt geleverd door een zorginstelling of door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er), mits zij ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

Lid 3 en 4

Het budget voor ondersteuning niet-beroepsmatig verleend of verleend door iemand uit het sociaal netwerk is gebaseerd op een vast uurtarief. Sinds 2015 hanteert het college het vaste uurtarief van €20,-. Dit is gebaseerd op de gebruikelijke bedragen gebruikt onder de Awbz. Dit bedrag is de afgelopen jaren vrijwel steeds passend gebleken.

Bij het bepalen van de tarieven voor groepsgerichte ondersteuning per dagdeel gaat het college ook uit van het informele uurtarief, vermeerderd met 4 uur gedeeld door 4 groepsleden. Dit is vergelijkbaar met berekeningen voor zorg in natura, waar voor de ondersteuning geboden vanuit de Jeugdwet wordt uitgegaan van een groepsgrootte van 4 personen en voor ondersteuning geboden vanuit de Wmo zelfs van 6 personen.

Lid 5

Voor de beroepsmatig geboden voorzieningen wonen en verblijf, is het tarief 90% van het ZIN-tarief.

Enkel Dakje 1 kan ook door een niet-beroepskracht of door iemand uit het sociaal netwerk worden geboden en is berekend 50% van het ZIN-tarief. De kosten van dakje 1 bestaan uit twee componenten: huisvesting en pedagogisch klimaat. Voor het bieden van dit klimaat wordt per etmaal 1 uur bovengebruikelijke ondersteuning gerekend. Voor benodigde verdere ondersteuning kan een ondersteuningsbehoefte worden toegekend.

Artikel 2.2Ondersteuning bij het huishouden

2.2a

De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald (zie artikel 3.1). Het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden is 90% van het natura-tarief. De basis hiervoor is artikel 2.15 lid 6 onder a, b en c van de verordening.

De motivering voor het percentage van 90% is tweeledig: in het algemeen is er sprake van lagere overheadkosten bij degene die de ondersteuning uitvoert tegen betaling van het PGB (doordat het vaak gaat om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan Zorg in natura-aanbieders en omdat de klant zelf coördinerende activiteiten uitvoert). Op de tweede plaats omdat het PGB-proces minder administratieve lasten met zich meebrengt dan het Zorg in natura-proces.

Dit lid ziet op de ondersteuning die beroepsmatig wordt geboden. Er is sprake van professionele ondersteuning als deze wordt geleverd door een zorginstelling of door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er), mits zij ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

2.2b

De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald: het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die niet beroepsmatig wordt geboden is 85% van het natura-tarief.

Dit lid ziet op de ondersteuning die niet beroepsmatig wordt geboden. Te denken valt aan een ‘witte werkster’, of de student die wil bijverdienen.

2.2c

De hoogte van de hier genoemde persoonsgebonden budget-tarieven is afgeleid van de tarieven die voor ondersteuning in natura worden betaald: het persoonsgebonden budget-tarief voor ondersteuning die geboden wordt door een persoon uit het sociale netwerk bedraagt 50% van het natura-tarief.

Dit lid ziet op de ondersteuning die door een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt wordt geboden. Tot het sociale netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo). Dit is ook het geval als de persoon uit het sociale netwerk een professionele zorgverlener is of in het bezit is een relevant diploma. Deze persoon wordt dus niet aangemerkt als beroepskracht.

2.2d

Dit onderdeel benadrukt dat het tarief een all-in tarief is. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief. Het is dus niet mogelijk om voor deze kosten een aanvullend persoonsgebonden budget te ontvangen. De in dit lid genoemde kostenposten dienen uit het persoonsgebonden budget betaald te worden. Deze opsomming is overigens niet limitatief: ook overige kosten, samenhangend met de ondersteuning, moeten uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

In beleidsregels kan nader worden aangegeven wat wel en wat niet kan worden betaald uit het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.3Hoogte van persoonsgebonden budget voor vervoer, samenhangend met ondersteuning opgroeien en participeren

Het vervoer bestaat uit het vervoer van het huisadres van de inwoner naar de locatie van de activiteit, waarvoor aan de inwoner een indicatie is afgegeven, en weer terug. De kostprijs per kilometer is gelijk aan de kostprijs van het collectief vervoer. Het PGB-budget bedraagt 90% hiervan.

Het PGB-budget wordt berekend door de ritprijs te vermenigvuldigen met het aantal keren dat aan cliënt deelname aan de activiteit geïndiceerd is, vermenigvuldigd met 2 (voor de retourrit) en vermenigvuldigd met 90%. De ritprijs is gelijk aan de ritprijs die men in het collectief vervoer verschuldigd zou zijn voor dezelfde rit.

Artikel 2.4Hoogte van persoonsgebonden budget voor beschermd wonen

Dit artikel geeft de uurtarieven weer per functie voor ondersteuning bij beschermd wonen. Het aantal uren benodigde zorg wordt bepaald aan de hand van de ‘Vergoedingenlijst PGB beschermd wonen 2017’. De vergoedingenlijst is opgenomen als bijlage 1.

Hoofdstuk 3Ondersteuning gericht op het wonen

Artikel 3.1Hoogte van persoonsgebonden budget voor woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel

Lid 2

Het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie passende en financieel voordeligste voorziening in natura op basis van de nieuwprijs. Het persoonsgebonden budget kan door de inwoner ook worden aangewend voor aankoop van een andere dan de financieel voordeligste voorziening.

In de situatie dat een persoonsgebonden budget wordt gevraagd voor een voorziening waarvoor de gemeente Enschede met Meyra en Welzorg een overeenkomst heeft gesloten, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald op basis van op de contractprijs. Dit is de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen, dus inclusief de bedongen korting. Met voornoemde leveranciers zijn afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente Enschede, mits de cliënt duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. Dit kan door vertoon van de door de gemeente afgegeven beschikking. De Wmo-consulent informeert de cliënt tijdens het onderzoek over deze afspraak.

Lid 3

Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,

onderhoudskosten, wordt een bedrag toegekend. De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met Meyra en Welzorg.

Artikel 3.2Hoogte persoonsgebonden budget voor bepaalde trapliften

Met Otolift trapliften is gedurende de periode 01-01-2016 tot en met 31-12-2017 (met een mogelijkheid tot verlenging van 2 x 1 jaar) een raamovereenkomst afgesloten. De kostprijs voor de herverstrekking en dus ook voor het persoonsgebonden budget zijn de tarieven zoals genoemd in deze raamovereenkomst en het hierbij behorende bestek.

Artikel 3.3Hoogte van Woningaanpassing

lid 1

De voor vergoeding in aanmerking komende kosten, bepaald in het aanpasplan, worden volledig vergoed op basis van een door het college goedgekeurde kostenbegroting. Voorwaarde is dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn.

Lid 2

Door de huidige uitvoeringspraktijk, waarbij trap- en plateauliften in bruikleen worden verstrekt, ontstaan eventuele kosten van herstelwerkzaamheden als de lift wordt verwijderd. Onder herstelwerkzaamheden wordt verstaan het terugplaatsen van de trapleuning en het dichten van de gaten.

Artikel 3.4Voorwaarden bij woningaanpassing

Dit is een uitwerking van artikel 2.11 lid 4 en 5van de verordening. Niet eerder dan nadat het college een beschikking heeft genomen, mag een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden. Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening.

Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als passende en financieel voordeligste voorziening beschouwt. Het college kan immers ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing niet noodzakelijk is.

Artikel 3.5Gereedmelding woningaanpassing, vaststelling en uitbetaling

In dit artikel staat dat de woningaanpassing binnen 1 jaar gereed wordt gemeld.

Artikel 3.6Tijdelijke huisvesting

Het bedrag is beperkt tot de kosten van de kale huur. De termijn van verstrekking wordt bepaald op de periode dat de aan te passen woning niet kan worden bewoond, door het realiseren van de woningaanpassing.

Artikel 3.7Onderhoud, keuring en reparatie

Het gaat hierbij vooral om voorzieningen die elektrisch of mechanisch beweeg¬baar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Te denken valt aan liften, automatische deuropeners en hoog/laag verstelbare keukens. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en repa¬ratie komen in aanmerking voor een voucher of een persoonsgebonden budget.

Artikel 3.8Cara-sanering

CARA-klachten, die verband houden met een allergie voor huisstofmijt, huidschilfers, haren, jute en andere oorzaken, kunnen verminderen als in de directe omgeving het contact met deze stoffen zo gering mogelijk is. Dit kan enerzijds worden bereikt door de omgeving schoon en stofvrij te houden en anderzijds door bij de inrichting van de woning gebruik te maken van gladde of synthetische materialen.

De in verband met een allergie noodzakelijk aan te schaffen vervangende artikelen zijn vrijwel altijd algemeen gebruikelijk. Slechts indien dergelijke artikelen voortijdig moeten worden vervangen, kan niet meer gesproken worden van een algemeen gebruikelijke voorziening.

De artikelen, die bij woningsanering voor vervanging in aanmerking komen, zijn: vloerbedekking, overgordijnen en vitrage. Eventueel te vervangen inrichtingselementen zoals meubels en beddengoed, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De hoogte van de voucher of het persoonsgebonden budget is afhankelijk van de ouderdom van de te vervangen artikelen en bedraagt een percentage van vastgestelde normvergoedingen.

Artikel 3.9 Verhuis- en inrichtingskosten

Lid 1

Het hier genoemde bedrag is een vast bedrag, dus niet afhankelijk van daadwerkelijk gemaakte kosten.

Lid 2

Omdat hier een beroep wordt gedaan op mensen die in feite zelf geen belang hebben bij de verhuizing, is gekozen voor het hogere bedrag van € 3.010. In voorkomende gevallen kan van dit bedrag worden afgeweken ten gunste van de persoon die bereid is op vrijwillige basis te verhuizen. Deze afwijking is ter beoordeling aan het college.

Artikel 3.11 Terugbetaling meerwaarde na aanbouw aan de woning

Dit artikel is een variant op het anti-speculatiebeding dat al sinds de invoering van de

Wet voorzieningen gehandicapten (1994) in de modelverordening van de VNG stond. Achterliggende gedachte bij het beding is dat bij verkoop van een woning geen particuliere verrijking mag plaatsvinden op kosten van de gemeenschap. De eigenaar -en eventueel de erfgenaam- moet daarom bij verkoop het bedrag waarmee de aanbouw is bekostigd terugbetalen, indien de waarde van de woning door deze aanbouw is gestegen (zie voor het vaststellen van de meerwaarde de toelichting bij lid 3).

Lid 1

In het geval de woning is aangepast ten behoeve van een huurder, wordt de meldingsplicht opgelegd aan de verhuurder. Deze kan immers, bij verkoop van de woning, ook profijt hebben van de waardestijging van de woning als gevolg van de aanbouw. De werking van het beding is 10 jaar na de datum van gereedmelding van de woningaanpassing. Als binnen deze termijn de verkoop plaatsvindt, moet hiervan melding worden gedaan aan de gemeente. De datum van de verkoop is bepalend, niet de datum van levering.

Lid 2

Het bedrag dat terugbetaald moet worden, wordt begrensd door de hoogte van de Wmo-voorziening. Dit betekent dat de ontvangen voucher of het ontvangen persoonsgebonden budget het maximum aangeeft van de terugbetalingsverplichting ook al is de meerwaarde hoger (zie voor het vaststellen van de meerwaarde de toelichting bij lid 3).

Lid 3

De meerwaarde wordt vastgesteld met behulp van een onafhankelijk taxateur. Dit wordt gedaan in drie stappen:

Stap 1

De taxateur stelt voorafgaand aan het realiseren van de aanbouw de waarde van de woning vast (taxatie A). Tegelijkertijd wordt op basis van tekeningen -in relatie met het programma van eisen van de indicatieadviseur- vastgesteld wat de waarde van de woning zal zijn direct na het realiseren van de aanbouw (taxatie B).

Stap 2

Bij een waardestijging wordt het verschil uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de oorspronkelijke waarde.

Voorbeeld: Taxatie A: € 200.000,-/ taxatie B € 220.000,-. Het percentage is dan 10% (€ 20.000,-)

Stap 3

Bij verkoop van de woning wordt berekend wat de uitkomst is van dit percentage op de verkoopprijs. Dit is dan de meerwaarde.

Voorbeeld: Als de verkoopprijs € 250.000,- is, dan is deze prijs voor 10% van

€ 250.000,- te relateren aan de aanbouw. De meerwaarde bedraagt dan € 25.000,-

Van meerwaarde kan ook sprake zijn als de verkoopprijs minder is dan de oorspronkelijke waarde van de woning, dus de waarde vóór de aanbouw. Dit doet zich voor bij een ongunstige woningmarkt. Ook dan heeft de eigenaar profijt van de aanbouw omdat zonder de aanbouw de verkoopprijs nog lager zou zijn.

Voorbeeld: Als de verkoopprijs (in bovengenoemde situatie) € 190.000,- is, dan is deze prijs voor 10% van € 190.000,- te relateren aan de aanbouw. De meerwaarde bedraagt dan € 19.000,-.

De hiervoor beschreven methodiek wordt in de toekenningsbeschikking opgenomen.

Bovenbedoelde taxatie B betreft de waarde van de woning mét aanbouw. Het gaat hier om de waarde van de ‘kale aanbouw’. Andere aanpassingen in verband met de beperkingen (bijvoorbeeld een tillift) blijven buiten beschouwing. Eveneens worden kosten in verband met een luxere uitvoering van de aanbouw uitgesloten, omdat taxatie B zich strikt beperkt tot een aanbouw op basis van het programma van eisen (de financieel voordeligste uitvoering).

Onder het begrip aanbouw wordt ook een uitbouw of een bijgebouw gerekend.

Uitleg van deze begrippen:

Aanbouw:

Te denken valt aan een aangebouwde keuken, bijkeuken, badkamer of slaapkamer. Deze ruimten zijn bereikbaar vanuit de woning via een deur.

Uitbouw:

Te denken valt aan een erker of een woonkamer/keuken die vergroot is door een doorbraak. De bestaande bouw en nieuwbouw staan in directe verbinding met elkaar en zijn te beschouwen als één ruimte.

Bijgebouw:

Te denken valt aan een berging, schuur of garage. Deze kunnen zowel los staan als vastzitten aan de woning.

Lid 4

De eigen bijdrage die de cliënt aan het CAK heeft betaald in de jaren voorafgaand aan de verkoop, wordt in mindering gebracht op het bedrag als bedoeld in lid 2 en 3.

Lid 5

Dit is een handhavingsbepaling.

Hoofdstuk 4Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving en sport

Artikel 4.1Hoogte persoonsgebonden budget voor verplaatsingsvoorziening

Zie de toelichting bij artikel 3.1

Artikel 4.2(rolstoel)taxi

Lid 1

Het woord ‘maximaal’ geeft aan dat de hoogte van de voucher wordt afgestemd op het feitelijk aantal afgelegde kilometers. Het maximum van 1500 kilometer is mede ingegeven door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Dit hoogste rechtsorgaan heeft aangegeven dat vervoersbewegingen tot 1500 kilometer mogelijk moeten zijn met een bandbreedte naar 2000 kilometer In verband met de recente bezuinigingsopdracht van rijkswege wordt in dit artikel uitgegaan van 1500 kilometer.

Lid 3 en 4

Als echtparen/partners beiden zijn aangewezen op een vervoersvoorziening kan, als die vervoersbehoefte geheel of gedeeltelijk samenvalt, volstaan worden met 50% respectievelijk 75% van het normbedrag. Volgens de wet moet de voorziening immers zijn afgestemd op de reële behoefte. Deze behoefte is minder groot als wordt samen gereisd.

Artikel 4.3Aanpassing aan auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel

Kiest een cliënt voor een voucher of persoonsgebonden budget, dan wordt aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte.

Artikel 4.4 Eigen auto of vervoer door derden

Zie de toelichting bij artikel 5.2

Artikel 4.5Gebruik van collectief vervoer

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 4.6Persoonsgebonden budget in plaats van collectief vervoer

In de Verordening individuele voorzieningen Wmo 2011 werd het verstrekken van een persoonsgebonden budget ter vervanging van de Regiotaxipas uitgesloten. Het in stand houden van het systeem van de Regiotaxi werd gesteld als een zogenaamd ‘’overwegend bezwaar” om dit te doen. De term ‘’overwegend bezwaar’’ komt in de Wmo 2015 niet meer voor. Omdat uitsluiting van een persoonsgebonden budget als alternatief voor de Regiotaxipas dus wettelijk niet meer mogelijk is, wordt in dit artikel de hoogte van het persoonsgebonden budget geregeld.

Artikel 4.7Sportvoorziening

Een voorziening voor sportbeoefening wordt in beginsel in de vorm van een voucher verstrekt. De voucher biedt geen volledige vergoeding maar is een forfaitair bedrag. Het bedrag is een bijdrage in de aanschaf van een sportvoorziening en het onderhoud. De voucher is bedoeld voor een periode van (tenminste) drie jaar.

Topsport zal net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 5 Kostprijzen – Opgroeien en participeren en Ondersteuning huishouden en Beschermd wonen

Artikel 5.1Maatwerkvoorziening- kostprijzen

Lid 8

De tarieven zijn bepaald aan de hand van het gestelde in de Algemene Maatregel van Bestuur Inkoop Maatschappelijke Ondersteuning, de CAO- VVT en de regionale marktconsultatie die digitaal in december 2016 heeft plaatsgevonden. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd conform het in de raamovereenkomst gestelde.

Lid 9

De kostprijs van voorzieningen kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Voor losse voorzieningen, te verstrekken in bruikleen, gelden de contractprijzen zoals overeengekomen met Meyra, Welzorg en Medipoint. Voor trapliften gelden de prijsafspraken met Otto Ooms BV. Bouwkundige ingrepen in of aan de woning worden vooraf begroot. De prijs van een geaccepteerde kostenbegroting is zowel het bedrag van de voucher die wordt toegekend als ook het bedrag waarmee het CAK rekent om de eigen bijdrage te berekenen.

Lid 11 onder a

Voor diverse voorzieningen geldt dat deze ook uit het depot verstrekt kunnen worden. Het gaat om voornamelijk tweedehands trap- en tilliften, vervoermiddelen en eenvoudige woonvoorzieningen. Bij verstrekking uit het depot ontvangt de cliënt dus geen nieuw product.

De kostprijs baseren we daarom ook niet alleen op de nieuwwaarde. Voor het vaststellen van de juiste kostprijs hanteren we voor diverse middelen een afschrijvingstermijn conform hetgeen is opgenomen in het bestek hulpmiddelen dan wel, indien hier niets over is opgenomen c.q. voor de overige niet genoemde middelen, rekenen met een lineaire afschrijving van de hiergenoemde termijnen (10 dan wel 7 jaar). Op een voorziening met een nieuwprijs van € 2500,- en een afschrijvingstermijn van 7 jaar schrijven we dus per maand € 29,76 (= € 2.500/84 maanden) af, te rekenen vanaf datum eerste levering. Ook over de periode dat een voorziening ongebruikt in het depot staat, geldt deze afschrijving.

Nadat de afschrijvingsperiode is verstreken, wordt een voorziening niet per definitie ingenomen. De technische staat kan een langer gebruik van die voorziening mogelijk maken. Omdat de kostprijs van het hulpmiddel dan nihil is (afgeschreven), wordt geen eigen bijdrage meer geheven.

Lid 11 onder b

Met Otolift trapliften is gedurende de periode 01-01-2016 tot en met 31-12-2017 (met een mogelijkheid tot verlenging van 2 x 1 jaar) een raamovereenkomst afgesloten. De kostprijs voor de herverstrekking zijn de tarieven zoals genoemd in deze raamovereenkomst en het hierbij behorende bestek.

Hoofdstuk 6Overige bepalingen

Artikel 6.1Gewijzigde omstandigheden tijdens gebruiksduur

Dit artikel biedt een regeling als er gewijzigde omstandigheden zijn tijdens de gebruiksduur van het persoonsgebonden budget. Dit kan een verhuizing of een overlijden zijn, maar ook een achteruitgang in de beperkingen.

De artikelen 6.2 en 6.3 hebben geen toelichting nodig

Vergoedingenlijst PGB beschermd wonen 2017

Dit is de vergoedingenlijst persoonsgebonden budget Beschermd Wonen. In deze lijst vindt u een overzicht van de –zorg- activiteiten die u vanuit uw PGB mag betalen. Ook wordt een aantal activiteiten genoemd die u alleen in bijzondere situaties vanuit uw PGB mag betalen. In dat geval zijn daarover met u individuele afspraken gemaakt. Activiteiten die niet op deze lijst staan, mag u niet vanuit uw PGB betalen.

Met een PGB Beschermd Wonen kunt u de zorg inkopen, waarvoor u geïndiceerd bent. Wij hebben hieronder een overzicht opgenomen van de verschillende zorgpakketten.

ZZP GGZ-C 1

Beschermd wonen met begeleiding.

  • Persoonlijke verzorging: 55 uur per jaar

  • Begeleiding individueel: 302 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.4 dagdelen per week, gem. groepsgrootte 5

  • Vervoer naar dagbesteding ja/nee

ZZP GGZ-C 2

Gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding

  • Persoonlijke verzorging: 55 uur per jaar

  • Begeleiding individueel: 631 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.4 dagdelen per week, gem. groepsgrootte 6

  • Vervoer naar dagbesteding ja/nee

ZZP GGZ-C 3

Beschermd wonen met intensieve begeleiding

  • Persoonlijke verzorging: 165 uur per jaar

  • Begeleiding individueel: 631 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.4 dagdelen per week, gem. groepsgrootte 5

  • Vervoer naar dagbesteding ja/nee

ZZP GGZ-C 4

Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding en verzorging

  • Persoonlijke verzorging: 165 uur per jaar

  • Verpleging: 287 uur per jaar

  • Begeleiding individueel 467 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.4 dagdelen per week, gem. groepsgrootte 5

  • Vervoer naar dagbesteding ja/nee

ZZP GGZ-C 5

Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering

  • Persoonlijke verzorging: 302 uur per jaar

  • Verpleging: 157 uur per jaar

  • Begeleiding individueel: 631 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.5 dagdelen per week, gem. groepsgrootte:5

  • Vervoer naar dagbesteding ja/nee

ZZP GGZ-C 6

Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging

  • Persoonlijke verzorging: 631 uur per jaar

  • Verpleging: 287 uur per jaar

  • Begeleiding individueel: 631 uur per jaar

  • Begeleiding groep (dagbesteding):gem.4 dagdelen per week, gem. groepsgrootte 4

  • Vervoer naar dagbesteding: ja/nee

Wat houden de verschillende zorgfuncties in

Individuele begeleiding

Onder begeleiding worden activiteiten verstaan waarmee u wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. Begeleiding is er op gericht dat u zo zelfstandig mogelijk deze verrichtingen uitvoert en dat u leert om zelf structuur aan te brengen. De begeleider biedt toezicht. Dit toezicht op basis van begeleiding individueel kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden.

De begeleider ondersteunt en stuurt u in praktische zin, zodat u in staat bent om met uw beperkingen zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Toezicht en zorg in de nabijheid zijn kernbegrippen. Het bieden van toezicht buitenshuis kan nodig zijn voor de regie over het eigen leven, en valt daarom onder de definitie van begeleiding. Bij het inkopen van begeleiding moet u zorgen dat de zorg doelmatig en redelijk is. En u afvragen of met de begeleiding ook daadwerkelijk het gestelde doel bereikt wordt.

Begeleiding groep (ook wel dagbesteding genoemd)

Begeleiding in groepsverband kan noodzakelijk zijn, als u door de aard, omvang en duur van uw beperkingen niet op eigen kracht tot een vorm van dag structurering kunt komen. Dagbesteding is altijd een activiteit in een groep en is gericht op een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel. Er moet sprake zijn van een match tussen datgene wat u nodig heeft in combinatie met uw wensen (vraag) en de ‘randvoorwaarden en kenmerken’ waaraan de dagbesteding voldoet (aanbod). Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van elektrische apparatuur, het gebruik van beschermende kleding e.d. De dagbesteding moet bij u passen.

Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging is alles wat mensen gebruikelijk aan zelfzorg uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iederéén nodig heeft zoals bijvoorbeeld wassen, nagels knippen, tanden poetsen, maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is vanwege een gezondheidsprobleem, zoals een stoma. Het aanreiken of toedienen van medicijnen behoort tot persoonlijke verzorging. Ook het toedienen van medicatie bij een intacte huid (zalf, oog- oor- en neusdruppels) valt onder persoonlijke verzorging.

De apotheek moet medicijnen in een voor u passende vorm aanleveren. Als dat mogelijk en nodig is, moet de apotheek de medicijnen gedoseerd afleveren, bijvoorbeeld in een weekdoos. Vloeistoffen of stoffen via sondes, katheters en dergelijke inbrengen of laten afvloeien (bijvoorbeeld voeding of blaasspoeling) is persoonlijke verzorging. Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke lichaamsopeningen (stoma, tracheostoma, insteekopening PEG-sonde) bij een intacte huid is persoonlijke verzorging.

Verpleging

Verpleging heeft betrekking op het uitvoeren van verpleegkundige handelingen.

De geleverde zorg moet verantwoord zijn en dus geleverd worden door iemand die bevoegd en bekwaam is. Het toedienen van medicatie is verpleging als de huid niet intact is, zoals bij injecteren en het aanbrengen van medicatie op een niet-intacte huid. Het inbrengen en verwijderen van sondes, katheters en dergelijke is verpleging.

Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke lichaamsopeningen (stoma, tracheostoma, insteekopening PEG-sonde) bij een niet- intacte huid is verpleging. Ook het verzorgen van wonden valt onder verpleging.

Het uitvoeren van voorbehouden handelingen in opdracht van een arts is verpleging. Er moet wel sprake zijn van bekwaamheid (geleerd hebben) en een duidelijke opdracht. Het aanleren van verpleegkundige handelingen valt onder verpleging.

Benodigdheden voor verpleging zoals steriele handschoenen, pincetten en jassen voor wondverzorging, vallen ook onder verpleging.

Algemene regels

Zorgverlener met een andere nationaliteit dan de Nederlandse

Heeft uw zorgverlener niet de Nederlandse nationaliteit? Let dan op dat aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan buitenlandse werknemers en de zorg die geleverd wordt ook beschermd wonen zorg is. (zie ook www.rijksoverheid.nl/onderwepen/nieuw-in-nederland/vergunningen-buitenlandse-werknemers)

Detentie en PGB

Als een budgethouder in detentie is dan valt hij/zij onder justitie en is er geen recht op een PGB. Gedurende de periode van detentie kunt u dus geen zorg declareren uit uw PGB, het PGB wordt dan stopgezet. U dient ons te informeren als u weer terugkeert naar huis (pgb@enschede.nl).

Huishoudelijke hulp

Als u huishoudelijke hulp nodig heeft, moet u hiervoor een aanvraag indienen bij uw woongemeente. Huishoudelijke hulp mag niet uit uw PGB voor beschermd wonen worden betaald.

Openbaar vervoerskosten

Openbaar vervoerkosten voor het vervoer naar uw dagbesteding kunt u alleen betalen uit uw PGB als u voor vervoer geïndiceerd bent bij begeleiding groep. Dat staat op uw indicatieformulier. Móet u onder begeleiding reizen, dan kunt u de openbaar vervoerskosten van uw begeleider ook uit uw PGB betalen.

Reiskosten zorgverlener

U mag de kosten van woon-werkverkeer of werk-werkverkeer van uw zorgverlener vergoeden. U moet deze kosten als een apart bedrag opnemen in uw zorgovereenkomst. Dus de kosten van openbaar vervoer of de kilometer vergoeding. U mag declareren op de manier zoals in de zorgovereenkomst is afgesproken. Gebruik het formulier “declareren vervoerskosten” van de SVB.

(begeleiding bij) vrije-tijds besteding

U mag de begeleiding in de vorm van toezicht uit uw PGB betalen als u bij deze vrije-tijds besteding toezicht nodig hebt. De recreatieve activiteit zelf (denk aan contributie sport, toegangskaartje concert / theater bezoek) mag niet vanuit het PGB betaald worden.

Afspraken in bijzondere situaties

Het kan zijn dat er bij u een speciale reden is om extra afspraken te maken. Als daarvan sprake is moet u hiervoor contact opnemen met de gemeente (pgb@enschede.nl).

Logeeropvang

Logeeropvang is bedoeld als respijtzorg om de zorgverleners (mantelzorgers) die tevens huisgenoot zijn te ontlasten. Voorwaarde is wel dat waar u logeert ook sprake is van een beschermende woonomgeving. Dat betekent dat u verblijft in een omgeving die is aangepast aan uw behoeften. Verder moet er sprake zijn van samenhangende zorg. Ook moet de 24-uurszorg gewaarborgd zijn. Dat betekent dat u alle zorg krijgt van degene bij wie u logeert. U kunt dus tijdens het logeren geen extra zorg declareren. U kunt logeeropvang inkopen bij familie, maar ook dan moet er een beschermende woonomgeving zijn en samenhangende zorg. Hoeveel etmalen logeren u per jaar mag betalen vanuit uw PGB, wordt met u afgesproken. Logeeropvang buiten de Europese Unie is niet mogelijk. Gaat u samen met een of meerdere huisgenoten/zorgverleners een weekend weg dan mag dat niet als logeeropvang betaald worden.

Slaapdiensten

U mag de slaapdienst uit uw PGB betalen als de slaapdienst in een geclusterde setting plaats vindt en er voldoende verschillende zorgverleners zijn die de 24-uurszorg kunnen waarborgen. Dit is dus nooit in de thuissituatie. De zorgverlener die overdag de zorg levert, kan dit niet ook ’s nachts leveren.

Toeslag kleinschalig wonen

U kunt een toeslag kleinschalig wooninitiatief aanvragen als u woont bij een zogenoemd ouder-initiatief, een woonvoorziening op initiatief van ouders. De toeslag wordt toegekend voor extra huisvestingskosten die noodzakelijk zijn om het wonen en de zorg binnen het wooninitiatief mogelijk te maken voor cliënten die hierop zijn aangewezen. U hebt een woon-zorg overeenkomst met het woonzorginitiatief (de rechtspersoon). De zorgverleners hebben meestal een overeenkomst met dit wooninitiatief en verlenen zorg aan alle bewoners.

In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt wordt. Dit kunnen de volgende zaken zijn: kosten voor alarmsystemen, meeluisterapparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van deze zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeenschappelijke ruimten. Huur van gemeenschappelijke ruimtes mag nooit met zorggeld en dus ook niet vanuit toeslag gefinancierd worden.

School

Als u om onderwijs te kunnen volgen extra begeleiding nodig heeft (extra noodzakelijk toezicht), dan mag u die kosten uit uw budget betalen. Het betreft individuele begeleiding. Kosten voor onderwijs mogen niet vanuit het PGB worden betaald. Het volgen van onderwijs kan een passende dagbesteding zijn.