Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel ondersteuning bij opgroeien en participeren, wonen en verblijf 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel ondersteuning bij opgroeien en participeren, wonen en verblijf 2019

Het College van Burgemeester en Wethouders,

gelet op de artikelen 4:81 en 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1.2.1, 2.3.2 en 2.3.5 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet 2015 en de artikelen 2.10, 2.11 en 3.1.1 van de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke Ondersteuning Enschede 2019,

overwegende dat het wenselijk is om een beleidsregel vast te stellen waarin een nadere duiding wordt gegeven aan de ondersteuningsbehoeften en dakjes als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke Ondersteuning Enschede 2019.

besluit,

vast te stellen de Beleidsregel ondersteuning bij opgroeien en participeren, wonen en verblijf 2019

Hoofdstuk 1 Algemeen

De ondersteuning op het gebied van opgroeien en participeren valt binnen het Twents Model. Het Twents Model voor Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp is een vernieuwend model waarin het individuele resultaat van de inwoner of van het gezinssysteem centraal staat. Het gaat uit van maatwerk voor alle inwoners van Enschede met een ondersteuningsbehoefte.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, de Jeugdwet 2015 en de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke Ondersteuning Enschede 2019.

Hoofdstuk 2 Inzet ondersteuning

Artikel 2.1 Wijze van toekenning van de ondersteuning

  • 1. Bij de toekenning van ondersteuning bij opgroeien en participeren in de vorm van een maatwerkvoorziening of individuele voorziening legt het college het door inwoner, of (gezin)systeem, gewenste resultaat vast. Het college bepaalt de maatwerkvoorziening, individuele voorziening aan de hand vastgestelde resultaten, de behoefte aan ondersteuning en een niveau van de ondersteuning.

Hoofdstuk 3 opgroeien en participeren

Artikel 3.1

Het college stelt de behoefte aan ondersteuning vast aan de hand van onderstaande categorieën van ondersteuning:

  • a.

    Ondersteuningsbehoefte 1: Behoefte aan praktische ondersteuning.

    De ondersteuning is gericht op het uitvoeren van de dagelijkse handelingen en vaardigheden. De inwoner is in staat is om de eigen regie te voeren. Het doel van de ondersteuning is het stimuleren van de zelfredzaamheid en beperkingen daarin te compenseren.

  • b.

    Ondersteuningsbehoefte 2: Behoefte aan ondersteuning bij dagelijkse handelingen en vaardigheden en in het voeren van regie.

    De ondersteuning is gericht op het helpen overzien van dagelijkse handelingen en vaardigheden (regie) en het leeftijdsadequaat uitvoeren van dagelijkse handelingen en vaardigheden. Het doel van de ondersteuning is het stimuleren van de zelfredzaamheid en beperkingen daarin te compenseren.

  • c.

    Ondersteuningsbehoefte 3: Behoefte aan specialistische, therapeutische interventies.

    De ondersteuning is gericht op het aanleren en oefenen van nieuwe (inter)persoonlijke vaardigheden in het dagelijkse functioneren. De inwoner heeft specialistische/therapeutische interventies nodig bij het aanleren van nieuwe vaardigheden die betrekking hebben op het (psychosociaal) functioneren en bijdragen aan gedragsverandering. Het doel van de ondersteuning is een haalbaar niveau van zelfredzaamheid bereiken, het gedrag is passend bij de ontwikkelingsmogelijkheden en helpt om adequaat te functioneren op de relevante leefgebieden.

  • d.

    Ondersteuningsbehoefte 4: Behoefte aan behandeling.

    De inwoner heeft behandeling voor de aanpak van een aandoening of stoornis en bijbehorende problemen op verschillende levensgebieden nodig, waarbij er tenminste een op een contact nodig is met een specialistische behandelaar. Het resultaat van de behandeling draagt bij aan (inter) persoonlijke vaardigheden zoals beschreven onder ondersteuningsbehoefte 3. Onder behandeling valt ook diagnostiek gericht op het in kaart brengen van mogelijkheden en beperkende factoren binnen een ziektebeeld en/of behandeling gericht op het ontwikkelen van inzichten in eigen handelen en/of nieuwe vaardigheden.

Artikel 3.2

Het college stelt het niveau van de ondersteuning vast aan de hand van kenmerken van de inwoner of het gezinssysteem. De volgende niveaus worden onderscheiden:

  • a.

    Niveau A: Voorbeelden van kenmerken van de inwoner of het gezinssysteem:

    • er is meestal geen of in beperkte mate van gedragsproblematiek;

    • er is sprake van een stabiele (ontwikkel- en/of opvoed) context;

    • de inwoner of het gezinssysteem kan afspraken maken over het moment van de ondersteuning;

    • de kans op risicovolle situaties en of escalatie is gering;

    • de inwoner heeft voldoende inzicht en kan veranderingen in de eigen ondersteuningsbehoefte signaleren en hierop reageren;

    • de inwoner of het gezinssysteem is gemotiveerd.

  • b.

    Niveau B: Voorbeelden van kenmerken van de inwoner of het gezinssysteem:

    • er kan sprake zijn van gedragsproblematiek die belemmerend werkt bij de uitvoering van de ondersteuning;

    • de kans op risicovolle situaties of escalatie is aanwezig, maar niet groot;

    • de inwoner of het gezinssysteem kan/kunnen veranderingen zelf signaleren, maar is/zijn onvoldoende in staat om hierop te reageren;

    • de motivatie van de inwoner of het gezinssysteem voor het ontvangen van de ondersteuning is wisselend.

  • c.

    Niveau C: Voorbeelden van kenmerken van de inwoner of gezinssysteem:

    • er is meestal sprake van matige of ernstige gedragsproblematiek die belemmerend werkt bij de uitvoering van de ondersteuning;

    • de ondersteuning is niet routinematig;

    • er is geen stabiele (ontwikkel- en/of opvoed) context;

    • er is hoog risico op escalatie/gevaar;

    • met de inwoner of het gezinssysteem is het niet mogelijk om afspraken te maken over de planning van de ondersteuning doordat de situatie sterk wisselend en onvoorspelbaar is. Er is voortdurend herziening van de planning van de ondersteuning nodig;

    • de inwoner of het gezinssysteem kan/kunnen verandering zelf in het geheel niet signaleren;

    • er is verscherpt toezicht nodig;

    • de inwoner of het gezinssysteem is structureel niet of nauwelijks te motiveren tot het volgen van de behandeling of ondersteuning.

Hoofdstuk 4 Wonen en verblijf

Artikel 4.1 Dakjes

  • 1. Het college kan zelfstandig of in aanvulling op de ondersteuningsbehoefte wonen en verblijf toekennen. Hieronder wordt verstaan een 24 uurs voorziening voor volwassenen (Wmo 2015) en/of jeugdigen (Jeugdwet 2015) ter vervanging van de eigen thuissituatie. Afhankelijk van de mogelijkheden en behoeften van de volwassene en/of jeugdige wordt de huisvesting vormgegeven.

  • 2. Het wonen en verblijf omvat de volgende onderdelen:

    • a.

      Dakje 0-A: Pleegzorg

    • b.

      Dakje 0-B: Gezinshuizen

    • c.

      Dakje 1: Vervanging van de thuissituatie zonder bijzonderheden;

    • d.

      Dakje 2: Vervanging van de thuissituatie waarbij sprake is van actief toezicht;

    • e.

      Dakje 3: Vervanging van de thuissituatie waarbij sprake is van onvoorspelbaar gedrag.

  • 3. Een dakje bestaat uit de volgende elementen:

    • a.

      Accommodatie;

    • b.

      Eten en drinken;

    • c.

      Hotelmatige aspecten zoals schoonmaak, keuken, portier, gastvrouw, slaapdienst, bewaking en nachtwacht.

Artikel 4.2

Het college stelt de maatwerkvoorziening, individuele voorziening vast aan de hand doelen, resultaten en kenmerken van de inwoner. De volgende dakjes met doelen, resultaten en kenmerken worden onderscheiden:

  • a.

    Dakje 0-A Pleegzorg

    Pleegzorg is het (tijdelijk) opvoeden en verzorgen van een jeugdige uit een ander gezin. Pleegouders bieden kinderen een huis, waar ze kunnen rekenen op veiligheid, stabiliteit en een positief leefklimaat.

  • b.

    Dakje 0-B Gezinshuizen

    Een gezinshuis is een vorm van kleinschalige jeugdhulp waarin gezinshuishouder(s) op professionele wijze vorm geven aan de verzorging, opvoeding en begeleiding van een aantal jeugdigen.

  • c.

    Dakje 1 Vervanging van de thuissituatie in een professionele 24-uurs setting

    Kenmerken: de inwoner functioneert redelijk zelfstandig. Voor sociale redzaamheid is beperkte begeleiding nodig. Dit betreft met name toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelname aan het maatschappelijk verkeer. De inwoner heeft ten aanzien van de psychosociale, cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of aansturing nodig. Op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen functioneer de inwoner leeftijdsadequaat. Er is meestal geen of in bepaalde mate sprake van gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek, of deze problematiek is beheersbaar.

  • d.

    Dakje 2: Vervangt de thuissituatie, waarbij sprake is van betaalde professionele hulp en 24-uurs actief toezicht.

    Kenmerken: de inwoner vertoont onvoorspelbaar gedrag en er is sprake van gedragsproblematiek. Er is een (pedagogisch) gekwalificeerde slaapdienst aanwezig. Voor jeugdhulp geldt dat de problematiek zowel van psychische als psychiatrische aard kan zijn. Voor volwassenen geldt dat het om LVB problematiek gaat. De inwoner heeft veel sturing, regulering en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. De inwoner heeft vaak hulp en soms overname nodig, en kan taken vaak niet zelf uitvoeren. Het gaat met name om het uitvoeren van complexere taken, het regelen van dagelijkse routine en taken die besluitvaardigheid, en oplossingsvaardigheden vereisen. Ten aanzien van het psychosociaal, cognitief functioneren is er af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen functioneert de inwoner leeftijdsadequaat, maar er is wel regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie. Het gaat dan om toezicht en stimulatie bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke verzorging voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen, eten en drinken. Ten aanzien van de mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen.

  • e.

    Dakje 3: Vervangt de thuissituatie waarbij sprake is van onvoorspelbaar gedrag (uitsluitend van toepassing op jeugdhulp).

    Kenmerken: de jeugdige vertoont onvoorspelbaar gedrag. Er is sprake van ernstige gedragsproblematiek. De problematiek kan zowel van psychische als psychiatrische aard zijn. De jeugdige heeft continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag, reactief gedrag met betrekking tot interactie, zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag, angsten en psychosomatiek. Ten aanzien van het psychosociaal, cognitief functioneren is vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van sociale redzaamheid heeft de jeugdige veel hulp nodig. De jeugdige kan vaak taken met veel moeite zelf uitvoeren en heeft daarbij veel hulp of zelfs overname nodig. Het gaat met name om het uitvoeren van complexe taken, het regelen van de dagelijkse routine en taken die besluitvaardigheid en oplossingsvaardigheden vereisen. Op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen functioneert de jeugdige leeftijdsadequaat. Er kan regelmatig behoefte zijn aan toezicht en stimulatie met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke verzorging voor de tanden, haren, nagels en huid en bij het wassen, eten en drinken. Bij deze jeugdige kan sprake zijn van verpleegkundig handelen als gevolg van fysieke gezondheidsproblemen. Ten aanzien van de mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen.

Artikel 4.3

Indien het college vaststelt dat de ondersteuning gericht is op het ontlasten van de mantelzorger of ouder waarbij de draagkracht en draaglast is verstoord of verstoord dreigt te raken dan kan een dakje worden ingezet met een terugkerend patroon en tijdens een afgebakende periode. Voor jeugdhulp geldt dat het dakje uitsluitend met een terugkerend patroon kan worden ingezet.

  • 1.

    Inzet met een terugkerend patroon kan tot maximaal drie etmalen per week.

  • 2.

    Inzet tijdens een afgebakende periode kan tot maximaal 28 etmalen op jaarbasis.

  • 3.

    De inzet met een terugkerend patroon en tijdens een afgebakende periode kunnen naast elkaar worden ingezet. Dit geldt uitsluitend voor de WMO.

  • 4.

    Het betreft uitsluitend het verblijf in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis.

  • 5.

    Inzet ter ontlasting van ouders kan uitsluitend voor de jeugdige:

    • Die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • Die aangewezen is op permanent 1 toezicht, en:

    • Die begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging ontvangt.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel ondersteuning bij opgroeien en participeren, wonen en verblijf 2019

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld op 11 december 2018 in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van Enschede,

De Secretaris, de Voorzitter,


Noot
1

Onder permanent toezicht wordt verstaan: ‘bovengebruikelijk’ toezicht. Bijvoorbeeld het verlenen van zorg op ongeregelde tijden of het in kunnen grijpen bij gedragsproblemen.