Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening individuele studietoeslag 2015

Geldend van 18-08-2015 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag 2015

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 2015-20781 d.d. 9 juni 2015

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, en artikel 36 van de Participatiewet;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende

Verordening individuele studietoeslag 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe;

    • b.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet, en de algemene bijstand;

    • c.

      jaar: de periode van 1 september tot en met 31 augustus;

    • d.

      onverwijld: binnen 7 dagen nadat het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel het kenbaar werd of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn voor belanghebbende;

    • e.

      de wet: de Participatiewet;

    • f.

      WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000;

    • g.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Indienen verzoek

  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle omstandigheden en feiten waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op individuele studietoeslag.

Hoofdstuk 2 Recht op individuele studietoeslag

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. De aanvrager van de studietoeslag:

    • a.

      is een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet; en

    • b.

      is 18 jaar of ouder; en

    • c.

      heeft recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de WTOS; en

    • d.

      heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet; en

    • e.

      is niet in staat om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, maar heeft wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; en

    • f.

      ontvangt geen andere inkomsten dan uit studiefinanciering op grond van de WSF 2000, of de WTOS; en

    • g.

      kan de studie niet combineren met arbeidsparticipatie; en

    • h.

      volgt niet een studie met weinig relevantie of perspectief voor de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op het bepaalde in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet, in beleidsregels vastleggen wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden, recht heeft op een individuele studietoeslag.

Artikel 4 Beoordeling verdiencapaciteit

  • 1. Het college bepaalt of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2. Het college kan advies inwinnen over de verdiencapaciteit van de aanvrager.

Artikel 5 Hoogte, frequentie en betaling

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.000,- per jaar.

  • 2. De aanvrager kan slechts eenmaal binnen een jaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 3. De individuele studietoeslag wordt in twee termijnen van € 500,- uitbetaald te weten 1 oktober en 1 februari.

  • 4. Het college kan de individuele studietoeslag naar evenredigheid vaststellen, indien de aanvrager gedurende het jaar begint of stopt met een studie.

  • 5. Het college kan de studietoeslag terugvorderen voor zover de studietoeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2015.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2015.

Ondertekening

Epe, 9 juli 2015
De raad voornoemd,
de voorzitter, Ir. H. van der Hoeve MPA.
de plv. griffier, B. Verberk-Jansen.

Toelichting Verordening individuele studietoeslag

 

Algemene toelichting

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet wordt een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid om mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren.

De achterliggende gedachte hierbij is dat het afronden van een studie de positie op de arbeidsmarkt van mensen verbetert. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en iets in zijn mars heeft. De drempel om een contract aan te bieden aan mensen met een arbeidshandicap is lager als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p.2).

 

De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand die niet gerelateerd is aan bepaalde kosten. Het betreft een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet is de gemeenteraad verplicht in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

 

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele inkomenstoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden.

 

De volgende wetsartikelen zijn niet van toepassing bij de verlening van de individuele studietoeslag:

  • -

    artikel 12, de onderhoudsplicht van ouders jegens 18, 19 en 20-jarigen;

  • -

    artikel 43, de wijze van vaststelling op de aanvraag;

  • -

    artikel 49, de mogelijkheid van bijzondere bijstand in een schuldensituatie;

  • -

    artikel 52, de verlening van een voorschot.

 

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 1 Begripsbepaling

Jaar

Zie voor een nadere toelichting van dit begrip en de toepasbaarheid ervan, de toelichting bij artikel 5.

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Participatiewet. Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt dit artikel dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Dit kan ook een digitaal formulier zijn. Het verzoek wordt gelijkgesteld met een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvrager is, zowel ten tijde van het verzoek als gedurende de looptijd van de individuele studietoeslag, verplicht om alle relevante inlichtingen aan het college te verstrekken voor het vaststellen en uitbetalen van de toeslag.

Artikel 3 Doelgroep

In het eerste lid van dit artikel worden onder andere de wettelijke regels met betrekking tot de doelgroep van artikel 36b weergegeven.

Doel van de studietoeslag is om mensen die niet in staat zijn om te werken naast hun studie als gevolg van een arbeidshandicap een financiële ondersteuning te bieden. Dat moet dan ook de insteek zijn bij de beoordeling van wie hiervoor in aanmerking komt. Het is de vraag of de formele omschrijving toereikend is in dit verband.

Om die reden zijn in dit artikel extra vereisten gesteld om voor de individuele studietoeslag in aanmerking te komen. Er wordt geen studietoeslag toegekend indien iemand inkomsten ontvangt anders dan uit studiefinanciering of WTOS. Te denken valt aan inkomsten uit een bijbaantje, ontvangen alimentatie, maar ook aan de situatie waarin belanghebbende geen studiefinanciering aanvraagt - ondanks het recht hierop, - omdat de studie van belanghebbende betaald wordt door bijvoorbeeld de ouders.

Er wordt geen studietoeslag gegeven als iemand een bijbaantje heeft, aangezien de regeling juist bedoeld is voor personen voor wie het combineren van studie met een bijbaan moeilijk is. Waar iemand de studie wel met een bijbaan kan combineren, is het met het oog op het toekomstige arbeidsperspectief juist wenselijk, deze mogelijkheid te benutten. Wanneer in zo’n situatie een toeslag wordt verstrekt, is deze contraproductief.

Deze personen worden geacht niet dat steuntje in de rug nodig te hebben zoals bedoeld door de wetgever.

Tot slot wordt er geen studietoeslag verstrekt als iemand kiest voor een studie met weinig relevantie of perspectief voor de arbeidsmarkt. Het is belangrijk dat de studie ook daadwerkelijk bijdraagt aan het verhogen van de kansen op de arbeidsmarkt.  

Artikel 4 Beoordeling verdiencapaciteit

Artikel 36b, eerste lid, Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Een vereiste hiervoor is dat het gaat om een persoon van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar die wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van bijvoorbeeld het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, kan advies van een externe worden ingewonnen. Te denken valt aan een arbeidsdeskundige.

Artikel 5 Hoogte, frequentie en betaling

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon - die voldoet aan de voorwaarden - toegekend. De individuele toeslag bedraagt € 1000,- per jaar en wordt in twee termijnen uitbetaald. De twee data van uitbetaling zijn 1 oktober en 1 februari. Dit is respectievelijk aan het begin van een studiejaar, en halverwege het studiejaar. Dit is gebaseerd op de termijnen waarop de studiegelden (in het geval van termijn betaling) geïnd worden (oktober, november, januari, februari, maart, april). Op deze wijze wordt er per drie maanden een eenmalig bedrag uitgekeerd. Een jaar wordt gerekend vanaf 1 september tot 31 augustus.

Op die manier wordt zoveel mogelijk aangesloten bij schooljaren. Als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Een persoon kan slechts eenmaal in een jaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit betekent dat iemand tussen 1 september en 31 augustus maximaal één keer de studietoeslag toegekend kan krijgen. Doorgaans starten opleidingen in september en duurt het schooljaar tot september van het volgende jaar. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag, wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld. Indien de aanvrager halverwege het jaar instroomt kan de studietoeslag naar evenredigheid worden toegekend. Als een persoon gaandeweg het jaar bijvoorbeeld stopt met de studie, dient hij dit te melden aan het college en kan de toeslag worden beëindigd vanaf het moment van einde studie. De al betaalde toeslag kan naar evenredigheid worden teruggevorderd.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Deze bepaling geeft de mogelijkheid aan het college om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het moet dan gaan om gevallen waarin het toepassen van de regels uit deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zouden leiden.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

Als zich situaties voordoen waarvoor deze verordening geen oplossing bieden, dan beslist het college over de afhandeling hiervan.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.