Beleidsregels Beschermd Wonen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Beschermd Wonen 2017

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN EPE

Overwegende dat het gewenst is dat de gemeente beleidsregels vaststelt ter uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2015.

Gelet op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en Jeugdwet en artikel 8 en 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2015.

BESLUITEN:

vast te stellen de Beleidsregels Beschermd Wonen 2017

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met ingang van 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van Beschermd Wonen binnen de Wmo. De feitelijke realisatie van deze ondersteuning is door aanwijzing van het Rijk voorlopig een taak van de centrumgemeenten. Voor wat betreft (Maatschappelijke) Opvang is er sprake van voortzetting van de centrumgemeente constructie, Beschermd Wonen is daar nu aan toegevoegd. Via de verlening van mandaat bieden regiogemeenten hun centrumgemeente het juridisch kader om de betreffende taken daadwerkelijk uit te voeren.

Bij Beschermd Wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan mensen met psychische of psychosociale problemen (ZZP GGZ categorie C).

Beschermd Wonen is een maatwerkvoorziening. Deze maatwerkvoorziening biedt mensen 24-uurs toezicht. De doelstelling van Beschermd Wonen is om voor mensen met psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving zo veel mogelijk zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij te bereiken.

Hoofdstuk 2 Afwegingskader

Er is sprake van onderscheid in:

  • ·

    Langdurig zorgafhankelijk (groep 1): De cliënt heeft meerdere diagnoses en ontvangt ondersteuning gericht op herstel en stabiliteit. Deze inzet is gericht op ondersteuning bij het herstel, zodat er meer stabiliteit ontstaat. Het is de vraag of de cliënt op termijn kan uitstromen. Mogelijk is het bieden van stabiliteit het maximaal haalbare. Inzet van bouwsteen Woonzorg herstel (24 uur zorg en toezicht aanwezig), of bouwsteen Groepswonen herstel (24 uur zorg en toezicht aanwezig).

  • ·

    Ontwikkelgericht (groep 2): De cliënt ontvangt begeleiding in het kader van herstel en uitstroom binnen 1 tot 3 jaar. De begeleiding is gericht op de ontwikkeling van de zelfredzaamheid en participatie op alle levensdomeinen. Er wordt gewerkt aan uitstroom, maar de inzet om het herstel van de cliënt te bewerkstelligen, vraagt nog de meeste aandacht. Inzet van bouwsteen Woonzorg herstel (24 uur zorg en toezicht aanwezig), of bouwsteen Groepswonen herstel (24 uur zorg en toezicht aanwezig).

  • ·

    Uitstroomgericht (groep 3): De cliënt is naar verwachting in staat om binnen een jaar zelfstandig te gaan wonen. De ondersteuning is vooral gericht op het zich eigen maken van de vaardigheden die daarvoor nodig zijn. De begeleiding richt zich ook op het vinden van passende woonruimte. Inzet van bouwsteen Woonzorg uitstroom (24 uur zorg en toezicht nabij), of bouwsteen Groepswonen uitstroom (24 uur zorg en toezicht nabij).

Het college stelt aan de hand van onderstaande criteria vast of de cliënt tot de doelgroep behoort:

  • a)

    De cliënt is 18 jaar of ouder en heeft de Nederlandse nationaliteit of verblijft legaal in Nederland (artikel 1.2.2. lid 1 Wmo 2015).

  • b)

    De problemen die de cliënt ondervindt in het zelfstandig handhaven in de samenleving zijn niet op te lossen op eigen kracht, bijvoorbeeld met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociale netwerk, gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen, (para)medische zorg en/of door extramurale begeleiding.

  • c)

    Er is met behulp van de ZRM vastgesteld dat de cliënt niet zelfstandig kan wonen. Zie Bijlage 2 ZRM met de scores per levensdomein die van toepassing zijn voor Beschermd Wonen.

  • d)

    Intramurale behandeling voor de psychiatrische aandoening/beperking is afgerond of staat niet (meer) op de voorgrond. Gebaseerd op de mogelijkheden van de cliënt staat de op participatie gerichte ondersteuning vanuit de beschermende woonomgeving op de voorgrond.

  • e)

    Noodzakelijk voor de cliënt is verblijf in een instelling met de daarbij behorende zorg door middel van 24-uurs toezicht.

  • f)

    De cliënt accepteert een begeleiding/ontwikkelingstraject dat met inachtneming van zijn mogelijkheden gericht is op het realiseren van een situatie waarin hij in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • g)

    Er is geen sprake van een andere (voorliggende) voorziening, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Jeugdwet of de Wet forensische zorg.

  • h)

    Er is geen sprake van een acute crisissituatie in de geestelijke gezondheid en/of op andere levensdomeinen en als gevolg hiervan zijn er mogelijkheden voor crisisopvang/opname in de Zvw.

  • i)

    Het (feitelijk) dakloos zijn of slachtoffer zijn van huiselijk geweld is op zichzelf geen grond voor de toegang tot Beschermd Wonen GGZ.

Naast hetgeen in artikel 15, lid 2 van de verordening is geregeld, kan het college een maatwerkvoorziening Beschermd Wonen tevens weigeren of intrekken indien:

  • a)

    De cliënt in staat is om mee te werken aan een passend ondersteuningstraject, maar niet bereid is mee te werken.

  • b)

    De cliënt zich ernstig misdraagt jegens andere cliënten in de instelling of jegens de medewerkers.

Aansluiting Wmo, Jeugd en Participatiewet Beschermd Wonen

De specifieke regelgeving voor jongeren ten aanzien van huurtoeslag en bijstand in het kader van de Participatiewet sluiten onvoldoende op elkaar aan. Dit is een weeffout in ons sociale systeem. Het gevolg hiervan is dat jongeren onterecht worden opgenomen in de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen terwijl er eerder sprake is van een huisvestings- of inkomensprobleem dan van een ondersteuningsvraag.

Samen met aanbieders zal de toegang nader vorm en inhoud geven aan de indicaties voor jongeren 18+. Het moet helder zijn voor welke jongeren de Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen wél of niet de geëigende voorziening is en welke jongeren in staat zijn om uit te stromen naar zelfstandig wonen met begeleiding mits de financiële randvoorwaarden op orde zijn.

Belemmeringen voor de uitstroom van jongeren tot 23 jaar, zoals het ontbreken van betaalbare woonmogelijkheden en/of (voldoende) inkomen van de jongeren worden voortvarend aangepakt. Bijvoorbeeld doordat de lokale gemeente financieel bijspringt om het zelfstandig wonen mogelijk te maken. De toegang kan bijvoorbeeld besluiten om binnen de lokale Wmo de huur voor een jongere voor bepaalde tijd te betalen als daarmee een onnodig verblijf in Beschermd Wonen wordt voorkomen.

Overgangsregime

Voor burgers die voor 1 januari 2015 al een indicatie voor een GGZ-C pakket vanuit de AWBZ kregen, geldt dat er sprake is van overgangsrecht. In deze overgangsperiode moet de gemeente in overleg met de cliënt een nieuw ondersteunings-arrangement vaststellen.

Wie op 1 januari 2015 een geldige indicatie op grond van de AWBZ heeft voor een ZZP GGZ-C gaat in eerste instantie over naar Beschermd Wonen in de Wmo. De cliënt behoudt zijn aanspraken op Beschermd Wonen tenminste voor een periode van 5 jaar of indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie en uiterlijk tot 1-1-2020. Wij noemen dit de groep

  • Zelfredzaam (groep 4): De cliënt woont zelfstandig in de wijk en ontvangt ambulante begeleiding, gericht op herstel en/of stabiliteit. Het kan hierbij gaan om enkele uren begeleiding per week tot en met intensieve begeleiding. Cliënten die gebruik maken van het overgangsrecht op basis van een CIZ-indicatie die is afgegeven vóór 1 januari 2015 en deze extramuraal verzilveren, vallen onder deze groep. Na afloop van het overgangsrecht (per 31 december 2019) of het aflopen van de CIZ-indicatie, zal een groot deel van deze cliënten doorstromen naar ambulante ondersteuning in de lokale Wmo.

Indien een cliënt sinds 1-1-2015 ononderbroken gebruik maakt van een intramurale voorziening van Beschermd Wonen en met instemming van de cliënt wordt een ondersteuningsplan opgesteld waarbij de cliënt zelfstandig gaat wonen, schort het college het overgangsrecht op de indicatie Beschermd Wonen op gedurende een periode van 90 dagen.

Binnen een periode van 90 dagen nadat de cliënt feitelijk de instelling verlaat en zelfstandig is gaan wonen, kan de cliënt kenbaar maken dat hij/zij alsnog terug wil keren naar een intramurale voorziening voor Beschermd Wonen vanwege een terugval. In dat geval loopt het overgangsrecht op de indicatie voor Beschermd Wonen gewoon door.

Voor mensen die gebruikmaken van het PGB geldt dat zij gedurende de periode van één jaar recht houden op dit PGB (uiterlijk tot 1-1-2016) en dat zij vervolgens tot de einddatum van de indicatie of uiterlijk tot 1-1-2020 wél recht houden op hun indicatie.

Hoofdstuk 3 Voorliggende voorzieningen

Binnen de Wmo is ambulante ondersteuning voorliggend op Beschermd Wonen.

Voor cliënten in Beschermd Wonen is dagbesteding in de vorm van een algemene voorziening voorliggend aan dagbesteding in de vorm van een maatwerkvoorziening.

Hoofdstuk 4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Niet van toepassing voor Beschermd Wonen.

Hoofdstuk 5 Maatwerkvoorzieningen

De beschikbare maatwerkvoorzieningen staan in de actuele productcodelijst weergegeven.

Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget

In bijlage 3 zijn de voorwaarden opgenomen op grond waarvan een (individuele) (maatwerk)voorziening voor Beschermd Wonen in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

Hoofdstuk 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels Beschermd Wonen 2017.

Ondertekening

Epe, 21 december 2016
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de burgemeester, Ir. H. van der Hoeve MPA
de secretaris, mw. C. Kats

Bijlage 1 Begrippenlijst beleidsregels Beschermd Wonen

  • a)

    Beschermd Wonen: is het wonen in een accommodatie van een instelling met 24-uur zorg en toezicht aanwezig c.q. nabij.

  • b)

    24-uurs toezicht: direct aanwezige zorg, begeleiding en toezicht, die gericht is op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, psychisch en psychosociaal beter functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of voor anderen.

  • c)

    Feitelijk dakloos: personen die voor hun overnachting aangewezen zijn op straat, of op een kortdurend verblijf in een laagdrempelige opvangvoorziening (minimaal 10 nachten per jaar) of een tijdelijk onderkomen bij familie, vrienden of kennissen.

  • d)

    ZRM: zelfredzaamheidsmatrix, die de mate van zelfredzaamheid van cliënten eenvoudig en volledig in beeld brengt. De ZRM toetst de zelfredzaamheid op de leefgebieden: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheidszorg, fysieke gezondheid, verslaving, vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL), sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Per leefgebied is aangegeven welke feitelijke omstandigheden bij welk niveau van zelfredzaamheid horen.

  • e)

    Opvang: onderdak en begeleiding aan personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld of kindermishandeling. Deze personen zijn niet in staat zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (artikel 1.1.1 Wmo 2015).

  • f)

    Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van beschermd wonen.

  • g)

    Zelfstandig Wonen: wonen in een eigen (huur)woning met ambulante ondersteuning.

Bijlage 2 Zelfredzaamheidsmatrix Beschermd Wonen

Met deze matrix wordt de situatie van de cliënt op verschillende levensdomeinen beoordeeld.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting:

Score 5: volledig zelfredzaam,

Score 4: voldoende zelfredzaam,

Score 3: beperkt zelfredzaam,

Score 2: niet zelfredzaam,

Score 1: acute problematiek (crisis).

Een minimale score van 2 op het gebied van Geestelijke gezondheid is leidend. Score 1, acute problematiek, komt daarom ook niet voor in bovenstaande tabel. Score 1 bij geestelijke gezondheid is een acute fase, waarbij intramurale behandeling in een instelling nodig is. Score 1 in de andere levensdomeinen is ook een contra-indicatie voor Beschermd Wonen. Score 1 impliceert acute problematiek en deze heeft prioriteit. De crisis moet eerst voorbij zijn. Er moet enige stabiliteit op alle levensdomeinen zijn, pas dan is Beschermd Wonen passend.

Bijlage 3 Beleidsregels Beschermd Wonen persoonsgebonden budget

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • -

    Aanschafprijs: de prijs waarvoor een voorziening wordt ingekocht door het college;

  • -

    Eenmalige uitkering: een uitkering ter hoogte van één gemiddeld maandloon over de laatste drie volle kalendermaanden aan een informele hulpverlener ter compensatie van verlies aan inkomsten, indien het recht op pgb vervalt buiten schuld om van de cliënt en voor zover er nog voldoende budget is;

  • -

    Eerstegraadsfamilieleden: (ex) echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, schoonzonen en schoondochters;

  • -

    Formele hulp: een bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven organisatie, zelfstandige zonder personeel of freelancer die zich blijkens de bedrijfsomschrijving zoals vermeld in het handelsregister van de KvK, primair richt op de benodigde ondersteuning zoals vastgesteld in het ondersteuningsplan of gezinsplan. Formele hulp kan niet geboden worden door een partner, eerste- of tweedegraads familielid;

  • -

    Gebruikelijke hulp: gebruikelijke hulp zoals bedoeld in de Wmo;

  • -

    Hulpverlening: diensten geboden door informele of formele hulpverleners, die op grond van de Wmo of Jeugdwet als (individuele) (maatwerk)voorziening worden ingezet;

  • -

    (individuele) (maatwerk)voorziening: een voorziening zoals bedoeld in de verordening maatschappelijke ondersteuning of de verordening zorg voor jeugd;

  • -

    Informele hulp De betaalde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit zijn omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg overstijgt. Hieronder verstaan we in ieder geval de hulp die door partner, eerste- of tweedegraads familieleden wordt geboden. Kan ook een vriend(in), buur of een bekende zijn;

  • -

    Instandhoudingskosten: kosten voor onderhoud en reparatie van een mogelijke krachtens de wet toe te kennen individuele maatwerkvoorziening;

  • -

    Kostprijs: de aanschafprijs van een maatwerkvoorziening inclusief eventuele kosten van onderhoud, reparatie, verzekering en depotbeheer;

  • -

    Modelzorgovereenkomsten: de voorbeeld zorgovereenkomsten die de SVB ter beschikking stelt;

  • -

    Ondersteuningsplan of gezinsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de cliënt of het gezin, al dan niet samen met de mantelzorgers, informele en formele hulpen. Waarin staat welke vragen er zijn, welke doelen zijn gesteld en welke algemene (Wmo), andere of overige voorzieningen (Jeugdwet) en/of (individuele) (maatwerk)voorzieningen worden ingezet;

  • -

    Opting-in salarisadministratie, uitgevoerd door de SVB, voor: 1) de hulpverlener die ingevolge de arbeidsovereenkomst maximaal drie dagen in de week voor de cliënt werkt. 2) De partner, een familielid of een freelancer waarmee de cliënt een zorgovereenkomst heeft afgesloten. De SVB zorgt op verzoek van cliënt en hulpverlener voor de maandelijkse afdrachten van belastingen en premies op het loon van de hulpverlener en deze ontvangt een salarisstrook;

  • -

    PerSaldo: de landelijke belangenvereniging van mensen met een pgb;

  • -

    Pgb: pgb zoals bedoeld in de Wmo of Jeugdwet;

  • -

    Pgb-plan: het pgb-plan bestaat uit een plan van aanpak, een begroting, de zorgovereenkomsten en de zorgbeschrijvingen per hulpverlener;

  • -

    Pgb-vergoedingenlijst: een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden, die vanuit het pgb vergoed kunnen worden;

  • -

    Salarisadministratie: uitgevoerd door de SVB, als de cliënt een arbeidsovereenkomst heeft met een hulpverlener die minimaal 4 dagen per week voor de cliënt werkt waardoor de cliënt werkgever of opdrachtgever wordt. De cliënt is verplicht een salarisadministratie bij te houden. De SVB maakt maandelijks het loon voor de hulpverlener en de afdrachten aan de Belastingdienst over, verzorgt salarisstroken en de jaaropgave en doet we de jaaraangifte loonheffingen namens de cliënt;

  • -

    SVB (Sociale Verzekeringsbank): de SVB ondersteunt cliënten en voert het trekkingsrecht uit;

  • -

    Trekkingsrecht: de cliënt krijgt het pgb niet meer op de eigen bankrekening gestort. De SVB beheert het pgb. De SVB betaalt in opdracht van de cliënten de hulpverleners met wie een zorgovereenkomst is gesloten. Ook controleert de SVB in opdracht van de gemeente de uitgaven die worden gedaan uit het pgb;

  • -

    Tweedegraadsfamilieleden: broers, zussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen;

  • -

    Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, indien zodanige persoon of rechtspersoon ontbreekt, zijn echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook deze persoon ontbreekt, zijn ouder, kind, broer of zus, tenzij deze persoon dat niet wenst;

  • -

    Zorgbeschrijving: een beschrijving van de betaalde hulp die de informele en formele hulpverleners bieden en de reden waarom deze ondersteuning noodzakelijk is.

Artikel 2 Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgbAls een cliënt in aanmerking komt voor een (individuele) (maatwerk)voorziening en dit in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, dan geldt het volgende:

  • 1.

    Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      naar het oordeel van het college is voldaan aan alle in artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo of artikel 8.1.1 Jeugdwet genoemde voorwaarden en de weigeringsgronden van artikel 2.3.6, vijfde lid, van de Wmo of artikel 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet niet van toepassing zijn;

    • b.

      de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan of gezinsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • c.

      de cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor een vertegenwoordiger heeft die: is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van PerSaldo; of een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college bij de betreffende vertegenwoordiger voldoende is geborgd;

    • d.

      het college instemt met het pgb-plan dat door de cliënt is ingediend.

  • 2.

    Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo en 2.6 eerste lid onder a van de Jeugdwet; crisishulp/ crisisopvang/spoedhulp spoedopvang.

    • b.

      voor zover het pgb wordt besteed in het buitenland langer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college.

    • c.

      voor sociaal-recreatief vervoer als de cliënt in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.

    • d.

      voor bemiddelings- of administratiekosten, coördinatie of voortgezette diagnostiek.

    • e.

      voor het inkopen van voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke diensten of voorzieningen (Wmo), andere of overige voorzieningen (Jeugdwet) waarvoor het college geen beschikking heeft afgegeven.

    • f.

      een pgb voor hulpverlening mag niet besteed worden aan voorzieningen die zijn uitgesloten volgens de door het college meest recent vastgestelde pgb-vergoedingenlijst.

Artikel 3 Hoogte van het pgb

  • 1.

    Het college stelt de maximale hoogte van het pgb vast op basis van de goedkoopst adequate oplossing, de door de cliënt ingediende begroting voor de benodigde ondersteuning met maximum van de kostprijs.

  • 2.

    De kostprijs is gebaseerd op de gemeentelijke inkooptarieven: raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 en de raamovereenkomst individuele voorzieningen Jeugd en de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen GGZ 2015.

  • 3.

    Eventuele meerkosten worden door de cliënt zelf betaald.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor het inschakelen van een formele hulp bedraagt: maximaal 100% van de kostprijs van de goedkoopst vergelijkbare individuele maatwerkvoorziening in natura.

  • 5.

    Een cliënt kan hulpverlening, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere voorzieningen onder voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. De hoogte van een pgb voor het inschakelen van een informele hulp bedraagt:

    • a.

      voor informele hulpen van 23 jaar en ouder geldt een maximum van € 20,- uur gedurende maximaal 40 uur per week of €5,- per uur voor dagbesteding.

    • b.

      voor informele hulpen jonger dan 23 jaar geldt maximaal het wettelijk minimumloon.

    • c.

      voor deeltijd verblijf/ logeeropvang geldt een tarief van €30 euro per etmaal; in uitzonderlijke situaties kan dit standaardtarief worden opgehoogd tot maximaal € 100,- per etmaal afhankelijk van de zwaarte van de hulpvraag.

    • d.

      informele hulpen die partner of eerste of tweedegraadsfamilielid zijn en die een uitkering of pensioen ontvangen, ontvangen geen inkomen uit het pgb voor de geleverde hulp, tenzij als gevolg van het inkomen uit het pgb de uitkering op grond van de Participatiewet kan worden stopgezet.

Artikel 4 Algemene regels pgb voor hulpverlening

  • 1.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulpverlening of informele hulpverlening.

  • 2.

    De met het pgb ingekochte formele hulp moet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 en de raamovereenkomst individuele voorzieningen Jeugd en de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen GGZ 2015.

  • 3.

    Het college bepaalt of in verband met de kwaliteitsborging bepaalde hulp door een formele hulp moet worden geboden.

  • 4.

    Hulpverleners kunnen taken van elkaar overnemen (uitruil) tenzij hierover andere afspraken door het college zijn vastgelegd. Over de omvang van de inzet van deeltijd verblijf/ logeeropvang worden altijd afspraken gemaakt.

  • 5.

    De cliënt kan bij een pgb voor hulpverlening geen vrij besteedbaar bedrag opnemen.

  • 6.

    Het gebruik van de modelovereenkomsten van de SVB is verplicht.

  • 7.

    Het afspreken van een vast maandloon is uitsluitend mogelijk bij een vaste inzet van uren per week of per maand.

  • 8.

    Er wordt geen feestdagenuitkering verstrekt. De feestdagenuitkering maakt integraal onderdeel uit van het uurtarief.

  • 9.

    De cliënt kan met de hulpverlener een reiskostenvergoeding van € 0,19 per km afspreken. Een kilometervergoeding kan worden verstrekt als de enkele reis afstand meer dan 6 km bedraagt. De maximaal te vergoeden reisafstand is 150 km per keer (retour reis). De totale kosten van hulpverlening, inclusief vervoer, kunnen de kostprijs zoals genoemd in artikel 3 lid 4 en 5 niet overschrijden.

Artikel 5 Ondersteuning cliënt

  • 1.

    Ondersteuning door PerSaldo: het vrij besteedbaar bedrag wordt bij een pgb voor hulpverlening vastgesteld ter hoogte van de kosten van het basislidmaatschap van PerSaldo. Het vrij besteedbaarbedrag mag uitsluitend voor dit doel worden aangewend.

  • 2.

    De SVB biedt gratis ondersteuning aan cliënten met een pgb, waaronder het verzorgen van de salarisadministratie en opting-in.

Artikel 6 Afwegingskader informele hulp

  • 1.

    Bij de beoordeling van de mogelijkheid tot betaling van een mantelzorger (informele hulp) voor zijn taken zal het volgende tijdens de onderzoeksfase worden meegewogen:

    • a.

      Van partner, huisgenoten en andere eerste- en tweedegraads familieleden komt doorgaans het eerste uur mantelzorg per dag niet in aanmerking voor vergoeding.

    • b.

      De cliënt moet zijn keus om een informele hulp met het pgb in te schakelen motiveren.

    • c.

      De informele hulp mag daarbij op geen enkele wijze druk op de cliënt hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;

    • d.

      De wens en de behoefte van de cliënt om invloed uit te oefenen op de invulling en het tijdstip van de geboden informele hulp wordt meegewogen. Wie betaalt bepaalt.

    • e.

      Is de informele hulp in staat om de gevraagde hulp te bieden (mag niet te zwaar zijn)?

    • f.

      De totale belasting van de mantelzorger dat wil zeggen de combinatie van gebruikelijke hulp, mantelzorg en werk.

    • g.

      Is de kwaliteit van de geboden hulp voldoende geborgd?

    • h.

      Is er sprake van verlies aan inkomsten?

    • i.

      De kosten die iemand moet maken om mantelzorg te verlenen en de mogelijkheid om dit zelf te kunnen bekostigen.

    • j.

      Betaling van vrienden, kennissen, collega’s en buren is afhankelijk van de sociale relatie die de cliënt met deze mensen heeft en de mogelijkheid van de cliënt om zelf iets terug te doen voor de mantelzorger.

    • k.

      Het type hulp, de frequentie van de geboden hulp, de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?) spelen een rol bij het al dan niet overgaan tot betaling.

    • l.

      De mogelijkheid om zorg uit handen te kunnen geven. Is er passende natura zorg beschikbaar? Heeft de cliënt zich hier eerst op georiënteerd?

  • 2.

    Na zorgvuldig onderzoek bepaalt het college of mantelzorg wel of niet voor betaling in aanmerking komt.

    • a.

      Mantelzorg die structureel wordt geboden, te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan incidenteel geboden hulp.

    • b.

      Gebruikelijke hulp komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 7 Regels rond melding en verantwoording

  • 1.

    Nieuwe feiten en omstandigheden die leiden tot een herziening of het intrekken van een pgb, moet door de cliënt worden gemeld.

  • 2.

    Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het pgb moet de cliënt rekening houden met controle door het college van de besteding van het pgb en moet de cliënt hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden.

  • 3.

    Het pgb voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere eenmalige voorzieningen wordt door de cliënt, na aanschaf van of besteding aan de voorziening, maar uiterlijk binnen 3 maanden na toekenning van het pgb aan het college verantwoord.

  • 4.

    Voor zover het een pgb voor een periodieke voorziening als hulpverlening betreft, controleert het college de besteding van het budget direct na afloop van een kalenderjaar of anders steekproefsgewijs via het trekkingsrecht van de SVB.

  • 5.

    de cliënt mag tot 1 februari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover verantwoording moet worden afgelegd, betalingen vanuit het pgb doen die betrekking hebben op het te verantwoorden jaar.

Artikel 8 Regels rond terugvordering

  • 1.

    Na de in artikel 7 genoemde controle op de verantwoording, wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.

  • 2.

    Bedragen tot € 50,- worden niet teruggevorderd of verrekend.

  • 3.

    Indien de cliënt het terug te vorderen pgb niet of niet volledig binnen de schriftelijk gestelde termijn terugbetaald, kan overdracht aan de gerechtsdeurwaarder plaatsvinden. De openstaande vordering wordt in dat geval verhoogd met buitengerechtelijke en eventuele gerechtelijke kosten.

  • 4.

    Nadat het door de cliënt terug te betalen bedrag door het college is ontvangen, meldt het college het aangepaste periodebedrag bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK voert vervolgens een herberekening van de eigen bijdrage uit en informeert de cliënt over de uitkomst hiervan.

Artikel 9 Regels rond beëindiging

  • 1.

    Bij het overlijden van de cliënt eindigt de periodieke uitkering van het pgb op de dag na de overlijdensdatum.

  • 2.

    Het college kan een eenmalige uitkering verstrekken ter hoogte van een gemiddeld maandsalaris, berekend over de laatste 3 uitbetaalde maanden.

  • 3.

    De besteding van het pgb moet binnen 6 maanden zijn gestart, indien dit niet het geval is wordt het pgb ingetrokken.

Artikel 10 Overgangsbepaling

Wanneer nieuwe afspraken met het college leiden tot aanpassing van de zorgovereenkomst van de informele hulp, en deze door de nieuwe gemeentelijke pgb-regels er qua inkomen op achteruitgaat, kan afhankelijk van de situatie en de omvang van de inkomensdaling een overgangsperiode van minimaal 1 maand en maximaal een half jaar worden geboden.

Artikel 11 Normbedragen en normtijden In deze regeling zijn normbedragen en normtijden opgenomen. Hiervan kan beargumenteerd worden afgeweken door het college.

Artikel 12 Hardheidsclausule In bijzondere omstandigheden kan het college ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.