Regeling vervallen per 01-12-2010

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010

Geldend van 10-12-2009 t/m 30-11-2010

Intitulé

Raadsbesluit 2009registratienummer: 2009-62250

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

  • d.

    jaar: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalenderjaar;

  • e.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen of werken welke door of vanwege het rijk, de provincie of een waterschap noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn aangebracht of geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking to een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de voor een dag verschuldigde precariobelasting worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

  • 5. Voor de toepassing van het derde en het vierde lid worden op één biljet verenigde ontheffingen respectievelijk aanslagen precariobelasting of andere heffingen aangemerkt als één ontheffing respectievelijk belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald:

    • a.

      binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      op het moment van het doen van de mondelinge dan wel schriftelijke kennisgeving;

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening precariobelasting 2005 van 10 november 2005, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2010’.

Epe, 12 november 2009

De raad voornoemd,

de voorzitter, M.van Lente.

de griffier, V. Smit

TARIEVENTABEL 2010, als bedoeld in artikel 5 van de Verordening precariobelasting 2010.

per dag

per week

per maand

per jaar

1.

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras per m2 ingenomen afgebakende grond

1,38

5,55

59,42

2.

Het tarief bedraagt voor luifels, zonneschermen, erkers, uitbouwen en overbouwingen per m2

5,13

3.

Het tarief bedraagt voor kledingrekken, plantenbakken, reclamebakken, reclamepoppen en andere uitstallingen per m2

2,80

30,52

4.

Het tarief bedraagt voor het innemen van een door de gemeente aangewezen vaste standplaats, als bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene plaatselijke verordening

4.1

voor één dagdeel per week, indien de oppervlakte bedraagt

4.1.1

tot en met 10 m2

6,53

339,00

4.1.2

meer dan 10 m2, tot en met 20 m2

13,08

679,00

4.1.3

meer dan 20 m2, tot en met 30 m2

19,61

1.019,00

4.1.4

meer dan 30 m2, tot en met 50 m2

26,14

1.358,00

4.1.5

meer dan 50 m2, tot en met 100 m2

32,69

1.697,00

4.1.6

meer dan 100 m2, tot en met 150 m2

39,23

2.037,00

4.1.7

vermeerderd met

1,31

67,23

voor elke 10 m2 boven een oppervlakte van 150 m2

4.2

Voor 2 dagdelen

150% van de onder 4.1 genoemde tarieven

4.3

Voor 3 dagdelen

200% van de onder 4.1 genoemde tarieven

4.4

Voor 4 dagdelen

250% van de onder 4.1 genoemde tarieven

4.5

Voor meer dan 4 dagdelen

300% van de onder 4.1 genoemde tarieven

5.

Het tarief bedraagt voor

5.1

reclameborden die zijn geplaatst aan of rond lantaarnpalen en dergelijke, per bord

0,32

5.2

A3/A4-borden, per bord

0,07

5.3

spandoeken, vlaggen, wimpels, vaandels en dergelijke, per voorwerp

0,32

Behoort bij raadsbesluit van 12 november 2009, nr. 2009-62250.

De raadsgriffier van de gemeente Epe,

V.J.S.M. Smit