Regeling vervallen per 01-12-2010

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2010

Geldend van 16-06-2010 t/m 30-11-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2010

Raadsbesluit 2009registratienummer: 2009-62244

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2010.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

een afvalstoffenheffing;

reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt door uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige, op wiens naam de belastingaanslag ter zake wordt of is gesteld, binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel feitelijk in gebruik neemt, waarvoor hij een belastingaanslag zou ontvangen. Bij toepassing van dit lid wordt geacht ontheffing te zijn verleend alsof dit lid niet van toepassing was.

  • 5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 maar minder dan € 1.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen één maand later.

  • 3. De belasting op grond van artikel 7, tweede lid moet worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100 percent.

  • 2. Kwijtschelding is alleen mogelijk voor de tarieven, genoemd in 1.1.1. en 1.1.2. van de tarieventabel.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de tarieven die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

  • 6. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde en vijfde lid wordt het totaal van de op één biljet verenigde ontheffingen onderscheidenlijk aanslagen reinigingsrechten of andere heffingen als één ontheffing onderscheidenlijk belastingaanslag aangemerkt.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in een termijn die vervalt op de laatste dag van de eerste maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 18 Vrijstellingen

De rechten bedoeld in artikel 14 worden niet geheven van gebruikers van percelen die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst voor zover zij eigendom zijn van de gemeente Epe.

Artikel 19 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 20 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 3. De verordening reinigingsheffingen 2006 van 9 november 2005, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 4. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 5. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 6. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen 2010’.

Ondertekening

Epe, 12 november 2009
De raad voornoemd,
de voorzitter, M.van Lente.
de griffier, V. Smit.

TARIEVENTABEL 2010, bedoeld in artikelen 5 en 13 van de verordening reinigingsheffingen 2010.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1

Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing

 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

 

 

1.1.1

indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon

211,80

1.1.2

indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon

243,96

1.1.3

indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, niet permanent bewoond mag worden en er niemand staat ingeschreven in de GBA

243,96

1.1.4

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven de norm die volgens het aanwijzingsbesluit inzamelmiddelen aan het perceel is verstrekt):

 

 

1.1.4.1

container, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval met

112,44

1.1.4.2

container, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen met

166,32

 

 

 

 

Maatstaf en tarief milieustraat

 

1.2

Onverminderd het bepaalde in 1.1 bedraagt de belasting voor

 

 

1.2.1

het achterlaten van restafval, asbest en bouw- en sloopafval op de milieustraat per 10 kg

1,40

1.2.2

het achterlaten van puin op de milieustraat per 10 kg

0,70

 

 

 

Hoofdstuk 2

Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

 

2.1

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het beschikbaar stellen, het gebruik, dan wel het ledigen van containers en het verwijderen van de daarin verzamelde bedrijfsafvalstoffen voor

 

 

2.1.1

een gft-container met een inhoud van 140 liter

113,76

 

vermeerderd met

87,72

 

voor elke volgende 140 liter gft-container

 

 

2.1.2

een restcontainer met een inhoud van 140 liter

145,08

 

vermeerderd met

119,04

 

voor elke volgende 140 liter restcontainer

 

 

2.1.3

een gft-container met een inhoud van 240 liter

138,48

 

vermeerderd met

112,44

 

voor elke volgende 240 liter gft-container

 

 

2.1.4

een restcontainer met een inhoud van 240 liter

192,36

 

vermeerderd met

166,32

 

voor elke volgende 240 liter restcontainer

 

 

2.2

Indien gelijktijdig containers met verschillende inhoudsmaat worden ingezameld, wordt het te betalen bedrag op grond van het bepaalde onder 2.1 bepaald door het tarief voor de containers met de kleinste inhoudsmaat als uitgangspunt te nemen en voor de container(s) met een grotere inhoud het tarief te hanteren dat voor een volgende container met dezelfde inhoud van kracht is.

 

 

Behoort bij raadsbesluit van 12 november 2009, nr. 2009-62244.

De raadsgriffier van de gemeente Epe,

V.J.S.M. Smit