Wegsleepverordening gemeente Epe 2020

Geldend van 08-10-2020 t/m heden

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Epe 2020

Raadsbesluit 2020 zaaknummer: 134950

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 juli 2020

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Wegsleepverordening gemeente Epe 2020

BESLUIT

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

b. wet: de Wegenverkeerswet 1994 ;

c. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen ;

d. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

e. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet ;

f. het college: het college van burgemeester en wethouders;

g. onvolledige berging: op het moment dat er telefonisch contact is geweest met het wegsleepbedrijf tot het moment dat er aanvang is gemaakt met het vastkoppelen van het weg te slepen voertuig. Bij een onvolledige berging worden alleen uitrijkosten in rekening gebracht bij voertuigen <3500 kg.

h. volledige berging: op het moment dat er aanvang is gemaakt met het vastkoppelen van het weg te slepen voertuig. Bij een volledige berging worden zowel de uitrijkosten als de uitvoerkosten in rekening gebracht bij voertuigen <3500 kg.

i. vastkoppelen van het voertuig: op het moment dat de eerste kabel aan het voertuig is bevestigd, het voertuig zich op de lepel van de takelwagen bevindt en/of is vastgesjord.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: Wolves Autoberging, IJsseldijk 4C (navigatie Ecofacterij 3) 7325 WZ Apeldoorn.

2. De in het eerste lid bedoelde bewaarplaats kent geen vastgestelde openingstijden. Telefonisch contact vooraf is noodzakelijk 088-3747290.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig tot 3500 kg (motoren, personenauto’s en bedrijfsbusjes), naar de bewaarplaats bestaan uit a. uitrijkosten en b. uitvoerkosten;

  • 2.

    De kosten van het bewaren van een voertuig tot 3500 kg (motoren, personenauto’s en bedrijfsbusjes) gaan per kalenderdag[1];

  • 3.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig boven 3500 kg en bijzondere voertuigen niet zijnde motoren, personenauto’s en/of (bedrijfs)busjes bestaan uit bestaan uit de daadwerkelijk gemaakte kosten (met een minimum van 2 uur):

    a .op werkdagen tussen 08.00 en 18.00 uur

    b. op werkdagen tussen 18.00 en 08.00 uur en weekend- en feestdagen

  • 4.

    De kosten van het bewaren van een voertuig boven 3500 kg en bijzondere voertuigen niet zijnde motoren, personenauto’s en/of (bedrijfs)busjes gaan per kalenderdag;

  • 5.

    De kosten van een onvolledige berging van voertuigen onder lid 1 (<3500 kg) bestaan uit, a. uitrijkosten ;

  • 6

    actuele tarieven behorende bij deze verordening zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze verordening. Deze bijlage wordt jaarlijks geactualiseerd. 

[1] voorbeeld: voertuig wordt op maandag afgesleept en op maandag afgehaald, dan worden er geen stallingskosten berekend.

Artikel 5 Beleidsregels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid , 164, zevende lid , en 174, eerste lid van de wet , zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt een dag na de bekendmaking in werking.

  • 2

    De wegsleepverordening gemeente Epe 2003 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van de Wegsleepverordening gemeente Epe 2020.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening gemeente Epe 2020. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 september 2020

Ondertekening

De raad voornoemd,

de voorzitter, dhr. dr. T.C.M. Horn

de griffier, D. Kattenberg

Toelichting

Toelichting algemeen

Naar verwachting treden op 1 januari 2002 de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking. Artikel 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de Gemeentewet naar de Awb.

Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in.

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude (lees steeds: huidige) WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Verordening In artikel 170 e.v.

WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

1. de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

2. de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

3. de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Zoals hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude WVW 1994 op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. In vele bestaande wegsleepregelingen van de burgemeester is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij gemeend bij het opstellen van een model-wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen. Enerzijds omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

a. de veiligheid op de weg of

b. de vrijheid van het verkeer of

c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

zonder meer worden weggesleept.

Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de modelverordening op te nemen, maar te volstaan met een model-wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend moeten en kunnen regelen.

Om gemeenten toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

Toelichting

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

De tarifering wordt bepaald aan de hand van de kosten die het wegsleepbedrijf hanteert en doorberekent aan de gemeente. Jaarlijks kunnen deze tarieven hoger (of lager) uitvallen. Daarom is in het zesde lid de bepaling opgenomen dat de raad jaarlijks de tarieven behorende bij de verordening vaststelt.

Artikel 5 Beleidsregels

In de beleidsregel worden de praktische zaken geregeld voor uitvoering van de wegsleepverordening. Om op adequate wijze uitvoering te geven aan deze verordening, zijn de ‘Uitvoeringsregeling wegslepen, bewaren en teruggave van voertuigen gemeente Epe’ vastgesteld. Middels deze beleidsregels wordt een eenduidige werkwijze gegenereerd ten aanzien van het wegslepen van voertuigen.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Toelichting

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

- het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

- de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 8 Citeertitel

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich.