Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

Geldend van 23-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

Raadsbesluit

Nr. 10026378

Casenr. 2010-07522

De raad van de gemeente Ermelo;

gelezen het voorstel van het college van 2 november 2010, nr. 10025627;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de: VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2011

Artikel 1 - Belastbaar feit

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 - Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 - Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven terzake van honden:

a. die uitsluitend dienen om personen met een visueel handicap te leiden, dan wel als zodanig in opleiding zijn voor een erkend opleidingsinstituut;

b. die als hulphond aan personen met een motorische of auditieve handicap ter beschikking zijn gesteld, danwel als zodanig in opleiding zijn voor een erkend opleidingsinstituut;

c. die door de “Internationale Zweethonden Vereniging” zijn erkend als “SZN nazoekteam” en ook als zodanig worden ingezet;

d. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrichting houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Staatsblad 19);

e. die uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden door een houder met een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming;

f. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a.

    voor een eerste hond

    59,10;

    b.

    voor een tweede hond

    118,20;

    c.

    voor een derde hond

    177,30;

    d.

    voor iedere hond boven het aantal van drie

    236,40.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 236,40 per kennel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt voor aanslagen die worden opgelegd in het belastingtijdvak waarop zij betrekking hebben, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan groter is dan of gelijk is aan € 30,00, maar minder is dan of gelijk is aan € 3.000,00, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor aanslagen die worden opgelegd in het belastingtijdvak waarop zij betrekking hebben, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, groter is dan of gelijk is aan € 30,00 maar minder is dan of gelijk is aan € 3.000,00 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingtijdvak resteren. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijk gestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stbl 221).

Artikel 11 Nadere regels voor het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De "Verordening hondenbelasting 2010" van 26 november 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2011".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering
van
griffier, voorzitter,
De verordening zal worden/is gepubliceerd in:
Ermelo’s Weekblad van woensdag 15 december 2010