Regeling vervallen per 10-10-2013

Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2004

Geldend van 10-10-2013 t/m 09-10-2013

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2004

Nr. 03/20045.

De raad der gemeente Ermelo;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 oktober 2003, nummer; 03/20044;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Afdeling 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de : ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

GEMEENTE ERMELO 2004

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.instelling:

een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie die zonder winstoogmerk, als hoofddoel stelt de behartiging van de belangen op één of meer terreinen waarvoor deze verordening van toepassing is en daarvoor krachtens deze verordening subsidie wenst te ontvangen. Voor de toepassing van deze verordening wordt met rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie mede verstaan de wijkplatforms en andere door burgemeester en wethouders in te stellen werkgroepen. Burgemeester en wethouders kunnen voor de toepassing van deze verordening een natuurlijk persoon of een groep natuurlijke personen, die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking ten doel stelt, gelijk stellen met een instelling;

b.subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

c.activiteitenprogramma:

een overzicht van door de instelling voorgenomen activiteiten en/of in stand te houden voorzieningen voor de betreffende subsidieperiode;

d.activiteitenverslag:

verslag van door de instelling verrichte activiteiten en/of in stand gehouden voorzieningen over de afgelopen subsidieperiode;

e.begroting:

een raming van inkomsten en uitgaven over een kalenderjaar;

f.jaarrekening:

een overzicht bestaande uit balans, rekening van baten en lasten, voorzien van een toelichting, dan wel bescheiden die daarvoor in de plaats treden;

g.beleidsregel:

een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten, of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

h.subsidieplafond:

het door de raad vast te stellen bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie en is opgenomen in de programmabegroting;

i.programmabegroting:

een raming van inkomsten en uitgaven van de gemeente over een kalenderjaar;

j.gemeente:

de gemeente Ermelo;

k.burgemeester en

k. wethouders:

het college van burgemeester en wethouders van Ermelo;

l.raad:

de gemeenteraad van Ermelo;

m.bestuursorgaan:

de raad, burgemeester en wethouders of krachtens schriftelijk mandaat aangewezen ambtenaren.

Artikel 2 - Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten en voorzieningen van instellingen die beleidsmatig van belang worden geacht voor de gemeente.

Artikel 3 - Nadere regels verdeling subsidies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels en verdelingscriteria vast te stellen voor de verdeling van subsidies waarvoor subsidieplafonds zijn of worden vastgesteld.

Artikel 4 - Subsidievormen

Subsidies, als bedoeld in artikel 1, onder b, worden onderscheiden in:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie gebaseerd op een budget, waarbij de instelling zich verplicht de subsidie aan te wenden binnen de door de instelling gestelde doelstellingen en overeenkomstig de hierover met de gemeente bij voorkeur gemaakte meerjarige prestatieafspraken in de vorm van activiteiten en producten;

  • b.

    stimuleringssubsidie: de subsidie die de gemeente toekent ter bevordering van door de gemeente omschreven en van belang geachte activiteiten en waarbij de hoogte van de subsidie wordt bepaald door één of meer variabele factoren, zoals bijvoorbeeld inwoneraantal of kostensoort dan wel op basis van een toegewezen budget;

  • c.

    projectsubsidie: een stimuleringssubsidie die de gemeente toekent ter bevordering van innovatieve projecten gedurende een periode van maximaal drie jaar;

  • d.

    eenmalige subsidie: een stimuleringssubsidie die de gemeente toekent voor activiteiten en evenementen met een eenmalig karakter.

Artikel 5 - Subsidieplafond

  • 1. De raad kan voor subsidies en/of voor groepen subsidies verleend krachtens deze verordening jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen na de vaststelling van het subsidieplafond hoe het beschikbare bedrag hiervoor wordt verdeeld.

  • 3. Bij de bepaling van de verdeling van het bedrag, als bedoeld in het tweede lid, houden burgmeester en wethouders de volgende verdeelregels in acht:

    • a.

      als een datum is aangegeven waarvoor aanvragen om subsidie moeten worden ingediend, krijgen bij het verdelen van het beschikbare jaarbedrag, als bedoeld in het eerste lid, de activiteiten voorrang die het meeste bijdragen aan de doelstelling van de subsidie, blijkend uit de subsidieverordening, het beleidsplan en eventuele nadere beleidsregels;

    • b.

      in geval van project- en eenmalige subsidies als bedoeld in artikel 4 c en d vindt het verdelen van het beschikbare jaarbedrag plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in deze volgorde opgenomen als zij volledig is.

Artikel 6 - Aanvullende voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen ter realisering van het doel waarvoor subsidie wordt verleend aan de subsidieverlening aanvullende voorwaarden verbinden met betrekking tot de kwaliteit van ruimtelijke voorzieningen, het bereik onder de doelgroepen of aantal deelnemers, de openingstijden, de te hanteren tarieven of eigen bijdragen en de prioriteitenstelling.

Artikel 7 - Weigeringsgronden

De subsidie kan naast de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd indien:

  • a.

    de instelling niet voldoet aan de bepalingen, gesteld bij of krachtens deze verordening, die op haar van toepassing zijn;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de activiteiten van de aanvrager niet passen binnen de vastgestelde beleidsregels;

  • f.

    het overschrijden van het voor de subsidieverlening vastgestelde subsidieplafond;

  • g.

    de aanvrager in strijd met de aan de subsidieverlening verbonden aanvullende voorwaarden handelt.

Artikel 8 - Mededelingsplicht

  • 1. Een instelling brengt een voornemen tot wijziging in de statuten en/of reglementen en/of wijziging in de samenstelling van het bestuur binnen vier weken ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 2. De instelling brengt het voornemen tot ontbinding van de instelling onverwijld ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 3. De instelling brengt het voornemen tot het geheel of gedeeltelijk staken van haar activiteiten en een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van haar eigendommen onverwijld ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 4. De instelling meldt onverwijld wijziging in de gegevens, voorzover deze van invloed zijn geweest op de besluitvorming over de toekenning van de subsidie, schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 5. De instelling brengt aanmerkelijke verschillen die ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten onverwijld ter kennis van burgemeester en wethouders, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 9 - Bepalingen inzake personeel

  • 1. Indien een instelling activiteiten laat uitvoeren of begeleiden door beroepskrachten, beschikken deze over een zodanige kennis en/of ervaring dat een verantwoorde uitvoering van hun functie gewaarborgd is.

  • 2. Een instelling waarborgt dat de arbeidsvoorwaarden van beroepskrachten overeenkomen met hetgeen gebruikelijk is en dat de wettelijke bepalingen en voor de werksoort relevante CAO-bepalingen worden nageleefd.

Artikel 10 - Toezicht

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of van de verplichtingen van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2. Aan subsidieverlening op grond van deze verordening is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder toegang verleent tot haar accommodatie(s) en verder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 11 - Verzekering

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat de instelling haar roerende en onroerende zaken voldoende verzekert tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat nog andere risico's worden verzekerd, zoals schade voortvloeiend uit aansprakelijkheid en fraude.

Artikel 12 - De administratie

  • 1. De administratie van de instelling moet zo zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de instelling en van haar exploitatieresultaten.

  • 2. De instelling verleent aan burgemeester en wethouders of aan door haar aangewezen personen inzage in de administratie en andere bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen en verstrekt de inlichtingen welke voor de beoordeling van de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 3. De instelling volgt de aanwijzingen op welke haar in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie betreffende de verleende subsidie door burgemeester en wethouders worden gegeven.

  • 4. De instelling houdt de bescheiden, als bedoeld in het tweede lid, ten minste gedurende vijf jaar na vaststelling van de subsidie, beschikbaar voor controledoeleinden.

Artikel 13 - Onderzoekingen op het terrein van het welzijn

Indien door of namens de overheid, na overleg met burgemeester en wethouders, of indien door of namens burgemeester en wethouders onderzoekingen op het terrein van het welzijn worden ingesteld, verleent de instelling daaraan zijn medewerking

Artikel 14 - De subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag dient voor 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie gevraagd wordt schriftelijk te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, tenzij burgemeester en wethouders via een beleidsregel een andere indieningsdatum of indieningsterrmijn hebben gesteld.

  • 2. Bij een subsidieaanvraag dient te worden overgelegd:

    • a.

      de stichtingsakte, de statuten en/of het reglement van de instelling, tenzij burgemeester en wethouders hierover reeds beschikken;

    • b.

      een activiteitenprogramma voor het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een begroting voor het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, tenzij burgemeester en wethouders hebben aangegeven hierover niet te hoeven beschikken.

      3.De instelling verstrekt binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn nadere gegevens indien burgemeester en wethouders dat nodig achten voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 15 - Besluit op de subsidieaanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen een besluit op de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 14 uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het betrekking heeft.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten subsidies direct vast te stellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen een subsidieaanvrager binnen 2 weken in kennis van het besluit als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien het besluit een subsidieverlening inhoudt geven zij daarbij in ieder geval aan:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het subsidiebedrag dat is toegekend aan de onder a bedoelde activiteiten;

    • c.

      het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;

    • d.

      de aan de subsidie verbonden aanvullende voorwaarden.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen het in kennis stellen als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 6. Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting welke nog niet definitief is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder het voorbehoud dat voldoende middelen ter beschikking worden gesteld. Een beroep op dit voorbehoud wordt door burgemeester en wethouders binnen zes weken na vaststelling van de begroting gedaan.

  • 7. Indien door burgemeester en wethouders toepassing is gegeven aan artikel 15, lid 2 geven burgemeester en wethouders dit bij de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid aan.

  • 8. Burgemeester en wethouders stellen ter uitvoering voor de verlening van een budgetsubsidie aanvullende beleidsregels vast en leggen de afspraken vast in de jaarlijkse subsidieverlening.

Artikel 16 - De aanvraag om vaststellen subsidie

  • 1. Een instelling waaraan subsidie is verleend voor een kalenderjaar, dient voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar waarover subsidie is verleend, bij burgemeester en wethouders schriftelijk een aanvraag voor vaststelling in.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een door of namens het bestuur van de organisatie getekende jaarrekening, voorzien van een exploitatieoverzicht en een balans over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      een activiteitenverslag van de in het subsidiejaar uitgevoerde activiteiten;

    • c.

      andere door burgemeester en wethouders nodig geachte bescheiden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat de jaarrekening als bedoeld in het tweede lid, onder a, vergezeld gaat van een verklaring en/of rapport van een registeraccountant.

  • 4. Ingeval de aanvraag een subsidie van minder dan € 5.000,00 betreft, kunnen burgemeester en wethouders afzien van de eis van het indienen van een balans.

Artikel 17 - De subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen binnen zes maanden na ontvangst van de overgelegde gegevens als bedoeld in artikel 16 en van eventuele waarnemingen gedurende het subsidiejaar vast of de instelling de activiteiten zowel naar aard, omvang als intensiteit heeft uitgevoerd zoals deze zijn vastgelegd in de subsidieverlening.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste drie maanden verdagen.

  • 3. Indien de activiteiten zijn uitgevoerd zoals deze zijn vastgelegd in de subsidieverlening en indien aan de eventueel gestelde voorwaarden is voldaan, stellen burgemeester en wethouders de subsidie definitief vast op maximaal het toegezegde subsidiebedrag.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen naast de gevallen vermeld in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht, de subsidie lager vaststellen indien:

    • a.

      is gebleken dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel toegekend;

    • b.

      is gebleken dat niet of niet geheel aan de in de subsidieverlening gestelde aanvullende voorwaarden is voldaan;

    • c.

      is gebleken dat para-commerciële activiteiten in de accommodatie van de instelling zijn of worden georganiseerd.

Artikel 18 - Uitbetaling subsidies en voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie in de regel bij wijze van voorschot betaalbaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen en tijdstippen waarop dit betaalbaar gesteld wordt.

  • 3. Het subsidiebedrag wordt, onder verrekening van betaalde voorschotten, binnen 4 weken na subsidievaststelling betaalbaar gesteld.

  • 4. Indien het vastgestelde subsidiebedrag over een subsidiejaar lager is dan het totaal van de over dat jaar verleende voorschotten, wordt het verschil door burgemeester en wethouders teruggevorderd van de subsidieontvanger.

Artikel 19 - Bepalingen bij liquidatie en ontbinding

  • 1. Bij liquidatie en ontbinding van de instelling zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording alsmede die betreffende vaststelling van subsidie en verrekening van voorschotten van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien subsidiëring door de gemeente heeft geleid tot het verwerven van eigendommen of anderszins tot een batig saldo, is de instelling bij liquidatie en ontbinding aan de gemeente een vergoeding verschuldigd welke na overleg met de instelling door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Artikel 20 - Aanvullende bevoegdheden van het college

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vast te stellen.

  • 2. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treffen burgemeester en wethouders, zonodig gehoord de betrokken instelling(en) de nodige voorzieningen en/of neemt zij de nodige beslissingen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2004".

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2004.

  • 3. Met ingang van inwerkingtreding vervalt de "Algemene Subsidieverordening Specifiek Welzijn gemeente Ermelo", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 1997, nr. 97/21670 en de "Bijzondere Subsidieverordening Specifiek Welzijn gemeente Ermelo", vastgesteld bij raadsbesluit van 18 oktober 2001, nr. 01/17072;

  • 4. Subsidies aangevraagd voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld op basis van de in lid 3 genoemde "Algemene en Bijzondere Subsidieverordening Specifiek Welzijn gemeente Ermelo".

    580a/r-enor/cb

Ondertekening

Vastgesteld ter openbare vergadering
van
de griffier, de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting op de Algemene Subsidieverordening gemeente Ermelo 2004.

Artikel 1

Artikel 1 bevat de begripsomschrijvingen. Ten opzichte van de oude verordening bevat artikel 1 een aantal nieuwe begrippen overeenkomstig de Awb, zoals subsidieplafond, artikel 4:22 Awb, beleidsregel en programmabegroting. Ook is het begrip subsidie aangepast aan artikel 4:21 van de Awb.

Artikel 2

Artikel 2 regelt de reikwijdte van de subsidieverordening. Op grond van artikel 4:23 van de Awb kan subsidie slechts worden verleend op grond van een wettelijk voorschrift, zoals een verordening. Aangegeven moet worden voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Dat gebeurt in artikel 2 van de verordening. De verordening is van toepassing op alle beleidsterreinen van de gemeente waarop instellingen aanspraak op subsidie kunnen maken.

Artikel 3

Op grond van artikel 3 kan het college van burgemeester en wethouders op grond van haar duale positie en ter uitwerking van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beleidsregels vaststellen en verdelingscriteria opstellen voor de verdeling van subsidies waarvoor subsidieplafonds zijn of worden vastgesteld.

Artikel 4

In artikel 4 staan de categorieën van subsidies (subsidievormen). In de beschikking tot subsidieverlening moet worden vermeld om wat voor een soort subsidie het gaat.

Artikel 5

Op grond van artikel 5 stelt de gemeenteraad een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond vormt een rechtstreekse afwijzingsgrond. Indien een instelling om aanvulling van de subsidie vraagt kan op grond van het subsidieplafond de subsidie worden geweigerd. Het subsidieplafond is een weigeringsgrond naast artikel 4:35 van de Awb en artikel 7 uit de subsidieverordening.

Artikel 6

Dit artikel geeft aan het college de bevoegdheid om aanvullende voorwaarden aan de subsidie te verbinden.

Artikel 7

Artikel 7 bevat de weigeringsgronden. Het vult de weigeringsgonden van de Awb aan. De weigeringsgronden van de Awb staan in artikel 4:35.

Artikel 8 tot en met 13

In deze artikelen wordt een aantal verplichtingen van de subsidieontvanger geregeld. Ook kunnen burgemeester en wethouders een aantal eisen stellen aan de subsidieontvanger.

Artikel 14

In dit artikel staan een aantal eisen waaraan subsidieaanvragen moeten voldoen. Voor de verschillende categorieën subsidies worden verschillende eisen gesteld.

Een aanvraag dient voor 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie gevraagd wordt schriftelijk te worden ingediend bij het college. In de oude verordening was dit in het algemeen voor 1 maart. Via vast te stellen beleidsregels is het college bevoegd andere data vast te stellen.

Artikel 15

Het college van burgemeester en wethouders besluit op de aanvraag om subsidieverlening. Dit besluit wordt genomen uiterlijk voor 31 december voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Ook kan het college besluiten de subsidie meteen vast te stellen. Deze bepaling is opgenomen ten behoeve van de efficiëntie.

Voorzover in de beleidsregels een andere datum wordt gesteld wordt daarin ook opgenomen wanneer uiterlijk een besluit op de subsidieaanvraag wordt genomen.

Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidieaanvrager binnen twee weken in kennis van het besluit.

Artikel 16

De aanvraag voor het vaststellen van subsidie dient voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar waarover subsidie is verleend te worden ingediend. Dit artikel stelt tevens eisen waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling moet voldoen.

Artikel 17

Artikel 17 regelt de vaststelling van de verleende subsidie. Bepalend hierbij is of de activiteiten zo zijn uitgevoerd als deze bij de subsidieverlening en in nader gestelde voorwaarden zijn vastgelegd. Wanneer het college van burgemeester en wethouders van mening is dat de activiteiten niet geheel of gedeeltelijk zijn uitgevoerd zoals overeengekomen kunnen ze de instelling korten en de verleende subsidie op een lager bedrag vaststellen.

Wanneer de subsidie direct bij de verlening wordt vastgesteld, is er veel minder ruimte voor controle en verantwoording achteraf. De gemeente is de controle dan voor een groot deel kwijt.

Artikel 18

Dit artikel regelt de uitbetaling van subsidies en voorschotten. Binnen vier weken na de vaststelling wordt de subsidie betaalbaar gesteld. Vaak worden al lopende het jaar voorschotten verleend. In dit artikel is het al dan niet verlenen van voorschotten geregeld. Indien het vastgestelde bedrag lager is dan het totaal van de over het jaar verleende voorschotten, wordt het verschil door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

Artikel 19

In artikel 19 wordt het een en ander geregeld over de financiën indien een instelling liquideert of ontbindt.

Artikel 20

In dit artikel zijn aanvullende bevoegdheden van het college geregeld, welke het college in staat stellen de uitvoering van de verordening praktisch en efficiënt te regelen.

In een verordening is niet alles te regelen en er kunnen zich altijd situaties voordoen, waarvoor de bepalingen in de verordening geen oplossing bieden. In dergelijke gevallen kan het college, na overleg met de commissie, een terzake passend besluit nemen.

Verder kan het noodzakelijk zijn dat ter verdere uitwerking van bepalingen uit de verordening aanvullende beleidsregels nodig zijn.

Daarnaast is het denkbaar dat zich onvoorziene situaties voordoen die het noodzakelijk maken een of meer artikelen van de verordening niet van toepassing te verklaren. Zonder aantasting van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bevordert dit het flexibel uitvoeren van het gemeentelijk subsidiebeleid.

Artikel 21

Dit artikel bevat de citeertitel en bepalingen inzake de inwerkingtreding.

Het jaar 2004 is een overgangsjaar. De subsidies voor 2004 worden afgehandeld op basis van de vigerende Algemene en Bijzondere Subsidieverordening Specifiek Welzijn. Vanaf het kalenderjaar 2005 is het nieuwe (subsidie) beleid van toepassing. Toetsing van de subsidieaanvragen vanaf 2005 vindt dan ook plaats op grond van de Algemene Subsidieverordening, de vastgestelde beleidsnota's en de vast te stellen beleidsregels.

580b/r-enor/cb