Regeling vervallen per 16-01-2014

Beheersverordening begraafplaats 2001

Geldend van 23-05-2001 t/m 15-01-2014

Intitulé

Beheersverordening begraafplaats 2001

HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats aan de Varenlaan te Ermelo;

  • b.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor door een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    ­ het doen begraven en begraven houden van lijken;

    ­ het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    ­ het doen verstrooien van as;

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • d.

    eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    ­ het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    ­ het doen verstrooien van as;

  • e.

    columbarium: een voorziening, ingericht voor de uitgifte van eigen urnennissen;

  • f.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • h.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • i.

    algemeen strooiveld: een plaats waarop aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen verstrooien van as;

  • j.

    grafbedekking: een gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats of een plaat ter afsluiting van een eigen urnennis;

  • k.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • l.

    gedenkteken: een voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften en figuren, waaronder kettingen, hekwerken en randen;

  • m.

    grafbeplanting: winterharde beplanting die door de rechthebbende en/of gemeente op een graf wordt/is aangebracht;

  • n.

    schoonhouden: het tweemaal per jaar reinigen van het gedenkteken;

  • o.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • p.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf;

  • q.

    vergunninghouder: degene aan wie een vergunning is verleend voor het plaatsen van een grafbedekking.

Artikel 2 - Uitbreiding begrip eigen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder "eigen graf" mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

HOOFDSTUK 2 - OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 - Openstelling begraafplaats

  • 1. De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten. Ten behoeve van werkzaamheden op de begraafplaats kan de beheerder tijdelijk delen voor publiek afsluiten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 - Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen, brom- of snorfietsen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      zonder toestemming van de beheerder;

    • b.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

    • c.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Het is verboden zich met een hond op de begraafplaats te begeven, tenzij het een gecertificeerde blindengeleidehond betreft.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen c.q. -verenigingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het derde en vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 6. Het is verboden op de begraafplaats:

    ­ bloemen of andere artikelen te koop aan te bieden of aanbiedingen te doen met betrekking tot de verzorging van graven en/of grafbedekkingen;

    ­ op enigerlei wijze reclame te maken voor handel, beroep of bedrijf;

    ­ Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het zesde lid van dit artikel.

Artikel 5

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 - Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 - VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 - Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen. De beheerder geeft de nabestaanden alleen toestemming voor het verrichten van werkzaamheden die zij met inachtneming van de wettelijke regels kunnen verrichten en werkzaamheden die geen speciale kundigheid vereisen waarvan aangenomen mag worden dat de nabestaanden daarover niet beschikken.

  • 3. Het uitstrooien van as mag uitsluitend geschieden op daartoe speciaal aangewezen gedeelten van de begraafplaats door of onder toezicht en op aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8 - Geluidsinstallatie

  • 1. Het gebruik van de geluidsinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop hiervan gebruik gemaakt zal worden, worden aangevraagd bij de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 2. De geluidsinstallatie staat voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 - Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn overeenkomstig artikel 14, derde lid. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, tweede lid.

  • 4. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 - Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    op werkdagen van 10.00 uur tot 15.30 uur;

    op zaterdag van 09.00 uur tot 13.00 uur.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4 - INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 11 - Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      eigen graven;

    • c.

      eigen urnengraven;

    • d.

      eigen urnennissen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatsvinden. Zij bepalen tevens de afmetingen van de eigen graven.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken er kunnen worden bijgezet in de algemene graven. Zij bepalen tevens de afmetingen van de algemene graven.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen gedeelten van de begraafplaats aanwijzen voor asverstrooiing.

Artikel 12 - Uitgifte

  • 1. De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en/of buiten de volgorde van uitgifte, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 13 - Categorieën

Burgemeester en wethouders kunnen bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14 - Termijnen eigen graven

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag:

    • a.

      het uitsluitend recht op een eigen graf voor onbepaalde tijd, of

    • b.

      het uitsluitend recht op een eigen graf voor de tijd van dertig jaar;

    • c.

      het uitsluitend recht op een eigen urnengraf voor de tijd van twintig jaar;

    • d.

      het uitsluitend recht op een eigen urnennis voor de tijd van vijf, tien of twintig jaar.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde termijnen beginnen te lopen op de datum waarop de uitgifte heeft plaatsgevonden. Reservering is niet mogelijk.

  • 3. Het in het eerste lid, sub b. en c. van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd, telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. Het in het eerste lid, sub d. bedoelde recht wordt op aanvraag van rechthebbende verlengd, telkens met een termijn van vijf of tien jaren.

  • 4. Burgemeester en wethouders zullen de rechthebbende één jaar voor de afloop van de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel schriftelijk op de mogelijkheid van verlenging attenderen. Als het adres van de rechthebbende niet bekend is, geschiedt het attenderen door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats en door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende tenminste één jaar.

  • 5. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 16, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 15 - Grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden op een daartoe aangewezen gedeelte van de begraafplaats.

Artikel 16 - Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het in het eerste lid van artikel 14 bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot, geregistreerde partner of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het in het eerste lid van artikel 14 bedoelde recht worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerde partner of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kunnen burgemeester en wethouders het recht alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd. Indien bij overschrijving tevens een verlenging aan de orde is, wordt de verlenging geacht te zijn verleend en te zijn ingegaan met ingang van de dag volgende op die waarop het recht verviel.

Artikel 17 - Afstand doen van rechten

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van de rechten als bedoeld in artikel 14, eerste lid. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5 - GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 18 - Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is de schriftelijke vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Bij eigen graven wordt de vergunning op naam gesteld van de rechthebbende, bij algemene graven op naam van de aanvrager van de begrafenis.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvrage van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

    • e.

      de vergunning niet is aangevraagd door of namens de rechthebbende, of wanneer het een algemeen graf betreft de aanvrager van de begrafenis.

Artikel 19 - Grafbeplanting en voorwerpen

Niet-blijvende beplantingen en losse voorwerpen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twee weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke aanvraag heeft gedaan bij de beheerder.

Artikel 20 -Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de uitgiftetermijn door burgemeester en wethouders worden verwijderd. In het geval van een algemeen graf kan de grafbedekking na het verstrijken van de wettelijke minimum grafrusttermijn door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 2. Op grond van een daartoe door de rechthebbende of vergunninghouder bij burgemeester en wethouders schriftelijk ingediende aanvraag, kan de grafbedekking gedurende drie maanden voor afloop van de termijn door of namens de rechthebbende of vergunninghouder worden verwijderd.

  • 3. De grafbedekking vervalt aan de gemeente en wordt vernietigd indien:

    • -

      geen aanvraag op grond van het tweede lid is ingediend en de termijn waarbinnen deze aanvraag had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • -

      een aanvraag is ingediend op grond van het tweede lid en de grafbedekking niet wordt afgehaald binnen twaalf weken na verwijdering door de gemeente.

Artikel 21 - Tijdelijke verwijdering en afneming en aanbrenging van grafbedekking

  • 1. De rechthebbenden op graven zijn verplicht bij begraving in of voor noodzakelijk onderhoud van belendende graven de tijdelijke verwijdering toe te staan van al hetgeen op of om hun graven is geplaatst of geplant.

  • 2. Bij de begraving of bijzetting in, de ruiming van en opgraving uit graven dient het afnemen en aanbrengen van daarop aanwezige grafbedekking en het openen en sluiten van grafkelders door een erkende steenhouwer en voor rekening van de rechthebbende te geschieden.

Artikel 22 - Onderhoud door de rechthebbende

  • 1. De in artikel 18 bedoelde gedenktekens, beplantingen of andere grafbedekkingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of vergunninghouder te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of vergunninghouder.

  • 2. De rechthebbende of de vergunninghouder is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of de vergunninghouder en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de vergunninghouder behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

Artikel 23 - Onderhoud door de gemeente

  • 1. Burgemeester en wethouders voorzien in het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken op alle graven met uitzondering van die waarvan de onderhoudsstaat, de constructie en/of de aard van de materialen een risico vormen tot beschadiging van het gedenkteken.

  • 2. Burgemeester en wethouders voorzien in het schoonhouden van het gedenkteken op eigen graven, indien de rechthebbende hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend en de daarvoor geldende rechten heeft betaald.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een verzoek als bedoeld in het tweede lid van dit artikel weigeren indien de staat van onderhoud, de constructie en/of de aard van de materialen een verhoogd risico vormen tot beschadiging van het gedenkteken.

HOOFDSTUK 6 - RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 24 - Ruiming algemene graven

  • 1. Na het verstrijken van de wettelijke minimum grafrusttermijn kunnen de algemene graven worden geruimd. Bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen worden begraven op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 2. Het voornemen tot de ruiming van de algemene graven wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop dit voornemen zal worden uitgevoerd op een bij de graven te plaatsen bordje en door een openbare kennisgeving in de plaatselijke pers door burgemeester en wethouders bekend gemaakt.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende in het tweede lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving of voor crematie.

Artikel 25 - Ruiming eigen graven

  • 1. Na het verstrijken van de uitgiftetermijn en indien geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid de termijn te verlengen als bedoeld in artikel 14, lid 3, kan het graf worden geruimd. Bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen worden begraven op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 2. Indien een adres van de rechthebbende onbekend is als bedoeld in artikel 14 lid 4, zal eerst één jaar, nadat daarvan kennis is gegeven door middel van een bordje op het graf en op het publicatiebord, tot ruiming worden overgegaan.

  • 3. De rechthebbende op een eigen graf kan, indien besloten wordt de termijn niet te verlengen, een schriftelijke aanvraag indienen bij de beheerder om bij ruiming de stoffelijke resten bijeen te doen brengen voor herbegraving of crematie.

  • 4. De rechthebbende op een eigen urnengraf of eigen urnennis kan, indien besloten wordt de termijn niet te verlengen, een schriftelijke aanvraag indienen bij de beheerder om de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 5. Indien geen aanvraag is ingediend als bedoeld in lid 4 wordt de as ambtshalve verstrooid. Wat betreft eventueel aanwezige voorwerpen wordt gehandeld overeenkomstig artikel 20.

Artikel 26 - Verzamelen stoffelijke resten op verzoek van de rechthebbende

De rechthebbende op een eigen graf kan burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken de stoffelijke resten te verzamelen om deze te doen herbegraven onder in het graf, teneinde opnieuw ruimte te creëren voor het begraven van stoffelijke overschotten.

HOOFDSTUK 7 - GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

ARTIKEL 27 - AFWIJKENDE REGELS EN KENNISGEVING ONDERHOUDSBEHOEFTE VAN GRAVEN

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met het bestuur van het kerkgenoot¬schap ten aanzien van de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 11, tweede lid, 13 en 19, tweede lid van deze verordening.

  • 2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking staat.

  • 3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stellen burgemeester en wethouders het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 8 - IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAF¬BEDEKKING

Artikel 28 - Lijst

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoeken burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 - Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 31 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 30 - Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen dag in werking, met ingang van welke datum de Beheersverordening Begraafplaats Ermelo, nr. 171.190 van 25 augustus 1994 vervalt.

Artikel 32 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening Begraafplaats Ermelo.

Toelichting op enkele bepalingen.

Algemeen.

De Beheersverordening Begraafplaats Ermelo is gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, doch is aangepast op de specifieke plaatselijke situatie.

Artikel 1.

De begripsomschrijvingen in de Beheersverordening en in de Verordening begraafplaatsrechten dienen zoveel mogelijk gelijkluidend te zijn.

Het begrip "vergunninghouder" houdt verband met het fenomeen dat ook op algemene graven gedenktekens worden aangebracht, terwijl hier geen sprake is van een rechthebbende. Het begrip "rechthebbende" is namelijk voorbehouden voor degene aan wie het uitsluitend recht is verleend op een eigen graf.

Het begrip "schoonhouden" is opgenomen om de huidige reeds jarenlang bestaande praktijk vast te leggen.

Artikel 2.

Voor een eigen graf, eigen urnengraf en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3, derde lid.

Dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Oude verordening artikel 2, vierde lid (vervallen).

De oude verordening bevatte een bepaling dat kinderen beneden de 13 jaar geen toegang hebben tot de begraafplaats zonder geleide. Met deze bepaling worden kinderen tot dertien jaar ernstig gehinderd in het persoonlijk rouw bedrijven bij het graf van iemand die hem dierbaar was. De modelverordening kent die bepaling niet en daarom is die geschrapt.

Artikel 4.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.

Artikel 5.

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1.2.3 van de model-APV. Naast hetgeen is bepaald in het tweede lid van dit artikel geldt altijd hetgeen is bepaald in artikel 4, het vierde en vijfde lid.

Artikel 6.

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. Uiteraard gelden voor ruimingen nog andere wettelijke eisen. In dit artikel gaat het om een ordemaatregel.

Artikel 7, eerste lid.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Artikel 7, derde lid.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en het sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen.

Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Ingevolge de uitbreiding van de begripsomschrijving eigen graf in artikel 2 geldt deze bepaling ook voor het plaatsen c.q verwijderen van asbussen en urnen in c.q. uit een eigen urnengraf of urnennis.

Artikel 9, eerste lid.

De wet vereist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 9, tweede lid.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf, indien deze is overleden, in het eigen graf mag worden bijgezet.

Artikel 9, derde lid

De wettelijke grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Deze termijn bedraagt tien jaar.

Artikel 10

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag (ook op zaterdag) gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd. De verplichting geldt volgens de wet niet op de zondag en de algemeen erkende feestdagen. De in dit artikel genoemde tijdstippen betreffen de aanvang van de plechtigheid (begraving of asbezorging) bij het graf/columbarium. Dus niet de eventuele samenkomst daar aan voorafgaand.

Artikel 11

Hoewel dit artikel spreekt van uitgeven bij zowel een algemeen graf als bij een eigen graf, houdt dit in beide gevallen iets anders in. Een algemeen graf wordt niet uitgegeven in die zin, dat er een uitsluitend recht op wordt gevestigd, hetgeen bij een eigen graf wel het geval is.

Artikel 12

Voor een efficiënt beheer van de begraafplaats is het bezwaarlijk wanneer graven buiten volgorde van ligging worden uitgegeven. Een graf zal alleen bij uitzondering buiten de volgorde van ligging worden toegewezen en als daar gewichtige redenen voor bestaan. Wat wel en wat geen gewichtige redenen zijn dient van geval tot geval bekeken te worden. Burgemeester en wethouders beslissen op advies van de beheerder in overleg met de afdeling burgerzaken. De huidige praktijk is, dat aan de nabestaanden (echtgenoot, geregistreerd partner, levenspartner, bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad) gelegenheid wordt geboden een extra graf te nemen aansluitend aan het graf van een pas overledene. Dit extra graf wordt niet gereserveerd, maar wordt direct op naam gesteld en in rekening gebracht van de rechthebbende.

Indien de rechthebbende een grafkelder wil plaatsen, wordt het graf uitgegeven meestal zonder dat voor directe begraving aanleiding is. Een grafkelder kan meestal niet binnen de wettelijke termijn tussen een overlijden en de begraving worden geplaatst. Daarom wordt hierin afgeweken van het artikel.

Voor urnennissen is het buiten volgorde uitgeven niet bezwaarlijk. Hiervoor geldt dit artikel dus niet.

Artikel 13

Een indeling in categorieën is nodig als burgemeester en wethouders verschillende regels willen vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats, maar ook om de ligging en de aantallen van verschillende categorieën graven (eigen graven 30 jaar, eigen graven onbepaalde tijd en grafkelders) te kunnen vaststellen.

Artikel 14, tweede lid

De bepaling dat de termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven, is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

Artikel 14, derde lid

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moeten burgemeester en wethouders de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 14, vijfde lid

Het vijfde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan. Op dit moment zijn er een paar stichtingen bekend die zorg dragen voor het onderhoud van graven van een bepaalde familie. Of er sprake is van gewichtige redenen zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Burgemeester en wethouders beslissen op advies van de beheerder in overleg met de afdeling burgerzaken.

Artikel 15

Voor grafkelders zijn speciale gedeelten op de begraafplaats aangewezen. Tot nu toe werd op een grafkelder standaard een grafrecht voor onbepaalde tijd gevestigd. Er is echter niets op tegen om ook voor grafkelders uit te gaan van een grafrecht voor 30 jaar. De praktijk elders in den lande is daar het bewijs voor.

Artikel 16, tweede en vierde lid

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op één jaar. Of er sprake is van gewichtige redenen om af te wijken van het bepaalde zal van geval tot geval bekeken moeten worden. Burgemeester en wethouders beslissen op advies van de beheerder in overleg met de afdeling burgerzaken. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Artikel 17

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Het verkopen van een graf aan derden teneinde dat deze het graf met winstoogmerk zou kunnen exploiteren is echter niet toegestaan, gezien het bepaalde in artikel 16, tweede lid.

Artikel 18

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. De vergunningseis omvat zowel het gedenkteken als winterharde beplantingen en andere voorwerpen. Het vierde lid, sub b dient als basis om te kunnen optreden tegen bijvoorbeeld eventuele racistische of andere aanstootgevende uitingen of symbolen.

Artikel 19

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om in de voorlichting op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 20

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen hebben verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen.

Artikel 21

Het tweede lid is conform de huidige praktijk, dat de steenhouwer die betreffende steen heeft geplaatst, de steen ook verwijderd en herplaatst als er een bijzetting in het graf moet plaatsvinden. Omdat het kan voorkomen, dat geen steenhouwer bekend is of dat de steenhouwer niet in staat is dit tijdig te doen, zal de gemeente hiervoor zorg moeten dragen. In verband daarmee wordt hiervoor in de Verordening begraafplaatsrechten een tarief bepaald.

Artikel 22

De grafbedekking wordt beschouwd als het privé-eigendom van de rechthebbende op een eigen graf dan wel degene aan wie vergunning is verleend tot het hebben van een grafbedekking op een algemeen graf. Het onderhoud en zo nodig herstellen van de grafbedekking is daarom primair een verantwoordelijkheid en plicht van de rechthebbende c.q. vergunninghouder.

Artikel 22, vierde lid

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15x10 cm in onopvallende kleur. De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht.

Artikel 23

Met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft, wil de gemeente en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken aan zichzelf houden.

De rechthebbende kan het schoonhouden aan de gemeente uitbesteden tegen de in rekening gebrachte kosten. Slechts een beperkt aantal rechthebbenden maakt van deze mogelijkheid gebruik.

Artikel 24 en 25

In geval van ruiming van een eigen of algemeen graf kunnen rechthebbende of nabestaanden besluiten om de stoffelijke resten opnieuw te laten begraven in een ander graf c.q. op een andere begraafplaats, maar ze kunnen ook besluiten om de stoffelijke resten te laten cremeren.

Hier is van toepassing de Wet op de lijkbezorging (Wlb): Artikel 31, lid 3 (Wlb) biedt deze mogelijkheid van crematie van de overblijfselen in geval van ruiming. Artikel 29, lid 3 (Wlb) bepaalt dat hiervoor een schriftelijk verlof is vereist van de officier van justitie. Artikel 18, lid 1 (Wlb) bepaalt, dat een dergelijk verzoek moet worden aangevraagd door degene (nabestaande) die (destijds) het verlof tot begraven heeft aangevraagd, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden. Voorts bepaalt dit artikel, dat lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene. Cremeren van de overblijfselen zal derhalve slechts in bijzondere gevallen plaatsvinden, bijvoorbeeld wanneer pas later (na de begrafenis) is komen vast te staan, dat de wens van de overledene was om te worden gecremeerd.

Artikel 27

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de wet onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de Beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Burgemeester en wethouders zijn dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats. Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van burgemeester en wethouders bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijke deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende verplicht is (artikel 22). In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen. Zo kan bijvoorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan burgemeester en wethouders heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen. Op de gemeentelijke begraafplaats betreft dit het Rooms Katholiek gedeelte. Voor graven die vallen onder de zorg van Sonneheerdt kan dezelfde regeling als bedoeld onder 2 en lid 3 worden toegepast.

Artikel 28

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn: hetzij door de overledene die er begraven ligt dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal.

Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, dat herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven.