Regeling vervallen per 01-07-2015

Huisvestingsverordening gemeente Ermelo 1994

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Ermelo 1994

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1 - Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • d.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

  • e.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

  • f.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 7 is ingeschreven;

  • g.

    economische binding: de binding van een persoon aan de gemeente Ermelo, daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit de gemeente Ermelo;

  • h.

    maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de gemeente Ermelo, daarin gelegen dat die persoon gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de gemeente Ermelo;

  • i.

    regio Noordwest-Veluwe: het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten;

  • j.

    gemeente: de gemeente;

  • k.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • l.

    inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de Loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag;

  • m.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • n.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

  • o.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Ermelo is opgenomen;

  • p.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • q.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • r.

    woonwagencentrum: een openbaar centrum voor woonwagens als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet;

  • s.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h van de Woningwet (Stbl. 1991, 439);

  • t.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • u.

    klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet.

  • v.

    kernbinding: de binding van een persoon aan de kern Speuld, daarin gelegen dat op die persoon ten aanzien van die kern de leden w en/of x omschreven bindingsbegrippen van toepassing zijn.

  • w.

    Maatschappelijke kernbinding: de binding van een persoon aan de kern Speuld, daarin gelegen dat de persoon geboren en getogen is in Speuld.

  • x.

    Economische kernbinding: de binding van een persoon aan de kern Speuld, daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de kern.

HOOFDSTUK 2 - VERDELING VAN WOONRUIMTEN EN WONINGBOUWKAVELS

Paragraaf 1 - Werkingsgebied

Artikel 2 - Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    woonruimten met een huurprijs niet hoger dan de laatste door de Minister c.q. de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) vastgestelde maximale huurprijsgrens ingevolge de Wet individuele huursubsidie;

  • b.

    woonruimten met een koopprijs niet hoger dan € 181.512,09;

  • c.

    door de gemeente uit te geven woningbouwkavels.

Artikel 3 - Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimten, zoals pensions en woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Paragraaf 2 - Toelating

Artikel 4 - Leeftijd

De aanvrager moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 5 - Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    • a.

      De aanvrager moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente.

    • b.

      Het gestelde onder a. geldt nadrukkelijk eveneens voor de in artikel 5, lid 1 van het Huisvestingsbesluit onder a, b, d en e genoemde bijzondere categorieën woningzoekenden.

    • c.

      Bij toelating tot inschrijving voor woonruimte in een kern, genoemd in artikel 1, onder v, dient de aanvrager eveneens aan die kern gebonden te zijn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden:

    • a.

      die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien tenminste één der bij de ruil betrokken partijen behoort tot de categorie, genoemd in artikel 5, eerste lid van het besluit of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;

    • b.

      die als personeel in dienst zijn van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen;

    • c.

      die als vluchteling of statushouder, op grond van afspraken met de rijksoverheid, tot de overeengekomen aantallen in de gemeente zullen worden gehuisvest.

Artikel 6 - Verblijfstatus

De aanvrager dient òf de Nederlandse nationaliteit te bezitten, òf over een geldige verblijfstitel in Nederland te beschikken.

Paragraaf 3 - Inschrijving

Artikel 7 - Register van woningzoekenden

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • 2. De in het register opgenomen woningzoekenden worden ingedeeld in verdelingsklassen, waarbinnen op basis van inschrijfdatum, woonduur of indicatiedatum de urgentievolgorde wordt bepaald (zie toelichting en overzicht verdelingsklassen).

  • 3. In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven de huishoudens, waarvan de aanvrager voldoet aan het bepaalde in paragraaf 2, artikelen 4, 5 en 6.

  • 4. Een verzoek om inschrijving voor een huurwoning kan worden geweigerd:

    • a.

      indien er vermogensbelasting in de zin van de Wet op de Vermogensbelasting door de aanvrager en/of de persoon wiens inkomen mede bepalend is voor het huishoudinkomen is verschuldigd;

    • b.

      indien de aanvrager reeds beschikte over een passende huur- of koopwoning of een bouwkavel en hij deze vrijwillig heeft verlaten en/of verkocht heeft;

    • c.

      indien de aanvrager reeds beschikt of zou kunnen beschikken over een passende huur- of koopwoning of een bouwkavel.

  • 5.

    • a.

      Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen ten aanzien van de minimale tijdsduur gelegen tussen het tijdstip waarop een natuurlijk of rechtspersoon een nieuwbouwkoopwoning of een gemeentelijk woningbouwkavel in de gemeente verwerft en het tijdstip waarop de betreffende verwerver zich wederom kan inschrijven voor een nieuwbouwkoopwoning of een gemeentelijke woningbouwkavel.

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de verdeling van nieuwbouwkoopwoningen en gemeentelijke woningbouwkavels nadere regels stellen teneinde de kansen van starters op de woningmarkt te verbeteren en tevens te bevorderen dat door doorstroming aantrekkelijk aanbod beschikbaar komt.

Artikel 8 - Verzoek om inschrijving

  • 1. Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in artikel 7 bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken aanmeldingsformulier.

  • 2. Voorinschrijving voor woningen en gemeentelijke bouwkavels vindt evenwel niet plaats: de inschrijving komt tot stand door het insturen van een woonbon (zie toelichting).

Artikel 9 - Bewijs van inschrijving

  • 1. Het bewijs van inschrijving wordt verstrekt aan de in het register ingeschreven woningzoekenden.

    Op het bewijs van inschrijving worden tenminste de datum van inschrijving en de categorie waarop de inschrijving van toepassing is aangegeven.

  • 2. De inschrijving vervalt indien:

    • a.

      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de woningzoekende binnen of buiten de gemeente een passende huurwoning of koopwoning of woningbouwkavel heeft aanvaard c.q. verworven;

    • d.

      de woningzoekende bij een jaarlijks onderzoek het betreffende enquêteformulier, ondanks een rappel, niet of niet volledig ingevuld binnen de daarvoor gestelde termijn inlevert;

    • e.

      de woningzoekende tweemaal een passende woning of woningbouwkavel krijgt aangeboden en deze weigert.

Artikel 10 - Centrale registratie

Eigenaren van woonruimte die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken aan burgemeester en wethouders te verstrekken teneinde deze met de informatie uit het in artikel 7 bedoelde register van woningzoekenden samen te voegen tot een voor de gehele gemeente geldend centraal register van woningzoekenden.

Paragraaf 4 - Huisvestingsvergunning

Artikel 11 - Vergunningvereiste

  • 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen c.q. uitgezonderd in de artikelen 2 en 3, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 12 - Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken formulier.

  • 2. Op of bij de huisvestingsvergunning wordt de mededeling vermeld dat binnen 8 weken na het beschikbaar komen van de woonruimte van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden.

Artikel 13 - Criteria voor vergunningverlening

  • 1. De huisvestingsvergunning wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

      Deze voorwaarde is niet van toepassing op de eigenaar van een bestaande koopwoning, die de woning zelf gaat bewonen.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens worden verleend indien de woonruimte met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het huishouden verlaat.

Artikel 14 - Vruchteloze aanbieding

  • 1. In afwijking van het in artikel 13 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar gedurende 2 weken bij een huurwoning en 13 weken bij een koopwoning, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 13 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2.1 De eigenaar van een koopwoning moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn, die op zijn vroegst aanvangt 22 weken voor de datum waarop het pand vrij van bewoning komt, tenminste 6 maal door middel van advertenties in één of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te koop hebben aangeboden.

    De advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de redelijke vraagprijs van de woonruimte, waaronder wordt verstaan maximaal 110% van de taxatiewaarde;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 13, lid 1, de voorkeur genieten.

  • 2.2 De schatting van de waarde van de woning als in b. bedoeld dient - indien burgemeester en wethouders dat wensen - te geschieden door een door de eigenaar aan te wijzen beëdigd taxateur.

  • 2.3 De kosten van deze schatting komen voor rekening van eigenaar.

  • 2.4 Telkenmale wanneer de vraagprijs met meer dan 10% wordt verlaagd of de koopsom met meer dan 10% afwijkt van de vraagprijs, dient opnieuw te worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid, daar in dat geval niet kan worden gesteld dat tevoren daadwerkelijk vruchteloos is aangeboden.

  • 3. De eigenaar van een huurwoning moet de woonruimte in de in het eerste lid genoemde termijn tenminste 2 maal door middel van advertenties in één of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te huur hebben aangeboden.

    De advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de huurprijs van de woonruimte, welke:

      • 1.

        indien de Huurprijzenwet op die woonruimte van toepassing is niet hoger is dan de ingevolge die wet geldende maximaal redelijke huurprijs voor de betrokken woonruimte;

      • 2.

        indien de Huurprijzenwet op die woonruimte niet van toepassing is niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 13, lid 1 de voorkeur genieten.

Artikel 15 - Intrekking

Een huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de bij de verlening van de vergunning gestelde termijn van 8 weken in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 5 - Passendheid

Artikel 16 - Verhouding inkomen-huurprijs

  • 1. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.

  • 2. Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen, de in de toelichting opgenomen tabel, die zij jaarlijks (conform de aanbevelingen van de Minister) kunnen aanpassen.

  • 3. Wanneer voor een woning uit de distributievoorraad geen gegadigde met een passend inkomen, zoals bedoeld in de in het vorige lid genoemde tabel, bekend is, dan wordt de woning ook passend geacht voor een gegadigde uit de eerstvolgende categorie.

  • 4. Voor afzonderlijke groepen woningzoekenden kan door burgemeester en wethouders de verhouding inkomen - huurprijs nader worden vastgesteld, teneinde te voorkomen dat door een stringente toepassing van de normen onevenredig nadeel voor deze groepen optreedt.

  • 5. Voor de bepaling van het inkomen worden de volgende nadere uitvoeringsregels gehanteerd:

    • a.

      als inkomen wordt het laatstbekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen;

    • c.

      indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatstbekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of spoedig zal verminderen (bij voorbeeld in verband met pensionering of VUT), geldt in afwijking van het in sub a of b gestelde dat lagere inkomen;

    • d.

      burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een zogenaamd IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven huishoudensinkomen;

    • e.

      indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, zal er een omrekening plaatsvinden van bruto-inkomen naar belastbaar inkomen.

      Onverminderd het bepaalde onder sub a. en b. dient altijd een bewijsstuk van het meest recente bruto-inkomen te worden overgelegd.

Artikel 17 - Bezettingsnorm

  • 1.

    De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte.

  • 2.

    Bij de toepassing van lid 1 wordt de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte gehanteerd:

Omvang huishouden

Maximum kameraantal

3

3

4

4

4

4

5

5

5

5

6

6

  • 3.

    Voor de toepassing van de in het vorige lid weergegeven tabel telt het hoofd van het huishouden bij éénouderhuishoudens voor twee personen.

  • 4.

    Voor afzonderlijke complexen woningen kan door burgemeester en wethouders de omvang van het huishouden nader worden aangegeven ter bescherming van specifieke groepen woningzoekenden.

Paragraaf 6 - Urgentieverklaringen

Artikel 18 - Urgentieverklaring

  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.

  • 2. De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende binnen zes maanden dringend gewenst (zeer urgent) is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 20 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte, òf

    • b.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende binnen 12 maanden gewenst (urgent) is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 20 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte.

Artikel 19 - Aanvragen van een urgentieverklaring

  • 1. De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt door middel van een schriftelijke verklaring van de aanvrager zelf én een verklaring van een medische en/of maatschappelijke deskundige.

  • 2. Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de informatie, zoals bedoeld in artikel 18.

Artikel 20 - Bemiddeling

  • 1. Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, lid 2 bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen, passend volgens paragraaf 5 en op een tijdstip overeenkomstig artikel 18, woonruimte wordt aangeboden.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 7 beschreven voordrachtstelsel en/of in de in artikel 30 bedoelde overeenkomsten met eigenaren.

  • 3. Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende éénmaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Artikel 21 - Wijziging en intrekking

  • 1. Bij gewijzigde omstandigheden kan, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besloten worden de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      een passend aanbod is geweigerd.

Paragraaf 7 - Leegmelding en voordracht

Artikel 22 - Melding van ter beschikking komen

  • 1. De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in artikel 2, sub a, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden.

    Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik ervan heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur is.

  • 3. Het aantal kamers dat de woonruimte telt op het moment van ter beschikking komen is bepalend voor de toepassing van artikel 17 (bezettingsnorm).

  • 4. De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeente-ambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 23 - Voordracht

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 22, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuur van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden met een hoge mate van urgentie.

  • 3.

    • a.

      Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 5 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders in kennis gesteld.

    • b.

      Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het gevolg van de procedure zal zijn.

      Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 1 week nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.

  • 5. Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 1 week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6. Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

  • 7. De per eigenaar overeenkomstig artikel 22 gemelde woonruimten worden genoteerd in een register, waarvan het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten dit niet het geval is geweest.

Paragraaf 8 - Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

Artikel 24 - Standplaatsen voor een woonwagen

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van standplaatszoekenden.

Artikel 25 - Register van standplaatszoekenden.

In dit register worden op hun verzoek als standplaatszoekenden ingeschreven de huishoudens, waarvan de aanvrager aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

de aanvrager heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt èn de aanvrager moet kunnen aantonen dat hij gerechtigd is om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen èn de aanvrager heeft een economische of maatschappelijke binding aan de regio Noord-Veluwe èn de aanvrager bezit de Nederlandse nationaliteit òf beschikt over een geldige verblijfstitel in Nederland.

Artikel 26 - Verzoek om inschrijving.

Het verzoek om als standplaatszoekende te worden ingeschreven in het in artikel 24 bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken aanmeldingsformulier.

Artikel 27 - Bewijs van inschrijving

  • 1. Het bewijs van inschrijving wordt verstrekt aan de in het register ingeschreven standplaatszoekenden. Op het bewijs van inschrijving wordt de datum van inschrijving in het register vermeld.

  • 2. De inschrijving vervalt indien:

    • a.

      de standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b.

      de standplaatszoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de standplaatszoekende een standplaats is toegewezen en die heeft aanvaard;

    • d.

      de standplaatszoekende bij een jaarlijks onderzoek het betreffende enquêteformulier, ondanks een rappel, niet of niet volledig ingevuld binnen de daarvoor gestelde termijn inlevert;

    • e.

      de standplaatszoekende tweemaal een standplaats is toegewezen en deze weigert.

Artikel 28 - Urgentievaststelling voor standplaatsen

De urgentie van een standplaatszoekende wordt bepaald op basis van de inschrijfdatum in het in artikel 24 bedoelde register.

Artikel 29 - Huisvestingsvergunning

In afwijking van het bepaalde in artikel 13 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats verleend, indien:

  • a.

    de standplaatszoekende voldoet aan alle in artikel 25 gestelde voorwaarden;

  • b.

    de standplaatszoekende in het in artikel 24 bedoelde register ten aanzien van de urgentievolgorde de bovenste plaats inneemt, of de boven hem staande standplaatszoekenden niet in aanmerking willen komen voor de standplaats.

Paragraaf 9 - Organisatie en bevoegdheden

Artikel 30 - Overeenkomsten

Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om met colleges van andere gemeenten afspraken te maken over samenwerking op het terrein van de verdeling van woonruimte.

De colleges van samenwerkende gemeenten kunnen met eigenaren van woonruimte in die gemeenten een overeenkomst sluiten over het in gebruik geven van die woonruimte, welke overeenkomst voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treedt van het bepaalde in deze verordening.

De samenwerkingsovereenkomst dient een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen en kan bepalingen bevatten die afwijken van hetgeen in deze verordening is vastgelegd.

De overeenkomst behoeft goedkeuring van de gemeenteraad.

De inhoud van de samenwerkingovereenkomst wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeenten, die betrokken zijn bij de samenwerking en aan andere belanghebbenden.

HOOFDSTUK 3 - VERDERE BEPALINGEN

Artikel 31 - Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 32 - Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 10, 11 en 22 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 33 - Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 32 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 34 - Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 35 - Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 36 - Verslaglegging

Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet, verhuurders van meer dan 50 woningen en eigenaren van woonruimte waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 30 zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop zij zorg gedragen hebben voor de huisvesting van door in overleg met burgemeester en wethouders nader aan te wijzen categorieën woningzoekenden.

HOOFDSTUK 4 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 - Overgangsbepaling

  • 1. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden/ standplaatszoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 3 en paragraaf 8 van deze verordening.

  • 2. Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende/standplaatszoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldend recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 38 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Ermelo.

Artikel 39 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat deze is bekend gemaakt.

wijziging

Besluit

datum publicatie

gewijzigde artikelen

ingangsdatum

1

23-06-1994

artikel 2, lid 1 en 2 bedragen aangepast

artikel 5, lid 1b toegevoegd

01-07-1994

2

18-12-1997

24-12-1997

artikel 7, toegevoegd lid 5b

artikel 7 toelichting aangevuld

artikel 8 vervanging lid 2

artikel 8 toelichting aangevuld

toelichting: de verdelingsklasse aangepast

01-01-1998

5

16-10-2002

artikel 1, sub v, sub w, sub x toege-voegd

toelichting: artikel 5, lid 1, sub c toegevoegd

6

31-08-2004

23-09-2004

artikel 2, sub b, bedrag aangepast

Toelichting: bedrag aangepast

01-01-2005

TOELICHTING BIJ DE HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE ERMELO 1994

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1 - Begripsbepalingen

Artikel 1

Sub c.

Onder "woonruimte" vallen niet alleen de als zelfstandige woongelegenheid aan te merken ruimten. Ook voor bewoning bestemde ruimten - of samenstellen van zodanige ruimten - die niet als zelfstandige woongelegenheid kunnen worden aangemerkt, doordat ze geen eigen voordeur, keuken of toilet hebben, maar deze voorzieningen met anderen delen, kunnen woonruimten zijn in de zin van de Huisvestingswet. Vereist is wel dat ze als zodanig bestemd of geschikt zijn voor bewoning door een huishouden. Zie in dit verband ook sub p. Verder is ook bedrijfsmatig onroerend goed "woonruimte" in de zin van de Huisvestingswet, voor zover dat onroerend goed althans geschikt is voor bewoning door een huishouden. Evenzo vallen onder "woonruimte" standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonschepen. Daarentegen zijn ruimten die, gelet op hun inrichting, slechts geschikt zijn voor een tijdelijk verblijf of niet bestemd zijn om tot hoofdverblijf te dienen (vakantiehuisjes), geen woonruimte in de zin van de wet.

Sub g.

Niet elke dienstbetrekking of bedrijfsuitoefening zal iemand economisch gebonden maken in de hier bedoelde zin. De omschrijving "voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen" houdt in dat het hier om een substantieel deel van de inkomensverwerving zal moeten betreffen.

Verder moet niet alleen sprake zijn van een duurzaam karakter van de arbeid, maar ook van de relatie tussen die arbeid en de gemeente Ermelo.

De omschrijving "voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen" betekent in dat belanghebbende voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de gemeente gedurende een aantal uren dat tenminste overeenstemt met de helft van het aantal uren dat - met inachtneming van de aard van de werkzaamheden - een normale werkweek uitmaakt, ongeacht of hij geheel of gedeeltelijk als zelfstandige zijn werkzaamheden uitoefent dan wel als werknemer in dienst van een al dan niet in de gemeente gevestigde en werkzame instelling of bedrijf.

Sub h.

Van een maatschappelijke binding is slechts sprake indien men gedurende de afgelopen tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest.

De omschrijving beperkt de binding tot het ingezetenschap over een bepaalde periode. Sociale en medische motieven, al dan niet in relatie met familieomstandigheden, leveren geen maatschappelijke binding op. Dergelijke aspecten zullen moeten worden getoetst op basis van artikel 31 (hardheidsclausule).

Sub k.

De duurzaamheid van een gemeenschappelijke huishouding kan worden uitgedrukt in een tijdsduur dat men een gemeenschappelijke huishouding voert. Indien een dergelijke huishouding gedurende een aanééngesloten periode van minimaal één jaar is gevoerd, is sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.

Sub l.

Onder inkomen wordt hier verstaan het belastbaar inkomen. Zie voor de bepaling van dit inkomen de toelichting bij artikel 16.

Sub n.

Onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw wordt verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw.

Sub p.

Ingezetenen zijn alleen, degenen die in het bevolkingsregister van de gemeente zijn opgenomen. Het maakt daarbij geen verschil of men nu inwonend of zelfstandig wonend is. Ook bijvoorbeeld bewoners van vakantiewoningen vallen derhalve onder de definitie.

Sub p.

Het begrip "onzelfstandige woonruimte" is hier gedefinieerd als het tegenovergestelde van het begrip "zelfstandige woonruimte". Onder deze definitie vallen bijvoorbeeld kamergewijs verhuurde woonruimten.

Sub q.

Inwoning vooronderstelt de aanwezigheid van een hoofdbewoner (hospes of hospita) die tevens verhuurder is. Er is geen sprake van inwoning wanneer een woonruimte geheel kamergewijs wordt verhuurd (zie sub p).

Sub u.

Indien tussen gemeente en één of meer verhuurders een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 30 wordt gesloten, dient de gemeente er voor zorg te dragen, dat een ieder die door een besluit ter uitvoering van bedoelde overeenkomst rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daarover zijn beklag kan doen bij een daartoe ingestelde commissie, die haar taak onafhankelijk van de gemeente en van de betrokken verhuurder verricht. De commissie brengt een voor betrokken partijen bindend advies uit.

Sub v.

Van een maatschappelijke binding is sprake als een persoon geboren en getogen is in Speuld en omstreken, waarbij het feit dat ouders bij geboorte woonachtig waren in de kern Speuld doorslaggevend is. Indien er sprake is van een afwijkende situatie dient deze getoetst te worden op basis van artikel 31 (hardheidsclausule).

HOOFDSTUK 2 - VERDELING VAN WOONRUIMTE EN WONINGBOUWKAVELS

Paragraaf 1 - Werkingsgebied

Artikel 2 - Huurprijs- en koopprijsgrens

Dit artikel omschrijft het distributiebestand. In het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte mag de woonruimte behorende tot het distributiebestand niet voor bewoning in gebruik worden genomen of gegeven, indien voor het gebruik daarvan geen huisvestingsvergunning is verleend. De zogenaamde huurprijsgrens zal te zijner tijd jaarlijks automatisch aangepast worden aan de dan geldende maximale huurprijsgrens ingevolge de Wet individuele huursubsidie. Vooralsnog is de huurprijsgrens echter gesteld op € 565,44.

De koopprijsgrens is vastgesteld op € 181.512,09.

Artikel 3 - Nadere afperking

Dit artikel bepaalt welke categorieën woonruimten niet tot het distributiebestand behoren. In artikel 6, lid 1 van de wet wordt een opsomming gegeven van woonruimten die uitgezonderd zijn van distributie. In de eerste plaats betreft dit woonruimte die bestemd is voor inwoning. Verder zijn woonwagens en woonschepen uitgezonderd, omdat een vergunningstelsel voor het in gebruik nemen daarvan niets zou toevoegen aan de reeds geboden mogelijkheid om standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonschepen onder het vergunningregime te brengen (zie ook artikel 24 t/m 29).

Tenslotte zijn ook kamers in bejaardenoorden uitgezonderd voorzover althans het in gebruik nemen daarvan al geregeld is in de Wet op de Bejaardenoorden.

Paragraaf 2 - Toelating

Artikel 4 - Leeftijd

Het hier gehanteerde toelatingscriterium van het bereiken van de leeftijd van 18 jaar is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt zo langzamerhand onderdeel van het gewoonterecht in volkshuisvestingsland.

Artikel 5 - Economische en maatschappelijke binding

Deze toelatingscriteria (bindingsbegrippen) zijn bedoeld om uitsluitend de plaatsgebonden woningbehoeftigen toe te laten op de gemeentelijke woningmarkt voorzover het woonruimten betreffen die behoren tot het zogenaamde distributiebestand.

In het tweede lid zijn de woningzoekenden genoemd ten aanzien van wie op grond van de Huisvestingswet en Huisvestingsbesluit geen onderscheid mag worden gemaakt naar economische of maatschappelijke binding.

Vluchtelingen en statushouders zullen op grond van afspraken met de rijksoverheid, hoewel zij niet aan de in paragraaf 2 gestelde eisen kunnen voldoen, tot de overeengekomen aantallen in de gemeente worden gehuisvest.

Artikel 6 - Verblijfstatus

De Huisvestingswet bevat geen bepaling die de gemeente verplicht zogenaamde illegale vreemdelingen uit te sluiten van inschrijving als woningzoekende. De gemeente heeft wel de mogelijkheid om dit zelf te regelen, maar neemt daarbij dan ook de plicht op zich om mensen met een niet-Nederlands paspoort op het tijdstip van aanmelding als woningzoekende of aanvraag om een huisvestingsvergunning te controleren op verblijfsstatus.

Paragraaf 3 - Inschrijving

Artikel 7 - Register van woningzoekenden

Een register van woningzoekenden is van belang voor de uitvoering van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimten.

In dit register worden ingeschreven degenen die voldoen aan alle in paragraaf 2 omschreven toelatingscriteria.

In een bijlage bij deze toelichting wordt een overzicht gegeven van de wijze waarop voor de verschillende verdelingsklassen de rangvolgorde wordt bepaald.

Een inschrijving als woningzoekende wordt geweigerd indien de aanvrager niet voldoet aan genoemde criteria.

Een inschrijving kan bovendien worden geweigerd indien vermogensbelasting in de zin van de Wet op de Vermogensbelasting door de aanvrager en/of de persoon wiens inkomen mede bepalend is voor het huishoudinkomen, is verschuldigd. Het is bij een eerlijke en rechtvaardige verdeling van woonruimte billijk om met het oog op de passendheid niet uitsluitend de verhouding tussen (huishoud)inkomen en huurprijs als maatstaf te nemen maar ook de vermogenspositie van de aanvrager(s) daarbij te betrekken.

Een inschrijving kan eveneens worden geweigerd indien de betreffende persoon reeds beschikte over passende woonruimte (huur dan wel koop) en hij deze vrijwillig heeft verlaten of wanneer hij de aan hem toegewezen woningbouwkavel vrijwillig heeft verkocht. Iemand, die bijvoorbeeld in verband met financiële problemen gedwongen is zijn huurwoning te verlaten of zijn koopwoning/woningbouwkavel heeft moeten verkopen, kan zich dus wel als woningzoekende laten inschrijven.

Op grond van het gestelde in lid 4, onder c, kunnen aanvragen om inschrijving als woningzoekende worden geweigerd indien de aanvrager reeds over passende woonruimte of een woningbouwkavel beschikt, dan wel daarover zou kunnen beschikken. Hiermee kan bijvoorbeeld worden voorkomen, dat personen een beroep kunnen doen op een huurwoning uit het toch al krappe distributiebestand, terwijl zij gelet op hun financiële positie in principe thuishoren op de koopmarkt. Om op termijn de verhuizing niet te dwarsbomen is hier overigens gekozen voor een bepaling, waarin het woord kan worden gebruikt. In lid 5 wordt de mogelijkheid geboden om een drempel in te bouwen met betrekking tot herinschrijving als woningzoekende. Zo kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat vanaf het tijdstip waarop een nieuwbouwkoopwoning of gemeentelijke bouwkavel is verworven een minimale periode moet zijn verstreken voordat men zich opnieuw als woningzoekende voor een nieuwbouwkoopwoning of gemeentelijke woningbouwkavel kan inschrijven. Op dit moment geldt, dat een aanvraag om inschrijving voor een woningbouwkavel of een nieuwbouwkoopwoning wordt geweigerd, indien de aanvrager binnen 7 jaar voor het indienen van de aanvraag een nieuwbouwkoopwoning heeft betrokken dan wel een woningbouwkavel heeft gekocht, tenzij bijzondere omstandigheden die inschrijving rechtvaardigen.

Conform het gemeentelijk volkshuisvestingsplan wordt bij de verdeling van nieuwbouwkoopwoningen en gemeentelijke bouwkavels een deel van de woningen afgezonderd ten behoeve van starters en/of personen die aantrekkelijk aanbod achterlaten. Om dit mogelijk te maken is het lid 5b toegevoegd aan het artikel. Burgemeester en wethouders kunnen zo, ter uitvoering van het bepaalde in het door de raad vastgestelde volkshuisvestingsplan, voorafgaande aan de publicatie van de woningen of kavels, nadere regels voor de verdeling aangeven.

Ook de in dit artikel opgenomen bepalingen betreffende woningbouwkavels zijn (mede) gebaseerd op artikel 149 van de Gemeentewet.

Artikel 8 - Verzoek om inschrijving

Aangezien het college van burgemeester en wethouders beoordeelt of een persoon als woningzoekende kan worden ingeschreven, dient een verzoek om inschrijving gericht te zijn aan dat college. De benodigde aanmeldingsformulieren kunnen op zich op verschillende verspreidliggende balies verkrijgbaar zijn, bijvoorbeeld ook bij woningbouwverenigingen.

Middels het voorgeschreven aanmeldingsformulier worden slechts die vragen gesteld, die voor een goede uitvoering van deze verordening van belang zijn. De aldus verkregen gegevens en gegevensbestanden zullen met de vereiste wettelijke zorgvuldigheid worden omgeven.

Bij het sluiten van een overeenkomst (zie artikel 30) worden zaken als verzoek om inschrijving (onderdelen van hoofdstuk 2) bij voorkeur aangepast en treedt voor burgemeester en wethouders in de plaats de partij waarmee een overeenkomst is/wordt aangegaan.

De voor verdeling beschikbare huurwoningen worden wekelijks in het Ermelo's Nieuwsblad gepubliceerd. Alle inwoners van Ermelo ontvangen de krant gratis. Woningzoekenden van buiten Ermelo kan de krant op verzoek worden toegezonden. Tevens is tegen geringe vergoeding wekelijks een afschrift van de advertentie waarin de huurwoningen worden aangeboden beschikbaar. In de advertentietekst is een woonbon opgenomen, waarmee kan worden gereageerd op de aangeboden woning met inachtneming van de in deze verordening en in de advertentietekst opgenomen voorwaarden. Het inzenden van een eerste woonbon wordt als inschrijving aangemerkt. Slechts de voor een correcte verdeling van de woning benodigde vragen worden middels de woonbon gesteld en vastgelegd in het register van woningzoekenden. Met deze gegevens wordt eveneens zeer zorgvuldig omgegaan.

Voor de verdeling van nieuwbouwkoopwoningen en gemeentelijke woningbouwkavels wordt sinds 1 januari 1998 eveneens bovenstaande werkwijze gevolgd.

Artikel 9 - Bewijs van inschrijving

De Huisvestingswet schrijft voor dat in de verordening bepaald moet worden hoelang een inschrijving geldig blijft. In verband hiermee is bepaald dat een inschrijving net zo lang geldig blijft totdat zich één van de in lid 2 beschreven situaties voordoet.

Bedoelde situaties spreken voor zich.

Het niet langer voldoen aan de vereisten voor een maatschappelijke binding zal de woningzoekende, die enkel door het verstrijken van de gemiddelde wachttijd voor een woning of bouwkavel zijn maatschappelijke binding kwijt raakt, niet worden aangerekend. Het tijdig inschrijven ofwel het tijdig en regelmatig insturen van een woonbon is derhalve voldoende om op termijn toch voor een woning of bouwkavel in aanmerking te komen.

Artikel 10 - Centrale registratie

Vaak houden ook eigenaren van woonruimten een eigen registratie bij van woningzoekenden die zich als adspirant-huurder hebben aangemeld. Dit artikel maakt het mogelijk tot op zekere hoogte deze registraties met de eigen gemeentelijke registratie te integreren en zo tot een centraal registratiesysteem te komen.

Tot op zekere hoogte, omdat een dergelijk systeem uitwisseling van geregistreerde woningzoekendengegevens impliceert en een dergelijke uitwisseling niet toelaatbaar is te achten voor zover de betrokken woningzoekenden desgevraagd daarmee niet uitdrukkelijk hebben ingestemd.

De verplichting van de eigenaren van woonruimten om aan een centrale registratie mee te werken zal slechts betrekking hebben op de overdracht van bedoelde gegevens, voor zover zij deze hebben geregistreerd.

Paragraaf 4 - Huisvestingsvergunning

Artikel 11 - Vergunningvereiste

Het eerste lid bevat het verbod (voor woningzoekenden) om zonder huisvestingsvergunning een woonruimte die overeenkomstig artikel 2 is aangewezen als distributiewoonruimte, voor bewoning in gebruik te nemen.

Het tweede lid bevat het verbod (voor eigenaren) om een dergelijke woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te geven. Een eigenaar die een zodanige woonruimte in gebruik wil geven, zal zich er dus van moeten vergewissen dat de woningzoekende aan wie hij de woonruimte in gebruik wil geven, over een huisvestingsvergunning beschikt, dan wel deze door de gemeente daadwerkelijk zal worden verstrekt.

Niet alleen de eigenaar maar ook hij die zonder daartoe privaatrechtelijk bevoegd te zijn een woonruimte als hier bedoeld in gebruik geeft, valt onder de werking van het verbod.

Voorbeeld: onderlinge sleuteloverdracht zonder toestemming van de verhuurder.

Artikel 12 - Aanvragen van een huisvestingsvergunning

De Huisvestingswet bepaalt dat, indien een huisvestingsvergunning wordt verleend, burgemeester en wethouders in hun beschikking tenminste de termijn vermelden waarbinnen van de vergunning gebruik kan worden gemaakt. In lid 2 is daarom de verplichting opgenomen dat binnen 8 weken na het beschikbaar komen van de woonruimte van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden. Zie ook het gestelde in artikel 15, onder a.

Artikel 13 - Criteria voor vergunningverlening

Dit artikel regelt de verlening of weigering van de huisvestingsvergunning. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien de aanvrager voldoet aan alle in paragraaf 3 omschreven toelatingscriteria en de woonruimte waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passend wordt geacht.

De voorwaarde onder lid 1, sub b is niet van toepassing op de eigenaar van een bestaande koopwoning, die de woning zelf gaat bewonen.

Het tweede lid houdt in dat bij de beoordeling van de passendheid niet uitsluitend wordt gekeken naar de woonruimte die de aanvrager wil betrekken, maar ook naar de woonruimte die hij eventueel vrijgemaakt. Zodra de te betrekken woonruimte meer passend wordt geacht dan de vrij te maken woonruimte, kan de huisvestingsvergunning worden verleend.

Artikel 14 - Vruchteloze aanbieding

De termijn van de vruchteloze aanbiedingsprocedure bij een koopwoning is gesteld op 13 weken. De Huisvestingswet spreekt over een termijn van ten hoogste drie maanden.

Ter voorkoming van huurderving is bedoelde periode bij een huurwoning gesteld op 2 weken.

Wil op deze bepaling met vrucht een beroep kunnen worden gedaan, dan zal de desbetreffende (koop)woonruimte gedurende de gestelde termijn op een behoorlijke wijze en tegen een redelijke vraagprijs (maximaal 110% van de taxatiewaarde) moeten zijn aangeboden. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij de dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen aanwijzen waarin de woonruimte door middel van advertenties moet worden aangeboden.

Indien de vraagprijs tussentijds met meer dan 10% wordt verlaagd of de koopsom met meer dan 10% afwijkt van de vraagprijs, begint de vruchteloze aanbiedingsprocedure opnieuw.

Artikel 15 - Intrekking.

De Huisvestingswet biedt twee mogelijkheden om een huisvestingsvergunning in te trekken. Beide mogelijkheden zijn in dit artikel opgenomen. Ten eerste kan de vergunning worden ingetrokken wanneer de vergunninghouder de betreffende woonruimte niet binnen de bij de vergunningverlening bepaalde termijn (8 weken) in gebruik heeft genomen. De vergunning vervalt na verloop van die termijn dus niet van rechtswege.

De vergunning zal voorts kunnen worden ingetrokken wanneer zij is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. Een eventuele intrekking dient uiteraard te worden gemotiveerd.

Paragraaf 5 - Passendheid

Artikel 16 - Verhouding inkomen-huurprijs

(peildatum BELASTBAAR HUISHOUDENSINKOMEN 1 juli 1993)

HUURPRIJS PER MND.

ALLEENST.

ALLEENST.

MPHH

MPHH.

< 65 JR.

> 65 JR.

< 65 JR.

> 65 JR.

< € 307,49

< € 17.700,00*)

< € 15.725,00*)

< € 23.750,00*)

< € 20.500,00*)

(GOEDKOOP)

> € 307,49

€ 26.884,00

€ 22.637,00

€ 29.399,00

€ 24.397,00

< € 372,10

(BETAALBAAR1)

> € 372,10

> € 17.700,00

> € 15.725,00

> € 18.547,00

> € 16.597,00

< € 440,12/€ 471,67

< € 36.690,00

< € 30.150,00

< € 36.690,00

< € 30.150,00

(BETAALBAAR2)

> € 440,12/€ 471,67

> € 17.700,00

> € 15.725,00

> € 23.750,00

> € 20.500,00

< € 565,44

< € 36.690,00

< € 30.150,00

< € 36.690,00

< € 30.150,00

(DUUR)

BOVEN € 565,44

> € 17.000,00

> € 15.725,00

> € 23.750,00

> € 20.500,00

(LUXE) HUURWONINGEN)

*) De door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vastgestelde inkomensgrenzen (zie artikel 8, lid 2 van het Huisvestingsbesluit).

Als inkomensbegrip is hier dat van de Huisvestingswet gehanteerd, te weten het belastbaar huishoudensinkomen. Voor de bepaling van de som van de inkomens wordt uitgegaan van het laatstelijk bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen in de leeftijd van 26 jaar en jonger, buiten beschouwing.

De voorrangsregeling voor de zogenaamde doelgroep van het beleid, zoals deze door het rijk in het Huisvestingsbesluit en het Besluit beheer sociale huursector is gedefinieerd, is feitelijk opgenomen in de derde rij van de tabel (huurprijs < € 231,43 per maand).

De in de tabel opgenomen bedragen zullen periodiek, niet noodzakelijkerwijs jaarlijks, door het rijk worden aangepast.

Lid 3 biedt een afwijkingsmogelijkheid voor het geval er helemaal geen gegadigden met een laag inkomen meer zijn. Eventueel andere afwijkingen van de voorrangsregel kunnen in een samenwerkingsovereenkomst worden geregeld.

In de uitvoeringspraktijk zal vaak het bruto-inkomen worden gebruikt. Dit bruto-inkomen zal worden omgerekend naar belastbaar inkomen.

Ter controle van de inkomensgegevens is de woningzoekende verplicht tot het aanleveren van bewijsstukken. Dit betekent dat een woonruimte niet wordt toegewezen of een huisvestingsvergunning niet wordt verleend als onvoldoende wordt aangetoond wat het huishoudensinkomen is.

Overlegging van het door de belastingdienst te verstrekken zgn. IB-60 formulier kan daartoe, in twijfelgevallen, geëist worden.

Artikel 17 - Bezettingsnorm

De hier gepresenteerde en de daarin ingevulde normen zijn het uitgangspunt bij de beoordeling van de passendheid van de woonruimte waarbij een relatie wordt gelegd tussen de grootte van de woonruimte en het aantal leden van het huishouden dat die woonruimte wenst te betrekken. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij minder courante woonruimte, kan van deze normen worden afgeweken.

Paragraaf 6 - Urgentieverklaring

Artikel 18 - Urgentieverklaring.

De verlening van een urgentieverklaring houdt in dat de woningzoekende, aan wie de urgentieverklaring is verleend, voorrang krijgt teneinde eerder voor woonruimte in aanmerking te komen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in twee urgentiegradaties: zeer urgent (6 maanden) en urgent (12 maanden).

De woningzoekende die bijzonder dringend een (andere) woning nodig heeft, kan hiervoor een indicatie aanvragen.

Er zijn twee soorten indicaties te weten:

  • a.

    medische indicatie.

    • 1.

      Via behandelend arts/specialist moet duidelijk gemaakt worden dat de huidige woning of het ontbreken daarvan nadelig is voor de gezondheid van één van de huisgenoten;

    • 2.

      Via behandelend arts/specialist moet worden aangetoond dat een woning van een bepaald type de genezing zal bevorderen of de klachten zal doen verminderen.

  • b.

    sociale of maatschappelijke urgentie.

    Wanneer er bijzondere omstandigheden zijn van sociale- of psychosociale aard kan de woningzoekende via bijvoorbeeld een maatschappelijk werker deze urgentie aanvrager.

    Pas wanneer er sprake is van onhoudbare situaties, zodat het redelijk maatschappelijk en geestelijk functioneren van de aanvrager in gevaar dreigt te komen, bestaat de mogelijkheid hier een indicatie voor te krijgen.

    In sommige gevallen kan een urgentie worden toegekend, wanneer door woningtoewijzing het maatschappelijk belang aantoonbaar kan worden vastgesteld.

Artikel 19 - Aanvragen van een urgentieverklaring

De aanvraag van een urgentieverklaring dient door de behandelend arts/specialist of de maatschappelijk werker van aanvrager te worden toegelicht. De aanvrager draagt bovendien zorg voor een bij de urgentieaanvraag gevoegde en door hem zelf opgestelde schriftelijke verklaring.

Artikel 20 - Bemiddeling

Indien burgemeester en wethouders een urgentieverklaring verstrekken, houdt dit in dat zij bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte. Deze bemiddeling wordt vorm gegeven door middel van het systeem van voordracht (artikel 23).

Ten aanzien van verhuurders, waarmee een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 30 is gesloten, zal de wijze van bemiddeling worden opgenomen in genoemde samenwerkingsovereenkomst.

Het recht op bemiddeling vervalt indien de woningzoekende een aanbieding van een passende woonruimte heeft geweigerd. Zie ook artikel 21, lid 2, onder c.

Artikel 21 - Wijziging en intrekking

De inhoud van een urgentieverklaring kan al dan niet op verzoek van de woningzoekende worden gewijzigd. Een dergelijke wijziging vindt slechts plaats, indien de omstandigheden van de woningzoekende aanzienlijk zijn veranderd.

Een urgentieverklaring kan naar aanleiding van bepaalde situaties worden ingetrokken: de vereisten voor het verkrijgen van de urgentieverklaring zijn niet meer aanwezig, de urgentieverklaring is verstrekt op grond van onjuiste informatie en/of een passende woning overeenkomstig de in de paragraaf 5 genoemde passendheidscriteria is geweigerd.

Paragraaf 7 - Leegmelding en voordracht

Artikel 22 - Melding van ter beschikking komen

Het eerste lid van dit artikel bevat een strenge meldingsplicht voor de eigenaar van woonruimte, die onder het voordrachtstelsel valt. Een dergelijke woonruimte zal steeds onverwijld gemeld moeten worden. De strekking van deze melding is niet de leegstand die gemeld moet worden, maar het ter beschikking komen voor hernieuwde ingebruikgeving (herverhuur). De meldingsplicht geldt niet voor koopwoningen.

In het tweede lid wordt aangegeven wat onder het ter beschikking komen wordt verstaan.

Artikel 23 - Voordracht

Burgemeester en wethouders kunnen tot uiterlijk 2 weken na de in artikel 22 bedoelde melding aan de eigenaar een voordracht doen van één of meer in aanmerking komende woningzoekenden. Wordt een dergelijke voordracht gedaan en wil de eigenaar de woonruimte in gebruik geven, dan zal hij in beginsel uit de voordracht een keuze moeten doen. Daartegenover zal de gemeente bij het opstellen van de voordracht rekening moeten houden met de gerechtvaardigde belangen van de eigenaar en met de gerechtvaardigde wensen van de voor te dragen woningzoekenden. Burgemeester en wethouders moeten op grond van het tweede lid bij het opstellen van de voordracht, acht slaan op de mate van urgentie.

Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekenden weigert, zal hij dit met redenen omkleed aan burgemeester en wethouders moeten meedelen. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij van oordeel zijn dat de weigering door de eigenaar niet gegrond is, tot vordering van de woonruimte overgaan.

Eventueel kunnen burgemeester en wethouders, nadat de voorgedragen woningzoekenden de woonruimte hebben geweigerd of de eigenaar van de woonruimte de woningzoekenden weigert, binnen een week nadat zij van de weigering in kennis zijn gesteld, een tweede voordracht doen.

Paragraaf 8 - Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

In de zin van de Huisvestingswet worden standplaatsen voor woonwagens aangemerkt als woonruimte. Om de afwijkende bepalingen ten aanzien van deze bijzondere woonvorm aan te laten sluiten op de rest van de verordening, worden delen van deze verordening buiten toepassing verklaard. Zo blijven de artikelen 5 (economische en maatschappelijke binding), 16 en 17 (passendheid) en 18 tot en met 21 (urgentieverklaring) buiten toepassing.

Artikel 25 - Standplaatsen voor een woonwagen

Een register standplaatszoekenden is van belang voor de uitvoering van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van standplaatsen.

Artikel 26 - Register van standplaatszoekenden

In het register standplaatszoekenden worden ingeschreven degenen die voldoen aan de in dit artikel omschreven toelatingscriteria.

Deze toelatingscriteria zijn afwijkend van die welke gelden voor "woonruimte-zonder-wielen" en zijn ontleend aan onder andere de Woonwagenwet en provinciale richtlijnen.

Artikel 27 - Bewijs van inschrijving

De Huisvestingswet schrijft voor dat in de verordening bepaald moet worden hoelang een inschrijving geldig blijft. In verband hiermee is bepaald dat een inschrijving net zo lang geldig blijft totdat zich één van de in lid 2 beschreven situaties voordoet. De genoemde situaties spreken voor zich.

Artikel 29 - Huisvestingsvergunning

Dit artikel regelt de verlening van de huisvestingsvergunning. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien de standplaatszoekende voldoet aan alle in artikel 25 omschreven toelatingscriteria en hij bovendien de hoogste urgentie heeft dan wel de standplaatszoekenden met een hogere urgentie geen belangstelling hebben voor de standplaats.

Paragraaf 9 - Organisatie en bevoegdheden

Artikel 30 - Overeenkomsten

In de overeenkomsten als hier bedoeld, kunnen afspraken gemaakt worden over alle aspecten van verdeling van woonruimte. Indien dergelijke overeenkomsten worden gesloten zal de gemeente voor de instelling van een onafhankelijke klachtencommissie zorgdragen, waar een ieder die bij de uitvoering van de overeenkomst rechtstreeks in zijn belang is getroffen, met zijn klacht terecht kan. De wijze waarop belanghebbenden op de hoogte kunnen raken van de beklagmogelijkheid en de wijze waarop beklag kan worden ingediend, zullen in de bedoelde overeenkomst worden beschreven.

Ook bij samenwerkingsovereenkomsten zullen provinciale richtlijnen en/of ministeriële aanwijzingen op grond van de artikelen 67 en 68 van de wet bij de uitvoering van de overeenkomsten in acht moeten worden genomen.

Genoemde richtlijnen en aanwijzingen en de regels in het Huisvestingsbesluit gaan boven de in de overeenkomst opgenomen afspraken en kunnen om die reden via die overeenkomst ook niet worden uitgesloten.

HOOFDSTUK 3 - VERDERE BEPALINGEN

Artikel 31 - Hardheidsclausule

Wanneer uit de toepassing van deze verordening voor de woningzoekende/standplaatszoekende onevenredig nadeel zou voortvloeien, kan van deze bepaling gebruik worden gemaakt. Een duidelijke motivering zal steeds aan een afwijking ten grondslag moeten liggen.

Artikel 34 - Restbepaling

Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarin deze verordening niet voorziet of kan voorzien. Uit dien hoofde moet het dan ook mogelijk zijn van het bepaalde in deze verordening af te wijken, hoewel dit natuurlijk beperkt moet blijven tot bijzondere gevallen. Een duidelijke motivering zal steeds aan een afwijking ten grondslag moeten liggen.

Artikel 36 - Verslaglegging

Het betreft vooral personen die door andere omstandigheden dan het inkomen moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende huisvesting.

Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de huisvesting van minderheden, gehandicapten, ouderen, statushouders, vrouwen uit opvanghuizen, enzovoorts.

Overzicht verdelingsklassen met betrekking tot de urgentievaststelling.

Verdelingsklasse:

Rangvolgorde op basis van:

-Algemeen

Medische of sociale/

indicatiedatum

maatschappelijke indicatie

statushouders

datum statusverlening

-Huurwoningen

Starters

leeftijd

Doorstromers

woonduur

Economisch gebondenen (wonend

leeftijd of woonduur

buiten Ermelo)

Maatschappelijk gebondenen

leeftijd of woonduur

(wonend buiten Ermelo)

Ouderen (55+)

leeftijd

-Nieuwbouwkoopwoningen

leeftijd of woonduur

-Woningbouwkavels

leeftijd of woonduur

-Standplaatsen

inschrijfdatum

Van de rangvolgorde kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken, indien door af te wijken het maatschappelijk belang aantoonbaar kan worden gediend.