Regeling vervallen per 31-12-2007

Verordening op de heffing en invordering van bouwgrondbelasting complex Veldzicht

Geldend van 31-12-2007 t/m 30-12-2007

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van bouwgrondbelasting complex Veldzicht

Verordening bouwgrondbelasting complex Veldzicht

_________________________________________________________________________

verordeningnummer : 022/fin

vastgesteld : 18 december 2003

treedt in werking : 1 januari 2004

datum bekendmaking : 24 december 2003

_________________________________________________________________________

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BOUWGRONDBELASTING COMPLEX VELDZICHT.

Artikel I.

De Verordening op de heffing en de invordering van bouwgrondbelasting complex "Veldzicht" wordt als volgt gewijzigd:

Verordening bouwgrondbelasting complex "Veldzicht".

Artikel 1 Voorwerp van de belasting.

  • 1. Onder de naam van "Bouwgrondbelasting complex Veldzicht" wordt, ter verkrijging van een vergoeding in de kosten van de voorzieningen van openbaar nut welke door of met medewerking van het gemeentebestuur zijn of worden getroffen en voorzover de aan deze voorzieningen verbonden kosten niet krachtens overeenkomst aan de gemeente zijn of worden voldaan, een directe belasting geheven terzake van de onroerende goederen die door die voorzieningen geschikt of beter geschikt voor bebouwing zijn geworden c.q. worden dan wel in een voordeliger positie zijn gekomen c.q. komen te verkeren.

  • 2. De in het eerste lid genoemde voorzieningen van openbaar nut omvatten:

    • a.

      het verwerven en/of beschikbaar stellen van onroerend goed benodigd voor de aanleg van de voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het verrichten van grondwerken met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven van de gronden welke benodigd zijn voor de voorzieningen van openbaar nut;

    • c.

      de aanleg c.q. verbetering van wegen;

    • d.

      de aanleg van groenvoorzieningen;

    • e.

      de aanleg van straatverlichting en brandkranen met de benodigde aansluitingen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde onroerende goederen zijn gelegen binnen het met geel omcirkelde gebied aangegeven op de bij deze verordening behorende, als zodanig gewaarmerkte kaart.

  • 4. a. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder een onroerend goed, dan wel het onroerende goed verstaan:

    een aaneengesloten perceel grond, zijnde een kadastraal perceel dan wel meerdere kadastrale percelen al dan niet tezamen met dan wel gedeelte c.q. gedeelten van een kadastraal perceel, waarvan een en dezelfde persoon genothebbende krachtens zakelijk recht is.

    b. Indien een onroerend goed als in onderdeel a. omschreven ingevolge geldende bestemmingsplannen verschillende bestemmingen heeft, welke bestemmingen mede zijn weergegeven in artikel 4, wordt als een onroerend goed aangemerkt, elk gedeelte van een in onder a. bedoeld aaneengesloten perceel grond, dat een afzonderlijke bestemming heeft.

Artikel 2 - Belastingplicht.

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van een in artikel 1 bedoeld onroerend goed.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt degene die op 1 januari 1988 of, indien artikel 7, eerste lid, toepassing heeft gevonden op 1 januari van het belastingjaar, als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

Artikel 3 - Heffingsmaatstaf.

  • 1. De grondslag waarnaar de belasting wordt geheven is het aantal vierkante meters classificatieoppervlakte van het onroerend goed.

  • 2. Onder classificatieoppervlakte wordt verstaan het aantal vierkante meters oppervlakte van het onroerend goed vermenigvuldigd met een bestemmingsfactor als bedoeld in artikel 4 en een liggingsfactor als bedoeld in artikel 5.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde classificatieoppervlakte wordt op volle vierkante meters naar beneden afgerond.

Artikel 4.

De bestemmingsfactor voor de onroerende goederen zoals op de in artikel 1, derde lid, bedoelde kaart in de daarvoor gehanteerde arcering is aangegeven is voor:

  • a.

    doeleinden handel en bedrijf 0,45 (ƒ 1,00)

  • b.

    woondoeleinden 0,11 (ƒ 0,25)

  • c.

    agrarisch gebied zone B 0,06 (ƒ 0,15)

  • d.

    agrarisch gebied zone A 0,06 (ƒ 0,15)

  • e.

    agrarisch gebied 0,06 (ƒ 0,15)

  • f.

    kampeercentrum 0,06 (ƒ 0,15)

Artikel 5.

De liggingsfactor voor de onroerende goederen, op de in artikel 1, derde lid, bedoelde kaart in kleuren aangegeven, is voor:

  • a.

    rood 0,45 (ƒ 1,00)

  • b.

    groen 0,22 (ƒ 0,50)

Artikel 6.

  • 1. De belasting bedraagt voor elke volle vierkante meter van de heffingsgrondslag van de onroerende zaak € 13,813 (inclusief omzetbelasting).

  • 2. Het overeenkomstig het eerste lid met betrekking tot een onroerend goed vastgestelde belastingbedrag wordt verrekend met de bijdrage welke op andere wijze dan door belastingheffing in de kosten van de in artikel 1 bedoelde voorzieningen van openbaar nut aan de gemeente is vergoed, zulks nadat die bijdrage verhoogd is met het percentage van de wettelijke rente per jaar samengestelde interest vanaf de dag volgende op de storting tot het tijdstip waarop de formele belastingschuld ontstaat.

Artikel 7.

  • 1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 20 jaren. Het verzoek dient binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde jaarlijkse belasting is gelijk aan de annuïteit van de heffing ineens, welke annuïteit wordt berekend op basis van een rentevoet van 7%.

  • 4. De jaarlijkse belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan telkenjare worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 31 december van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend op basis van samengestelde interest naar een rentevoet van 7%.

  • 5. In het geval, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien een ander genothebbende krachtens zakelijk recht wordt, voor de resterende belastingjaren een aanslag ineens opgelegd overeenkomstig het vierde lid, met dien verstande, dat op verzoek van de belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid wordt gecontinueerd.

    Het verzoek daartoe dient binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet schriftelijk bij het college van het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

Artikel 8 - Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 - Machtiging tot overdracht van bevoegdheden.

Het college van burgemeester en wethouders kan één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in haar plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belastingen.

Artikel 10 - Overdracht bevoegdheid verzending aanslagbiljetten.

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid van de Invorderingswet 1990 (Staatsblad 221) voor de gemeenteontvanger of de op grond van artikel 212 van de Gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 11 - Nakoming van verplichtingen.

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijks-belastingen (Staatsblad 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 (Staatsblad 221) gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 - Vervallen.

Artikel 13 - Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling.

Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op een aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 14 - Inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening bouwgrondbelasting complex Veldzicht".

Artikel II.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.