Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo houdende regels omtrent Damocles Opiumwet 13b (Drugsbeleid Ermelo)

Geldend van 09-08-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo houdende regels omtrent Damocles Opiumwet 13b (Drugsbeleid Ermelo)

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met de aanwezigheid van hennepkwekerijen in woningen en lokalen en/of de handel van middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet1 vanuit genoemde locaties. Artikel 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen (dan wel de bijbehorende erven) middelen als bedoeld in de Opiumwet worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn en tevens als een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 of artikel 11a Opiumwet voorhanden is.

Vanuit de gedachte dat uitsluitend een integrale aanpak een einde kan maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen – niet alleen in de gemeente Ermelo, maar in heel de provincie Gelderland als ook in Overijssel - hebben de betrokken partners in 2014 besloten tot het ondertekenen van het ‘Convenant integrale aanpak van ongewenste hennepkwekerijen Oost-Nederland’2 (hierna te noemen: hennepconvenant Oost). De integrale tekst van het hennepconvenant Oost is opgenomen in de bijlage. Het doel van deze samenwerking is het nemen van preventieve- en repressieve maatregelen om gevaarlijke situaties te beëindigen, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen te voorkomen en te bestrijden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten te verbeteren en gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Daarbij heeft de samenwerking tevens tot doel om het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen en het illegaal aftappen van elektriciteit te verhalen op de overtreder. Iedere convenantpartner heeft hierbij zijn eigen taken en verantwoordelijkheden.

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet, het betreft hier een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het gebruik van deze bevoegdheid geen verplichting is. Het opstellen van beleid is aldus wenselijk om te formuleren onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.

In de nu voorliggende beleidsregels staat de rol van de gemeente Ermelo beschreven en worden de kaders geschetst van de bestuursdwangbevoegdheid die de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet heeft.

In 2015 is er een drugsbeleid vastgesteld. Met de onderliggende nota wordt het drugsbeleid geactualiseerd.

Allereerst vraagt de gewijzigde wetgeving in artikel 13b Opiumwet om aanpassing van het beleid. Voorheen bestond de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet in beginsel alleen als daadwerkelijk een handelshoeveelheid drugs in een woning of lokaal aanwezig is. Per 1 januari 2019 kunnen ook strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en productie van drugs de sluitingsbevoegdheid scheppen. Deze mogelijkheid is in dit beleid verwerkt. Daarnaast is het beleid geactualiseerd aan de hand van inzichten en ervaring die in de afgelopen drie jaar zijn opgedaan.

1.2 Doel van het beleid

Meer handvatten in het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.

Daarnaast heeft dit beleid tot doel om te komen tot minder drugsoverlast en minder drugscriminaliteit.

De inzet van de maatregel uit artikel 13b is er op gericht om de drugshandel in of vanuit een woning of lokaal niet te doen aanvangen, te beëindigen en/of beëindigd te houden. De maatregel is daarom niet bedoeld als straf, maar is gericht op herstel van de situatie. De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van de volksgezondheid en van het woon- en leefklimaat van haar inwoners.

Doel van de beleidsregel is om:

  • -

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen van artikel 13b Opiumwet opgevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • -

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel een einde komt aan de verboden situatie;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken en de loop eruit te halen;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal in het drugscircuit te doorbreken;

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal (nog) wordt gebruikt of gebruikt gaat worden ten behoeve van (georganiseerde) drugshandel en het drugscircuit;

  • -

    verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning of het lokaal te voorkomen.

1.3 Taken en bevoegdheden van de burgemeester

In algemene zin geldt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Dit staat beschreven in artikel 172 van de Gemeentewet. Op basis van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare gebouwen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Ook de artikelen 174a van de Gemeentewet, 13b van de Opiumwet en de APV bepalingen over drugsoverlast wijzen de burgemeester aan als bevoegd gezag.

Dit betekent dat niet de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders, maar de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan is inzake het drugsbeleid.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt een uiteenzetting gegeven van de huidige wet- en regelgeving waar het drugsbeleid op gebaseerd is. In hoofdstuk drie wordt de nul optie en de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk vier worden de handhavingsinstrumenten opgesomd en de maatregelen benoemd.  

Hoofdstuk 2. Wet en regelgeving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de wet- en regelgeving weergegeven waarop het drugsbeleid en de uiteindelijke uitvoering ervan is gebaseerd.

Om illegale drugspanden aan te pakken zijn er drie wetten die daartoe concrete en hanteerbare mogelijkheden bieden en bevoegdheden aan onder meer de burgemeester verschaffen. Het betreft de Wet Damocles, de Wet Victoria en de Wet Victor. In dit beleid wordt vastgelegd hoe de burgemeester zal omgaan met de bevoegdheden die voortkomen uit de Wet Damocles.

2.2 Opiumwet

In de Opiumwet zijn alle middelen opgenomen die door de overheid als drugs worden beschouwd. Gebruik van drugs is in Nederland niet strafbaar, wel de productie, handel en bezit van drugs. Tot de inwerkingtreding van de Wet Damocles, was het Openbaar Ministerie de enige handhaver van de Opiumwet en kon tegen overtredingen van de Opiumwet uitsluitend strafrechtelijk worden opgetreden. De regering is echter van mening, dat de handhaving van de Opiumwet vraagt om een gecoördineerde inzet van bestuur, Openbaar Ministerie en politie. Daarbij is ingezien dat een actieve opstelling van het bestuur vereist dat het bestuur over een adequaat en sluitend wettelijk instrumentarium beschikt om zowel preventief als repressief op te kunnen treden.

2.3 De Wet Damocles (artikel 13b van de Opiumwet)

Artikel 13b Opiumwet:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is

Om een betere basis voor bestuurlijk optreden te scheppen is in 1999 artikel 13b in de Opiumwet opgenomen (Wet Damocles). Bij wet is artikel 13b van de Opiumwet dan ook ingevoerd, de zogenoemde Wet Damocles.

De burgemeester heeft daarmee de bevoegdheid gekregen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang bij panden indien er sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs. Dit beleid heeft – in de zin van artikel 13b Opiumwet betrekking op:

  • -

    Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • -

    Niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • -

    Woningen en bijbehorende erven.

2.4 Artikel 125 van de Gemeentewet

Op grond van artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Volgens artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

Omdat de burgemeester gezien de hiervoor genoemde bepaling uit artikel 13b van de Opiumwet, belast is met de handhaving daarvan, mag hij bij een overtreding op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang opleggen. Hiermee kan de burgemeester de naleving van de desbetreffende regel afdwingen. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan is de burgemeester bevoegd om de last door feitelijk handelen zelf ten uitvoer te leggen, op kosten van de overtreder.

2.5 Artikel 4:81 van de algemene wet bestuursrecht

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het huidige Damoclesbeleid berust op de hiervoor genoemde wettelijke bevoegdheden waarvan de burgemeester belast is met de naleving daarvan en vindt zijn grondslag in artikel 4:81 van de Awb.

2.4 De Wet Victoria (artikel 174a Gemeentewet)

Tot de wetgeving op het terrein van drugsbeleid behoort ook artikel 174a van de Gemeentewet, de zogenoemde Wet Victoria. Bij deze wet is, reeds voorafgaand aan artikel 13b van de Opiumwet, de bevoegdheid gecreëerd voor de burgemeester om een last onder bestuursdwang op te leggen tegen illegale verkooppunten van drugs. Op grond van artikel 174a van de Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of lokaal behorend erf te sluiten indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord. Artikel 13b van de Opiumwet is niet in de plaats getreden van de bevoegdheid op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De reden hiervoor is dat artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid toekent om woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde strafbare feiten. Dit criterium is indertijd bewust in de wet opgenomen om een rechtsbasis te creëren om op te treden tegen woningen waarbij ook om andere redenen dan overtreding van de Opiumwet sprake is van verstoring van de openbare orde zoals wapenhandel of prostitutie. Artikel 174a van de Gemeentewet heeft dus een ruimere werkingssfeer en wordt ook als zodanig gebruikt.

De voorwaarde voor optreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet is dus, dat “door de gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord”. De openbare ordeverstoring kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt doordat woningen fungeren als gebruikerspanden of als illegaal verkooppunt van drugs. Er kan echter niet worden opgetreden wanneer er bijvoorbeeld wel in drugs wordt gehandeld maar er geen sprake is van ernstige overlast. Tevens worden er aan het bewijs voor verstoring van de openbare orde door de rechter zeer strenge en concrete eisen gesteld. Zo dient het dossier talrijke overlastmeldingen van omwonenden, sfeerrapportages en processen-verbaal van afgevangen klanten te bevatten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van drugshandel in of bij woningen zal derhalve eerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet (kunnen) worden opgetreden.

2.5 De Wet Victor

De Wet Victor regelt het traject na een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet. Indien, in voorkomend geval, sluiting niet voldoende wordt geacht dan wel de opheffing van een tijdelijke sluiting niet verantwoord is, kan op grond van de Wet Victor worden opgetreden. Bij deze wet zijn de Woningwet, de Onteigeningswet en het Burgerlijk Wetboek aangevuld met bevoegdheden. Artikel 14 van de Woningwet biedt het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) de mogelijkheid om de eigenaar of personen die uit andere hoofde bevoegd zijn tot het in het gebruik geven van het gesloten gebouw, open erf of terrein te verplichten om het gebouw, open erf of terrein in gebruik of beheer te geven aan een andere persoon of instelling.

Ook kunnen burgemeester en wethouders op grond van dit artikel eisen dat voorzieningen worden getroffen zodat het gebouw, open erf of terrein weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik kan dienen. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de aanschrijving kan tot toepassing van een last onder bestuursdwang of de oplegging van een lastgeving onder dwangsom worden besloten.

In het uiterste geval kan het college tot onteigening van het gesloten gebouw, open erf of terrein overgaan overeenkomstig artikel 77 lid 1 sub 7 van de Onteigeningswet. De gemeente kan het gebouw, open erf of terrein dan ook zelf verkopen of verhuren via een plaatselijke woningcorporatie.

2.6 De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen

Op 1 juli 2007 is de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) in werking getreden. Deze wet regelt de registratie van beperkende overheidsbesluiten. Op grond van de Wkpb moet elk besluit tot sluiting op basis van de artikelen 13b van de Opiumwet en 174a van de Gemeentewet binnen vier dagen worden ingeschreven in het openbare register van publiekrechtelijke beperkingen. Daarnaast is het bevoegd gezag verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening.

Als de beperking wordt opgeheven, de sluitingstermijn is verstreken of door een rechtelijke uitspraak het besluit is ontbonden, dient dit eveneens te worden vastgelegd in het register. Een besluit tot sluiting blijft na verkoop van het object onverkort van toepassing en is door de verplichte registratie kenbaar voor rechtsopvolgers.

De verplichting om in te schrijven in het register publiekrechtelijke beperkingen geldt niet voor een waarschuwing, terwijl dit wel wenselijk is. De waarschuwing is immers aan het pand en niet aan de overtreder gebonden. Een eventuele opvolgende eigenaar/huurder/gebruiker zou geconfronteerd kunnen worden met de gevolgen van een eerdere overtreding, ook al heeft hij het beperkingenregister geraadpleegd. Om te voorkomen dat belanghebbenden voor zo’n verrassing komen te staan, wordt ook de waarschuwing geregistreerd.

2.7 Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Ermelo is in artikel 2:41 een koppeling gemaakt met artikel 174a van de Gemeentewet en artikel 13b van de Opiumwet.

De burgemeester is op grond van artikel 174a van de Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet bevoegd tot sluiting van woningen en lokalen/erven van waaruit (drugs)overlast wordt veroorzaakt, respectievelijk verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het aanwezig zijn van drugs. Aangezien deze artikelen in de Gemeentewet en Opiumwet niet de rechtsgevolgen van de sluiting regelt, is dit geregeld in artikel 2:41 APV, namelijk een verbod om een gesloten woning, lokaal of erf te betreden.

Artikel 2:74 Drugshandel en drugsgebruik op straat

In de Opiumwet wordt geen aandacht besteed aan overlast ten gevolge van drugshandel op straat. De straathandel in drugs kan echter wel leiden tot een verstoring van de openbare orde. In artikel 2:74 van

de APV is dan ook, kort gezegd, opgenomen dat het verboden is om op of aan de weg post te vatten of zich heen en weer te bewegen dan wel zich in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer te rijden met het kennelijke doel om soft- en/of hard drugs af te leveren, aan te bieden of te verwerven.

Lid 2 ziet op het gebruik van drugs, de voorbereidingshandeling of het ten behoeve van het gebruik stoffen voorhanden hebben.

2.8 Growshops

Voorbereidingshandelingen voor hennepteelt zijn vanaf 1 maart 2015 strafbaar. Vanaf die datum is er een nieuw artikel 11a Opiumwet ingevoegd en zijn alle handelingen die illegale hennepteelt voorbereiden en bevorderen strafbaar. De wet stelt niet alleen de voorbereidingshandelingen van de henneptelers zelf strafbaar, maar ook handelingen van personen of bedrijven die bijdragen aan de bevordering van hennepteelt zoals het leveren van goederen of diensten: de financiering van hennepteelt, het uitbaten van growshops, het ter beschikking stellen van transport- en distributiefaciliteiten, de verhuur van loodsen en schuren en het aanleggen van elektrische installaties.

2.9 Verruiming 13b

Op grond van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid om een pand te sluiten indien een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Die sluitingsbevoegdheid geldt sinds 1 januari 2019 ook als in een pand geen drugs worden aangetroffen, maar wel voorwerpen of stoffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden ervan.  

Hoofdstuk 3. Nul-optie

3.1 Situatie Ermelo

Uitgangspunt van het landelijke beleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico's van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daartoe worden voor cannabis, dat tot de lijst-II middelen behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is o.a. te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).

De mogelijkheid bestaat om te kiezen voor een nuloptie voor wat betreft de vestiging van coffeeshops in de gemeente. Ook uit jurisprudentie blijkt dat deze mogelijkheid tot de opties behoort. Dit betekent heel concreet dat als de gemeente een weloverwogen nuloptiebeleid heeft, een verwijzing naar dit beleid volstaat om een coffeeshop binnen de gemeentegrenzen te weren dan wel middels een last onder bestuursdwang te sluiten.

Al in 1995 heeft de Officier van Justitie in het driehoeksoverleg destijds basiseenheid Ermelo / Putten ingestemd met het voeren van een nuloptiebeleid voor de gemeente Ermelo (en Putten). Dat betekent dat in deze gemeenten geen coffeeshops gevestigd (mogen) zijn.

Voorwaarde voor het voeren van een nuloptiebeleid is dat deze deugdelijk wordt gemotiveerd.

Met de vastgestelde drugsnotitie 2002 is destijds aan deze voorwaarde voldaan.

In het driehoeksoverleg van 13 februari 2015 heeft Ermelo aangegeven de nuloptie te willen gaan herbevestigen. Gemeenten, Politie en OM hebben daarvan kennisgenomen en ingestemd met dit voornemen. In mei 2015 heeft de raad van Ermelo de nuloptie voor coffeeshops herbevestigd.

Omdat: Gezien de samenstelling en achtergrond van de bevolking valt te concluderen dat de aanwezigheid van een coffeeshop in de gemeente Ermelo niet past in het karakter van de gemeente. Niet onbelangrijk hierbij is de aanwezigheid van diverse instellingen in Ermelo, met bijvoorbeeld een anti-verslavingskliniek. Van het in de nabijheid gedogen van een coffeeshop gaat een verkeerd signaal uit.

  • -

    De gemeente Ermelo telt 26.000 inwoners, die verdeeld zijn over een centraal gelegen dorp met daarom heen 9 kleine kernen. Gezien de aard en omvang van de gemeente is het, naast de overwegingen die hierna volgen, zondermeer te rechtvaardigen dat daar geen coffeeshop gevestigd wordt.

  • -

    De buurgemeente Harderwijk voorziet in ruime mate in de vraag naar een verkooppunt van softdrugs (coffeeshop)

  • -

    Er is op dit moment in de gemeente Ermelo geen sprake van een verkooppunt van softdrugs (coffeeshop)

  • -

    Bestemmingsplannen bieden onvoldoende mogelijkheden (grondslag moet zijn: ruimtelijke ordening) het gebruik van alle panden als coffeeshop tegen te gaan.

Hoofdstuk 4 Handhavingsarrangement

4.1 Inleiding

Lokaal drugsbeleid kan alleen succesvol zijn wanneer het doeltreffend wordt gehandhaafd. Een doeltreffende handhaving is in voorkomende gevallen een gecombineerd optreden van de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie waarbij strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijk maatregelen, indien mogelijk, op elkaar worden afgestemd.

4.2 Strafrechtelijke handhaving

Het Openbaar Ministerie kent een gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs. Dit houdt in dat bij niet-bedrijfsmatige teelt van hennep (oa. max 5 planten) geen vervolging plaats vindt. Tevens wordt het bezit van een gebruikershoeveelheid softdrugs (max 5 gram) gedoogd en zal bij constatering hiervan ook geen vervolging plaatsvinden. Zowel voor niet-bedrijfsmatige teelt als bij de constatering van een gebruikershoeveelheid softdrugs geldt dat de verdacht wel afstand moet doen van de drugs. Indien dit niet gebeurt wordt alsnog vervolgd. Er vindt geen gerichte opsporing plaats tegen deze twee feiten.

Ten aanzien van harddrugs bestaat geen gedoogbeleid. Dat wil zeggen dat bij constatering van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel de aanwezigheid daartoe van zowel soft- en harddrugs, hiertegen wordt opgetreden door politie en het Openbaar Ministerie. De prioriteit bij politie en Openbaar Ministerie in de strafrechtelijke aanpak van drugs ligt op de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Met name op het gebied van georganiseerde hennepteelt wordt geïnvesteerd op intensivering van de aanpak en op verbreding van de aanpak met buiten het strafrechtketen gelegen partners.

4.3 Civielrechtelijke handhaving

Bij overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet (kort gezegd het handelen in, verkopen van, produceren van of bezitten van softdrugs en harddrugs) is het onder bepaalde omstandigheden/voorwaarden mogelijk een pand te onteigenen op grond van artikel 77 van de Onteigeningswet. Het bevoegde bestuursorgaan kan bovendien de verhuurder van het gebouw vragen de overtreder uit te zetten. De verhuurder kan immers de huurovereenkomst ontbinden indien het gebouw is gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet. Op deze wijze ontmantelt de plaatselijke woningcorporatie eventuele hennepkwekerijen die aanwezig zijn in woningen die zij verhuurt en worden de huurders vervolgens uitgezet.

4.4 Bestuursrechtelijke handhaving

4.4.1 Algemeen Bestuursrechtelijke handhaving

Het opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom, zijn gericht op het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van een (herhaling van een) overtreding.

4.4.2 Last onder bestuursdwang

In artikel 13b van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen. Daarbij hebben personen die daartoe zijn aangewezen door dat bestuursorgaan toegang tot elke plaats voor zover dat nodig is. Bij de toepassing van een last onder bestuursdwang is het bestuursorgaan bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt. Ook is het bestuursorgaan bevoegd tot het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken. De kosten worden verhaald op de overtreder. Artikel 125 van de Gemeentewet stelt dat het bestuursorgaan bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. In afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht staat onder welke voorwaarden het bevoegd bestuursorgaan een last onder bestuursdwang mag opleggen.

4.4.3 Last onder dwangsom

Een dwangsom is een geldboete die de gemeente de overtreder in het vooruitzicht stelt als de overtreding niet binnen een bepaalde termijn wordt beëindigd. De bedoeling is om de overtreder er zo toe te dwingen een situatie die in strijd is met wet- en regelgeving ongedaan te maken, te beëindigen dan wel om een overtreding niet nogmaals te begaan. Wordt dit niet gedaan, dan wordt de dwangsom verbeurd. De last onder dwangsom is een herstelsanctie en kan tevens een preventieve werking hebben.

Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht stelt dat een bestuursorgaan bevoegd is om in de plaats van het toepassen van bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen.

In afdeling 5.3.2 van deze wet staat onder welke voorwaarden het bevoegd bestuursorgaan een last onder dwangsom mag opleggen.

4.5 Beleidsuitgangspunt

Algemeen

In de gevallen dat opgetreden wordt op grond van de Wet Damocles (artikel 13b van de Opiumwet) of de Wet Victoria (artikel 174a van de Gemeentewet) heeft de wetgever expliciet bepaald dat de burgemeester bevoegd is op te treden middels een last onder bestuursdwang. Ook indien wordt opgetreden tegen een in strijd met het nulbeleid gevestigde coffeeshop moet worden opgetreden op basis van artikel 13b van de Opiumwet en kan de burgemeester zodoende gebruik maken van zijn bevoegdheid tot het sluiten van de woning of het lokaal waarin de coffeeshop is gevestigd.

Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. Aangezien het financiële gewin van de handel, verkoop en/of productie van (hard en/of soft) drugs dusdanig groot is, mag van een last onder dwangsom in de meeste gevallen te weinig effect worden verwacht. Hiermee wordt naar verwachting niet bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.

De door de burgemeester gekozen handhavingsmaatregel dient primair te bewerkstelligen dat er een einde wordt gemaakt aan de verboden situatie en dat de oude situatie wordt hersteld. Secundair beoogt de maatregel te bewerkstelligen, dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen.

Het sluiten van panden als bestuursrechtelijke maatregel op grond van de Wet Damocles wordt dus gezien als een herstelsanctie. Dat wil zeggen dat de toepassing van de maatregel er op gericht moet zijn om de situatie te herstellen naar die van voor de vestiging van de hennepkwekerij of het drugspand. Een sluiting is niet gericht tegen de persoon, maar heeft betrekking op het pand.

Daarmee wordt beoogd de drugshandel uit panden te weren, de bekendheid van een pand in het criminele circuit ongedaan te maken en de leefbaarheid van de omgeving te herstellen.

Uitgangspunt is dus dat bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet de burgemeester een last onder bestuursdwang zal opleggen. De last onder bestuursdwang strekt tot de sluiting van het pand (en bijbehorende erven).

Handelshoeveelheid

Volgens vaste jurisprudentie mag een burgemeester wanneer er een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een woning of lokaal, aannemen dat het gaat om handel en hoeft er geen bewijs aanwezig te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking.

In de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie is vastgelegd wat wordt aangemerkt als een “geringe hoeveelheid voor eigen gebruik”. Een grotere hoeveelheid wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid. Voor harddrugs geldt dat meer dan 0,5 gram (of meer dan 2 pillen of meer dan 5 ml drugs in vloeistofvorm) wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid. Voor hennepproducten geldt dat meer dan 5 gram of meer dan 5 planten wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid.

De burgemeester sluit aan bij de Aanwijzing Opiumwet van het OM. Ook als deze hoeveelheden wijzigen, sluit de burgemeester aan bij deze hoeveelheden. Indien er meer dan een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik wordt aangetroffen, zal de burgemeester in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden op grond van artikel 13b Opiumwet.

Bewoonde woningen en bijbehorende erven

Ingeval in een bewoonde woning voor de eerste keer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, geldt het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van de woning kan worden volstaan met een waarschuwing. Van dit uitgangspunt mag in ernstige gevallen worden afgeweken. In de rechtspraak wordt een handelshoeveelheid als een ernstig geval gekwalificeerd. Derhalve wordt bij het voor de eerste keer aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een bewoonde woning geen waarschuwing gegeven maar wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, inhoudende sluiting van de woning.

Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien er sprake is van een bewoonde woning, waar tevens kinderen en/of een partner wonen en waar voor de eerste keer een kleine handelshoeveelheid softdrugs (minder dan 25 gram) wordt aangetroffen of er sprake is van een kleine hoeveelheid hennepplanten (5 tot 20 hennepplanten). In dat geval wordt eerst schriftelijk gewaarschuwd. Van bewoning is sprake als er sprake is van een voor bewoning bedoelde ruimte, er een inschrijving is in de Basisregistratie Personen en de feitelijke situatie de beoordeling “bewoning” niet tegenspreekt.

Positie van kwetsbaren

Bij toepassing van de bestuurlijke maatregel wegen de belangen van kwetsbaren weliswaar zwaar, maar zijn niet per definitie een reden om af te zien van sluiten van het pand. Onder kwetsbaren wordt onder andere verstaan de in het pand woonachtig kinderen. Dit beleid biedt voldoende ruimte om de omstandigheid de kwetsbaren op straat zouden komen te staan mee te nemen in de belangenafweging.

Voorbereidingshandelingen

Van voorbereidingshandelingen kan volgens het nieuwe artikel 13b Opiumwet alleen sprake zijn bij het voorhanden hebben van bepaalde voorwerpen of stoffen die, vanwege de aard en hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn om harddrugs te vervaardigen of voor grootschalige hennepteelt. Op zijn minst moeten de voorwerpen of stoffen het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat zij daarvoor bestemd zijn. Onvoldoende om als voorbereidingshandeling te kwalificeren, is het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen. Indien er sprake is van voorbereidingshandelingen, dan zal de burgemeester in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden.

Voorbereidingshandelingen; eerst waarschuwen, tenzij ernstig geval

Als er sprake is van voorbereidingshandelingen ten aanzien van handel in/productie van harddrugs dan zal bij een eerste overtreding van de Opiumwet, in principe eerst een waarschuwingsbrief worden verstuurd aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van het pand en/of het bijbehorende erf, tenzij er sprake is van een ernstig geval. De indicatoren in bijlage I (o t/m u) zijn van toepassing.

Sluiting bij voorbereidingshandelingen

Indien er bij een woning en/of het bijbehorende erf geen sprake is van een eerste overtreding of als er sprake is van een ‘ernstig geval’ (bij een eerste overtreding), dan wordt er niet gewaarschuwd maar volgt er direct een sluiting van de woning en/of het bijbehorende erf.

4.6 Toepassing

Bij het opleggen van de last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet zijn de volgende stappen van belang. Voor het opleggen van de last onder bestuursdwang op grond van artikel 174a Gemeentewet gelden de stappen niet. Zie hiervoor paragraaf 2.4.

1.Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te kunnen treden. Deze constateringen kunnen door de politie aan de gemeente (de burgemeester) worden gemeld. De gemeente is hierbij in grote mate afhankelijk van de politie. De gemeente verzamelt en bundelt de gegevens van de politie samen met eventuele eerdere waarschuwingsbrieven aan de bewoners/de exploitant en klachten uit de omgeving. De klachten uit de omgeving kunnen, mocht dit gewenst zijn, ook geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd.

2. Voornemen tot sluiting

De burgemeester brengt de overtreder en / of de eigenaar/verhuurder (rechthebbende) op grond van de geconstateerde feiten schriftelijk - door middel van een aankondiging last onder bestuursdwang – op de hoogte over het voornemen op handhavend op te treden. In de brief wordt de mogelijkheid geboden om een zienswijze in te dienen. Dat kan per brief, per e-mail, telefonisch of in een gesprek.

Bij het gesprek kan een vertegenwoordiger van de politie aanwezig zijn maar ook andere belanghebbenden.

In de gesprekken worden de geconstateerde feiten besproken.

  • 1.

    Jurisprudentie laat zien (ECLI:NL:RVS:2012:BY4412) dat de burgemeester bij het aantreffen van harddrugs in de woning of het lokaal zonder waarschuwing kan overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang gericht op sluiting van de woning of het lokaal.

  • 2.

    Tot sluiting van de woning kan bij een eerste constatering direct worden overgegaan indien sprake is van een ernstig geval. De indicatoren voor een ernstig geval zijn weergegeven in de bijlage I behorende bij dit beleid.

3. Belangenafweging en vervolgstappen.

De burgemeester kan na beoordeling van de zienswijze besluiten tot het opleggen van een last onder bestuursdwang die er bijvoorbeeld toe strekt om een woning of een lokaal tijdelijk te sluiten. De in bijlage II opgenomen Handhavingsmatrix 13b Opiumwet geldt daarbij als leidraad voor de sluitingsperiode.

De burgemeester moet voor het nemen van dit sluitingsbesluit de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich mee brengt voor de overtreder.

4. Motivering sluitingsbevel.

Wanneer de burgemeester over gaat tot een (tijdelijke) sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering kan de burgemeester een aantal factoren betrekken.

Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.

Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningbouwcorporatie of de verhuurder kunnen worden ontbonden. Een sluiting van de woning op grond van artikel 13b Opiumwet blijft uitgangspunt. De woning kan bekend zijn in het drugscircuit. Komen er snel nieuwe huurders in de woning, dan lopen deze het risico geconfronteerd te worden met personen uit het drugscircuit.

Verder kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel kan zijn.

Tenslotte zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang dat de toeloop naar het pand zal beëindigen. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.

5. Bekendmaking sluitingsbevel.

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

  • 1.

    Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • 2.

    Welk pand is gesloten;

  • 3.

    Waarom tot sluiting is overgegaan

  • 4.

    Belangenafweging

  • 5.

    De termijn van de sluiting;

  • 6.

    De begunstigingstermijn;

  • 7.

    Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

  • 8.

    Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 eerste lid, Awb op de belanghebbende worden verhaald.

6 Feitelijke sluiting.

Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de gemeente ertoe over de betreffende ruimte zo nodig fysiek te sluiten. Dit kan op verschillende manieren worden geregeld.

Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast medewerkers van de gemeente ook anderen, bijvoorbeeld een aannemer, nutsbedrijf of de politie aanwezig zijn. De in het pand aanwezige personen worden hieruit verwijderd. Zo nodig wordt het pand eerst ontsmet en worden de nutsvoorzieningen afgesloten.

In het besluit staat een begunstigingstermijn opgenomen waarbinnen de betrokkene(n) zelf uitvoering kan geven aan het besluit tot sluiting van het pand. Binnen de begunstigingstermijn heeft de betrokkene(n) de mogelijkheid om voor de sluiting persoonlijke spullen uit het pand te halen, afsluitingsmaatregelen te nemen, etc. Vervangen van de sloten gebeurt altijd met iemand van de gemeente, waarna de deur wordt verzegeld. De sleutels blijven gedurende de sluiting in het bezit van de gemeente.

Als de begunstigingstermijn is verstreken en de last dus niet of niet tijdig is uitgevoerd, zal de burgemeester zelf door feitelijk handelen, tot sluiting laten over gaan. Ook in dat geval zullen de sloten worden vervangen in het bijzijn van iemand van de gemeente en zal de deur worden verzegeld.

Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht op.

Op grond van artikel 2:41 van de Algemene Plaatselijke Verordening Ermelo (APV) kan opgetreden worden tegen personen die een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of woning betreden.

Uitgangspunt is dat er borden worden aangebracht waarop staat dat het pand is gesloten vanwege het overtreden van artikel 13b Opiumwet. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.De redenen van deze openbare bekendmaking zijn het aan een ieder, en in het bijzonder het criminele circuit, duidelijk maken dat in het bewuste pand niets meer te halen valt, het afgeven van een duidelijk signaal dat overtreding van de Opiumwet niet wordt getolereerd en het vergroten van het veiligheidsgevoel in de buurt door duidelijk aan te geven dat de illegale activiteiten in het bewuste pand zijn beëindigd.

Betreden gesloten verklaard pand

Het pand mag alleen worden betreden indien de burgemeester daartoe ontheffing heeft verleend. In de regel wordt slechts ontheffing van het verbod verleend ingeval van een dringende en/of zwaarwichtige reden. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen zal een schriftelijk en gemotiveerd verzoek om ontheffing moeten worden ingediend, waaruit in ieder geval duidelijk dient te blijken voor wie de ontheffing moet gelden, voor welk doel en voor welke periode. De burgemeester kan voorwaarden verbinden aan de ontheffing.

Spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties kan de burgemeester op grond van artikel 4:11 en 5:31 van de Awb spoedeisende bestuursdwang toepassen. Het pand wordt dan onmiddellijk gesloten. De burgemeester biedt dan niet de mogelijkheid om eerst een zienswijze in te dienen. Van een spoedeisende situatie is in ieder geval sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen of voor de openbare orde, bijvoorbeeld door brandgevaar of doordat giftige stoffen of gassen (kunnen) vrijkomen of bij zich direct aandienende risico’s door of vanwege het criminele drugscircuit.

Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

7. Kostenverhaal.

De kosten die bij de sluiting van een pand worden gemaakt kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt.

8. Heropening.

Uitgangspunt is dat de sluiting wordt opgeheven indien de noodzaak tot sluiting is komen te vervallen. De gekozen sluitingstermijn betekent dat die termijn noodzakelijk wordt geacht om het gewenste effect te bereiken. De duur van de sluiting is afgestemd op de periode die noodzakelijk wordt geacht om de rust en het veiligheidsgevoel te doen terugkeren en te bewerkstelligen dat het betreffende pand onttrokken wordt aan het drugscircuit. 

5. Slotbepalingen

5.1 Hardheidsclausule

In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel aan op de aard en de frequentie van de overtreding, om te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt, dan wel herhaling wordt voorkomen,

De burgemeester beschikt bij zijn bevoegdheidstoepassing in het kader van de handhaving over beoordelingsvrijheid. Indien bijzondere feiten of omstandigheden aanleiding geven kan de burgemeester op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht gemotiveerd afwijken van het beleid.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Het ‘drugsbeleid gemeente Ermelo 2015’ wordt tegelijkertijd ingetrokken.

5.3 Overgangsrecht

Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn gestart en waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden voortgezet op basis van deze nieuwe beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen.

5.4. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Drugsbeleid Ermelo. 

Ondertekening

Bijlage I Indicatorenlijst

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in al dan niet georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt of als aanwezigheid van drugs hierop duidt.

Om te kunnen nagaan of sprake is van een dergelijke aannemelijkheid is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Van een ernstig geval is sprake als één of meer van de hieronder staande indicatoren van toepassing is / zijn.

De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

Deze indicatorenlijst heeft betrekking op:

  • -

    Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • -

    Niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • -

    Woningen en bijbehorende erven.

Hierna in enkelvoud te noemen “het pand”.

Indicatorenlijst

a. de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan een hoeveelheid die duidt op eigen gebruik. Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen van de Procureurs Generaal). Indien sprake is van een dergelijke hoeveelheid kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)- geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

b. de mate waarin het pand betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband; (bedrijfsmatig / professioneel karakter);

c. er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten in of rond het pand;

d. er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

e. de omstandigheid dat het pand als ontmoetingsplek voor handelaren en / of gebruikers fungeert; dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.;

f. er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

g. er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

h. er is sprake van recidive;

i. er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

j. de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

k. de mate van overlast en de effecten op de omgeving;

l. aannemelijkheid dat het pand niet in overeenstemming met de bestemming, ingevolge het bestemmingsplan wordt gebruikt;

m. aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt of

n. overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

In aanvulling op voorgaande indicatoren wordt in de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen rekening gehouden met de volgende indicatoren:

o. de aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

p. de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van of handel in drugs;

q. de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instandhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

r. de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

s. de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

t. de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden;

u. de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

Harddrugs

De Afdeling heeft geoordeeld dat als er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, een woning zonder voorafgaande waarschuwing mag worden gesloten. De burgemeester zal daarom een woning direct, dat wil zeggen zonder voorafgaande waarschuwing, sluiten wanneer er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen in de woning. 

Bijlage II Handhavingsmatrix 13.b Opiumwet

Bewoonde woningen

 

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e constatering

Voorbereidingshandelingen of kleine hoeveelheid softdrugs (minder dan 25 gram of 5 – 20 hennepplanten en geen andere indicatoren)

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 6 maanden)

Softdrugs; ernstig geval / voorbereidingshandelingen; ernstig geval

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

Harddrugs

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

 

Lokalen en niet bewoonde woningen met bijbehorende erven

Drugshandel of voorbereidingshandelingen in of bij lokalen en in of bij niet bewoonde woningen vormen eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Zij vormen tevens een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt. Bij de handel in drugs in of bij lokalen en in of bij niet bewoonde woningen treedt de burgemeester ook op grond van artikel 13b van de Opiumwet op.

Voor lokalen en niet-bewoonde woningen geldt niet het uitgangspunt uit de wetsgeschiedenis dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet een waarschuwing moet volgen. Gelet hierop zal de burgemeester in deze gevallen direct, dus zonder waarschuwing, tot sluiting overgaan. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient er wel een verband te zijn tussen de aangetroffen handelshoeveelheid drugs en het pand.3

Aangezien er geen sprake is van een woning stuurt de burgemeester, zonder voorafgaande waarschuwing, een voornemen tot het toepassen van bestuursdwang wanneer er een handelshoeveelheid soft- en/of harddrugs wordt aangetroffen in een lokaal of een niet bewoonde woning. De uitgangspunten die hiervoor onder hoofdstuk 4 zijn opgenomen zijn van toepassing. Daarnaast geldt de volgende handhavingsmatrix:

Niet bewoonde woningen en lokalen

 

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e constatering

Voorbereidingshandelingen

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

Softdrugs

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

Harddrugs

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

 

Er wordt onderscheid gemaakt in de matrixen van soft- en harddrugs. Reden daarvoor is dat van harddrugs algemeen bekend is dat het gebruik van en de handel in harddrugs leidt tot een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid en een grote impact heeft op de directe omgeving van een pand waar harddrugs gebruikt worden en / of de handel in harddrugs plaats vindt. De handel in harddrugs vindt meestal plaats in een harder en crimineler milieu dan de handel in softdrugs en ook de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers zijn groot. Het is ook niet voor niets dat de wetgever in de Opiumwet onderscheid maakt naar hard- (lijst I) en softdrugs (lijst II). Mede daarom wordt in de handhavingsmatrix onderscheid gemaakt naar overtreding, waarbij voor overtredingen van lijst I (harddrugs) langere sluitingstermijnen noodzakelijk worden geacht om een einde te maken aan de overtreding in of vanuit het pand en de situatie te laten normaliseren.

Getrapt optreden en verjaring.

Voor het handhavingsarrangement geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van vijf jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding plaatsvindt. Vindt een constatering plaats na vijf jaar na de vorige constatering, dan wordt het handhavingsarrangement van voren af aan herhaald.

In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, huurder, bewoner of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van de overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Het is dus ook niet noodzakelijk dat een na een waarschuwing volgende overtreding door dezelfde persoon wordt begaan. Het bestuursrechtelijk optreden is daarom niet persoonsgebonden maar pandgebonden.

Erkend wordt dat de toepassing van het sluitingsbeleid ingrijpende (financiële) gevolgen heeft of kan hebben voor zowel de gebruikers als de eigenaren van panden. Er is echter door de gebruikers en mogelijk tevens door de eigenaren ook financieel voordeel behaald uit de illegale verkoop van drugs.

Daarnaast is de zwaarte van de maatregel gerechtvaardigd omdat handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) verboden is bij wet, en pas in zwaarte wordt opgebouwd na herhaling(en) van de overtreding(en).

Bovendien moet het sluitingsbeleid voorkomen dat er een nog sterkere verplaatsing van drugshandel naar panden gaat plaatsvinden, met alle gevolgen van dien (onder meer verloedering van de woonomgeving).


Noot
1

Op lijst I staan drugs met een onaanvaardbaar risico (de zogenaamde harddrugs). Op lijst II staat de hennepplant waar hasj en wiet van gemaakt wordt (de zogenaamde softdrugs).

Noot
2

De convenantpartners zijn: gemeenten in de provincies Overijssel en Gelderland, politie eenheid Oost-Nederland, Openbaar Ministerie, Woningcorporaties, netbeheerders, UWV, Veiligheidsregio’s.

Noot
3

ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3339. Als de jurisprudentie wijzigt, sluit de burgemeester aan bij deze gewijzigde jurisprudentie.