Beleidsregel planschadeovereenkomsten

Geldend van 04-07-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel planschadeovereenkomsten

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Etten-Leur;

gelet op artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Planschadeovereenkomsten

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • a. College: het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur;

  • b. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Artikel 2 Inleiding

Bij de volgende planologische maatregelen wordt, voorafgaand aan het door het college te nemen besluit, een planschadeovereenkomst tussen de vergunningvrager en de gemeente verlangd:

  • a.

    In alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd waaraan slechts medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1o van de Wabo (binnenplanse afwijking) indien sprake kan zijn van één van de volgende criteria:

    • 1.

      Toename verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;

    • 2.

      Toename overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

    • 3.

      Belemmering van lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

    • 4.

      Schending van het uitzicht;

    • 5.

      Privacy verslechtering van aangrenzende bebouwing en gronden;

    • 6.

      Negatieve effecten op de gezondheid;

  • b.

    In alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd waaraan slechts medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2o van de Wabo (buitenplanse afwijking);

  • c.

    In alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd waaraan slechts medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3o van de Wabo (“projectafwijkingsbesluit”);

  • d.

    In alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd waaraan slechts medewerking kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 2 van de Wabo (tijdelijke afwijking);

  • e.

    In alle gevallen waarin een omgevingsvergunning is aangevraagd, waarvoor een bestemmingsplan of een wijzigingsplan in procedure moet worden gebracht.

Artikel 3 Doelstelling

Het doel van deze beleidsregel is het financiële risico dat de gemeente loopt bij het toepassen van een planologische maatregel via een planschadeovereenkomst af te wentelen op de vergunningvrager.

Artikel 4 Doelgroep

Deze beleidsregel is van toepassing op de aanvrager van een omgevingsvergunning die enkel

kan worden verleend met toepassing van een planologische afwijking, een bestemmingsplan-

herziening of wijzigingsplan.

Artikel 5 Nadere criteria

  • 1. Een planschadeovereenkomst moet zijn afgesloten alvorens een verzoek om een planologische maatregel kan worden ingewilligd.

  • 2. Indien in een geval als bedoeld onder artikel 1 geen planschadeovereenkomst door de verzoeker wordt ondertekend, wordt de gevraagde planologische maatregel niet toegestaan omdat de financiële haalbaarheid in dat geval niet verzekerd is.

Artikel 6 Bijzondere gevallen

Burgemeester en wethouders kunnen in onvoorziene/bijzondere omstandigheden gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze beleidsregel.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel planschadeovereenkomsten”;

  • 2. De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

    Etten-Leur,

    Burgemeester en wethouders van Etten-Leur.

    De secretaris, De burgemeester,

    Mw. B.W. Silvis-de Heer. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.

Bijlage 1 Checklist

Bijlage 1 Checklist

Toelichting op de Beleidsregel planschadeovereenkomsten

Inleiding

In de Wabo wordt omschreven voor welke activiteiten een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd via www.omgevingsloket.nl. De hoofdregel is dat een omgevingsvergunning alleen wordt verleend als de aanvraag voor die vergunning, indien van toepassing, past in de regels van het bestemmingsplan. De wet maakt het echter mogelijk om, in sommige gevallen, met gebruikmaking van een planologische maatregel, medewerking te verlenen als burgemeester en wethouders dat, na een afweging van de betrokken belangen, verantwoord vinden. Deze wettelijke basis is te vinden in het geldende bestemmingsplan, in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

In alle gevallen waarbij een omgevingsvergunning wordt verleend met gebruikmaking van een dergelijke planologische maatregel, kan dat eventueel aanleiding zijn voor planschade, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Door af te wijken van de regels van het bestemmingsplan kan namelijk voor derden schade ontstaan die redelijkerwijs niet voor rekening van die derden behoort te blijven. Burgemeester en wethouders kennen in dergelijke gevallen op verzoek een tegemoetkoming in deze “planschade” toe.

Als het besluit om af te wijken van het bestemmingsplan genomen wordt naar aanleiding van een aanvraag om omgevingsvergunning, kunnen burgemeester en wethouders met de vergunningvrager overeenkomen dat die schade geheel of gedeeltelijk voor zijn of haar rekening komt (artikel 6.4a Wro). De aanvrager van de omgevingsvergunning kiest immers zelf voor een plan dat niet binnen de regels van het bestemmingsplan past en waaraan op grond van een afweging van belangen burgemeester en wethouders toch bereid zijn om de vergunningprocedure te starten. Er wordt dan met de vergunningvrager, alvorens de vergunning verleend wordt, een planschadeovereenkomst afgesloten.

In het belang van transparante besluitvorming en rechtsgelijkheid is het wenselijk in beleidsregels vast te leggen wanneer het afsluiten van een planschadeovereenkomst achterwege kan blijven.

Wettelijk kader

Artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening geeft de gemeente de mogelijkheid om het risico van planschade van planologische maatregelen af te wentelen op de veroorzaker (de aanvrager van een omgevingsvergunning). Overigens zal zeker niet elke planologische maatregel leiden tot een claim en zeker niet elke claim zal leiden tot uitbetaling van planschade. De wet voorziet namelijk in een ‘eigen risico’ van 2% van de waarde van het onroerend goed van degene die planschade claimt. Voor veel afwijkprocedures zal in de praktijk deze 2%-grens niet worden overschreden.

De kans dat kleine plannen daadwerkelijk leiden tot uit te keren planschade is niet groot, maar het is ook niet uit te sluiten. Om het risico voor de gemeente volledig uit te sluiten, is daarom een planschadeovereenkomst noodzakelijk.

Bij de afhandeling van een claim worden de regels in acht genomen uit de gemeentelijke “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Etten-Leur”. Op grond van deze verordening wordt een extern deskundig bureau aangesteld die adviseert over verzoeken om tegemoetkoming in planschade.

Risico van een planschadeovereenkomst

Een planschadeovereenkomst moet zijn afgesloten alvorens een verzoek om een planologische maatregel kan worden ingewilligd. De vergunningvrager accepteert bij het ondertekenen van een planschadeovereenkomst een zeker risico. Deze vergunningvrager kan de financiële gevolgen moeilijk inschatten. Het is namelijk niet bekend of er schadeclaims zullen worden ingediend, ook niet of die claims -na het voorgeschreven advies van een externe deskundige- al dan niet moeten worden toegewezen en ook niet wat de hoogte van een uitkering naar aanleiding van een claim zou kunnen zijn. Bovendien maakt de wet het mogelijk dat claims tot 5 jaar na het onherroepelijk worden van de planologische maatregel kunnen worden ingediend. De vergunningvrager kan, indien betrokkene dat wil, wel meer inzicht voor zichzelf verkrijgen door op eigen initiatief en voor eigen rekening een planschaderisico-analyse te laten maken door een deskundige.

Beleidsregel

Deze beleidsregel wordt vastgesteld vanwege het financiële risico dat de gemeente loopt als omgevingsvergunningen met toepassing van een planologische maatregel worden verleend, zonder dat een planschadeovereenkomst is afgesloten. De kern van de beleidsregel houdt in, dat in alle gevallen een planschadeovereenkomst wordt verlangd als er sprake is van een aanvraag voor een omgevingsvergunning die slechts kan worden ingewilligd door middel van een buitenplanse en/of een tijdelijke planologische afwijking van het bestemmingsplan of waarvoor een bestemmingsplan of een wijzigingsplan in procedure moet worden gebracht. Bij een binnenplanse planologische afwijking wordt een planschadeovereenkomst enkel verlangd wanneer sprake kan zijn van één van de in artikel 2, onder a genoemde criteria.