Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening 2008

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening Persoongebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

De Raad van de gemeente Etten-Leur;Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 08-04-2008;

Gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

Overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten.

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING PERSOONGEBONDEN BUDGET BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en/of Zundert;

De wet: de Wet sociale werkvoorziening;

Periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

Persoonsgebonden Budget (PGB): Het totaal van de voor één persoon beschikbaar gestelde periodieke subsidie, de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de kosten voor aanpassingen van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht.

Artikel 2

Beschrijving Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken

Het PersoonsGebonden Budget (PGB) kan beschikbaar worden gesteld door het College ten behoeve van een Wsw-geïndiceerde. Het PGB is een persoonsvolgend budget. Het kan uitsluitend worden aangewend voor uitvoeringskosten, aanpassing van de werkplek, periodieke subsidie aan de werkgever en vergoeding aan de begeleidingsorganisatie zoals in de volgende artikelen wordt beschreven. Het jaarlijkse PGB ten behoeve van een Wsw-geïndiceerde is nooit meer dan de gemiddelde jaarlijkse rijkssubsidie voor een Wsw-geïndiceerde, verminderd met de uitvoeringskosten bedoeld in artikel 3.

Artikel 3

De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college steltelk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar. Voordat deze verordening in werking treedt, stelt het college de hoogte van deze uitvoeringskosten voor de periode 1 juli tot en met 31 december 2008 vast.

Artikel 4

4.1 Invulling voorwaarden adequate werkplek

Binnen de bepalingen van de wachtlijstverordening verstrekt het college op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

4.2 De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

a) Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel

(mits de betreffende organisatie inschrijvingsplichtig is);

b) De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de

indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

c) De duur van het dienstverband bedraagt tenminste twaalf maanden, met

een mogelijkheid tot verlenging van eenmaal twaalf maanden, waarna een vast dienstverband wordt aangeboden;

d) De werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de geldende wetgeving De salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden.

4.3 De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

a) De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (mits de betreffende organisatie inschrijvingsplichtig is);

b) De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn aantoonbaar op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd voor het begeleiden van de

doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

c) De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld gedurende minstens twee voorafgaande jaren.

d) De begeleidingsorganisatie kan desgevraagd aantonen dat zij financieel gezond is.

Artikel 5

De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

Het college stelt de loonkostensubsidie vast, aan de hand van de loonwaarde van de betrokken Wsw-geïndiceerde in relatie tot de te vervullen functie bij de werkgever. Een externe deskundige kan worden ingeschakeld om de loonwaarde te onderzoeken.

Artikel 6

Herziening van de loonkostensubsidie

  • 6.1

    Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 6.2

    De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 6.3

    Onverminderd het bepaalde in dit artikel 5 en artikel 10 van deze verordening vindt om de twee jaar een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 7

De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 7.1

    De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie bedraagt maximaal € 6.000,00 incl. de in te zetten instrumenten. Uitbetaling vindt plaats indien het in 7.2 bedoelde resultaat is behaald. Bedoeld bedrag wordt vanaf 1 januari 2009 jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 7.2

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst die duurzaam is en is aangegaan voor minimaal twaalf maanden.

Artikel 8

Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht

  • 8.1

    Het college kan een vergoeding laten verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht als - zonodig uit een deskundigenrapport - blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen. Deze vergoeding kan ook bestaan uit het in bruikleen beschikbaar stellen van hulpmiddelen aan de werkgever.

  • 8.2

    Kosten voor aanschaf/huur van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 8.2

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal twaalf maanden.

  • 8.3

    Het college stelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding vast.

Artikel 9

Indienen van de aanvraag

  • 9.1

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 9.2

    Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 10

Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

a) de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

b) wijze van bevoorschotting van de subsidie;

c) de verplichtingen van de werkgever;

Artikel 11

Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 12.

    1 De werkgever verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde.

  • 12.

    2 Het college stelt de periodieke subsidie binnen acht weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12

Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13

Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14

Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot voorwaarden waaronder een aanvraag van een PGB wordt toegekend.

Artikel 15

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16

Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening 2008. Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering

Van 26 mei 2008.

De raad voornoemd.

De griffier, De voorzitter,

drs. W.C.M. Voeten. drs. J.A.M. van Agt.

Algemene toelichting

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen om het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, het beste te kunnen verwezenlijken.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren.

De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het college vormgeeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw). Gemeenteraden moeten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet deze verordening hebben vastgesteld.

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen beide vormen van begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met behulp van gemeente of schap, bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken-indicatie van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een sw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente of schap wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7. De gemeente kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking niet weigeren, als:

  • 1.

    De betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de

    wachtlijst;

  • 2.

    De door de Wsw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie

    voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;

  • 3.

    De door de gemeente aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan

begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor de gemeente rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het college niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen (artikel 7, eerste lid, Wsw).

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het college, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de

    Wsw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.

Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door de gemeente verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Wsw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het college de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van wsw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat het college ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.

De onderwerpen in de verordening

In artikel 7, tiende lid, Wsw staan de onderwerpen genoemd die de gemeenteraad in ieder geval in zijn verordening zal moeten regelen:

  • 1.

    de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden

    vastgesteld;

  • 2.

    de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden

    uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;

  • 3.

    de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en

  • 4

    de voorwaarden waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

Naast deze vier verplichte onderwerpen kunnen gemeenten nog een aantal andere zaken in hun verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaan regelen. Het gaat dan om voorwaarden die de gemeente kan stellen aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geïndiceerde. Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan verzorgen. In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden, zullen eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening moeten worden geregeld.

Daarnaast kunnen ook procedurele bepalingen in de verordening worden opgenomen die verband houden met het feit dat een PGB moet worden aangevraagd. Het gaat dan om aangelegenheden als gegevens en documenten die bij de aanvraag voor een PGB moeten worden overgelegd, de beslistermijn en de bevoegdheid van het college om een subsidie te wijzigen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2 Beschrijving Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken

Dit artikel geeft een inhoudelijke beschrijving van het begrip Persoonsgebonden budget in het kader van de Wet sociale werkvoorziening. In de laatste volzin vindt een afbakening plaats van de hoogte van het budget.

Artikel 3 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden

uitvoeringskosten

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 3 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en

    vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeftt voor een PGB.

Voor het jaar 2008 is het formeel nog niet mogelijk om het budget voor uitvoeringskosten voor 31 december vast te stellen. De verordening is immers nog niet van kracht. Op grond van de wet moet zij in werking treden binnen zes maanden nadat de wet in werking is getreden. De verordening moet dus uiterlijk voor 1 juli 2008 zijn vastgesteld. Gemeenten moeten voor die tijd het budget aan uitvoeringskosten vaststellen voor de tweede helft van 2008.

Artikel 4 Invulling voorwaarden adequate werkplek

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kan het college eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Artikel 5 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

De herbeoordeling van de loonwaarde kan plaatsvinden op basis van een loonwaardeonderzoek. In de verordening kan ook worden bepaald dat een eventuele (tussentijdse) herziening van de periodieke subsidie altijd plaatsvindt op basis van een loonwaardeonderzoek.

Artikel 6 Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

In de praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 6 lid 3en art. 10) .

Artikel 7 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. We hebben het toch wenselijk gevonden hierover een bepaling over een maximumbedrag in de verordening op te nemen. Tot dit bedrag is er sprake van onderhandelingsruimte.

In het tweede lid is opgenomen om het zoeken naar een werkplek pas te honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een duurzame arbeidsovereenkomst aangegaan voor tenminste 12 maanden (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een Wsw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het reïntegratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt ongewenst zijn. Vandaar de no cure, no pay bepaling in lid 2.

Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Het college zal deze kosten mede beoordelen naar de vereiste noodzakelijkheid. Luxe voorzieningen zijn niet de bedoeling. Omdat alle betrokkenen belang hebben bij een langdurige overeenkomst is voorzien, dat na verloop van een redelijke afschrijvingstermijn een hernieuwde vergoeding mogelijk is. Omdat de verwachting is, dat dit zich niet vaak zal voordoen, zal een dergelijke herhaalde vergoeding geregeld kunnen worden op grond van de hardheidsclausule in art. 15.

Artikel 9 Indienen van de aanvraag

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het betaalde loon aan de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten, aan de hand van een jaaropgave.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Nadere regels

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding.

De verordening moet in werking treden binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet.