Regeling vervallen per 01-01-2016

Parkeerverordening Etten-Leur 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2015

Intitulé

Parkeerverordening Etten-Leur 2011

De raad van de gemeente Etten-Leur,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen;

Besluit:

Vast te stellen de “Parkeerverordening Etten-Leur 2011”.

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 1990, 459);

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven of dat uit een verklaring van de werkgever blijkt dat de houder rechtmatig beschikt over een lease-motorvoertuig;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met de borden E9 (zone) of E10 (zone) uit bijlage 1 van het RVV 1990, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd en/of;

    • 3.

      is voorzien van een blauwe streep conform artikel 25 van het RVV 1990.

  • i.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende bewoners-, zakelijke, bezoekers-, werknemers- of zorgparkeervergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend of de gebruiker van een bezoekersparkeervergunning;

  • k.

    vergunninghoudersgebied: een gebied op maaiveld waarmee het met een door burgemeester en wethouders verleende vergunning toegestaan is een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen.

  • l.

    eigen parkeergelegenheid: een parkeerplaats in eigendom, op huurbasis of in gebruik naast of bij het huis of bedrijf van de vergunninghouder zijnde een garage, oprit of parkeerterrein, danwel een parkeerplaats onder of bij een appartementengebouw.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2. Aanwijzen plaatsen en tijden

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit:

    • a.

      weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

    • b.

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij het maximum aantal te verlenen vergunningen per gebied aangeven en omschrijven het gebied/de gebieden waarin de vergunning geldig is.

Artikel 3. Vergunningverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op de in artikel 2 bedoelde belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (bewonersparkeervergunning), dan wel;

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en kan aantonen dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren (zakelijke parkeervergunning);

    • c.

      werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (werknemersparkeervergunning);

      als zelfstandige een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefent of in dienst is van een zorg- en hulporganisatie, waarvan de betreffende werknemers als eerstelijns zorgverlener binnen het medisch of maatschappelijk werkveld regelmatig op huisbezoek moeten komen in het kader van de zorgverlening bij cliënten die woonachtig zijn in gebieden waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (zorgparkeervergunning).

Artikel 4. Beperkingen aan vergunningverlening

  • 1. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 2. Aan de vergunning kunnen ook andere voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

Artikel 5. Weigeringsgronden vergunning

Een vergunning wordt in elk geval geweigerd wanneer de aanvrager woont en/of werkt in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen.

Artikel 6. Aanvragen

Een aanvraag voor een parkeervergunning wordt ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgestelde wijze.

Artikel 7. Uitgiftebeleid en wachtlijst

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen vast op welke wijze het aantal uit te geven vergunningen voor gebieden als bedoeld in artikel 2 wordt bepaald.

  • 2. Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

  • 3. Indien het aantal aanvragen voor een straat of gebied het aantal aangewezen plaatsen overtreft wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 8. Gegevens vergunning

  • 1. De vergunning bevat tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken/de kentekens van het voertuig/de voertuigen waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 9. Intrekken, wijzigen of vervallen vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één of meer van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • c.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met één of meer van de aan de vergunning verbonden voorschriften

    • d.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    om redenen van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De

    betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis

    gesteld.

  • 3. De vergunning vervalt van rechtswege:

    • a.

      bij niet tijdige betaling

    • b.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

Artikel 10. Verplichtingen vergunninghouder

  • 1. Wanneer een vergunninghouder zijn/haar voertuig parkeert op een parkeerapparatuur-

    plaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht het voertuig duidelijk zichtbaar te voorzien van de parkeervergunning door deze duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die parkeert op

    een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.

  • 3. Voor zover aan de vergunningvoorwaarden niet wordt voldaan, wordt het parkeren geacht zonder vergunning te geschieden.

Artikel 11. Bewonersparkeervergunning

  • 1. Per adres binnen een vergunninghoudersgebied worden, afhankelijk van de beschik- baarheid van voldoende parkeerplaatsen en een lage parkeerdruk in het vergunninghoudersgebied, maximaal vier bewonersparkeervergunningen verleend.

  • 2. De onder lid 1 van dit artikel genoemde bewonersparkeervergunningen worden op kenteken verleend.

Artikel 12. Geldigheidsduur bewonersparkeervergunning

Een eerste en volgende vergunning wordt steeds voor een periode van één jaar verstrekt en automatisch verlengd indien tot 6 weken voordat de vergunde termijn afloopt de vergunning niet is opgezegd.

Artikel 13. Zakelijke parkeervergunning

  • 1. Een zakelijke parkeervergunning wordt verleend:

    • a.

      op naam van de rechtspersoon ten behoeve waarvan de vergunning wordt uit- gegeven of;

    • b.

      op kenteken of een ander kenmerk van het voertuig waarvoor de vergunning wordt verleend.

  • 2. Het maximale aantal zakelijke parkeervergunningen dat aan een rechtspersoon kan worden verleend bedraagt twee voor de eerste tien medewerkers en vervolgens één per tien medewerkers.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast voor het beoordelen of een zakelijke vergunning noodzakelijk is in het belang van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van een rechtspersoon.

  • 4. Een zakelijke parkeervergunning wordt in ieder geval niet verleend:

    • a.

      indien aanvrager over voldoende eigen parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 100 meter, van zijn werkadres beschikt of;

    • b.

      indien een openbare parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 100 meter, van het werkadres voldoende ruimte biedt of zowel in praktische als in financiële zin naar het oordeel van burgemeester en wethouders een redelijk alternatief biedt.

Artikel 14. Geldigheidsduur zakelijke parkeervergunning

Een zakelijke parkeervergunning wordt voor een periode van één week, één maand, drie

maanden, zes maanden, één jaar of één vaste dag per week verleend en kan telkenmale ver-

lengd worden.

Artikel 15. Werknemersparkeervergunning

  • 1. Een werknemer, werkzaam binnen een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of

    parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, komt in aanmerking voor één werknemers-

    parkeervergunning waarmee binnen een door burgemeester en wethouders aangewe-

    zen gebied geparkeerd mag worden.

  • 2. Een werknemersparkeervergunning wordt verleend op kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning is bedoeld.

  • 3. Een werknemersparkeervergunning wordt in ieder geval niet verleend:

    • a.

      indien de werkgever bij het werkadres of binnen acceptabele loopafstand, zijnde 100 meter, van het werkadres over voldoende eigen parkeergelegenheid beschikt.

    • b.

      indien de openbare parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 100 meter, van het werkadres voldoende ruimte biedt of zowel in praktische als in financiële zin naar het oordeel van burgemeester en wethouders een redelijk alternatief biedt.

Artikel 16. Geldigheidsduur werknemersparkeervergunning

  • 1. Een werknemersparkeervergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend en kan telkenmale verlengd worden.

  • 2. Een werknemersparkeervergunning is uitsluitend geldig gedurende de periode, op de dagen of voor het aantal dagdelen dat op de vergunning vermeld staat, gedurende dagen dat winkels en bedrijven open danwel in bedrijf zijn en binnen hiertoe aangewezen gebieden.

Artikel 17. Bezoekersparkeervergunning

  • 1. Op een daartoe strekkende aanvraag kunnen aan de bewoner van een gebied als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a, bezoekersparkeervergunningen worden verleend voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen ten behoeve van het parkeren van hun bezoekers.

  • 2. Van een bezoekersparkeervergunning mag uitsluitend gebruik worden gemaakt ten behoeve van het parkeren van voertuigen van bezoekers voor zover het bezoeken met een sociaal en/of recreatief karakter aan de onder het eerste lid van dit artikel genoemde bewoner betreft.

Artikel 18. Zorgparkeervergunning

  • 1. Op een daartoe strekkende aanvraag kunnen één of meer zorgparkeervergunningen worden verleend voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen, parkeerapparatuurplaatsen of in aangewezen gebieden.

  • 2. Van een zorgparkeervergunning mag uitsluitend gebruik worden gemaakt door zelfstandigen die een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefenen en door werknemers van zorgverlenende en hulporganisaties, die vanwege het zorg- en hulpverlenende karakter op korte afstand van hun cliënten moeten parkeren.

  • 3. Een zorgparkeervergunning wordt verleend op naam van de praktijk of zorg- of hulporganisatie waarvoor de vergunning is bedoeld.

Artikel 19. Geldigheidsduur zorgparkeervergunning

De zorgparkeervergunning wordt verleend voor ten hoogste één jaar en kan telkenmale verlengd worden.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 20. Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik van de parkeerapparatuur wordt belemmerd of verhinderd.

  • 2. Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te houden op een andere wijze, met andere middelen of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan en gedurende de betaald parkeertijden op betaald parkeerplaatsen, aldaar een voertuig te parkeren of te laten staan:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

      voorzien van een fotokopie van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 4. Met inachtname van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het verboden om voertuigen, niet zijnde motorvoertuigen, langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren binnen de vastgestelde bebouwde komgrenzen inclusief vergunninghoudersgebieden.

  • 5. Het parkeren van keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen voor de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden zoals groenonderhoud, aanleg en onderhoud van nutsvoorzieningen en schilderwerk is binnen vergunninghoudersgebieden met een ontheffing van burgemeester en wethouders op grond van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de APV toegestaan gedurende de daarvoor noodzakelijke termijn.

Afdeling IV. Strafbepalingen en administratieve sancties

Artikel 21. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

Artikel 22. Administratieve sancties

  • 1. Handelen in strijd met de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om voor een vergunning in aanmerking te komen of het verstrekken van onjuiste gegevens levert gedurende een periode van een half jaar een weigeringsgrond op ten aanzien van het verlenen van een vergunning.

  • 2. Indien de vergunning wordt aangevraagd binnen een jaar na intrekking van de vergunning op grond van artikel 9 lid 1 onder c, wordt de vergunning geweigerd.

Artikel 23. Opsporing

Met de opsporing van overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast.

Artikel 24. Diefstal, verlies of vermissing

  • 1. In geval van diefstal, verlies of vermissing van een vergunning op naam of kenteken wordt een duplicaat-vergunning verstrekt.

  • 2. In geval van diefstal, verlies of vermissing van een vergunning wordt slechts een duplicaat verstrekt indien van de diefstal, het verlies of vermissing een verklaring wordt ondertekend.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25. Nadere regels college

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ter verdere uitwerking van

    het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. De “Parkeerverordening Etten-Leur 2009” wordt op diezelfde datum ingetrokken.

Artikel 27. Overgangsbepaling

Vergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening Etten-Leur 2009 blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening Etten-Leur 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Etten-Leur in zijn openbare vergadering van
De griffier, De voorzitter,
drs. W.C.M. Voeten. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.

Toelichting

TOELICHTING BIJ DE PARKEERVERORDENING ETTEN-LEUR 2011

Algemeen

In artikel 24 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 is de wettelijke grondslag terug te vinden op basis waarvan het verboden is om als bestuurder een voertuig te mogen parkeren. In een parkeerverordening heeft de raad de autonome bevoegdheid regelgeving op te nemen ten aanzien van het parkeren binnen vergunninghoudersgebieden.

Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen binnen vergunninghoudersgebieden worden verleend op basis van de Parkeerverordening Etten-Leur 2011. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning kan/mag worden geparkeerd, moet daarom op basis van deze verordening gebeuren. In deze verordening ligt het accent op wie voor een parkeervergunning in aanmerking komen en op welke plaats(en) daarmee kan worden geparkeerd.

Artikel 1

In artikel 1 worden de in de parkeerverordening gehanteerde definities en begrippen omschreven.

Artikel 2

Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid voor plaatsen en tijden binnen Etten-Leur neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3

In artikel 3 leden 1 en 2 wordt door middel van basisvoorwaarden uiteengezet wie in aanmerking komen voor een parkeervergunning.

In artikel 3 lid 2 sub b is verder tot uitdrukking gebracht dat een zakelijke parkeervergunning alleen kan worden verleend aan het bedrijf of instelling in wiens bedrijfsbelang de vergunning is aangevraagd. Aanvragen voor een zakelijke vergunning lopen via het bedrijf of de instelling ten behoeve waarvan het parkeren plaatsvindt. Dit biedt meer zicht op het aantal vergunningen dat per bedrijf is uitgegeven. Bovendien dient de werkgever het bedrijfs- of beroepsbelang bij een parkeervergunning aan te tonen (de noodzakeIijkheid). Hiervoor wordt verwezen naar de nadere regeling inzake het vaststellen van de noodzakelijkheid van een zakelijke parkeervergunning.

Artikel 5

Op grond van dit artikel kan in elk geval een vergunning worden geweigerd wanneer de aanvrager woont en werkt in en een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang die strookt met ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen. Dit artikellid is inmiddels herhaalde malen door de rechter getoetst en juridisch houdbaar bevonden. Dit artikellid kan van belang zijn wanneer nieuwe gebouwen worden opgericht in een straat die is gelegen in een vergunninghoudersgebied. Gebruikelijk is dat aan de aanvrager van de bouwvergunning de eis wordt gesteld dat deze zorg draagt voor de aanleg van een voldoende aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit kunnen ook inpandige parkeerplaatsen zijn. Het kan voorkomen dat de eigenaar/projectontwikkelaar deze parkeerplaatsen afzonderlijk te koop of te huur aanbiedt aan de toekomstige bewoners van een dergelijk complex. Voor deze parkeerplaatsen wordt nogal eens een (te) hoge vergoeding gevraagd, waardoor de bewoners afzien van huur of koop van de aangeboden parkeerplaats en vervolgens een parkeervergunning bij de gemeente aanvragen om op de openbare weg te mogen parkeren. Duidelijk is dat honorering van deze aanvragen tot een verdere verzwaring van de parkeerdruk leidt in het gebied waar deze druk al hoog is. Door vaststelling van dit artikel kunnen deze aanvragen met succes van de hand worden gewezen en wordt bereikt dat de nieuwe (gebouwde) parkeervoorziening optimaal wordt gebruikt.

Voorkomen dient te worden dat mensen die parkeergelegenheid op eigen terrein kunnen kopen, huren of in gebruik nemen bij hun woning/appartement, verzoeken om een parkeervergunning omdat deze een voor hen voordeliger financiële situatie oplevert.

Artikel 6

Aan dit artikel zal via een uitvoeringsbesluit invulling gegeven moeten worden. De formulering van dit artikel biedt burgemeester en wethouders ook de mogelijkheid in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de technologie (aanvragen via internet) maar geeft ook de mogelijkheid om via aanvraagformulieren te bepalen welke gegevens noodzakelijk worden geacht om een aanvraag voor een parkeervergunning te kunnen beoordelen.

Artikel 7

TegeIijkertijd met het vaststellen van deze verordening wordt het uitgiftebeleid opnieuw vastgesteld. In een door burgemeester en wethouders nog nader uit te werken en vast te stellen uitvoeringsbesluit wordt geregeld waar de vergunninghouders hun voertuig mogen parkeren. Uitgangspunt is dat de “eerste” auto binnen 100 meter van het huisadres moet kunnen worden geparkeerd. Met het oog op een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit kan overwogen om in bepaalde straten/gebieden met een hoge parkeerdruk de bewoners te verplichten de eerste en/of tweede auto in een aangrenzend vergunninghoudersgebied te parkeren waar de parkeerdruk minder hoog is.

Artikel 7 lid 3: als aanvrager niet voor de straat/het gebied in aanmerking kan komen waar hij wenst te parkeren, kan hij/zij op een wachtlijst geplaatst worden voor die straat. Dit staat los van het feit dat er wel een parkeervergunning op een andere locatie kan worden verleend. Hierbij wel rekening houdende met de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen en een lage parkeerdruk.

De aanvrager wordt slechts geregistreerd en aan de plaatsing op de wachtlijst kunnen geen rechten worden ontleend. Bij de toewijzing zal zoveel mogelijk toegewezen worden aan de langstwachtende bewoner.

Artikelen 8, 9 en 10

De bepalingen uit deze artikelen zien toe op een correct verloop van de procedures tot verlenen van een vergunning en het naleven van de voorwaarden. Alhoewel artikel 10 lid 2 nog niet van toepassing is, is dit artikellid wel opgenomen in de verordening om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 11

Een bewoner moet aantonen dat hij/zij in het gebied woonachtig is. Met het ingeschreven staan in het bevolkingsregister wordt dit aangetoond. Daarnaast moet een bewoner aantonen houder te zijn van het motorvoertuig dat geparkeerd moet worden.

Artikel 13

Artikel 13 lid 2: In principe is bij de uitgifte van parkeervergunningen de individuele beoordeling van ieder concreet geval uitgangspunt. Deze bepaling voegt echter voor de grotere bedrijven en instellingen een geobjectiveerde norm toe. Aan rechtspersonen met meer dan 10 medewerkers wordt vanaf de 11e medewerker maximaal 1 vergunning per 10 werknemers verleend. Elke vergunning moet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.

Artikel 13 lid 3: Tegelijkertijd met het vaststellen van deze verordening wordt een nadere concept-regeling aangeboden die een invulling moet geven van het begrip “noodzakelijkheid” in artikel 3 lid 2 sub b.

Artikel 13 lid 4: Geeft een niet-limitatieve opsomming van wanneer geen zakeIijke parkeervergunning verleend hoeft te worden.

Artikel 15

Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van werknemers die werkzaam zijn in gebieden waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

Hiervoor zullen speciale tarieven gelden die nader opgenomen worden in de Verordening Parkeerbelastingen.

Artikel 17

Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van bezoekers van bewoners die woonachtig zijn in vergunninghoudersgebieden. Hiervoor gelden speciale tarieven die nader opgenomen zijn in de Verordening Parkeerbelastingen.

Artikel 18

De kernactiviteit van de beroepsgroepen en organisaties, die in aanmerking komen voor een zorgparkeervergunning, dient plaats te vinden in het vergunninghoudersgebied of een betaald parkerengebied en te liggen op het vlak van:

  • ·

    gezondheidszorg: huisartsgeneeskunde, geneesmiddelenvoorziening, fysiotherapie en verloskunde;

  • ·

    thuiszorginstellingen: wijkverpleging, gezinszorg, kraamverzorging, huishoudelijke zorg,

alpha-hulp en maaltijdvoorziening;

·maatschappelijke dienstverlening: algemeen maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg en pastorale zorg.

Afdeling III Verbodsbepalingen en Afdeling IV Strafbepalingen

Deze bepalingen zijn zodanig geformuleerd dat er een gemengd systeem van handhaving mogelijk is, zowel fiscaal als strafrechtelijk. De fiscale handhaving vindt plaats via de Verordening Parkeerbelastingen. Hierin wordt een naheffingtoeslag bepaald voor het zonder betalen parkeren in een gebied met parkeerapparatuurplaatsen.

Artikel 20 lid 5

Er kan ontheffing worden verleend om bij incidentele werkzaamheden in het vergunningen- of parkeerapparatuurgebied te kunnen parkeren.

Voor een dergeIijke ontheffing kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen in aanmerking komen die gedurende een korte periode van maximaal één dag in het gebied werkzaam zijn. Zij kunnen tegen betaling van kosten, ontheffing krijgen van het parkeerregime voor het parkeren van bedrijfswagens, keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen ten behoeve van incidentele werkzaamheden. De kosten voor een dergelijke ontheffing worden opgenomen in de Verordening Parkeerbelastingen.

Artikel 24

Deze bepalingen zijn opgenomen om fraude met de parkeervergunning tegen te gaan en minder lucratief te maken.

Afdeling IV Overgangs- en slotbepalingen

De inhoud van de in deze afdeling opgenomen tekst spreekt voor zich en behoeft dus geen toelichting.