Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 GR Ferm Werk”.

Geldend van 07-01-2017 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening verrekening administratieve boete bij recidive

Het algemeen bestuur van Ferm Werk

  • -

    gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 december 2014;

  • -

    gelet op artikel 8, eerste lid onder d van de Participatiewet;

  • -

    gezien de zienswijze van:

  • -

    de gemeenteraad van de gemeente Woerden d.d. 10 november 2014,

  • -

    de gemeenteraad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk d.d. 17 december 2014,

  • -

    de gemeenteraad van de gemeente Montfoort d.d. 15 december 2014,

  • -

    de gemeenteraad van de gemeente Oudewater d.d. 23 oktober 2014,

en het advies van de:

  • -

    Regionale adviesraad Werk 18 november 2014,

  • -

    Participatieraad gemeente Montfoort d.d. 23 oktober 2014,

besluit vast te stellen de

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 GR Ferm Werk

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Beslagvrije voet: de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • 2.

    Recidiveboete: een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • 3.

    Bezit: de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, niet zijnde de eigen woning, met uitsluiting van bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

  • 4.

    Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60 vierde lid van de Participatiewet.

  • 5.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk.

  • 6.

    Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk.

Artikel 2. Verrekening recidiveboete bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het dagelijks bestuur de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3. Verrekening recidiveboete bij geen of onvoldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het dagelijks bestuur de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het dagelijks bestuur de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 4. Verrekening recidiveboete met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 verrekent het dagelijks bestuur een recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet indien en voor zover:

  • a.

    toepassing van de artikelen 2 of 3 zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 6. Intrekken oude verordeningen

De volgende op 7 februari 2014 door het algemeen bestuur vastgestelde verordeningen worden ingetrokken:

  • a.

    Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeenten Woerden;

  • b.

    Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

  • c.

    Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Montfoort; en

  • d.

    Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Oudewater.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 GR Ferm Werk”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 18 december 2014.
Y.Koster-Dreese
voorzitter algemeen bestuur Ferm Werk
I. Korte
secretaris algemeen bestuur Ferm Werk

Algemene toelichting

Bestuursorganen

Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden, overgedragen aan de betreffende bestuursorganen van de GR Ferm Werk. Voordat de GR Ferm Werk gebruik zal maken van de verordende bevoegdheden, zal zij om de zienswijzen van de deelnemers vragen.

Om die reden wordt in deze verordening gesproken over Het algemeen bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van de raad en over het dagelijks bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van het college.

Aanscherping sanctiebeleid

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) herintroduceerde deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het dagelijks bestuur is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het dagelijks bestuur besluiten deze boete gedurende maximaal drie maanden te verrekenen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.

Verordeningsplicht

De participatiewet verplicht het algemeen bestuur in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van een recidiveboete. Zo wordt ruimte gecreëerd om een afweging te maken ten aanzien van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. Deze verordening is geënt op de modelverordening die het RCF Kenniscentrum Handhaving - Landelijk Kenniscentrum Handhaving, Divosa, de VNG en Schulinck gezamenlijk hebben ontwikkeld.

Verrekenen

De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Pseudoverrekening

Ferm Werk kan te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. De term hiervoor is pseudoverrekening. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). Als Ferm Werk de uitkering verstrekt, moet het dagelijks bestuur in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het dagelijks bestuur verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de Participatiewet is geregeld dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat bij de beslissing op dat verzoek wordt gehandeld analoog aan de regels die in de eigen verordening zijn vastgelegd.

Niet voor de IOAW en IOAZ

De IOAW en IOAZ, maar ook andere sociale zekerheidswetten zoals de Ziektewet, AOW en de WW, kennen een afwijkende regeling als het gaat om verrekening van de recidiveboete. Het dagelijks bestuur is binnen deze wetten verplicht de recidiveboete gedurende maximaal vijf jaar volledig te verrekenen met de uitkering, zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Slechts in geval van dringende redenen mag van volledige verrekening worden afgezien. Voor wat betreft de IOAW en IOAZ is er dus geen bevoegdheid, zoals in de Participatiewet, om zelf te bepalen hoe met de beslagvrije voet wordt omgegaan. Er geldt dan ook geen verordeningsplicht.

Artikelsgewijze toelichting

Bepalingen die geen nadere toelichting behoeven worden hier niet behandeld.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

Bezit De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.

Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de WWB zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning. Analoog aan de bepalingen in de Participatiewet zijn ook bezittingen die algemeen gebruikelijk dan wel in het individuele geval noodzakelijk zijn uitgezonderd.

Artikel 2. Verrekening recidiveboete bij voldoende bezit

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken), ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden.

De Fraudewet voerde een extra zwaar regime in voor herhaalde schending van de inlichtingenplicht. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was dwingend voorgeschreven dat de (verhoogde) boete dan gedurende 3 maanden werd verrekend met de volledige uitkering. Door het buiten werking stellen van de beslagvrije voet zou de belanghebbende dus 3 maanden lang geen uitkering ontvangen.

Door aanneming van het amendement Sterk hebben gemeenten de bevoegdheid gekregen om hier eigen beleid te voeren. Hierbij is het enerzijds van belang om recht te doen aan het principe dat fraude niet mag lonen, maar anderzijds rekening te houden met de zorgplicht van de gemeente voor kwetsbare inwoners. De voorliggende verordening voorziet in bepalingen om maximaal te incasseren als het kan en een minder zwaar regime als maximaal incasseren door gebrek aan reserves tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden.

Artikel 3. Verrekening recidiveboete bij geen of onvoldoende bezit

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie maanden volledige verrekening met de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het dagelijks bestuur slechts één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10%.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van Ferm Werk. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden als de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de WWB worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het dagelijks bestuur laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 4. Verrekening recidiveboete met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het dagelijks bestuur zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het dagelijks bestuur kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting of het afsluiten van energielevering van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Ook een afsluiting van energielevering van een gezin, zeker in de wintermaanden, geldt als een reden om af te zien van verrekening van de recidiveboete met de volledige uitkering.

Een dreigende huisuitzetting of afsluiting van energie wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen kan het dagelijks bestuur rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Het gaat dan om onaanvaardbare consequenties voor de belanghebbende of zijn gezin. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen. Gedacht kan worden aan ernstige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de belanghebbende of een gezinslid. Bij een beoordeling van omstandigheden die kunnen leiden tot het alsnog in acht nemen van de beslagvrije voet, wordt rekening gehouden met de consequenties voor gezinsleden waarbij speciaal wordt geduid op kinderen die financieel volledig van hun ouders afhankelijk zijn.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het dagelijks bestuur die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6 en 7.

Behoeven geen toelichting