Beleidsregels Bijzondere bijstand; drempel en draagkracht

Geldend van 15-05-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand; drempel en draagkracht

Het dagelijks bestuur van Ferm Werk,

gelet op in artikel 35 van de Participatiewet

besluit vast te stellen de navolgende

Beleidsregels Bijzondere bijstand; drempel en draagkracht

Artikel 1. Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

  • 1.

    Bijzondere bijstand dient in beginsel te worden aangevraagd vóórdat de kosten zijn gemaakt, of binnen een redelijke termijn nadat de kosten zijn ontstaan. Een periode van drie maanden geldt als een redelijke termijn. De noodzaak van de kosten moet in alle redelijkheid nog vast te stellen zijn.

  • 2.

    Van het eerste lid kan worden afgeweken als er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om bijstand te verstrekken voor kosten die langer dan drie maanden geleden zijn gemaakt. Hierbij kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het feit dat

    - de omvang van de kosten niet eerder bekend was.

    - er eerst een beroep op een voorliggende voorziening gedaan moest worden.

Artikel 2. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

Artikel 3. In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

  • 1. Met het in aanmerking te nemen inkomen wordt bedoeld het - meest waarschijnlijke - inkomen gedurende de draagkrachtperiode. Dit wordt bepaald op grond van de inkomsten zoals bekend op het moment van aanvraag. Het inkomen wordt daarbij op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Inkomsten die op grond van artikel 31 lid 2 en artikel 33 lid 5 van de Participatiewet niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, worden in beginsel ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Inkomsten van ten laste komende kinderen worden vrijgelaten tenzij de bijzondere bijstand kosten betreft (ten behoeve) van dit kind.

  • 2. Draagkracht wordt berekend over het inkomen voor zover dat hoger is dan 110% van de normbedragen genoemd in artikel 20 ten en met 23 van de Participatiewet, met uitzondering van art. 22a. Dit betekent dat de kostendelersnorm niet wordt toegepast.

  • 3. Met het in aanmerking te nemen vermogen wordt bedoeld het vermogen waarover de belanghebbende bij aanvang van de draagkrachtperiode beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Het vermogen wordt in beginsel op dezelfde wijze vastgesteld als bij een aanvraag voor algemene bijstand. Het vermogen dat is gebonden in de zelfbewoonde eigen woning wordt in het kader van bijzondere bijstand niet gerekend tot de middelen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken.

  • 4. Draagkracht wordt berekend over het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet. Als bijzondere bijstand wordt gevraagd voor kosten die behoren tot de algemene bestaanskosten wordt belanghebbende geacht zijn vermogen aan te wenden om te voorzien in deze kosten, voor zover het vermogen meer bedraagt dan een bedrag gelijk aan één maand bijstand naar de toepasselijke bijstandsnorm. Het gaat dan bijvoorbeeld om woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting, baby-uitzet.

Artikel 4. Draagkrachtpercentages

  • 1. De draagkracht bedraagt 40% van het in aanmerking te nemen inkomen. Een uitzondering wordt gemaakt als de bijzondere bijstand kosten betreft die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten (bijvoorbeeld woonkostentoeslag); in dat geval bedraagt de draagkracht 100% van het in aanmerking te nemen inkomen.

  • 2. De draagkracht bedraagt 100% van het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet. Een uitzondering wordt gemaakt als bijzondere bijstand wordt gevraagd voor kosten die behoren tot de algemene bestaanskosten (bv woonkostentoeslag). In dat geval wordt draagkracht berekend over het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan een bedrag gelijk aan één maand bijstand naar de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 5. Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijstand is ingediend en eindigt precies één jaar later.

  • 2. Als bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die vóór de aanvraagdatum zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar vastgesteld vanaf het moment dat deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan.

Artikel 6. Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag, en geldt in beginsel voor de gehele draagkrachtperiode.

  • 2. Als zich tijdens de draagkrachtperiode wijzigingen voordoen die van zodanig belangrijke aard zijn dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan, kan de draagkracht in afwijking van de bepaling in het eerste lid tussentijds opnieuw worden vastgesteld.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van Ferm Werk gehouden op 19 februari 2015.
Y.Koster-Dreese
voorzitter dagelijks bestuur Ferm Werk
I.Korte
secretaris dagelijks bestuur Ferm Werk