Regeling vervallen per 01-07-2023

Beleidsregels Bijzondere bijstand; algemene bestaanskosten

Geldend van 03-10-2018 t/m 30-06-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2018

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand; algemene bestaanskosten

Het dagelijks bestuur van Ferm Werk,

gelet op artikel 35 van de Participatiewet

besluit vast te stellen de navolgende

Beleidsregels Bijzondere bijstand; algemene bestaanskosten

Artikel 1. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

  • 1. De uitkering voor een thuisinwonende jongere van 18 t/m 20 jaar en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan jongeren van 18 t/m 20 jaar die bij hun ouders wonen wordt daarom behoudens dringende redenen geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2. Aan een uitwonende jongere van 18 t/m 20 jaar kan op grond van artikel 12 van de Participatiewet bijzondere bijstand worden verleend wanneer de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • b.

      hij redelijkerwijs de onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, bijvoorbeeld indien sprake is van een ernstige verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt in beginsel zodanig vastgesteld, dat de totale uitkering (algemene + bijzondere bijstand) overeenkomt met de hoogte van de PW-uitkering die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar. Bij de vergelijking van de normbedragen gaat het om de normen inclusief vakantietoeslag.

Artikel 2. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

  • 1. Aan de alleenstaande jongere van 18 tot en met 20 jaar die in een inrichting verblijft, kan bijzondere bijstand worden verleend voor zijn persoonlijke uitgaven indien en voor zover in zijn noodzakelijke kosten van het bestaan niet wordt voorzien door de instelling waar hij verblijft en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • b.

      hij redelijkerwijs de onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. Als richtbedrag voor de hoogte van de bijzondere bijstand geldt de norm voor personen jonger dan 21 jaar die niet in een inrichting verblijven.

Artikel 3. Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Ferm Werk verstrekt geen compensatie voor een (scherpe) inkomensachteruitgang in de vorm van bijzondere bijstand. Als uitgangspunt geldt dat de bijstandsnorm toereikend wordt geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. In overbrugging tijdens de aanvraagprocedure kan worden voorzien door voorschotverstrekking.

Artikel 4. Overbruggingsuitkeringen vergunninghouders

  • 1. Aan nieuwkomers/vluchtelingen die een verblijfsstatus hebben gekregen en als direct gevolg daarvan recht hebben op algemene bijstand, wordt een overbruggingsuitkering om niet verleend. De overbruggingsuitkering heeft het karakter van algemene bijstand.

  • 2. Voor de hoogte van de overbruggingsuitkering zijn vaste bedragen vastgesteld:

    • Alleenstaanden € 1.000,00

    • Alleenstaande ouders € 1.250,00

    • Gehuwden/samenwonenden € 1.400,00

  • 3. Voor inwonende (jong) volwassenen en nareizende kinderen of andere familieleden gelden afwijkende bedragen: 

    • Alleenstaande volwassene van 18,19 en 20 jaar       € 250,00

    • Alleenstaande volwassene van 21 jaar of ouder        € 500,00

Artikel 5. Eerste maand huur en administratiekosten

Wanneer een nieuwkomer uit een AZC gehuisvest wordt in de gemeente, dan wordt de eerste verhuurnota direct aan de verhuurder betaald. Het bedrag wordt ingehouden op de overbruggingsuitkering die aan de nieuwkomer wordt verstrekt.

Artikel 6. Leenbijstand vergunninghouders

  • 1. Aan vergunninghouders wordt op aanvraag bijzondere bijstand verstrekt bijstand ter compensatie van het gemis aan de toeslagen (huur, zorg, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget). De ze bijstand heeft de vorm van een lening.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het gemis van de toeslagen en wordt vastgesteld middels de proefberekening op de website van de Belastingdienst.

  • 3. De bijzondere bijstand gaat op zijn vroegst in per 1e van de maand, volgend op de maand dat de persoon in de BRP staat ingeschreven en wordt toegekend voor een periode van 3 maanden. Als de omstandigheden ongewijzigd zijn kan de vergunninghouder na 3 maanden opnieuw een aanvraag indienen.

  • 4. De bijzondere bijstand eindigt zodra:

    • de vergunninghouder niet meer inwonend is in het werkgebied van Ferm Werk

    • de vergunninghouder een ander (hoger) inkomen verwerft

    • de belastingdienst beschikt heeft op de aanvragen / of uit suwi-net blijkt dat de uitbetaling heeft plaatsgevonden.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt na toekenning van de toeslagen van de Belastingdienst verrekend met de eerstvolgende uitkering(en), net zo lang tot dat de totale vordering is voldaan.

Artikel 7. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

  • 1. De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstand wordt verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken.

  • 2. De volgende omstandigheden worden altijd als bijzonder aangemerkt:

    • a.

      er is sprake van een noodzakelijke niet voorzienbare verhuizing. In beginsel is slechts bijstand mogelijk voor stoffering van de nieuwe woning.

    • b.

      bij een eerste huisvestiging na het verlaten van een AZC

      Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Belanghebbenden worden ten behoeve van de eerste woninginrichting niet verwezen naar een kredietbank maar komen voor leenbijstand in aanmerking.

  • 3. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand bedraagt 50% van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD-Prijzengids.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt in beginsel verleend in de vorm van een lening. De aflossing bedraagt 6% van de geldende bijstandsnorm gedurende maximaal 36 maanden. Als de schuldenaar 36 maanden volledig aan de aflossing heeft voldaan wordt het restant van de leenbijstand omgezet in bijstand om niet.

  • 5. Als het verstrekken van leenbijstand in het individuele geval niet verantwoord is, dan geldt dit als een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan de bijzondere bijstand om niet kan worden verstrekt.

Artikel 8. Verhuiskosten

  • 1. De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. Daarbij kunnen zowel medische als sociale redenen een rol spelen.

  • 2. Bijzondere bijstand is niet mogelijk in de volgende situaties:

    • a.

      de belanghebbende gaat voor het eerst zelfstandig wonen;

    • b.

      de verhuizing kan worden uitgesteld;

    • c.

      de woning biedt geen wezenlijke oplossing voor de oorzaak die de verhuizing noodzakelijk maakt.

  • 3. Bij verhuizing naar een andere gemeente wordt in beginsel slechts voor de transportkosten bijzondere bijstand verstrekt. De gemeente van vestiging is de aangewezen gemeente voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor overige verhuiskosten.

  • 4. De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan:

    • a.

      de werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (inclusief brandstofkosten);

    • b.

      de woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand, indien sprake is van dubbele lasten;

    • c.

      de aansluitkosten nutsvoorzieningen;

    • d.

      de administratiekosten;

    • e.

      waarborgsom.

  • 5. Bijzondere bijstand voor verhuiskosten wordt in beginsel verstrekt om niet. Uitzondering geldt voor de bijstand voor een waarborgsom; die wordt verstrekt als geldlening.

Artikel 9. Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

  • 1. Voor onontkoombare kosten in verband met het aanhouden van de woning kan gedurende maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven. Voorwaarde is dat de duur van de opname naar het zich laat aanzien van tijdelijke aard is.

  • 2. Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende kosten:

    • a.

      huur;

    • b.

      nutsvoorzieningen (energie en water) ter hoogte van het vastrecht;

    • c.

      onroerende zaakbelasting;

    • d.

      verzekeringen zoals inboedelverzekering.

  • 3. Voor de aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan geen bijzondere bijstand worden verleend. In dit geval zou bijstandsverlening leiden tot vermogensvermeerdering, hetgeen niet de strekking is van de Participatiewet De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen. 

Artikel 10. Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde

  • 1. Het dagelijks bestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor doorbetaling van de vaste lasten (huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen) tijdens een kortdurende detentieperiode (langer dan 1 maar korter dan 6 maanden).

  • 2. Bij de beoordeling van het recht op bijstand voor doorbetaling van de vaste lasten wordt rekening gehouden met inkomen en financiële reserves van de aanvrager, het recht op huurtoeslag, de mogelijkheid om te reserveren als belanghebbende al een geruime tijd weet dat hij binnen enige tijd in detentie moet, en de mogelijkheid om de straf tijdens weekeinden te ondergaan.

Artikel 11. Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

  • 1. Het dagelijks bestuur verstrekt bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van de inkomensachteruitgang van het gezin van de voormalig alleenstaande ouder als het thuiswonende kind voor wie als laatste kinderbijslag en kindgebonden budget werd ontvangen

    • a.

      een schoolopleiding volgt die valt onder het bereik van de WTOS; of

    • b.

      een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet naar de norm voor personen tot 21 jaar.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van 6 maanden. Als de omstandigheden ongewijzigd zijn kan de voormalig alleenstaande ouder na 6 maanden opnieuw een aanvraag indienen.

  • 3. De toeslag voormalig alleenstaande ouder bedraagt 20% van de gehuwdennorm als het kind een schoolopleiding volgt die valt onder het bereik van de WTOS, en 10% van de gehuwdennorm als het kind een bijstandsuitkering ontvangt naar de norm voor personen tot 21 jaar.

  • 4. De toeslag voormalig alleenstaande ouder eindigt als:

    • a.

      het kind niet langer inwonend is

    • b.

      het kind een ander (hoger) inkomen verwerft

    • c.

      de algemene bijstand van het kind wordt beëindigd

    • d.

      de algemene bijstand van de belanghebbende ouder wordt beëindigd.

Artikel 12. Uitvaartkosten

  • 1. Aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van een overledene verplicht zouden zijn geweest kan bijzondere bijstand worden verleend voor de noodzakelijke kosten van begrafenis of crematie van die overledene voor zover:

    • a.

      de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden,

    • b.

      er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, zoals een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering, en

    • c.

      de eigen middelen van de erfgenaam niet toereikend zijn om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

  • 2. Tot de in aanmerking te nemen noodzakelijk kosten worden gerekend:

    • a.

      legeskosten overlijdensakte,

    • b.

      werkzaamheden uitvaartverzorger,

    • c.

      rouwkaarten

    • d.

      overbrenging van overledene naar rouwcentrum of woonhuis,

    • e.

      kosten verbonden aan het afleggen, opbaren en verzorgen van de overledene,

    • f.

      eenvoudige kist,

    • g.

      vervoer van de overledene naar begraafplaats of crematorium

    • h.

      gebruik aula,

    • i.

      kosten begraafplaats en grafrechten eerste periode of kosten crematie en asverstrooiing.

  • 3. Voor het totaal aan kosten wordt een maximum gehanteerd van € 4.300,00. Daarbij wordt vrijgelaten hoe een belanghebbende vorm geeft aan de begrafenis/crematie.

  • 4. Als er meerdere erfgenamen zijn, dan worden de in aanmerking te nemen kosten gelijkelijk aan hen toebedeeld.

  • 5. Bijzondere bijstand wordt individueel toegekend voor de aan een belanghebbende toegerekende kosten. Hierbij zijn de gebruikelijke draagkrachtbepalingen van toepassing.

  • 6. Voor reiskosten naar het buitenland om een begrafenis bij te wonen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 13. Legeskosten voor verblijfsvergunningen en naturalisatie

  • 1. Legeskosten zijn in beginsel algemene incidentele kosten waarvoor geen bijstand wordt verleend.

  • 2. Legeskosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als noodzakelijke kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden.

  • 3. Aan vreemdelingen als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 Participatiewet kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.

  • 4. Teneinde een gelijke behandeling te bewerkstelligen tussen vreemdelingen en Nederlanders, wordt voor de hoogte van de bijzondere bijstand uitgegaan van de (leges)kosten onder aftrek van:

    • a.

      voor minderjarigen: de kosten van een Nederlandse Identiteitskaart;

    • b.

      voor meerderjarigen: 50% van de kosten van een Nederlandse Identiteitskaart.

  • 5. De kosten van naturalisatie worden niet als noodzakelijk beschouwd. Daarom wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verleend.

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Ferm Werk op 20 september 2018

Ondertekening

G. Becht

voorzitter dagelijks bestuur Ferm Werk

B.F. Drost

secretaris dagelijks bestuur Ferm Werk