Verordening individuele studietoeslag 2020 GR Ferm Werk

Geldend van 21-05-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2020

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag 2020 GR Ferm Werk

Het algemeen bestuur van Ferm Werk,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 mei 2020;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

gezien de zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten en het advies van de cliëntenraad van Ferm Werk ten aanzien van deze verordening;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag 2020 GR Ferm Werk.

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 2. Beoordeling of iemand behoort tot de doelgroep

Met betrekking tot het oordeel of de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 1 behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder d van de Participatiewet, kan het dagelijks bestuur advies inwinnen bij een onafhankelijk deskundige.

Artikel 3. Hoogte en frequentie betaling individuele studietoeslag

  • 1.

    De individuele studietoeslag bedraagt € 300,00 per maand.

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

  • 3.

    Een individuele studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

Artikel 4. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening individuele studietoeslag 2020 GR Ferm Werk.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op eerste dag nadat deze is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 maart 2020.

  • 3.

    Tegelijk met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening individuele studietoeslag 2015 GR Ferm Werk ingetrokken.

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 14 mei 2020.

G. Becht

voorzitter algemeen bestuur Ferm Werk

B.F. Drost

secretaris algemeen bestuur Ferm Werk

Algemene toelichting

Bestuursorganen

Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden overgedragen aan de GR Ferm Werk. Om die reden wordt in deze verordening gesproken over het algemeen bestuur c.q. het dagelijks bestuur van Ferm Werk waar het gaat om de bevoegdheden die de wet toekent aan de raden c.q. colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten.

Studietoeslag

De individuele studietoeslag is ingevoerd in de Participatiewet om financiële ondersteuning te bieden aan mensen van wie is vastgesteld dat ze structureel niet in staat zijn om naast het volgen van een studie hun inkomen aan te vullen met inkomsten uit arbeid.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is het niet mogelijk om een studie te combineren met een bijbaan. De drempel om te lenen is bovendien een stuk hoger, omdat de kans op een goed betaalde baan later lager is. Een financiële incentive stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen.

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand. De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten, maar een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de betalingsfrequentie van de individuele studietoeslag.

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Dit betekent dat het dagelijks bestuur aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het dagelijks bestuur kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. Het dagelijks bestuur kan in plaats daarvan -en in aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet- in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Doelgroep individuele studietoeslag

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet benoemt als vereisten voor het verlenen van een individuele studietoeslag dat de persoon van de aanvrager:

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • 4.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

In haar kamerbrief van 8 juli 2019 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken aangegeven dat het criterium ‘niet in staat zijn het WML te verdienen’, in afwachting van een bredere wettelijke aanpassing van de individuele studietoeslag moet worden geïnterpreteerd als ‘door een medische beperking naast de studie structureel niet kunnen bijverdienen’. Deze wijziging van het doelgroepcriterium is daarna vastgelegd in de Verzamelwet SZW 2020.

Het recht op studiefinanciering is afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. In de Participatiewet is niet geregeld dat het voor het ontvangen van een individuele studietoeslag vereist is om van dat recht gebruik te maken. Voor de wet is het voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal dat -als aanvrager van de toeslag- aannemelijk moeten maken, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Indienen verzoek

Een individuele inkomenstoeslag kan worden toegekend aan een persoon die op datum van de aanvraag aan de voorwaarden voldoet zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen bepaalt artikel 1 van deze verordening dat de aanvraag moet worden gedaan middels een door Ferm Werk vastgesteld formulier. Het gaat dus om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 2. Beoordeling of iemand behoort tot de doelgroep

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt de voorwaarden die gelden om in aanmerking te kunnen komen voor een individuele studietoeslag. Voorwaarden zijn dat de aanvrager

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van Wtos;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet; en

  • 4.

    niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon cq door een medische beperking structureel niet in staat is om naast de studie bij te verdienen.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium wordt gebruik gemaakt door de aanvrager verstrekte gegevens en andere gegevens waarover het dagelijks bestuur al beschikt of kan beschikken op grond van een daartoe door de aanvrager gegeven machtiging. Hierbij kan worden gedacht aan gegevens van UWV of onderwijsinstelling. Als er onvoldoende gegevens zijn om een besluit te kunnen nemen, dan wint het dagelijks bestuur advies in bij een onafhankelijke partij. Soortgelijke adviezen zijn aan de orde bij het inzetten van het instrument loonkostensubsidie. Het ligt voor de hand dat de advisering in dit kader bij dezelfde instantie wordt neergelegd.

Artikel 3. Hoogte en frequentie betaling individuele studietoeslag

Naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie SZW en een unaniem aangenomen motie in Tweede Kamer wordt de hoogte van de individuele studietoeslag vanaf 2021 in de Participatiewet geregeld. Vooruitlopend hierop wordt in deze verordening de hoogte en frequentie bepaald op € 300 per maand, conform de kamerbrief van de staatssecretaris van sociale zaken van 8 juli 2019. Dit bedrag is vergelijkbaar met de studieregeling in de Wajong 2010 en is in lijn met de motie Raemakers.

In het tweede lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Dit voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen.

Artikel 4. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Gezien de tijd die met het gehele proces tot vaststelling is gemoeid, is een terugwerkingsbepaling opgenomen tot 1 maart 2020 zodat een goede aansluiting ontstaat met de in te trekken verordening.