Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart

De raad van de gemeente Ferwerderadiel;

overwegende dat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan een officiële gemeentelijke identiteitskaart naast de bestaande documenten die als identiteitsbewijs worden gebruikt;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2001, nr. 7/90.01;

gelet op artikel 168 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    in te trekken de “Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart”, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 1992;

  • 2.

    vast te stellen de volgende:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

a.

identiteitskaart

:

het door burgemeester en wethouders verstrekte document aan de hand waarvan is vast te stellen of waarmee is aan te tonen welke persoon iemand is;

b.

houder

:

degene op wiens naam de identiteitskaart is gesteld en ten behoeve van wie de identiteitskaart door burgemeester en wethouders is uitgereikt;

c.

verstrekken

:

de beslissing tot het uitreiken van een identiteitskaart;

d.

uitreiken

:

het feitelijk ter beschikking van de houder stellen van de op zijn naam gestelde identiteitskaart;

e.

inhouden

:

het feitelijk aan de beschikking van de houder onttrekken van de op zijn naam gestelde identiteitskaart.

Artikel 2

  • 1.

    Aan degene die de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld en in de bevolkingsadministratie van de gemeente of in het Centraal Persoonsregister is opgenomen, wordt op diens verzoek door burgemeester en wethouders binnen de grenzen van deze verordening een identiteitskaart verstrekt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verstrekken de identiteitskaart binnen twee weken, na de dag waarop de aanvraag overeenkomstig de voorschriften is ingediend. Burgemeester en wethouders kunnen de verstrekking met ten hoogste twee weken verdagen.

  • 3.

    De identiteitskaart wordt aan de aanvrager persoonlijk of aan een door de aanvrager schriftelijk gemachtigde uitgereikt. De gemachtigde moet zich op verzoek kunnen legitimeren.

Artikel 3

  • 1.

    De identiteitskaart heeft een geldigheidsduur van vijf jaren.

  • 2.

    De identiteitskaart blijft na uitreiking gemeente-eigendom.

Artikel 4

De Algemene termijnenwet is van toepassing op de in de verordening genoemde termijnen.

Hoofdstuk 2 De identiteitskaart

Artikel 5

De identiteitskaart is het document zoals dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 6

  • 1.

    De identiteitskaart vermeldt de volgende gegevens van de houder:

    • a.

      de geslachtsnaam;

    • b.

      de voornamen;

    • c.

      de geboortedatum;

    • d.

      de gemeente van geboorte;

    • e.

      het geslacht;

    • f.

      de Nederlandse nationaliteit;

    • g.

      het adres;

    • h.

      de woonplaats;

    • i.

      de lengte.

  • 2.

    De identiteitskaart vermeldt voorts:

    • a.

      de afgevende autoriteit;

    • b.

      het tijdvak waarvoor het document geldig is;

    • c.

      het documentnummer;

    • d.

      het persoonsnummer;

    • e.

      het druknummer.

  • 3.

    De identiteitskaart bevat tevens een rubriek: aantekeningen afgevende autoriteit.

  • 4.

    De in het eerste lid onder a genoemde geslachtsnaam omvat tevens de voorvoegsels en adellijke titels.

  • 5.

    De in het eerste lid, onder b, genoemde voornamen worden voluit geschreven en omvatten tevens de adellijke predikaten. Voornamen die door de beperkte ruimte niet voluit zijn te vermelden worden met de voorletter vermeld.

  • 6.

    Aan de in het eerste lid, onder f, genoemde vermelding wordt, in het geval de identiteitskaart aan een persoon als bedoeld in de Wet betreffende de positie van Molukkers wordt verstrekt, toegevoegd: *. In de rubriek ‘aantekeningen afgevende autoriteit’, wordt in dit geval vermeld: *S.76.468.

  • 7.

    De in het eerste lid, onder g en h, genoemde gegevens, zijn het adres en de woonplaats op het moment waarop de identiteitskaart wordt verstrekt.

  • 8.

    De identiteitskaart is voorzien van een zwart-wit pasfoto van 3 bij 4 cm van de houder en van de handtekening van de houder.

Artikel 7

  • 1.

    Op verzoek van de aanvrager vermeldt de identiteitskaart tevens de geslachtsnaam van de echtgenoot of echtgenote dan wel van de laatste gewezen echtgenoot of echtgenote.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde geslachtsnaam omvat tevens de voorvoegsels en adellijke titels.

Artikel 8

De aanvrager die door middel van schriftelijke bewijsstukken aantoont dat hij schrijft, handelt of bekend staat onder een andere naam, kan verzoeken dat deze andere naam tevens op de identiteitskaart wordt vermeld.

Hoofdstuk 3 De aanvraag, het buiten behandeling laten, de weigering

Artikel 9

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het aanvragen van de identiteitskaart en het vaststellen van de identiteit van de aanvrager. Met het formulier dienen twee dezelfde, recente en goed gelijkende zwart wit pasfoto's van de aanvrager te worden ingeleverd.

  • 2.

    Het formulier biedt ten minste ruimte voor de dagtekening, de ondertekening door de aanvrager, de afdoeningshandelingen en de datum van verstrekking en uitreiking. Het invullen van de in artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, genoemde gegevens en voor het aanhechten van één van de pasfoto's van de aanvrager.

  • 3.

    De pasfoto s zijn schuin van voren genomen, zodanig dat de afbeelding voor ongeveer 3/4 gedeelte de ene en voor ongeveer 1/4 gedeelte de andere gelaatshelft weergeeft. De grootte van de foto dient 3 bij 4 cm te zijn. De breedte van het hoofd dient ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen. Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto's is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. De hoeken van de pasfoto moeten afgerond zijn.

  • 4.

    Indien de aanvrager niet kan ondertekenen als gevolg van leeftijd of een handicap maken burgemeester en wethouders melding van het niet ondertekenen op de aanvraag en op de identiteitskaart.

Artikel 10

Burgemeester en wethouders stellen als nadere regels het V.N.G. reglement vast betreffende de wijze waarop de gegevens, als bedoeld in de artikelen 6, 7, 8 en 9, op de identiteitskaart moeten worden vermeld.

Artikel 11

  • 1.

    De aanvraag van een identiteitskaart moet persoonlijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen de identiteit van de aanvrager vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verzoeken, in verband met het onderzoek van zijn identiteit, de nodige bewijsstukken te overleggen.

Artikel 12

  • 1.

    Indien de aanvrager houder is van een reeds eerder uitgereikte identiteitskaart, wordt een aanvraag van een nieuwe identiteitskaart slechts in behandeling genomen als de eerder uitgereikte identiteitskaart kan worden ingehouden of, als de aanvrager de identiteitskaart vermist, hij bij de aanvraag een schriftelijke verklaring over de vermissing overlegt.

  • 2.

    Indien de aanvrager houder is van een reeds eerder uitgereikte identiteitskaart en deze niet kan worden overgelegd bij de aanvraag, dan vergelijken burgemeester en wethouders de identiteitsgegevens van de aanvrager met de aanvraagbescheiden van de eerder uitgereikte kaart.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op identiteitskaarten die door burgemeester en wethouders van een andere gemeente zijn uitgereikt. Burgemeester en wethouders vragen in dat geval de aanvraagbescheiden op bij burgemeester en wethouders van die gemeente.

  • 4.

    De aanvraagbescheiden worden door de ontvangende gemeente bewaard op gelijke wijze als de eigen aanvraagbescheiden worden bewaard.

  • 5.

    Indien een eerder aan de houder uitgereikte identiteitskaart niet is ingehouden bij de aanvraag van een nieuwe kaart, dan wordt de nieuwe kaart alleen uitgereikt tegen gelijktijdige inlevering van de oude kaart of tegen de verklaring als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13

Indien de aanvrager minderjarig is, moet de aanvrager een verklaring van toestemming overleggen van degene(n) die de ouderlijke macht over de aanvrager uitoefen(t)(en) of van de voogd.

Artikel 14

  • 1.

    Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de degenen die de ouderlijke macht over de minderjarige uitoefen(t)(en) of van de voogd(es), is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien degene die een verklaring van toestemming moet overleggen niet in persoon verschijnt, kan de aanvraag slechts in behandeling worden genomen indien uit de overgelegde schriftelijke verklaring van toestemming en eventuele andere overgelegde stukken met de nodige zekerheid kan worden afgeleid dat de verklaring van toestemming van de betreffende persoon afkomstig is.

Artikel 15

  • 1.

    Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de aanvrager op het formulier voor het aanvragen van de identiteitskaart onjuiste of onvolledige gegevens heeft vermeld, of de pasfoto's niet aan artikel 9, derde lid voldoen, verzoeken zij de aanvrager om binnen twee weken de door hen aangeduide gegevens te verbeteren of aan te vullen of pasfoto's te leveren die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, derde lid.

  • 2.

    Leidt het in het eerste lid genoemde verzoek niet tot verbetering of aanvulling van de gegevens of tot goede pasfoto's, dan laten burgemeester en wethouders de aanvraag buiten behandeling.

  • 3.

    Indien de verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 13 niet wordt overgelegd laten burgemeester en wethouders de aanvraag buiten behandeling.

Artikel 16

  • 1.

    Burgemeester en wethouders die een aanvraag in ontvangst nemen ten behoeve van een persoon die in het centrale persoonsregister (CPR) is opgenomen, zenden deze aanvraag aan het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters ter verificatie van de daarin vermelde persoonsgegevens. Daarnaast verzoeken burgemeester en wethouders het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters te verifiëren of er reeds eerder een identiteitskaart aan de betrokken persoon is uitgereikt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders gaan eerst tot verstrekking van een identiteitskaart aan de in het eerste lid bedoelde persoon over, nadat het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters zijn bevindingen op de in het eerste lid bedoelde stukken heeft kenbaar gemaakt.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders melden aan het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters bij verstrekking, vermissing (incl. diefstal), of inhouding / inlevering van een identiteitskaart van een in het centrale persoonsregister opgenomen persoon:

    • a.

      de (geslachtsnaam), de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van deze persoon;

    • b.

      de gegevens als bedoeld in artikel 24.

Artikel 17

Burgemeester en wethouders weigeren de verstrekking van een identiteitskaart indien:

  • a.

    de aanvrager niet de Nederlandse nationaliteit bezit of niet op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld;

  • b.

    de aanvrager niet in de bevolkingsadministratie van de gemeente of niet in het Centraal Persoonsregister is opgenomen;

  • c.

    een verklaring als bedoeld in artikel 12, eerste lid, ontbreekt.

Artikel 18

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitreiking van identiteitskaarten gebruik maken van de diensten van derden, voor zover daarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de inschakeling van de derde bij de uitreiking wordt vastgelegd in een met deze te sluiten schriftelijke overeenkomst;

  • b.

    de personen die tot het verrichten van de handelingen zijn aangewezen, worden als onbezoldigd ambtenaar aangesteld;

  • c.

    de uitreiking geschiedt aan de aanvrager in persoon of aan een door de aanvrager schriftelijk gemachtigde;

  • d.

    de identiteitskaart die niet binnen een maand nadat het voor uitreiking beschikbaar is gesteld door de aanvrager in ontvangst is genomen, wordt teruggezonden aan burgemeester en wethouders;

  • e.

    de derde voldoet aan de verplichtingen, die in artikel 26 aan de beveiliging zijn gesteld.

Hoofdstuk 4 Verval van rechtswege en inhouden

Artikel 19

De identiteitskaart vervalt van rechtswege, indien:

  • a.

    de geldigheidsduur van de identiteitskaart is verstreken;

  • b.

    aan de houder een nieuwe identiteitskaart is verstrekt;

  • c.

    de geslachtsnaam, de geboortedatum of het geslacht van de houder op grond van wettelijke voorschriften of rechterlijke uitspraak is gewijzigd;

  • d.

    de houder de Nederlandse nationaliteit heeft verloren;

  • e.

    de identiteitskaart kennelijke spel of schrijffouten bevat;

  • f.

    de houder niet meer op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld;

  • g.

    de houder is overleden;

  • h.

    na het verloop van 3 maanden na de datum van het verstrekken van de identiteitskaart, uitreiking aan de houder niet heeft plaatsgevonden.

Artikel 20

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een identiteitskaart onmiddellijk in, indien:

    • a.

      het document zodanig is beschadigd dat de vermelde gegevens niet meer leesbaar zijn of een deel van de gegevens ontbreekt;

    • b.

      in of aan het document wijzigingen zijn aangebracht, of een deel ervan ontbreekt;

    • c.

      de foto van de houder onvoldoende gelijkenis vertoont;

    • d.

      de identiteitskaart op grond van artikel 19 vervallen is.

  • 2.

    Een document dat een valse identiteitskaart blijkt te zijn, wordt door burgemeester en wethouder onmiddellijk ingehouden.

Artikel 21

  • 1.

    De houder van de op grond van artikel 19, onder a t/m f, vervallen identiteitskaart levert het document binnen twee weken na de dag waarop het verval ingaat in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin hij zijn woonplaats heeft.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vernietigen de ingehouden en de ingeleverde identiteitskaarten en de identiteitskaarten waarop artikel 19, aanhef en onder h, van toepassing is.

  • 3.

    Het vernietigen van de in het tweede lid genoemde identiteitskaarten gebeurt, onmiddellijk na inhouding of inlevering dan wel na verloop van 3 maanden als bedoeld in artikel 19, aanhef en onder h, door versnippering, zodat reconstructie van de identiteitskaart niet meer mogelijk is.

  • 4.

    Het bepaalde in het tweede en het derde lid is niet van toepassing op het document waarin of waaraan wijzigingen zijn aangebracht of op het document dat een valse identiteitskaart blijkt te zijn.

  • 5.

    Documenten waarop het vierde lid van toepassing is, worden door burgemeester en wethouders aan de Centrale Recherche Informatiedienst beschikbaar gesteld voor onderzoek.

Artikel 22

  • 1.

    Een ieder die, anders dan voor ambtelijke doeleinden, in het bezit is van een identiteitskaart waarvan hij niet de houder is, draagt zorg dat het document zo spoedig mogelijk ter beschikking komt van burgemeester en wethouders van de gemeente die het document hebben verstrekt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders die de in het eerste lid bedoelde identiteitskaart in hun bezit krijgen vernietigen deze identiteitskaart op de wijze als bedoeld in artikel 21, derde lid, tenzij uitreiking aan de houder mogelijk is.

Hoofdstuk 5 Administratie

Artikel 23

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een administratie bij van de verstrekte, uitgereikte, vermiste, gestolen, gevonden, ingehouden en aan de Centrale Recherche Informatiedienst ter beschikking gestelde identiteitskaarten.

  • 2.

    De administratie bevat het aanvraag- / identiteitsformulier, de tweede pasfoto en voor zover van toepassing de verklaring over de vermissing.

  • 3.

    De gegevens in de administratie zijn op naam en op documentnummer toegankelijk.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verstrekken op verzoek van burgemeester en wethouders van een andere gemeente binnen één week de aanvraagbescheiden, als bedoeld in het tweede lid, in verband met het bepaalde in artikel 12, tweede en derde lid.

Artikel 24

  • 1.

    Het verstrekken, de vermissing, de diefstal, de inhouding en het ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informatiedienst van een identiteitskaart wordt geregistreerd op de persoonskaart.

  • 2.

    In vak 23 van de persoonskaart worden de volgende gegevens met betrekking tot de identiteitskaart opgenomen:

    • a.

      de code ‘ID’ en de datum van verstrekking;

    • b.

      het documentnummer;

    • c.

      de naam van de gemeente die het document heeft verstrekt;

    • d.

      in geval van inhouding van de identiteitskaart de code 'l’ en de datum van de inhouding;

    • e.

      in geval van vermissing of diefstal de code ‘V’ en de datum van de schriftelijke verklaring over de vermissing.

    • f.

      in geval van ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informatiedienst de code ‘V'. In vak 24 wordt aangetekend dat er een onderzoek plaatsvindt.

  • 3.

    Bij verstrekking van een nieuwe identiteitskaart wordt de registratie van de eerder verstrekte identiteitskaart met de pen doorgehaald.

Artikel 25

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vernietigen het aanvraag- / identiteitsformulier en de tweede pasfoto zes jaar na de datum waarop de geldigheidsduur van de identiteitskaart is verstreken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders het aanvraag- / identiteitsformulier en de tweede pasfoto vernietigen nadat een nieuwe identiteitskaart is uitgereikt of na het overlijden van de houder.

Hoofdstuk 6 Documentbeheer

Artikel 26

  • 1.

    De voorraad identiteitskaarten en de materialen worden opgeslagen in een waardekast of kluis, met een waardebergingsindicatie overeenkomstig de richtlijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ten behoeve van reisdocumenten. Deze voorziening is in een af te sluiten ruimte geplaatst.

  • 2.

    De plaatsen waar de identiteitskaarten en materialen zijn opgeslagen, zijn uitgerust met een elektronisch inbraakalarmeringssysteem dat voorziet in een zogenoemde permanente vastelijn-verbinding met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale.

  • 3.

    De werkvoorraad identiteitskaarten en de te gebruiken materialen bevinden zich tijdens de werkuren, onder voortdurend toezicht, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren wordt de werkvoorraad opgeslagen in de in het eerste lid bedoelde voorziening. De werkvoorraden bedragen niet meer dan het gemiddelde verbruik van twee dagen.

  • 4.

    Met betrekking tot de toegang van personen tot de hoofdvoorraad en het zorgvuldig beheer van de werkvoorraad worden organisatorische maatregelen getroffen, die regelmatig op hun effectiviteit worden onderzocht en zo nodig verbeterd.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg, dat de bij de uitvoering van de verordening betrokken ambtenaren regelmatig worden geïnformeerd over ontvreemdingsriciso's en geïnstrueerd met betrekking tot risicobeperkende afspraken en maatregelen ter zake.

Artikel 27

In het geval van ontvreemding dan wel vernietiging van identiteitskaarten of materialen ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins doen burgemeester en wethouders daarvan terstond aangifte bij de plaatselijke politie.

Artikel 28

Burgemeester en wethouders stellen als nadere regels het V.N.G. Reglement vast betreffende inkoop, aflevering, werkvoorraad, uitgifte, verschrijven, vermissen, diefstal en innemen van identiteitskaarten.

Hoofdstuk 7 Slot- en strafbepalingen

Artikel 29

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van het ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze verordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 30

  • 1.

    Het is een ieder verboden een identiteitskaart valselijk op te maken of te vervalsen, of een identiteitskaart op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander uitgereikte identiteitskaart ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen uitgereikt.

  • 2.

    Het is een ieder verboden in het bezit te zijn van een identiteitskaart waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, dan wel gebruik te maken van een niet op zijn naam gestelde identiteitskaart.

Artikel 31

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 21, eerste lid, 22, 29 of 30 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 32

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening identiteitskaart Ferwerderadiel”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 januari 2002.

    BTJ

Ondertekening

ALDUS besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Ferwerderadiel van 18 oktober 2001.
,voorzitter.
,griffier.