Beleidsregel Wet Bibob Flevoland 2012

Geldend van 01-10-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob Flevoland 2012

Beleidsregel Bibob Flevoland 2012

Gedeputeerde staten van Flevoland,

gelet op de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob),

besluiten vast te stellen de navolgende:

Beleidsregel Bibob Flevoland 2012

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbestedende dienst: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een politie- regio, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, of een zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in het tweede lid;

  • b.

    advies: het advies, als bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    betrokkene: de aanvrager van een vergunning, de vergunninghouder, de bij een aanbesteding betrokken marktpartij(en) of de marktpartij waaraan de opdracht is gegund;

  • d.

    landelijk bureau bibob (LBB): bureau ressorterend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie, belast met de uitvoering als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • e.

    onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

  • f.

    overheidsopdracht:

    • 1°.

      een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een aanbestedende dienst, en die betrekking heeft op:

      • a.

        de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet,

      • b.

        de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

    • 2°.

      het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een aanbestedende dienst en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen

  • g.

    gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een aanbestedende dienst;

  • h.

    provincie: de provincie Flevoland, in casu vertegenwoordigd door gedeputeerde staten;

  • i.

    screening: onderzoek door de provincie in het kader van de wet naar de integriteit van betrokkenen;

  • j.

    vragenlijst: samenstel van vragen als bedoeld in artikel 30 van de wet, opgenomen in een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier;

  • k.

    wet (bibob): Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • l.

    Sr: Wetboek van Strafrecht.

  • m.

    BAO: Besluit Aanbesteding voor overheidsopdrachten

  • n.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Flevoland;

 

Artikel 2. Toepassing

  • 1 Deze beleidsregel is van toepassing op een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdelen e en i van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), dan wel op een overheidsopdracht.

  • 2 Vooraf aan een eventuele screening vragen gedeputeerde staten betrokkene een vragenlijst in te vullen, indien daartoe aanleiding bestaat.

  • 3 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, kan sprake zijn wanneer het vermoeden bestaat dat de beschikking of de overheidsopdracht, mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 4 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, is sprake in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 26 van de wet het bestuursorgaan wijst op de wenselijkheid om het LBB advies te vragen, als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 5 In geval de informatie uit de vragenlijst met betrekking tot een aanvraag, dan wel tot een beschikking, ter zake van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van gedeputeerde staten daar aanleiding toe geeft, kunnen zij besluiten een adviesaanvraag, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet in te dienen.

  • 6 In geval de informatie uit de vragenlijst, naar het oordeel van gedeputeerde staten daar aanleiding toe geeft, kunnen gedeputeerde staten besluiten een adviesaanvraag, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet in te dienen.

  • 7 Een screening, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, vindt steeds plaats bij een aanvraag van een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager deel uit maakt van de afvalbranche of de vuurwerkbranche.

  • 8 Een screening, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, vindt steeds plaats bij aanbestedingen voor overheidsoverdrachten met een geraamde opdrachtwaarde vanaf € 500.000,- (exclusief BTW), voor zover het werken betreft zoals opgenomen in het provinciaal meerjarenprogramma infrastructuur en transport (PMIT).

  • 9 Een screening, als bedoeld in het zevende lid, vindt niet op de wijze als bedoeld in dat lid, plaats indien het een afvalstoffeninrichting betreft die wordt gedreven door een overheidsdienst of door een bedrijf waarvan alle aandelen in bezit zijn van de overheid.

Artikel 3 Indicatoren

Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een vermoeden, als bedoeld in artikel 2, derde lid, worden in ieder geval de volgende indicatoren gehanteerd:

  • a.

    de bedrijfsstructuur of de activiteiten in de onderneming en/of in de directe omgeving daarvan;

  • b.

    de financiering en de financiële situatie van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden ten aanzien van de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming, de eigenaar van het pand of de inrichting waarin de onderneming is gevestigd, dan wel van andere betrokkenen;

  • d.

    (andere) omstandigheden die gedeputeerde staten doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de overheidsopdracht in de zin van de wet zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die gedeputeerde staten doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel de gegeven vergunning of subsidie, dan wel van de te aanbesteden of verleende overheidsopdracht een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 4 Eigen onderzoek provincie

  • 1 Voordat tot gunning wordt overgegaan toetst de provincie de integriteit van de betrokkene bij openbare aanbestedingen voor werken met een geraamde opdrachtwaarde vanaf het in artikel 2, lid 8, genoemde bedrag.

  • 2 Voordat tot verlening van de oprichtingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onderdeel 1° Wabo en onder i van hetzelfde artikel wordt overgegaan toetst de provincie de integriteit van de betrokkene.

  • 3 Voordat tot verlening van de vergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onderdelen 2° en 3° Wabo, wordt overgegaan kan de provincie de integriteit van de betrokkene toetsen.

  • 4 In afwijking van lid 1, 2 en 3 toetst de provincie de integriteit van de betrokkene als de Officier van Justitie gedeputeerde staten heeft geïnformeerd op grond van artikel 26, Wet Bibob.

  • 5 In afwijking van lid 1, 2 en 3 toetst de provincie de integriteit van de betrokkene indien uit andere informatie vermoedens ontstaan van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.

  • 6 Aan de hand van het ontwerpbesluit stelt de provincie betrokkene in staat zijn zienswijze toe te voegen en eventueel maatregelen te treffen.

  • 7 De provincie onderzoekt met behulp van het door gedeputeerde staten vastgestelde en door betrokkene ingevulde vragenformulier, alsmede op basis van met het vragenformulier meegestuurde bewijsstukken, eventueel aan betrokkene extra opgevraagde documenten en eigen onderzoek in ieder geval of sprake is van een vermoeden van gevaar dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

    • uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of

    • strafbare feiten te plegen of b een of meerdere strafbare feiten is of zijn gepleegd ter verkrijging van de beschikking.

Artikel 5. Onderzoek Landelijk Bureau Bibob (LBB)

  • 1 Indien gedeputeerde staten op basis van een screening het vermoeden hebben dat betrokkene zich bevindt in dusdanige omstandigheden, dat op basis van de aanwezige informatie geen duidelijke conclusie kan worden getrokken, kunnen zij het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet.

  • 2 Indien gedeputeerde staten op basis van een screening het vermoeden hebben dat betrokkene zich bevindt in één van de omstandigheden, genoemd in artikel 45 BAO, kunnen zij het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet.

  • 3 Indien de Officier van Justitie gedeputeerde staten heeft geïnformeerd op grond van artikel 26 van de wet, zullen deze het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet.

  • 4 Het in het eerste, tweede en derde lid bedoelde verzoek heeft betrekking op het inwinnen van informatie uit gesloten bronnen, zoals is weergegeven in de artikelen 13 en 27 van de wet.

  • 5 Het door gedeputeerde staten ontvangen advies van het LBB maakt deel uit van de overwegingen bij het besluit van de provincie, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 6. Resultaat onderzoek integriteit

  • 1 Indien de resultaten van het onderzoek in verband met integriteit, als bedoeld in deze beleidsregel, leiden tot een voorgenomen weigering of een uitsluiting, stelt de provincie betrokkenen in de gelegenheid een zienswijze kenbaar te maken.

  • 2 De zienswijze, als bedoeld in het eerste lid, maakt deel uit van de besluitvorming die leidt tot weigering, dan wel uitsluiting.

  • 3 De resultaten, als bedoeld in het eerste lid, alsmede het advies van het LBB zijn niet openbaar.

PARAGRAAF 2 AANBESTEDING

Artikel 7. Aanbesteding

Als omstandigheden bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden in ieder geval omstandigheden betreffende beroepsmoraliteit en ernstige fout in de uitoefening van een beroep bedoeld.

Artikel 8. Beroepsmoraliteit

Als een delict dat de beroepsmoraliteit, respectievelijk de professionele integriteit van de betrokkene in het gedrang brengt als bedoeld in artikel 45, derde lid, sub c BAO wordt in ieder geval aangemerkt een van onderstaande delicten waarvoor betrokkene bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is geweest.

  • a.

    omkoping als bedoeld in de artikelen 177, 177a en 178 Sr

  • b.

    valsheid in geschrifte als bedoelde in de artikelen 225, 226, 227 en 227a Sr

  • c.

    schending van geheimen als bedoeld in de artikelen 272 en 273 Sr

  • d.

    afpersing als bedoeld in de artikelen 317 en 318 Sr

  • e.

    verduistering als bedoeld in de artikelen 321, 322 en 323a Sr

  • f.

    oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr

  • g.

    omkoping van anderen dan ambtenaren als bedoeld in 328ter Sr

  • h.

    bedrog bij bouw als bedoeld in artikel 331 Sr

Artikel 9. Ernstige fout in de uitoefening van een beroep

Als ernstige fout in de uitoefening van zijn beroep als bedoeld in artikel 45, lid 3, sub d BAO worden in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    het doen van een gift of belofte of het aanbieden van een dienst indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd iemand te laten doen wat in strijd is met zijn plicht;

  • b.

    het vervalsen of valselijk opmaken van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen;

  • c.

    het verstrekken van onjuiste gegevens of het ten onrechte niet verstrekken van juiste gegevens, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd financieel voordeel te behalen;

  • d.

    het handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;

  • e.

    het opgelegd hebben gekregen van een boete of last onder dwangsom in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet;

  • f.

    het in het kader van de uitvoering van een opdracht hebben begaan van een onrechtmatige daad waaruit ernstige schade is voortgevloeid, met dien verstande dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden in het kader van de beroepsuitoefening.

Artikel 10. Beoordeling

Gedeputeerde staten beoordelen steeds per voorgenomen opdrachtverstrekking en met inachtneming van het gestelde in artikelen 7 en 8 of gelet op de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in de artikelen 4 en 5 kan worden gegund of de betrokkene moet worden uitgesloten en nemen daarbij in ieder geval de volgende aspecten in overweging:

  • a.

    de maatregelen die een betrokkene heeft genomen om herhaling van de schending van de beroepsmoraliteit of herhaling van de ernstige beroepsfout te voorkomen;

  • b.

    het aantal en de zwaarte van de schending van de beroepsmoraliteit of ernstige fout in de beroepsuitoefening voorafgaand aan de aanbesteding;

  • c.

    de sinds de laatste ernstige fout in de beroepsuitoefening of schending van de beroepsmoraliteit verstreken tijd;

  • d.

    de omvang van de opdracht;

  • e.

    de hoogte van het behaalde of te behalen voordeel;

  • f.

    de opgelegde straf;

  • g.

    de mate betrokkenheid van de leidinggevenden binnen het bedrijf van de betrokkene;

  • h.

    de economische en maatschappelijke gevolgen van een afwijzend besluit;

  • i.

    de financiële gevolgen voor betrokkene;

  • j.

    de vereiste continuïteit van de met de overheidsopdracht gemoeide werkzaamheden;

  • k.

    de aanwezigheid van een subsidiair middel;

  • l.

    de afwezigheid van een alternatief;

  • m.

    de mate waarin de betrokkene preventieve maatregelen heeft genomen.

PARAGRAAF 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11. Registratie en geheimhouding

Gedeputeerde staten stellen een aparte procedure vast ten behoeve van registratie en geheimhouding in het kader van de uitvoering adviezen van het LBB.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Bibob Flevoland 2012.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2012.

Ondertekening

Lelystad, 10 juli 2012
 
de secretaris, de voorzitter,

Bijlagen

Vragenlijsten op grond van artikel 30 Wet Bibob, conform vragenformulieren provincie Noord-Holland.