Regeling vervallen per 09-06-2017

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties 2e Openstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties

Geldend van 30-03-2017 t/m 08-06-2017

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties 2e Openstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Flevoland 2014-2020;

BESLUITEN

het volgende vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In aanvulling op de definities in de Subsidieverordening, artikel 1.1, wordt in dit besluit verstaan onder:

  • 1.

    Verordening: De Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Flevoland 2014-2020.

  • 2.

    Beleidsdoelen: De beleidsdoelen, voor zover het de landbouw betreft, zoals omschreven in:

    • a.

      Provinciaal Omgevingsplan Flevoland 2006-2015;

    • b.

      Actieplan Bodem en Water.

Artikel 2 Openstelling en subsidieplafond

  • 1. De maatregel Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, zoals opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de verordening, voor de periode van 18 april 2017 tot en met 9 juni 2017 open te stellen voor het indienen van aanvragen.

  • 2. Het subsidieplafond voor het indienen van aanvragen is € 1.000.000 waarvan € 500.000 uit provinciale middelen bestaat en € 500.000 uit ELFPO-middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers.

  • 2. De activiteiten moeten gericht zijn op één of meer van de beleidsdoelen, zoals genoemd in artikel 2, lid.

  • 3. Tevens moet het project bijdragen aan een of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      Verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      Beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      Klimaatmitigatie;

    • e.

      Klimaatadaptatie;

    • f.

      Verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      Behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan degene(n) die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie:

    • a.

      een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren.

    • b.

      een omschrijving van het aantal demonstraties, trainingen, workshops en coachingstrajecten en het aantal (te verwachten) deelnemers per onderdeel.

  • 2. Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen, dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

Conform artikel 2.1.4 van de Subsidieverordening wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project:

  • a.

    personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

  • b.

    kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

  • c.

    materiaalkosten;

  • d.

    huur van ruimten en gebruik van bijbehorende faciliteiten;

  • e.

    kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;

  • f.

    kosten van afschrijving, huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit;

  • g.

    bijdrage(n) in natura, in de vorm van onbetaalde eigen arbeid. Voor zover het gaat om het verzorgen van demonstraties.

Artikel 7 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • b.

    kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma’s of leergangen van het reguliere onderwijs;

  • c.

    inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 8 Hoogte subsidie

  • 1. De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 150.000 voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, waarbij geen subsidie wordt verstrekt indien de na beoordeling berekende subsidie lager is dan € 25.000.

  • 2. De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, b en e.

  • 3. De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, d, f en g.

  • 4. Indien er bij een subsidieaanvraag sprake is van een combinatie van thema's, als benoemd in artikel 3, tweede lid, geldt het percentage van het thema met het laagste subsidiepercentage zoals bepaald in het eerste en tweede lid van dit artikel. 

Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectie

  • a. Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de criteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in Artikel 10.

  • b. In aanvulling op artikel 1.15 van de Verordening worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • c. Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van projecten. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de criteria zoals opgenomen in Artikel 10.

Artikel 10 Rangschikking

  • 1. De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit.

  • 3. Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 4. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 3.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      het project bij de weging op de selectiecriteria zoals opgenomen artikel 10 minder dan 18 punten scoort;

    • b.

      Niet wordt voldaan aan het bepaalde in dit openstellingsbesluit en/of de Verordening.

Artikel 12 Verplichtingen aanvrager

  • 1. Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken is de subsidieontvanger verplicht om bij de berekening van de prijs die aan bezoekers in rekening wordt gebracht rekening te houden met de te ontvangen subsidie.

  • 2. Onverminderd artikel 1.17 van de Verordening heeft de subsidieontvanger de verplichting om tijdens de uitvoering van het project het aantal gegeven trainingen, de locaties waar de trainingen hebben plaatsgevonden, het aantal deelnemers aan deze trainingen en de herkomst van de deelnemers bij te houden.

Artikel 13 citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als “2e Openstellingsbesluit Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties”.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld In de vergadering van Gedeputeerde Staten van 21 maart 2017

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

Toelichting

Met dit 2e openstellingsbesluit van de maatregel Trainingen, Workshops, Ondernemerscoaching en Demonstraties, op grond van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Flevoland 2014-2020 wordt ingezet op kennisoverdracht. Steun voor activiteiten is gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter.

Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis, innovaties en maatregelen in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activiteiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.

Bij demonstratieactiviteiten gaat het erom dat landbouwers kennisnemen van nieuwe kennis, innovatie en maatregelen en de toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. De demonstratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis dan wel praktijkkennis kan worden gedemonstreerd. Om zo aan te tonen dat dit voorbeeld opgevolgd kan worden en het gewenste veranderingsproces door vele stimuleert. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden gericht op bewustwording, goed en duurzaam landbouwgebruik.

De maatregel richt zich vooral op overdracht van kennis aan grote groepen (het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel om gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk toe te passen. Projecten dienen zich om die reden te richten op de thema’s, zoals benoemd in de Subsidieverordening.

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 2 Definities

De kaders van het openstellingsbesluit moeten voor een ieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruikt maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt. Daarom zijn de belangrijkste documenten waar dit openstellingsbesluit zich op richt in dit artikel benoemd. U vindt de documenten hier:

Provinciaal Omgevingsplan Flevoland 2006-2015

https://www.flevoland.nl/Loket/Provinciaal-Omgevingsplan-Flevoland-2006

Actieplan Bodem en Water

http://bodemenwaterflevoland.nl/

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Via deze openstelling kan steun worden verleend voor verwerving van deskundigheid, studiegroepen, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, workshops en gezamenlijke coaching van ondernemers in de landbouw. Verspreiding van informatie en bedrijfsbezoeken kunnen onderdeel vormen van trainingen en demonstratieactiviteiten die vaak in samenhang worden uitgevoerd.

De activiteiten moeten bijdragen aan de thema’s zoals beschreven in Artikel 3, lid 3 en de beleidsdoelen zoals beschreven in Artikel 3, lid 2.

In Flevoland denken wij in (niet uitputtend) ieder geval aan de volgende onderwerpen.

  • -

    Water & Bodem;

  • -

    Innovatieve landbouw (zowel gangbaar als bijv. biologisch) o.a. op het gebied van precisielandbouw, SMART-farming, Agro City Engineering, Circulaire Economie, biobased Economy.

 

Water en Bodem

Duurzaam bodembeheer is in potentie de trekker van de Flevolandse landbouw. Het stimuleren van toepassing van duurzaam bodembeheer als structureel onderdeel van de bedrijfsvoering om daarmee het landbouwkundig gebruik, de bodemconditie en tevens het watersysteem te verbeteren is de sleutel.

 

Het Actieplan Bodem & Water (ABW) telt zich tot doel om – door gezamenlijke inzet – het perspectief op een duurzame landbouw voor de langere termijn in Flevoland te versterken. Belangrijke basisvoorwaarden daarvoor zijn een goed functionerende bodem (structuur, vruchtbaarheid en bodemgezondheid) die in staat is om water en voedingsstoffen op maat te leveren en kan bijdragen aan de weerbaarheid van gewassen. Een bijkomstigheid is dat er ruimte ontstaat voor waterberging en dat de waterkwaliteit in het oppervlakte water verbetert door geringere af- en uitspoeling, hetgeen een stimulerend effect heeft op de biodiversiteit in de sloten. Ook hoe we in bodemdalingsgebieden komen tot vormen van landgebruik die aansluiten op de veranderende omstandigheden wordt hierbij als een urgent aangemerkt punt aangemerkt.

 

Het ABW werkt aan bewustwording door stimuleren van kennisdeling, demonstratie en het uitnodigen van ondernemers om initiatieven en maatregelen te nemen voor duurzaam bodemgebruik en schoon en voldoende water. Hierbij is een belangrijk doel van het actieplan – bijvoorbeeld via de kennis van koplopers - de ondernemers in het peloton te bereiken. Dat vraagt dat alle partijen die ondernemers ontmoeten (zoals toeleverende en afnemende partijen) mee willen doen in deze bewustwording en activering van de ondernemers.

 

Innovatieve landbouw (zowel gangbare landbouw, biologische of andere vormen van landbouw) o.a. op het gebied van High-tech landbouw, precisielandbouw, SMART-farming, Agro city engineering Circulaire Economie, biobased Economy

De provincie Flevoland heeft de ambitie om tot ver buiten Europa bekend te zijn als groende, gezonde en voedselproducerende regio. Uit de lucht lijkt Flevoland misschien nog monofunctioneel; op het erf blijkt elk bedrijf zijn eigen specialisatie en bedrijfsmodel te hebben. Verwerking, handel, technologie, stadslandbouw, alles vindt zijn plek. Een sector met meerdere smaken. Economie en werkgelegenheid groeien vooral buiten de primaire sector, maar zijn daarbinnen wel sterk geworteld. In onderwijs, onderzoek en agrotechniek gebeurt veel, zowel gangbaar als biologisch. De uitdaging is om kennis, onderwijs en onderzoek meer te laten aansluiten op de vraag in de hele voedselketen én de praktijk de kans te geven bij te dragen aan de ontwikkeling van de landbouw.

 

De Nederlandse land- en tuinbouwsector staat voor de grote uitdaging om nieuwe voedselproductie concepten te ontwikkelen die erop gericht zijn de groeiende wereldbevolking te voeden en de milieubelasting te verminderen. Aan deze doelstelling, kortweg aangeduid met “twee keer meer met twee keer minder”, draagt de provincie bij door het versterken van duurzame, innovatieve productieketens die gericht zijn op de grondgebonden landbouw, de biobased economy en de metropolitane landbouw.

 

In de Flevolandse landbouw gaan schaalvergroting en specialisatie in de komende jaren onverminderd door. Dit gaat gepaard met de introductie van nieuwe technologieën, met name op het gebied van robotisering, sensortechnologie en gebruik van ‘big data’. Voor de Flevolandse landbouw ligt hier dan ook een belangrijke innovatie-opgave. De ontwikkelingen in deze hightech precisielandbouw gaan snel. Er zijn in de afgelopen jaren al diverse proef- en demonstratieprojecten in Flevoland uitgevoerd. Ook zijn er themadagen georganiseerd, waarvoor vanuit het agrarisch bedrijfsleven veel belangstelling is. Toch moet ook worden geconstateerd dat veel ondernemers nog wat afwachtend zijn. Bestaande kennis en technologieën moeten verder worden ontsloten en toepasbaar gemaakt voor de dagelijkse praktijk. Hier ligt een belangrijke opgave.

 

Sensortechnologie (bijv. met GPS en drones), automatisering en andere ICT Toepassingen bieden steeds meer mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen de diverse schakels in de productie en verwerkingsketen. Door tracking en tracing wordt het mogelijk om de productstroom door de gehele keten te sturen en te optimaliseren en transparant te maken. Zo kan bijvoorbeeld met gegevens over de teelt- en oogstomstandigheden de bewaartechniek worden geoptimaliseerd. Dit leidt tot energiebesparing, een reductie van bewaarverliezen en een verbetering van de kwaliteit van het eindproduct.

 

Een succesvolle circulaire economie draait om het bundelen en afstemmen van grondstofstromen. Massa en volume combineren met een productieketen is voorwaarde voor een sluitende businesscase.

 

Binnen het brede thema van de Biobased Economy (BBE) ligt de kracht van Flevoland in het gebruik van groene grondstoffen, reststofverwerking en het gebruik hiervan in nieuwe materialen. Voor het verwaarden van biomassa zijn nieuwe inzichten nodig. Er zijn mogelijkheden om uit biomassa grondstoffen te winnen voor de verpakkingsmiddelen-, voedingsmiddelen- en de bouwindustrie. Hier ligt voor Flevoland een significante uitdaging, zeker ook gelet op de expertise die hierover door de aanwezige kennis- en onderwijsinstellingen reeds is ontwikkeld.

 

Wereldwijd voltrekt zich een verschuiving van een rurale naar een urbane samenleving. Verwacht wordt dat in de nabije toekomst meer dan 60 % van de wereldbevolking zal zijn geconcentreerd in stedelijke gebieden. De landbouw, als grondstofleverancier van ons voedsel, vindt plaats in de periferie van de stad en ook ver daarbuiten. Dat heeft ook nadelen. Consumenten raken vervreemd van de wijze waarop hun voedsel wordt geproduceerd en ons voedsel wordt over steeds grotere afstanden getransporteerd. Er is daarom een duidelijke tendens om voedselproductie weer terug naar de stad te halen. Daarbij wordt gezocht naar een verbinding tussen landbouw en stedelijke ontwikkeling. Metropolitane landbouw, of agro city engineering kan als een verbijzondering van stadslandbouw worden gezien. Bij metropolitane landbouw gaat het vooral over de vervlechting van stedelijke ontwikkeling met grootschalige, hoogtechnologische landbouw. Metropolitane landbouw focust op het robuust maken van de voedselvoorziening in een grootstedelijke omgeving door inzet van slimme technologie.

 

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan degene(n) die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert. De kennisoverdracht of- voorlichting wordt geleverd aan landbouwers.

 

Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren.

Artikel 8 Hoogte subsidie

Bij deze openstelling richt de provincie Flevoland zich m.n. op robuuste projecten, waarmee een grote kosteneffectiviteit bereikt wordt in de uitvoering.

 

Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectie

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor de provincie waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kan geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast voor de omvang van de concrete actie en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel kansen zo goed mogelijk te benutten.

 

De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 10 Rangschikking

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

  • 1.

    Kosteneffectiviteit;

  • 2.

    Haalbaarheid/Kans op succes;

  • 3.

    Mate van effectiviteit van de activiteit.

 

1.Kosteneffectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

 

Score

  • -

    1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en)van de openstelling.

  • -

    2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) vande openstelling.

  • -

    3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en)van de openstelling.

  • -

    4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en)van de openstelling.

 

Toelichting selectiecriterium 1. Kosteneffectiviteit;

Hoe staat de projectbegroting in relatie tot de geplande uitvoeringskosten en doelbereik van het project. Minder punten worden gegeven aan projecten waarbij de kosten (input) hoog zijn en de beoogde resultaten (prestaties) mager zijn.

Er is niet gekozen voor een bepaling aan de hand van een vaste berekening van de door de aanvrager te berekenen kostprijs per deelnemer omdat dit naar onze mening onvoldoende rekening houdt met het gewenste effect dat de activiteit moet behalen (kwaliteit vs. kwantiteit).

 

2.Kans op succes/ haalbaarheid

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

  • a.

    de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:

    • -

      de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk;

    • -

      de mate waarin de aanbieder, gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten, kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen

  • b.

    de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      hoe realistisch is het plan,

    • -

      zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

    • -

      zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

  • c.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennisdaadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

 

Score

  • -

    1 punt: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

  • -

    2 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

  • -

    3 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

  • -

    4 punten: de kans op succes / haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

  

Toelichting selectiecriterium 2a Kwaliteit kennisaanbieder

De aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van het project. Als daaraan is voldaan, kan de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten - in staat zijn de kennis over te brengen. De mate waarin de door de aanvrager in te zetten personen voldoende gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van het project blijkt o.a. uit CV’s en de opdrachtenlijsten, ook wel trackrecord genoemd. Ervaring in Flevoland of andere vergelijkbare gebieden zoals polders en kleigebieden is een pre. Daarnaast wordt er beoordeeld of de personen ervaring hebben met voorlichten, coachen en motiveren van ondernemers in de Flevolandse agrarische context.

 

Toelichting selectiecriterium 2b Kwaliteit projectplan;

Een andere belangrijke factor die de kans op een succesvolle kennisoverdrachtsactie bepaalt is de kwaliteit van het projectplan: hoe realistisch is het plan, zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken, kent het project een realistische planning, opzet en begroting, zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

 

De kwaliteit van het projectplan moet in ieder geval voldoen aan:

  • -

    Een heldere presentatie van de doelstellingen en de beoogde (project)resultaten (inclusief borging van de resultaten en beoogde effecten bij het werkveld).

  • -

    Een duidelijke beschrijving van de aanpak inclusief werkwijze, begroting, planning en organisatie van het project en de projectactiviteiten in relatie tot de beoogde resultaten

  • -

    Een realistisch en uitvoerbare aanpak inclusief uitwerking van randvoorwaarden.

  • -

    Een heldere beschrijving van de mogelijke risico’s in de uitvoering en de mogelijkheden deze te voorkomen of te beperken.

  

Toelichting selectiecriterium 2c

Van belang is dat de kennis praktisch toepasbaar dan wel toegesneden is op de situatie in Flevoland. Hierbij spelen zaken als: in hoeverre gaat het idee in op de behoefte van het gebied en sluit het aan op de Flevolandse praktijk en ontwikkelingen? In welke mate is het project breed en direct toepasbaar in de praktijk? Kan het project een voorbeeldfunctie vervullen voor anderen, zodat zij aan de slag gaan? De projecten richten zich niet op koplopers maar op brede toepassing bij agrarische ondernemers. Om dit te bewerkstelligen is het belangrijk om een grote groep dan wel groot deel van de doelgroep te bereiken en daar actie te genereren met behulp van o.a. bestaande praktijkkennis en nieuwe toepassingen. Doel is het uitdagen van de deelnemers om de geleerde kennis daadwerkelijk blijvend toe te gaan passen (van koploper naar peloton).

 

3.Mate van de effectiviteit van de activiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 4 punten voor worden toegekend. Dermate van effectiviteit van een kennisoverdrachtsactie is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten (in samenhang):

  • a.

    de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de Openstelling.

  • b.

    bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      aantal bijeenkomsten,

    • -

      aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,

    • -

      aantal deelnemers,

    • -

      breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,

    • -

      aantal contacturen per deelnemer.

  • c.

    wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd

 

Score

  • -

    1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

  • -

    2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

  • -

    3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

  • -

    4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

  

Toelichting selectiecriterium 3a

In het artikel 3 zijn de doelen (onderwerpen en thema’s) van deze openstelling uitgewerkt. Voor achtergrond van deze doelen verwijzen we u ook naar de algemene toelichting van artikel 2.

 

Toelichting selectiecriterium 3c

Initiatief bij de ondernemer, het is belangrijk dat boeren zelf initiatief nemen (in welke vorm dan ook), dat zij gemotiveerd zijn kennis toe te passen en dat duidelijk wordt hoe de kennis en de toepassing voor de lange termijn is geborgd, ook na afloop van de activiteit.

 

Wegingsfactor

Kosteneffectiviteit heeft een wegingsfactor 2. Haalbaarheid/Kans op succes en de Mate van effectiviteit van de activiteit hebben een wegingsfactor 3 omdat de provincie de kans op succes en de effectiviteit van een hoger belang achten dan de kosteneffectiviteit.