Regeling vervallen per 10-12-2017

Besluit van de Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent subsidies Besluit tot openstelling Regeling niet-productieve investeringen water uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkeling (P0P3) provincie Flevoland 2014-2020

Geldend van 12-04-2018 t/m 09-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 21-09-2017

Intitulé

Besluit van de Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent subsidies Besluit tot openstelling Regeling niet-productieve investeringen water uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkeling (P0P3) provincie Flevoland 2014-2020

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 12 september 2017 onder nummer 2110187 het volgende besluit hebben genomen:

Besluit tot openstelling Regeling niet-productieve investeringen water uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkeling (P0P3) provincie Flevoland 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Flevoland, gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014-2020

Overwegende:

  • -

    dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelands­ontwikkelingsprogramma (POP3) te behalen,

  • -

    dat er geld beschikbaar is gesteld vanuit de directe inkomenssteun voor de agrariërs voor het behalen van de (internationaal vastgestelde) doelen op het gebied van water,

  • -

    dat het wenselijk is hiermee niet-productieve investeringen te subsidiëren met het doel een bijdrage te leveren aan het behalen van de doelen 2027 in de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn,

Besluiten:

  • l.

    De Regeling niet-productieve investeringen water (als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in hoofdstuk 2, paragraaf 6 van de Subsidieverordening P0P3 provincie Flevoland) voor de periode van 16 oktober 2017 tot en met 10 december 2017 17:00 uur open te stellen voor het indienen van aanvragen;

 

  • ll.

    Het subsidieplafond voor het indienen van aanvragen vast te stellen op totaal €2.000.000,- bestaande voor 100% uit ELFPO-middelen;

 

  • lll.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen die betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van systemen voor internationale waterdoelen (Kaderrichtlijn Water en Nitraatrichtlijn).

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid met een directe link met de landbouw.

Artikel 2. Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a)

    landbouwers;

  • b)

    grondeigenaren;

  • c)

    grondgebruikers;

  • d)

    landbouworganisaties;

  • e)

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f)

    gemeenten;

  • g)

    waterschappen;

  • h)

    provincies;

  • i)

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen, waarvan in ieder geval minimaal één deelnemer uit de categorie a, b, of c komt.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a)

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • b)

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c)

      de kosten van tweedehands installaties tot maximaal de marktwaarde;

    • d)

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e)

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • f)

      personeelskosten;

    • g)

      niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW.

  • 2. Kosten zijn slechts subsidiabel indien zij gemaakt zijn nadat de aanvraag voor subsidie is ingediend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid komen voorbereidingskosten ook voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van personeelskosten, indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 4. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten.

  • 2. De minimale subsidie bedraagt € 20.000,-.

Artikel 5. Rangschikking

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Subsidieverordening POP3 Flevoland 2014 – 2020 wordt afgeweken van artikel 2.6.5.

De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

  • a)

    mate van effectiviteit;

  • b)

    haalbaarheid/kans op succes;

  • c)

    kosteneffectiviteit;

  • d)

    urgentie.

  • 2. Voor ieder in het 1e lid genoemd criterium kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

    De bepaling van de scores van de selectiecriteria is als volgt:

  • a.

    mate van effectiviteit

De mate waarin de activiteit effect heeft op de te bereiken doelen, zoals in artikel 1 lid 1 genoemd:

  • -

    1 punt als het resultaat van de activiteit matig bijdraagt;

  • -

    2 punten als het resultaat van de activiteit voldoende bijdraagt;

  • -

    3 punten als het resultaat van de activiteit goed bijdraagt;

  • -

    4 punten als het resultaat van de activiteit zeer goed bijdraagt.

  • b.

    haalbaarheid

Aspecten die hierbij een rol spelen zijn:

  • -

    het realiteitsgehalte van het projectplan voor wat betreft opzet, planning en begroting;

  • -

    betrokkenheid van de partijen die relevant zijn voor de uitvoering;

  • -

    kan het project snel in uitvoering worden genomen.

De scores zijn:

  • -

    1 punt bij onvoldoende score op deze aspecten;

  • -

    2 punten bij redelijke score op deze aspecten;

  • -

    3 punten bij een goede score op deze aspecten;

  • -

    4 punten bij een zeer goede score op deze aspecten.

  • c.

    kosteneffectiviteit

De kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelen worden behaald:

  • -

    1 punt als de totale subsidiabele kosten zeer hoog zijn ten opzichte van het effect;

  • -

    2 punten als de totale subsidiabele kosten hoog zijn ten opzichte van het effect;

  • -

    3 punten als de subsidiabele kosten redelijk zijn ten opzichte van het effect;

  • -

    4 punten als de subsidiabele kosten zeer redelijk zijn ten opzichte van het effect

  • d.

    urgentie met betrekking tot de doelen

De scores zijn:

  • -

    1 punt als de activiteit pas op langere termijn uitgevoerd hoeft te worden;

  • -

    2 punten als de activiteit binnen afzienbare termijn uitgevoerd moet worden;

  • -

    3 punten als de activiteit op korte termijn moet plaatsvinden;

  • -

    4 punten als de activiteit onmiddellijk aangepakt moet worden.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a)

      mate van effectiviteit van de activiteit heeft een wegingsfactor van 3;

    • b)

      haalbaarheid/kans op succes heeft een wegingsfactor van 2;

    • c)

      kosteneffectiviteit van de activiteit heeft een wegingsfactor van 2;

    • d)

      urgentie heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 20 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal totaalpunten hebben gekregen en hun som dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: a. effectiviteit – b. haalbaarheid – c. kosteneffectiviteit – d. urgentie. Mochten ook deze afzonderlijke scores gelijkluidend zijn, dan wordt de rangschikking bepaald door loting.

Artikel 6. Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 5 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de verordening.

Artikel 7. Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de verordening wordt subsidie geweigerd als:

  • a)

    de te verstrekken subsidie van het project lager is dan € 20.000,-;

  • b)

    het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 5, lager is dan 20;

  • c)

    indien de activiteit bedoeld is om aan een wettelijke verplichting te kunnen voldoen.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 12 september 2017.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

Uitgegeven op 14 september 2017

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland

Toelichting

Inleiding

Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten uiterlijk in 2027 alle aangewezen oppervlaktewateren een goede chemische samenstelling hebben en moet de ecologische toestand op orde zijn.

De afzonderlijke lidstaten moeten aangeven welke doelen ze stellen en welke maatregelen ze uitvoeren om de gestelde doelen te halen. Dit gebeurt in de zogenaamde stroomgebiedbeheerplannen. Deze hebben een looptijd van zes jaar. De provincie Flevoland valt onder het stroomgebiedsplan Rijn Oost.

In de Tweede Kamer is in december 2013 afgesproken geld vanuit de directe inkomenssteun Gemeenschappelijk Landbouw Beleid naar POP3 over te hevelen. Dit met de opdracht “om agrariërs te ondersteunen bij investeringen en innovaties om te voldoen aan de internationale doelen, met name op het gebied van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn water). Hier zijn wel restricties aan verbonden, zie artikelen 1 en 7.

Hoewel Flevoland nog een relatief ‘jong’ gebied is, laat ook hier de waterkwaliteit te wensen over. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de factsheet OW37-Waterschap Zuiderzeeland (zie www.waterkwaliteitsportaal.nl).

De waterkwaliteit is de laatste jaren verbeterd, ook in Flevoland, maar met name de concentraties van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen overschrijden op verschillende plekken nog de normen. Afspoeling van erf, perceel en bodem zijn belangrijke routes waarop nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen.

LTO Nederland heeft een Deltaplan Agrarisch Waterbeheer opgesteld, waarin verschillende mogelijke maatregelen zijn opgenomen. Vooruitlopend hierop is in Flevoland het Actieplan Bodem en Water gestart (in 2014), waarin provincie, waterschap en LTO gezamenlijk optrekken voor een betere bodem- en waterkwaliteit.

Deze openstelling richt zich op het verbeteren van de waterkwaliteit, maar wil zich niet strikt daartoe beperken. Waterkwantiteit kan invloed hebben op de waterkwaliteit. En, belangrijker nog, bodem en water zijn wel te onderscheiden, maar niet systemisch te scheiden. Nieuwe ideeën en initiatieven op dit gebied zijn welkom.

Artikelsgewijze toelichting op het openstellingsbesluit

Artikel 1. Subsidiabele activiteiten

Onder „niet-productieve investeringen” worden investeringen verstaan die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben.

Bij verschillende activiteiten staat vermeld ‘meer dan wettelijk verplicht’. Dit betekent dat de betreffende activiteit moet bijdragen aan de KRW-doelstellingen 2027 én dat deze nu of op korte termijn nog niet wettelijk verplicht is.

De volgende type investeringen sluiten in ieder geval aan op de opgave in Flevoland:

  • -

    Aanleg droge bufferstroken (breder dan wettelijk verplicht / mest- en spuitvrij) langs water / akkerranden;

  • -

    Aanleg infiltratiegreppel(s);

  • -

    Aanleg natte bufferstroken;

  • -

    Aanleg natuurvriendelijke oevers;

  • -

    Aanleg voorzieningen om erf/bedrijfswater te zuiveren (meer dan wettelijk verplicht en bij voorkeur in een samenwerkingsverband);

  • -

    Herinrichting erf en aanleg opvangvoorziening voor tegengaan erfafspoeling (meer dan wettelijk voorgeschreven);

  • -

    Restwaterspuitmiddel en dompelvloeistof inzamelen/opvangen en zuiveren (meer dan wettelijk voorgeschreven).

Deze lijst is NIET limitatief, ook andere waterkwaliteit-verhogende maatregelen kunnen in aanmerking komen voor subsidie.

  

Artikel 2. Aanvrager

 

Subsidie wordt verstrekt aan:

 

  • a)

    landbouwers;

  • b)

    grondeigenaren;

  • c)

    grondgebruikers;

  • d)

    landbouworganisaties;

  • e)

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f)

    gemeenten;

  • g)

    waterschappen;

  • h)

    provincies;

  • i)

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen, waarvan in ieder geval minimaal één deelnemer uit de categorie a, b, of c komt.

 

De regeling staat open voor alle bovenstaande organisaties die niet-productieve investeringen uitvoeren die betrekking hebben op het doel van deze openstelling als omschreven in artikel 1.

 

Om voor kleinere niet productieve investeringen een aanvraag te kunnen indienen wordt geadviseerd gezamenlijk een aanvraag in te dienen, zodat het totale subsidiabele bedrag hoger is dan € 20.000,-.

  

Artikel 3. Subsidiabele kosten

 

In dit artikel staan alle subsidiabele kostensoorten die in een begroting kunnen worden opgenomen. Uitsluitend de volgende kosten zijn subsidiabel onder deze regeling:

 

  • a)

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    Niet-productieve investeringen worden gezien als een vorm van het verbeteren van onroerende goederen, waaronder grond en infrastructuur, vanuit milieuoogpunt of andere omgevingsaspecten. Voor bepaalde (her)inrichtings­maatregelen of transformatie van oppervlaktelichamen zijn ook bouwkosten voorzien in deze regeling.

 

  • b)

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

 

  • c)

    de kosten van tweedehands installaties tot maximaal de marktwaarde;

 

  • d)

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten voor de inhuur van technische expertise of juridisch advies die voor het opstellen van een bestek of andere voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk zijn.

 

  • e)

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    Het kan hier gaan om een studie naar de gevolgen van de investering op het milieu.

 

  • f)

    personeelskosten;

    Hier gaat het om kosten die rechtstreeks toe te schrijven zijn aan de niet-productieve investeringen. Het gaat dan om kosten voor adviseurs, architecten en ingenieurs en adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied die door het eigen personeel van de aanvrager worden uitgevoerd. Hiervoor geldt de berekeningswijze zoals bedoeld in artikel 1.9 van de Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland 2014 – 2020.

 

  • g)

    niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW.

    BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belasting­dienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

 

Voor een gedetailleerde toelichting op deze subsidiabele kosten wordt verwezen naar de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) provincie Flevoland 2014-2020 en het Handboek POP3 Subsidie.

 

Artikel 4. Hoogte subsidie

 

De subsidiabele kosten in een project worden 100% gesubsidieerd; de subsidie bestaat voor 100% uit ELFPO middelen.

 

Er geldt een ondergrens: de som van de subsidiabele kosten moet minimaal € 20.000,- bedragen. Subsidie van minder dan deze ondergrens wordt niet uitgekeerd. Met deze bepaling wil de provincie te hoge uitvoeringskosten van POP3 tegengaan en tegelijkertijd samenwerking tussen aanvragers stimuleren.

 

Attentiepunt: een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 20.000,- kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijkt te zijn.

  

Artikel 5. Rangschikking

 

De tendersystematiek

In de openstelling is precies aangegeven welke termijn voor de indiening van aanvragen wordt gehanteerd. De start- en einddatum en -tijd worden hierbij strikt in acht genomen.

 

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en in een rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toegekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

Het doel van deze systematiek is om de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. Als consequentie hiervan bestaat de mogelijkheid dat, indien binnen een tender het subsidieplafond wordt overschreden, de projecten met de laagste scores geen subsidie ontvangen. Mocht het plafond niet worden bereikt, dan worden alle projecten die de minimumscore hebben gehaald, gesubsidieerd.

 

Wij adviseren aanvragers zich tijdig en terdege te oriënteren: na sluiting van de indieningstermijn kunnen aanvragen niet meer gewijzigd of aangevuld worden.

  

De selectiecriteria

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Deze zijn gebaseerd op het Handboek Selectie POP3 projecten.

 

Per criterium kunnen maximaal 4 punten gegeven worden.

Aan elk criterium is een wegingsfactor toegekend.

In deze openstelling weegt het criterium ‘mate van effectiviteit’ het zwaarst met een wegingsfactor van 3. Dit om te voorkomen dat minder effectieve maatregelen die hoog scoren op de overige criteria in aanmerking komen voor subsidie.

 

a. mate van effectiviteit (weging: 3)

De mate waarin de activiteit effect heeft op de te bereiken doelen, zoals in artikel 1 lid 1 genoemd:

  • -

    1 punt als het resultaat van de activiteit matig bijdraagt

  • -

    2 punten als het resultaat van de activiteit voldoende bijdraagt

  • -

    3 punten als het resultaat van de activiteit goed bijdraagt

  • -

    4 punten als het resultaat van de activiteit zeer goed bijdraagt.

Bij de beoordeling in welke mate de activiteit bijdraagt aan de doelen, wordt het karakter van de activiteit meegewogen. Zo scoren activiteiten die aan de voorkant verontreiniging voorkomen (minder gewasbeschermingsmiddelen, minder nutriënten) beter dan de zogenaamde ‘end of pipe’ maatregelen.

 

b. haalbaarheid (weging: 2)

Aspecten die hierbij een rol spelen zijn:

  • -

    het realiteitsgehalte van het projectplan voor wat betreft opzet, planning en begroting;

  • -

    betrokkenheid van de partijen die relevant zijn voor de uitvoering;

  • -

    kan het project snel in uitvoering worden genomen.

De scores zijn:

  • -

    1 punt bij onvoldoende score op deze aspecten

  • -

    2 punten bij redelijke score op deze aspecten

  • -

    3 punten bij een goede score op deze aspecten

  • -

    4 punten bij een zeer goede score op deze aspecten.

 

c. kosteneffectiviteit (weging: 2)

De kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelen worden behaald:

  • -

    1 punt als de totale subsidiabele kosten zeer hoog zijn ten opzichte van het effect

  • -

    2 punten als de totale subsidiabele kosten hoog zijn ten opzichte van het effect

  • -

    3 punten als de subsidiabele kosten redelijk zijn ten opzichte van het effect

  • -

    4 punten als de subsidiabele kosten zeer redelijk zijn ten opzichte van het effect

De ‘kosteneffectiviteit’ is wel te vertalen als ‘value for money’ of de titel ‘beste koop’: is dit het beste project/product, gerelateerd aan de prijs.

 

d. urgentie (weging 1)

De scores zijn:

  • -

    1 punt als de activiteit pas op langere termijn uitgevoerd hoeft te worden

  • -

    2 punten als de activiteit binnen afzienbare termijn uitgevoerd moet worden

  • -

    3 punten als de activiteit op korte termijn moet plaatsvinden

  • -

    4 punten als de activiteit onmiddellijk aangepakt moet worden.

Urgentie moet hier opgevat worden als noodzaak in relatie tot de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn.

  

Artikel 6. Adviescommissie

 

De scores worden vastgesteld door een adviescommissie die bestaat uit meerdere leden van buiten de provincie Flevoland. De leden van de adviescommissies zullen de scores van de aanvraag bepalen. Dit moet een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garanderen.

  

Artikel 7. Weigeringsgronden

 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor bovenwettelijke activiteiten.

 

In het Programmadocument POP3 is in het maatregelfiche ‘niet-productieve investeringen water’ opgenomen dat geen investeringen worden ondersteund om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen.

Omdat deze zin voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in de notificatie POP3 deze passage scherper geformuleerd, namelijk:

"Voor deze submaatregel is de investering er op gericht verder te gaan dan de eisen die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of Nitraatrichtlijn, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ van de stroomgebiedbeheerplannen."

  

Flevoland ligt in het stroomgebied van de Rijn. Het rapport ‘Maatregelprogramma Rijn 2016 – 2021 – samenvatting’ kent de volgende hoofdstukken:

  • -

    Hoofdstuk 1. Communautaire waterbeschermingswetgeving. Dit betreft het implementeren van de Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.

  • -

    Hoofdstuk 2. Overige basismaatregelen. Dit betreft onder andere maatregelen die op basis van generiek beleid worden genomen, gericht op een duurzaam en efficiënt watergebruik, puntbronnen, diffuse bronnen, waterbeweging en hydromorfologie, directe lozing van stoffen in grondwater, prioritaire stoffen en ter voorkoming van calamiteiten.

  • -

    Hoofdstuk 3. Aanvullende maatregelen, met onderscheid naar:

    • Gebiedsgerichte maatregelen, die te herleiden zijn naar een specifieke locatie, op grond van artikel 11, lid 4 van de KRW.

    • Extra maatregelen, waarmee wordt gedoeld op Maatregelen op grond van artikel 11, lid 5 van de KRW. Denk daarbij aan de initiatieven in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

  • -

    Hoofdstuk 4. Maatregelen voor specifieke knelpunten. Hieronder worden onder andere verstaan de aanpak van nutriënten en aanpak van knelpunten in de inrichting van watersysteem (denk aan vispassages en verdrogingsbestrijding).

Op basis van deze formulering in de notificatie POP3 komen alleen de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 voor POP3-subsidie in aanmerking. Ook activiteiten die op grond van bijvoorbeeld de keur van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In de toetsing van aanvragen in het kader van de Uitvoeringsregeling POP3 zal hiermee rekening worden gehouden.

 

Verder geldt er een ondergrens van € 20.000,- aan subsidiabele kosten (zie ook toelichting bij punt 4). Ook wordt een subsidieaanvraag afgewezen als deze minder dan 20 punten scoort bij de beoordeling.

  

Artikel 8. Inwerkingtreding

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.