Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders (Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland)

Geldend van 01-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders (Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland)

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 136 van de Provinciewet bekend zij op 17 november 2020, onder nummer 2636132, het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland,

Overwegende dat het wenselijk is om vast te leggen op welke wijze het college invulling zal geven aan het bepaalde in de Gemeentewet ten aanzien van het door de Huisvestingswet gevorderde resultaat van gemeenten ten aanzien de huisvesting van vergunninghouders.

Overwegende dat hiermee transparantie en eenduidigheid ontstaat inzake de uitoefening van het interbestuurlijk toezicht op gemeenten;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 124 van de Gemeentewet

besluiten:

vast te stellen de Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland

1. Inleiding

Sinds de inwerkingtreden van de Wet revitalisering generiek toezicht is het stelsel van interbestuurlijk toezicht ingrijpend gewijzigd. Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd. Of als besluiten in strijd zijn met het algemeen belang of het recht. Dan kan de interbestuurlijk toezichthouder gebruikmaken van de instrumenten:

  • Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing: als een gemeente een medebewindstaak verwaarloost, kan de toezichthouder die taak overnemen.

  • Schorsing en vernietiging: als gemeenten besluiten nemen die in strijd zijn met het recht of het algemeen belang, kan de Kroon deze besluiten schorsen en/of vernietigen. Dit gebeurt bij Koninklijk Besluit.

In de beleidsregels ‘Schorsing en vernietiging’ en ‘Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing’ heeft de provincie verduidelijkt hoe zij haar bevoegdheden in de praktijk zal toepassen. Uitgangspunten daarin zijn een toezichtstelsel dat sober, proportioneel, slagvaardig en transparant is.

De werkwijze van de provinciale toetsing op verschillende medebewindstaken van de gemeenten is neergelegd in de Bestuursovereenkomst Interbestuurlijk Toezicht 2019. Deze is geactualiseerd en in maart 2019 vastgesteld (#2400744).

Voor het onderdeel huisvesting van vergunninghouders is het van belang nader uit te werken hoe het toezicht concreet vorm krijgt. Aan de hand van wettelijke toetsingscriteria voor taken in medebewind maakt de provincie Flevoland als toezichthouder in deze beleidsregel duidelijk hoe zij het toezicht op huisvesting vergunninghouders door gemeenten gaat uitoefenen.

2. Doel van de beleidsregel voor de huisvesting van vergunninghouders

Deze beleidsregel maakt inzichtelijk op welke wijze Gedeputeerde Staten van Flevoland invulling zullen geven aan het bepaalde in artikel 124 van de Gemeentewet ten aanzien van het door de Huisvestingswet gevorderde resultaat van gemeenten, namelijk het voorzien in de huisvesting van vergunninghouders. Hiermee ontstaat transparantie en eenduidigheid voor de onder toezicht gestelde(n).

3. Inwerkingtreding

De Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland treedt in werking op 1 december 2020.

4. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland”.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten op 17 november 2020.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

Beleidsregel interbestuurlijk toezicht huisvesting vergunninghouders provincie Flevoland

1.Inleiding

Sinds de inwerkingtreden van de Wet revitalisering generiek toezicht (Wrgt) is het stelsel van interbestuurlijk toezicht ingrijpend gewijzigd. Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd. Of als besluiten in strijd zijn met het algemeen belang of het recht. Dan kan de interbestuurlijk toezichthouder gebruikmaken van deze instrumenten:

  • Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing: als een gemeente of provincie een medebewindstaak verwaarloost, kan de toezichthouder die taak overnemen.

  • Schorsing en vernietiging: als gemeenten of provincies besluiten nemen die in strijd zijn met het recht of het algemeen belang, kan de Kroon deze besluiten schorsen en/of vernietigen. Dit gebeurt bij Koninklijk Besluit.

De generieke instrumenten zijn gerevitaliseerd, zodat ze eerder en beter worden gebruikt. In de nieuwe algemene beleidskaders ‘Schorsing en vernietiging’ en ‘Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing’ wordt bovendien verduidelijkt hoe toezichthouders voortaan hun bevoegdheden in de praktijk zullen brengen. Dit alles moet leiden tot een toezichtstelsel dat sober, proportioneel, slagvaardig en transparant is.

Voor het onderdeel huisvesting van vergunninghouders is het van belang nader uit te werken hoe het toezicht concreet vorm krijgt. Aan de hand van wettelijke toetsingscriteria voor taken in medebewind maakt de provincie Flevoland als toezichthouder in deze beleidsregel duidelijk hoe zij het toezicht voor de betreffende sector gaat uitoefenen: welke informatie is nodig, wanneer wordt geïntervenieerd? Het gewenste resultaat van het interbestuurlijke toezicht op dit terrein is tijdige realisatie van de vastgestelde taakstelling. Dit is belangrijk voor het bevorderen van snelle integratie in de samenleving en het optimaal kunnen blijven benutten van de centrale opvangcentra waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de opvang van asielzoekers die nog in procedure zijn. Het voorliggende stuk is bedoeld als ‘beleidsregel voor het toezicht inzake de huisvesting van vergunninghouders’.

Doel van de beleidsregel voor huisvesting van vergunninghouders

De provincies hebben op grond van de gemeentewet de wettelijke taak om toezicht te houden op de gemeenten voor onder andere de huisvesting van vergunninghouders. Deze taak is een van de onderdelen van het interbestuurlijk toezicht door de provincie en wordt uitgevoerd door Gedeputeerde Staten.

De huisvesting van vergunninghouders is een wettelijke taak van de gemeenten. Op grond van de Huisvestingswet 2014 (artikel 28) dragen burgemeesters en wethouders zorg voor het voorzien in de huisvesting van vergunninghouders overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling. Het

Rijk bepaalt elk halfjaar het aantal vergunninghouders dat een gemeente binnen dat halfjaar moet huisvesten. De provincie is toezichthouder op de voortgang van deze huisvesting.

De Gemeentewet (artikel 124) bepaalt in het eerste lid dat “wanneer (…) het college (…) een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd handeling niet of niet naar behoren verricht, of anderszins een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, besluiten gedeputeerde staten (…) daarin namens (…) het college (…) te voorzien ten laste van de gemeente”.

Deze beleidsregel maakt inzichtelijk op welke wijze Gedeputeerde Staten van Flevoland invulling zullen geven aan het bepaalde in artikel 124 van de Gemeentewet ten aanzien van het door de Huisvestingswet gevorderde resultaat, namelijk het voorzien in de huisvesting van vergunninghouders. Hiermee ontstaat transparantie en eenduidigheid voor de onder toezicht gestelde(n).

Informatie, toetsing en taakverwaarlozing

In deze paragraaf worden de volgende drie vragen beantwoord:

  • 1.

    Hoe beoordeelt de Provincie Flevoland als toezichthouder of een gemeente de taak op het terrein van de huisvesting van vergunninghouders goed uitoefent?

  • 2.

    Welke informatie heeft de Provincie Flevoland daarvoor als toezichthouder nodig?

  • 3.

    Hoe en wanneer grijpt de Provincie Flevoland in?

Ad 1. Hoe beoordeelt de Provincie Flevoland als toezichthouder of een gemeente de taak op het terrein van de huisvesting van vergunninghouders goed uitoefent?

De Provincie Flevoland beoordeelt of een gemeente haar taak op het terrein van de huisvesting van vergunninghouders goed invult, namelijk het al dan niet realiseren van de gemeentelijke taakstelling, inclusief eventuele voorsprong/achterstand. Per halfjaar krijgt de gemeente een taakstelling om een aantal vergunninghouders te huisvesten.

Om de verschillen in de administraties van gemeenten en het COA door het zogenaamde 'na-ijleffect' enigszins te corrigeren, neemt de Provincie Flevoland de geplaatste vergunninghouders en die vergunninghouders die in fase 3 (de verhuisfase, duur 2 weken) zitten tot en met 1 maand na afloop van de taakstelling nog mee in de realisatiecijfers van de gemeente. Dat wordt bepaald door gebruik te maken van het Taakstelling Volg Systeem (TVS) van het COA.

Als het Rijk de lopende taakstelling tussentijds verhoogt, geldt de lopende taakstelling (exclusief verhoging) voor de beoordeling. De verhoging dient de volgende taakstellingsperiode te zijn gerealiseerd. Als het Rijk de lopende taakstelling tussentijds verlaagd, geldt de verlaagde taakstelling voor de beoordeling.

Bij achterstanden door verschoonbare redenen, zie bijlage 2, gaan wij er redelijkerwijs vanuit dat deze in de volgende taakstellingsperiode ingelopen wordt.

Ad 2. Welke informatie heeft de Provincie Flevoland als toezichthouder nodig?

De Provincie Flevoland maakt als toezichthouder zo veel mogelijk gebruik van informatie die reeds beschikbaar is. Dit voorkomt dat de gemeenten en de provincie allerlei informatiesystemen moeten gaan bijhouden.

De informatie die in principe nodig is voor het uitoefenen van de toezichtstaak:

  • De taakstelling zoals die door het Rijk bekend wordt gemaakt (maximaal aantal te huisvesten vergunninghouders per half jaar). De gemeente moet de taakstelling voor het eerste halfjaar op 1 juli van dat jaar hebben gerealiseerd en de taakstelling voor het tweede halfjaar op 1 januari.

  • De realisatiecijfers uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS) en van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA);

  • Wanneer de taakstelling niet is gehaald en/of er is sprake van een achterstand: een halfjaarlijks verslag van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad over voortgang uitvoering, met inzicht in maatregelen, zie hiervoor bijlage 1.

Deze informatie is voor de toezichthoudende taak van de provincie voldoende om besluitvorming op te baseren.

Ad 3. Hoe en wanneer grijpt de Provincie Flevoland in?

In principe gaat de Provincie Flevoland uit van vertrouwen in de uitvoering door de gemeenten en in de werking van de horizontale verantwoording bij gemeenten. Dit betekent dat de gemeenteraad eerstverantwoordelijke is in het toezicht op de gemeente bij het behalen van de taakstelling. De Provincie is met interbestuurlijk toezicht in principe volgend op de gemeenteraad. Mocht echter blijken, dat een gemeente toch niet aan het bepaalde met betrekking tot de huisvesting van vergunninghouders in de Huisvestingswet voldoet, dan heeft de Provincie een beginselplicht om in te grijpen met behulp van het middel: indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing van een overheid.

De Provincie Flevoland zal in principe telkens als een gemeente haar taakstelling niet of niet tijdig realiseert invulling geven aan deze beginselplicht. Daarbij zal de Provincie Flevoland zorgvuldig te werk gaan en wel door gebruik te maken van de interventieladder. Het gebruik van de interventieladder waarborgt een zorgvuldige procedure om tot een eventueel besluit te komen om in de plaats te treden.

Wanneer voldoet een gemeente (niet) aan de taakstelling:

 

Criteria

Toezichtintensiteit

Adequaat

  • De gemeente heeft tijdig 100% of meer van haar halfjaarlijkse taakstelling gerealiseerd en heeft geen achterstanden

of

  • De gemeente heeft voor de eerste keer niet tijdig of volledig voldaan aan de halfjaarlijkse taakstelling

  • Halfjaarlijks GS-besluit beoordeling en vaststelling toezichtregime

  • Halfjaarlijks beoordelingsbrief aan gemeente

Redelijk adequaat

De gemeente heeft voor een tweede maal of vaker niet tijdig of niet volledig haar halfjaarlijkse taakstelling gerealiseerd en/of er is sprake van een achterstand 1 .

  • Halfjaarlijks GS-besluit beoordeling en vaststelling toezichtregime

  • Halfjaarlijks beoordelingsbrief aan gemeente

  • Overleg op managementniveau

  • GS-besluit tot ‘tweedekanstermijn’ en/of verzoek om een plan van aanpak

  • Mogelijk bestuurlijk overleg

Niet adequaat

De gemeente is afspraken over acties en termijnen, die gesteld zijn om de achterstand in te lopen, onvoldoende of niet nagekomen.

  • Halfjaarlijks GS-besluit beoordeling en vaststellen toezichtregime

  • Halfjaarlijks beoordelingsbrief aan gemeente

  • Regelmatig ambtelijk contact

  • Bestuurlijk overleg

  • Wanneer nodig stelt de gemeente het plan van aanpak bij en informeert de provincie periodiek over de uitvoering van dit plan van aanpak en ondernomen acties.

   

De interventieladder Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing

Wanneer blijkt dat er (mogelijk) sprake is van taakverwaarlozing, dan moet de provincie ingrijpen. De provincie gebruikt daarvoor de interventieladder indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing.

Uitgangspunt bij elke interventie is steeds dat de in gebreke blijvende gemeente de kans krijgt de gebreken te herstellen en de uiteindelijke interventie pas plaatsvindt nadat ambtelijk en/of bestuurlijk overleg niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

De interventieladder bestaat uit de volgende stappen:

  • 1.

    Signaleren

  • 2.

    Informatie opvragen en valideren

  • 3.

    Actief toezicht: afspraken over acties, termijnen en vervolg

  • 4.

    Vooraankondiging van juridische interventie

  • 5.

    Besluit tot indeplaatsstelling met laatste termijn om alsnog zelf te voorzien

  • 6.

    Sanctie indeplaatsstelling

Stap 1 Signaleren

Op basis van de voor de toezichtstaak beschikbare informatie signaleert de Provincie Flevoland of een gemeente na afloop van het halfjaar zijn wettelijke taak heeft vervuld.

Voorts kan provincie Flevoland op grond van onderzoek, signalen uit de samenleving en/of reacties van derden, signaleren dat een gemeente haar wettelijke taak om vergunninghouders te huisvesten mogelijk niet volledig (aantal volgens de taakstelling) uitvoert. Bij derde partijen kan men denken aan: regievoerder van het COA, Vluchtelingenwerk, bestuurders van de betrokken corporaties of woningbouwvereniging, de betreffende regio, de omliggende gemeenten of de pers. Als de Provincie Flevoland een klacht of reactie van een derde ontvangt met betrekking tot het huisvesten van vergunninghouders, dan zal worden overwogen of de klacht of reactie zwaarwegend genoeg is om de eerstvolgende stap op de interventieladder te zetten (informatie opvragen en valideren). De betrokken derde zal uiteraard daarvan en van eventuele vervolgstappen in kennis worden gesteld

Voor een gemeente die haar taakstelling heeft behaald en eventuele achterstanden uit eerdere perioden heeft ingelopen of voor een eerste keer haar taakstelling niet heeft behaald stopt hier het interventieproces voor dat halfjaar. Op de volgende peildatum bekijkt de provincie de situatie opnieuw.

Als blijkt dat een gemeente na halfjaar x (= op 1 juli of 1 januari) voor een tweede maal achtereenvolgend niet het aantal vergunninghouders volgens de taakstelling voor dat halfjaar heeft gehuisvest en/of er zijn nog achterstanden. En hiervoor zijn naar ons oordeel geen verschoonbare redenen2 . Dan zal de provincie de volgende stap op de interventieladder zetten (informatie opvragen en valideren). Een voorbeeld van een verschoonbare reden kan het ontbreken van voldoende koppelingen van vergunninghouders aan een gemeente zijn. In bijlage 2 is een opsomming gegeven van mogelijke verschoonbare redenen, deze is niet limitatief.

Fase 2 Informatie opvragen en valideren

Als de provincie op basis van de stap “signaleren” informatie wil hebben, dan zal die informatie in principe aan zowel de gemeente als aan de regievoerder van het COA worden gevraagd. Beide moeten immers nauw samenwerken om de gemeentelijke taakstelling tijdig te realiseren.

De gemeente zal bij een achterstand een halfjaarlijks verslag van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad over voortgang uitvoering, met inzicht in maatregelen opstellen en deze uiterlijk op 1 februari of 1 augustus aan de provincie sturen.

De informatie zal in eerste instantie ambtelijk worden opgevraagd en gevalideerd. Bij deze vraag om informatie wordt gebruik gemaakt van een checklist, zie bijlage 2. Door dit schema te doorlopen wordt duidelijk of alle stappen (waaronder de registratie door het COA) tijdig zijn gezet. Eventueel kan in een latere fase ook nog informatie worden gevraagd aan de overige ketenpartners, zoals de betrokken corporaties en Vluchtelingenwerk.

Vervolgens wordt over de verkregen informatie door Provincie Flevoland met de gemeente en eventueel het COA een ambtelijk overleg op managementniveau gevoerd. De Provincie Flevoland kan daarbij termijnen stellen aan het bestuursorgaan.

Op basis van de verkregen informatie wordt er managementoverleg gevoerd en zal er een afweging gemaakt worden om wel of geen bestuurlijk overleg met de gemeente te voeren.

Fase 3 Actief toezicht: afspraken over acties, termijnen en vervolg

Als de provincie op 1 januari of 1 juli na halfjaar x constateert dat een gemeente haar eventuele achterstanden en taakstelling voor halfjaar x voor een tweede maal achtereenvolgend niet volledig heeft gerealiseerd, wordt in principe de betrokken gemeente alsnog de gelegenheid gegeven om in het komende halfjaar x + het halfjaar daarna de achterstand in te lopen en de huidige taakstelling te realiseren.

De provincie stuurt de gemeente een brief met een termijn van vier weken om een plan van aanpak te overleggen. Daarin beschrijft de gemeente hoe zij de lopende taakstellingperiode gaat voldoen aan de taakstelling en hoe de achterstand wordt weggewerkt. De gemeente moet dit plan van aanpak hebben afgestemd met het COA en de woningcorporatie(s).

De provincie stuurt daartoe een brief aan de betrokken gemeente en gemeenteraad (start voorbereidingsprocedure), waarin, voor zover van toepassing, de volgende onderwerpen worden opgenomen:

  • de geconstateerde omvang van de achterstand in het aantal te huisvesten vergunninghouders in halfjaar x, de omvang van de taakstelling in halfjaar x + het halfjaar daarna, en het aantal vergunninghouders dat de gemeente in halfjaar x + het halfjaar daarna moet huisvesten om de achterstand weg te werken. (Let wel: een achterstand in het aantal te huisvesten vergunninghouders wordt pas weggewerkt als een gemeente meer vergunninghouders huisvest dan de taakstelling voor halfjaar x + het halfjaar daarna). Concreet betekent dit, dat als een gemeente in halfjaar x + het halfjaar daarna een taakstelling heeft van vijf te huisvesten vergunninghouders en een achterstand in het halfjaar x van drie, de gemeente pas na het huisvesten van vijf vergunninghouders begint aan het wegwerken van de achterstand;

  • de verplichting voor de gemeente om op korte termijn het proces om vergunninghouders te huisvesten structureel te verbeteren. Daarbij valt te denken aan het verbeteren van de afspraken met de regievoerder van het COA, met de corporatie (prestatieafspraken), met maatschappelijke organisaties en eventueel met omliggende gemeenten en aan het verbeteren van de interne organisatie. De gemeente dient de provincie voor 1 april of 1 oktober/1 november in halfjaar x + het halfjaar daarna door middel van een plan van aanpak te rapporteren over de genomen maatregelen om het proces om vergunninghouders te huisvesten structureel te verbeteren. Deze rapportage dient tevens een stand van zaken te bevatten met betrekking tot de gerealiseerde en in voorbereiding zijnde huisvestingen.

De Provincie Flevoland organiseert een bestuurlijk overleg wanneer de gemeente halverwege de taakstellingperiode de taakstelling nog niet voor ca. 50% heeft gerealiseerd én er geen concreet zicht is op de realisatie van de taakstelling binnen de lopende taakstellingperiode.

Fase 4 Vooraankondiging van juridische interventie

Als op 1 januari of 1 juli na afloop van halfjaar x + het halfjaar daarna blijkt dat de betrokken gemeente de achterstand niet heeft ingelopen en de taakstelling niet heeft gerealiseerd, dan zal de provincie de gemeente een vooraankondiging van een juridische interventie (waarschuwing) doen toekomen.

Gedeputeerde Staten (GS) sturen aan de gemeente een bestuurlijke vooraankondiging van juridische interventie (voornemen tot indeplaatsstelling). Daarin wordt formeel geconstateerd dat de gemeente haar huisvestingstaak niet volledig, of niet tijdig, heeft uitgevoerd en dat GS daarin aanleiding zien voor juridische interventie. Ook wordt de gemeente gewezen op de consequenties van het besluit tot indeplaatsstelling. In de vooraankondiging neemt de provincie de verplichting voor de gemeente op om op korte termijn het proces rondom de wettelijke huisvestingstaak structureel te verbeteren. Daarbij valt te denken aan het verbeteren van de afspraken met de regievoerder van het COA, met de corporatie(s) (prestatieafspraken), met maatschappelijke organisaties en eventueel met omliggende gemeenten en aan het verbeteren van de interne organisatie. Een afschrift van dit besluit wordt aan de gemeenteraad gestuurd. Het voornemen wordt ook gepubliceerd in een breed verspreide publicatie (krant of huis-aan-huisblad) en in het Provinciaal Blad. Het betrekken van de gemeenteraad geeft dit orgaan de gelegenheid zijn rol in het kader van de horizontale verantwoording te nemen. De bekendmaking van het voornemen tot interventie kan tevens bijdragen aan een publiek debat over de betreffende aangelegenheid. Dat publieke debat kan weer bijdragen aan versterking van het proces van horizontale verantwoording.

De gemeente dient de provincie voor 1 april of 1 oktober in halfjaar x + anderhalf jaar daarna te rapporteren over de genomen maatregelen om het proces om vergunninghouders te huisvesten structureel te verbeteren.

Fase 5 Besluit tot indeplaatsstelling met laatste termijn om alsnog zelf te voorzien

Als op 1 januari/1 juli na afloop van halfjaar x+ een jaar daarna blijkt dat de betrokken gemeente de achterstand nog niet heeft ingelopen, dan neemt de provincie een besluit tot indeplaatsstelling.

Het besluit wordt geformuleerd als een last: wanneer de gemeente niet binnen de gestelde termijn (begunstigingstermijn) de voorgeschreven maatregelen heeft genomen om de wettelijke taak volledig en tijdig uit te voeren, zal de provincie die maatregelen nemen op kosten van de betrokken gemeente. De provincie zal daarbij – zeer bijzondere gevallen uitgezonderd – een begunstigingstermijn van 3 maanden hanteren.

De Wet revitalisering generiek toezicht bevat vormvereisten voor het besluit tot indeplaatsstelling, zie bijlage 4.

Tegen het besluit tot indeplaatsstelling kan de betreffende gemeente beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Fase 6 Sanctie indeplaatsstelling

Wanneer de gemeente zich niet binnen de begunstigingstermijn aan de afspraken heeft gehouden, zal de provincie in beginsel overgaan tot feitelijke indeplaatsstelling. Dat houdt in dat de provincie de vergunninghouders huisvest op kosten van de gemeente (alle noodzakelijke maatregelen neemt op kosten van de gemeente).

De toezichthouder hoeft ten aanzien van de feitelijke indeplaatsstelling geen apart besluit te nemen.

Beëindiging

De provincie trekt het besluit tot indeplaatsstelling in zodra daar aanleiding toe is (in principe wanneer de betrokken gemeente de achterstand heeft ingelopen en voldaan heeft aan de taakstelling).

Voorbeeld interventieladder bij niet halen taakstelling 1e helft 2017 met indeplaatsstelling als gevolg

 

Wanneer

Actie

Stap 1

Signaleren

Juli 2017 (1e helft 2017)

Signaleren dat een gemeente voor een tweede maal achtereenvolgens is geëindigd met een achterstand

Stap 2

Informatie opvragen en valideren

Augustus 2017

Ambtelijk informatie opvragen bij de gemeente en het COA. Halfjaarlijks toezichtverslag van B&W aan de gemeenteraad (aanleveren bij provincie voor 1 februari/1 augustus).

Stap 3

Actief toezicht: afspraken over acties, termijnen en vervolg

September 2017

September 2017

Oktober 2017

Oktober 2017

April 2018

Provincie stuurt brief naar gemeente dat taakstelling voor een tweede maal achtereenvolgend niet is gehaald en dat eventuele achterstanden niet zijn weggewerkt.

Provincie nodigt de gemeente en eventueel het COA uit voor ambtelijk overleg, waarin nadere informatie wordt opgevraagd en waarin afspraken worden gemaakt over hoe de gemeente binnen de lopende taakstellingsperiode de nieuwe taakstelling en de achterstand gaat realiseren.

Provincie stuurt de gemeente een brief met verslag van managementoverleg. Tevens is in de brief is aangegeven dat binnen een termijn van 4 weken een plan van aanpak moet worden overlegd (start voorbereidingsprocedure). Daarin beschrijft de gemeente met welke acties en termijnen de achterstanden weggewerkt worden en de huidige en komende taakstellingen worden gerealiseerd. Dit plan van aanpak moet afgestemd zijn met het COA en de woningcorporatie(s).

Hierbij kunnen wij ondersteuning aanbieden.

Uiterste inzenddatum plan van aanpak van de gemeente.

Wanneer een gemeente halverwege de taakstellingsperiode de taakstelling nog niet voor ca. 50% heeft gerealiseerd en er geen concreet zicht is op de realisatie van de taakstelling binnen de lopende taakstellingsperiode dan plant de provincie bestuurlijk overleg.

Stap 4

Vooraankondiging van juridische interventie

Juli 2018 (taakstelling 2e helft 2017 + achterstand 1e helft 2017)

September 2018

Oktober 2018

De gemeente heeft zicht niet aan de afspraken termijnen gehouden: achterstanden zijn niet weggewerkt en de taakstelling over het 2e halfjaar van 2017 zijn niet gerealiseerd.

In deze fase stuurt de provincie een vooraankondiging van juridische interventie aan de gemeente en vindt publiek debat plaats. In deze brief wordt formeel geconstateerd dat de gemeente haar huisvestingstaak niet volledig, of niet tijdig, heeft uitgevoerd en dat GS daarin aanleiding zien voor juridische interventie. Ook wordt de gemeente gewezen op de consequenties van het besluit tot indeplaatsstelling. Voorts wordt de gemeente verplicht om op korte termijn het proces rondom de wettelijke huisvestingstaak structureel te verbeteren. Een afschrift van dit besluit gaat naar de gemeenteraad en wordt openbaar gemaakt.

Uiterste inzenddatum rapportage van de gemeente over de genomen maatregelen om het proces om verblijfsgerechtigden te huisvesten structureel te verbeteren.

Stap 5

Besluit tot indeplaatsstelling met laatste termijn om alsnog zelf te voorzien

Januari 2019

(2e helft 2018 + achterstanden 1e, 2e helft 2017 en 1e helft 2018))

De provincie neemt een besluit tot indeplaatsstelling. Dit besluit moet als ‘last’ worden geformuleerd, waarbij de gemeente nog een laatste termijn van 3 maanden de gelegenheid krijgt om haar wettelijke taak uit te voeren.

In uitzonderlijke gevallen kan van deze termijn worden afgeweken. De gemeente kan tegen dit besluit in beroep gaan.

Stap 6

Sanctie indeplaatsstelling

April 2019

Na afloop van de formele waarschuwingsfase gaat de provincie over tot feitelijke indeplaatsstelling. Hiervoor is geen apart besluit nodig. De provincie informeert de gemeenteraad over de feitelijke indeplaatsstelling. De provincie neemt alle maatregelen die moeten worden genomen om de gevorderde taak uit te voeren. De kosten van de indeplaatsstelling worden doorberekend aan de gemeente.

Zodra de gemeente alsnog heeft voldaan aan de taakstelling en de achterstanden heeft weggewerkt wordt het besluit tot indeplaatsstelling ingetrokken.

Rekenmethodiek

Gedeputeerde staten onderscheiden hierbij de volgende situaties:

  • a)

    Burgemeester en wethouders hebben geen achterstand opgelopen in een vorige periode: plaatsing van een vergunninghouder komt ten laste van de huidige taakstelling. Is deze vervuld, dan komt de plaatsing ten goede van de meest recente achterstand.

  • b)

    Burgemeester en wethouders bevinden zich in een situatie waarbij gedeputeerde staten voor één of voor meerdere taakstellingen in de plaats zijn getreden. Hierbij geldt de volgende werkwijze: geplaatste vergunninghouders komen eerst ten goede aan de huidige taakstelling, daarna ten goede aan de oudste indeplaatsstelling; daarna aan de meer recentere indeplaatsstelling.

Concreet betekent dit, dat als een gemeente in halfjaar x+1 een taakstelling heeft van 5 te huisvesten verblijfsgerechtigden en een achterstand in het halfjaar x van 3, de gemeente pas na het huisvesten van 5 verblijfsgerechtigden begint aan het wegwerken van de achterstand.

Bijlage 1 Format halfjaarlijks toezichtverslag

Halfjaarlijks toezichtverslag realisatie taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden gemeenten 3

Voor een goed overzicht van de invulling van de wettelijke taak verblijfsgerechtigden in uw gemeente te huisvesten, vragen wij u vriendelijk onderstaande vragen te beantwoorden.

Blok 1:

Algemene gegevens

  • 1.1

    Verslag taakstellingsperiode:

  • 1.2

    Gemeente:

  • 1.3

    Verantwoordelijke portefeuillehouder:

  • 1.4

    Contactpersoon gemeente:

  • 1.5

    Telefoonnummer:

  • 1.6

    E-mail:

  • 1.7

    Ondertekening College van Burgemeester en Wethouders:

  • 1.8

    Datum:

Blok 2:

Realisering taakstelling vergunninghouders

  • 2.1

    Aantal achterstand/voorsprong begin taakstellingsperiode (incl. saldo vorige perioden):

  • 2.2

    Aantal te huisveste vergunninghouders deze taakstellingsperiode (de taakstelling):

  • 2.3

    Aantal gehuisveste vergunninghouders in taakstellingsperiode:

  • 2.4

    Aantal achterstand/voorsprong einde taakstellingsperiode:

Indien binnen de gemeente sprake is van een achterstand in de realisering van de gecumuleerde taakstelling ga dan door naar Blok 3, anders ga door naar Blok 4 (zie vraag 2.3).

Blok 3:

Reden achterstand realiseren taakstelling vergunninghouders

  • 3.1

    Heeft u voldoende woningen/woonruimten aangeboden?

    Nee/ja/ aantal.

  • 3.2

    Zijn er huisvestingen gerealiseerd die nog niet in de COA-registratiecijfers zijn verwerkt? Nee/ja/ aantal.

    Weet u waarom zij niet zijn verwerkt?

    Ja/nee met reden waarom niet.

  • 3.3

    Heeft u tijdens de taakstellingsperiode te maken gekregen met woningweigeringen?

    Nee/ja. Aantal woningweigeringen met, reden weigering en datum melding COA:

  • 3.4

    Heeft u de hiervoor speciaal ontwikkelde weigeringsprocedure opgestart?

  • 3.5

    Zijn er andere niet verwijtbare omstandigheden die hebben geleid tot het niet tijdig realiseren van de taakstellingen?

    Nee/ja met omschrijving van deze omstandigheden.

  • 3.6

    Heeft u concrete afspraken gemaakt met de in uw gemeente werkzame woningcorporaties?

    Ja/nee met reden waarom dit niet is gebeurd.

  • 3.7

    Heeft u concrete afspraken gemaakt met andere binnen u gemeente werkzame verhuurders?

    Ja/nee met reden waarom dit niet is gebeurd.

  • 3.8

    Heeft u prestatieafspraken gemaakt met de woningcorporatie(s)?

    Ja/nee met reden waarom dit niet is gebeurd.

  • 3.9

    Gaat u dit jaar prestatieafspraken maken met de woningcorporatie(s)?

    Ja/nee met reden waarom dit niet is gebeurd.

  • 3.10

    Komen er binnen uw gemeente tijdig voldoende geschikte woningen/woonruimten vrij voor de huisvesting van vergunninghouders?

    Ja/nee met toelichting.

  • 3.11

    Heeft u structurele maatregelen getroffen om de huisvesting van vergunninghouders te garanderen?

    Ja/nee met toelichting op de maatregelen.

  • 3.12

    Indien u vraag 3.11 met nee heeft beantwoord, geef een omschrijving van de maatregelen die worden voorbereid of inmiddels zijn genomen om alsnog aan de taakstelling te voldoen.

  • 3.13

    Waarom heeft u met gemeenten in de regio geen afspraken gemaakt over een herverdeling van de taakstelling?

  • 3.14

    Toelichting op welke wijze de achterstanden het komende halfjaar worden ingelopen:

Blok 4:

Het COA geeft aan dat de toewijzingsprocedure in totaal 12 weken duurt. We willen graag weten of u binnen deze 12 weken verblijfsgerechtigden hebt gehuisvest. Om geen achterstanden te laten ontstaan is het daarnaast van belang dat het COA in elk geval 12 weken voor het aflopen van de halfjaarlijkse taakstellingsperiode voldoende verblijfsgerechtigden aan uw gemeente heeft gekoppeld.

  • 4.1

    Heeft u alle verblijfsgerechtigden binnen de 12-wekelijkse toewijzingsperiode gehuisvest?

  • Ja/nee met de reden waarom dit niet is gebeurd.

  • 4.2

    Hoeveel verblijfsgerechtigden heeft u binnen de 12-wekelijkse toewijzingsperiode gehuisvest?

  • 4.3

    Hoeveel verblijfsgerechtigden heeft u niet binnen de 12-wekelijkse toewijzingsperiode gehuisvest?

  • 4.4

    Heeft het COA alle volgens de taakstelling en een eventuele achterstand toe te wijzen verblijfsgerechtigden minimaal 12 weken voor het aflopen van de halfjaarlijkse taakstellingsperiode toegewezen/gekoppeld?

    Ja/nee met de reden waarom dit niet is gebeurd.

Blok 5:

Zijn er nog andere opmerkingen die u in dit kader kwijt wilt, zoals mogelijke verbeteringen die doorgevoerd zouden kunnen worden? Of mogelijke aanpassingen die het proces zouden kunnen ondersteunen waardoor dit kan worden gestroomlijnd en versneld?

Of heeft u nieuwe inzichten waarmee andere gemeenten hun voordeel kunnen doen?

Ja/nee.

Indien ja dan svp toelichten.

Hartelijk dank voor het invullen van dit formulier.

Dit formulier moet binnen 4 weken na afloop van het kalenderhalfjaar worden gezonden aan:

Het College van Gedeputeerde Staten van de

Provincie Flevoland

Postbus 55

8200 AB LELYSTAD

Bijlage 2 Verschoonbare redenen (niet limitatief)

Reden

Verschoonbaar

Niet verschoonbaar

Azc in gemeente

 

X

Complexe zorgvraag

Maatwerk

Maatwerk

Geen alternatieve huisvesting

 

X

Geen BSN

X

 

Geen woningen voor alleenstaanden

 

X

Gemeentelijke herindeling

 

X

Grote gezinnen >7

Maatwerk

Maatwerk

Lage mutatiegraad corporatie

 

X

Leefbaarheid

 

X

Nakomen geaccordeerd plan van aanpak GS en toch niet halen

 

X

Ont- en doorkoppelen door COA

 

X

Onvoldoende betaalbare woningen

 

X

Onvoldoende koppelingen (per 1 april en 1 oktober)4

X

 

Pasjes IND-registratie

X

 

Passend toewijzen

 

X

Te weinig vrijwilligers

 

X

Tussentijdse extra taakstelling

X

 

Uitstel aankomst hervestigers binnen taakstellingsperiode verschoven naar volgende periode

X

 

Versterkingsopgave aardbevingsgebied

X

 

Vertraging gezinshereniging (koppeling van de forecast)

X

 

Woningbouw komt afspraken niet na

 

X

Woningweigering

X

 

Ziekte medewerker

 

X

   

Dit betreft geen limitatieve lijst. De afweging is maatwerk en er kunnen zich andere redenen voordoen die verschoonbaar zijn waardoor de taakstelling niet kan worden gehaald.

Bijlage 3 Checklist

  • 1.

    Nagaan hoeveel aanbiedingen (van vergunninghouders) de regievoerder aan de betreffende gemeente heeft gedaan.

  • 2.

    Nagaan wat de samenstelling van het aanbod aan vergunninghouders is geweest: hoeveel alleenstaanden, hoeveel meerpersoonshuishoudens e.d.

  • 3.

    Nagaan hoeveel personen de gemeente heeft afgenomen.

  • 4.

    Nagaan tot hoeveel huisvestingen dit heeft geleid.

  • 5.

    Nagaan hoe lang de termijn is geweest tussen aanbod door de regievoerder, de koppeling door de gemeente en de daadwerkelijke huisvesting.

  • 6.

    Nagaan hoeveel huisvestingen al formeel zijn geregeld maar nog niet bij COA zijn geregistreerd.

  • 7.

    Nagaan welke maatregelen de corporatie/gemeente heeft genomen om het aanbod van woningen aan te passen aan de vraag vanuit de vergunninghouders.

  • 8.

    Nagaan of de gemeente samenwerking heeft gezocht met andere gemeenten in de regio om gezamenlijk de problematiek op te lossen.

  • 9.

    Nagaan of de gemeente de taakstelling heeft gehaald; Zo nee, dan nagaan of er sprake is van verschoonbare/niet verschoonbare redenen.

  • 10.

    Nagaan of de gemeente voldoende passende woningen heeft aangeboden (aantal, type woningen en huurprijs).

  • 11.

    Nagaan of de gemeente alle opties geprobeerd heeft om voor voldoende passende woonruimte te zorgen (bv. tijdelijke huisvesting in containers of in leegstaande kantoren, etc.).

  • 12.

    Nagaan of de gemeente woningen heeft aangeboden die qua locatie en kwaliteit acceptabel zijn voor de doelgroep (in grotere kern, nabij OV, voorzieningen, scholing vrijwilligers etc.).

  • 13.

    Nagaan of de gemeente in de prestatieafspraken met corporaties afspraken heeft gemaakt over de huisvesting van vergunninghouders.

  • 14.

    Nagaan of de gemeente bij vergunninghouders heeft geïnformeerd naar gezinshereniging.

  • 15.

    Nagaan of de gemeente de coördinatie van de diverse relevante beleidsvelden (wonen, welzijn, leerplicht, inburgering, werk & inkomen) en externe partijen (Vluchtelingenwerk, corporaties) goed heeft geregeld.

  • 16.

    Nagaan of de gemeente steekhoudende argumenten heeft dat zij op volkshuisvestelijke of ruimtelijke redenen (tijdelijk), niet (volledig) de taakstelling kan realiseren.

Bijlage 4 Inhoud van een besluit tot indeplaatsstelling

Een besluit tot indeplaatsstelling bevat – zo blijkt uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Wrgt – in ieder geval:

  • 1.

    Informatie over de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de toezichthouder;

  • 2.

    Informatie over de onder toezicht gestelde;

  • 3.

    Informatie over de wettelijke taak die verwaarloosd is, het maatschappelijk resultaat dat moet worden bereikt en (in hoofdlijnen aangegeven) de concrete gevolgen van dat resultaat;

  • 4.

    Een omschrijving van het met de uitvoering van de wettelijke taak te bereiken resultaat;

  • 5.

    Informatieverstrekking over de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling;

  • 6.

    Een verantwoording over het bestuurlijk voortraject, het horen van direct belanghebbenden en de overlegbereidheid van de onder toezicht gestelde gedurende de waarschuwingstermijn;

  • 7.

    De termijn waarbinnen de onder toezicht gestelde de kans heeft zelf zijn taak uit te voeren en welke handelingen in die termijn moeten zijn verricht om feitelijke indeplaatsstelling te voorkomen;

  • 8.

    Informatie over de wijze waarop en wanneer de interventie wordt beëindigd;

  • 9.

    Informatie over de kosten die ten laste van de onder toezicht gestelde provincie of gemeente komen;

  • 10.

    Informatie over de wijze waarop openbaarmaking van het besluit tot indeplaatsstelling zal plaatsvinden en welke bestuursorganen hierover worden geïnformeerd;

  • 11.

    Een beroepsclausule (de onder toezicht gestelde kan in deze fase tegen het besluit tot indeplaatsstelling beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van Staten (AbRvS). Het beroep moet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking van het besluit tot indeplaatsstelling. Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking. Daartoe zal een voorlopige voorziening moeten worden gevraagd).


Noot
1

Wanneer een gemeente voor de eerste keer niet tijdig of volledig voldaan heeft voldaan aan de halfjaarlijkse taakstelling, kunnen wij, afhankelijk van de situatie van de gemeente, het toezicht eerder opschalen.

Noot
2

Bij een achterstand door verschoonbare redenen, wordt van de gemeente verwacht dat deze in de volgende taakstellingsperiode wordt weggewerkt.

Noot
3

Verblijfsgerechtigden worden in de volksmond statushouders genoemd. Sinds de aanvullende taakstelling worden in de circulaires van het Rijk, waarin de halfjaarlijkse taakstellingen worden aangekondigd, verblijfsgerechtigden die onder de reguliere taakstelling vallen aangeduid als vergunninghouders en verblijfsgerechtigden die onder de aanvullende taakstelling vallen aangeduid als statushouders.

Noot
4

Onvoldoende koppelingen houdt in dat het COA voor 1 april/1 oktober niet het juiste aantal vergunninghouders heeft gekoppeld aan een gemeente om de taakstelling te realiseren. Tenzij een gemeente een stapelgemeente is, dan is het geen verschoonbare redenen. Een stapelgemeente is een gemeente waarvan de gemiddelde wachttijd in fase 2 van de vergunninghouders in het koppeloverzicht van de gemeente gemiddeld 120 dagen bedraagt. Bij het bepalen van het gemiddeld aantal dagen wordt geen rekening gehouden met grote gezinnen (8 personen of meer) en met personen waarvoor op medische gronden de huisvesting aan specifieke vereisten moet voldoen (denk aan woningaanpassingen op medische indicaties). Fase 2 houdt het aantal aan de gemeente toegewezen vergunninghouders (volgens het proces bevinden zij zich in "Fase 2") in, die door de gemeente gehuisvest gaan worden en dus gaan meetellen voor de taakstelling