Regeling vervallen per 01-04-2011

Beleidsregel ontheffing gemeentelijke zorgplicht afvalwater

Geldend van 08-10-2003 t/m 31-03-2011

Intitulé

Beleidsregel ontheffing gemeentelijke zorgplicht afvalwater

Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland

 1. Inleiding

Op grond van artikel 10.33 van de Wet milieubeheer dient de gemeente zorg te dragen voor een doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt binnen haar grondgebied (hierna: de zorgplicht). Dit verplicht de gemeente feitelijk tot aanleg van riolering en adequaat beheer daarvan. Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in het belang van een doelmatig beheer van het afvalwater een ontheffing van de zorgplicht verlenen. De gemeente hoeft het betreffende gebied dan niet aan te sluiten op de riolering. Een ontheffing kan alleen verleend worden voor een gedeelte van het grondgebied van de gemeente dat is gelegen buiten de bebouwde kom of voor een bebouwde kom van waaruit afvalwater met minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. Na een ontheffing van de zorgplicht zijn de bewoners (lozers) in het betreffende gebied zelf verantwoordelijk voor het vrijkomende afvalwater. Lozingen van huishoudelijk afvalwater in de bodem of op het oppervlaktewater dienen dan te voldoen aan de lozingenbesluiten op grond van de Wet bodembescher-ming en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Vanwege het bovenstaande vinden gedeputeerde staten het belangrijk dat de criteria voor de afweging of in het belang van een doelmatig beheer van het afvalwater ontheffing wordt verleend, eenduidig worden vastgelegd en bekendgemaakt.

2. Doel van deze beleidsregel

Met deze beleidsregel verschaffen gedeputeerde staten inzicht in het beleid dat wordt gehanteerd met betrekking tot het verlenen van een ontheffing van de zorgplicht op grond van artikel 10:33 van de Wet milieubeheer.

3. Inhoud van de beleidsregel

a. Doelmatig beheer van afvalwater

Bij een verzoek tot ontheffing van de gemeentelijke zorgplicht beoordelen gedeputeerde staten of in het belang van een doelmatig beheer van afvalwater een ontheffing verleend wordt. In verband met een doelmatig beheer achten gedeputeerde staten het van belang dat in ieder geval:

  • 1.

    de verwijdering van het afvalwater wordt gewaarborgd;

  • 2.

    het afvalwater op een effectieve en efficiënte wijze wordt verwijderd.

Waarborgen van de verwijdering

De verwijdering van het afvalwater wordt gewaarborgd door de minimumvereisten (zie toelichting) die in de lozingenbesluiten op grond van Wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlakte-wateren zijn gesteld aan lozingen van afvalwater. Indien tussen de betrokken partijen afwijkende afspraken worden gemaakt over de sanering van de ongerioleerde lozingen dient in ieder geval duidelijkheid te bestaan over de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. Tevens dient over de sanering van de ongerioleerde lozingen bij restlozing op het oppervlaktewater overeenstemming te bestaan tussen de gemeente en de waterkwaliteits beheerder. In de lozingenbesluiten op grond van de Wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn afstanden tot de riolering opgenomen waarbinnen lozingen van afvalwater op het oppervlaktewater en in de bodem niet zijn toegestaan. Voor percelen die binnen deze afstandscriteria zijn gelegen wordt door gedeputeerde staten geen ontheffing verleend.

Effectief en efficiënt beheer van het afvalwater

Een ontheffing kan alleen verleend worden voor een gedeelte van het grondgebied van de gemeente dat is gelegen buiten de bebouwde kom of voor een bebouwde kom van waaruit afvalwater met minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. Voor de bepaling van de grens van de bebouwde kom wordt uitgegaan van de bebouwde kom die op grond van de Wegenverkeerswet 1994 door de gemeenteraad is vastgesteld. Om vast te stellen of aanleg van riolering in het gebied doelmatig is, wordt aangesloten bij de landelijke systematiek van omslagbedragen. Indien de gemiddelde aansluitkosten van een logisch aansluitcluster lager zijn dan het door gedeputeerde staten vastgestelde omslagbedrag wordt riolering doelmatig geacht en zullen gedeputeerde staten geen ontheffing verlenen van de zorgplicht.  Voor de bepaling van een logisch aansluitcluster wordt uitgegaan van de volgende iteratieve methode. Voor een gebied worden de gemiddelde aansluitkosten berekend. Daarbij worden de kosten voor het leidingenwerk op eigen terrein (terreinriolering) niet meegerekend. Wanneer de gemiddelde aansluitkosten voor een gebied hoger zijn dan het omslagbedrag, geldt het volgende. Het duurste perceel (veelal de buitenste aansluiting) van het cluster valt af voor een aansluiting op de riolering. Als de gemiddelde aansluitkosten dan nog steeds hoger zijn dan het omslagbedrag valt wederom het duurste perceel af. Dit gebeurt net zolang tot de gemiddelde aansluitkosten voor het cluster lager zijn dan het omslagbedrag. Voor de berekening van de aansluitkosten wordt verwezen naar de kostenkengetallen in de Leidraad Riolering. De hoogte van het omslagbedrag wordt vastgesteld op Euro 6.800,- exclusief BTW (prijspeil 2003). Het omslagbedrag zal in verband met de prijsontwikkeling iedere vier jaar worden geactualiseerd. Gedeputeerde staten verlenen geen ontheffing voor die delen van het grondgebied van een gemeente waarvoor concrete plannen bestaan om binnen 5 jaar het bebouwde gebied uit te breiden, met als gevolg dat bestaande lozers zouden moeten investeren in tijdelijke voorzieningen, terwijl een aansluiting op de riolering binnen 5 jaar redelijkerwijs mogelijk is.

b. Periode

De ontheffing wordt conform de Wet milieubeheer voor een bepaalde periode verleend. Vanwege onder meer stedelijke uitbreidingen zal de ontheffing regelmatig geactualiseerd moeten worden. Gedeputeerde staten koppelen de termijn van de ontheffing in principe aan de geldigheidsduur van het gemeentelijk rioleringsplan, met dien verstande dat de maximale termijn van de ontheffing vijf jaar bedraagt. Gedeputeerde staten verlenen de ontheffing voor een kortere periode, indien dit in het belang van een goede afstemming tussen de ontheffing en andere regelgeving is gewenst.

4. Ingangsdatum

Deze beleidsregel treedt in werking op 8 oktober 2003.

Ondertekening

secretaris en voorzitter