Bijdrageverordening Europese Steunfondsen (1994-1999)

Geldend van 11-07-2006 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-12-1998

Intitulé

Bijdrageverordening Europese Steunfondsen (1994-1999)

Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Flevoland;

  • b.

    bijdrage: een bijdrage uit een steunfonds;

  • c.

    steunfonds: het Europese Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Oriëtatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) of het Financierings Instrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV);

  • d.

    EPD: het door de Europese Commissie vastgestelde Enig Programmeringsdocument 1994-1999, Flevoland, Doelstelling 1;

  • e.

    jaarprogramma: het in enig kalenderjaar vastgestelde overzicht van maatregelen als bedoeld in het EPD en LEADER II waarvoor een bijdrage kan worden verstrekt;

  • f.

    project: de ter uitvoering van het jaarprogramma nader geconcretiseerde activiteiten ten aanzien waarvan geen overeenkomst naar burgerlijk recht zal worden aangegaan;

  • g.

    aanvrager: degene die een bijdrage heeft aangevraagd of de eindbegunstigde zoals bedoeld in het EPD en LEADER II;

  • h.

    het door de Europese Commissie vastgestelde operationele programma voor de periode 26 oktober 1996 tot en met 31 december 1999 in het kader van het communautaire initiatief LEADER II ten behoeve van gebieden van doelstelling 1 in de regio Flevoland.

Artikel 2

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen op aanvragen om een bijdrage uit een steunfonds. De Algemene Subisidieverordening Flevoland is op deze aanvragen niet van toepassing.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een bijdrage dient te worden voldaan aan de criteria zoals genoemd in het EPD of LEADER II en het jaarprogramma.

Artikel 3

  • 1.

    Een aanvraag wordt ingediend voordat met het project wordt begonnen.

  • 2.

    Een aanvraag kan worden ingediend tot uiterlijk 1 oktober 1999.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten stellen een formulier vast dat voor het indienen van een aanvraag dient te worden gebruikt. Daarbij kan worden aangegeven welke gegevens, gelet op de bepalingen van het EPD en LEADER II, bij de aanvraag dienen te worden verstrekt.

Artikel 3a

  • 1.

    Een aanvraag kan, voorzover niet eerder een aanvraag is gedaan waarop is beslist middels een toekenningsbesluit, tevens worden ingediend na of tijdens realisatie van een project.

  • 2.

    De aanvraag kan worden ingediend tot uiterlijk 31 december 1999.

  • 3.

    Reeds ingediende aanvragen voor de inwerkingtreding van dit artikel maar welke wel voldoen aan het bepaalde in lid 1 worden geacht tijdig te zijn ingediend conform lid 2.

  • 4.

    De bijdrage zal in geval van een aanvraag als bedoeld in lid 1 van dit artikel zonder voorafgaan-de toekenning c.q. verleningsbeschikking direct definitief worden vastgesteld.

  • 5.

    Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1.

    Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst verzonden. Indien de aanvraag volledig is wordt daarin de uiterste datum medegedeeld waarop een beslissing op de aanvraag wordt genomen.

  • 2.

    Indien de aanvraag volledig is of indien niet gebruik is gemaakt van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier wordt aanvrager in de gelegenheid gesteld binnen een daarbij te stellen termijn voor de nodige aanvulling van de aanvraag te zorgen.

  • 3.

    Indien de in het tweede lid bedoelde aanvulling niet wordt ontvangen wordt de aanvrager in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Artikel 5

Gedeputeerde Staten kunnen omtrent een aanvraag deskundig advies inwinnen. De aanvrager wordt hiervan bericht gedaan.

Artikel 6

Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op de aanvraag ingevolge artikel 3 en 3a. Indien niet binnen deze termijn op de aanvraag is beslist delen Gedeputeerde Staten dit aan aanvrager mede. Daarbij wordt de datum vermeld waarop uiterlijk op de aanvraag zal worden beslist.

Artikel 7

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen afwijzend op een aanvraag indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de criteria zoals genoemd in het EPD of LEADER II en het jaarprogramma;

    • b.

      gegronde vrees bestaat dat aanvrager niet zal voldoen aan verplichtingen als bedoeld in deze verordening, dan wel niet kan worden voldaan aan bepalingen van het EPD of LEADER II of het jaarprogramma;

    • c.

      het project niet vóór 1 januari 2001 gerealiseerd zal kunnen zijn;

    • d.

      het jaarbudget van de betreffende begrotingspost niet, of niet voldoende, toereikend is.

  • 2.

    In geval van het eerste lid onder d beslissen Gedeputeerde Staten op basis van prioriteitenstelling. Daarbij kunnen bijdragen tot een lagere hoogte worden toegekend dan waartoe zou zijn besloten bij een toereikende begrotingspost.

Artikel 8

De inwilliging van een aavraag vermeldt tenminste:

  • a.

    een beschrijving van het project;

  • b.

    de maximale hoogte van de bijdrage;

  • c.

    de aan de toekenning verbonden voorwaarden.

Artikel 9

  • 1.

    Aan de toekenning van een bijdrage kan in elk geval de voorwaarde worden verbonden dat:

    • a.

      het prject overeenkomstig het projectplan, dan wel de beschrijving van het plan moet worden uitgevoerd;

    • b.

      het project binnen een in de toekenning vermelde termijn moet zijn aangevangen en voor een daarbij te vermelden tijdstip gerealiseerd dient te zijn.

  • 2.

    In de toekenning worden voorts de verplichtingen vermeld als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10

  • 1.

    Indien een bijdrage is toegekend dient, voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze verordening, door de aanvrager medewerking te worden verleend omtrent:

    • a.

      het verkrijgen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden het project betreffende;

    • b.

      het verkrijgen van de onder a bedoelde bescheiden;

    • c.

      het verlenen van toegang tot met de uitvoering van het project verband houdende plaatsen.

  • 2.

    De aanvrager doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten indien surséance van betaling of faillissement is aangevraagd.

Artikel 11

Op verzoek van aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten voorschotten verstrekken. Op een verzoek om een voorscchot wordt in ieder geval afwijzend beslist indien sprake is van onvoldoende voortgang van het project en indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 10. eerste lid dan wel indien sprake is van het gestelde in het tweede lid.

Artikel 12

  • 1.

    Binnen achttien weken na realisering van het project dient aanvrager Gedeputeerde Staten te verzoeken de bijdrage definitief vast te stellen in geval van een aanvraag ingevolge artikel 3.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een formulier vaststellen dat voor het indienen van het in het eerste lid bedoelde verzoek dient te worden gebruikt. Het verzoek dient vergezeld te gaan van alle door Gedeputeerde Staten te bepalen stukken.

  • 3.

    Indien, ook nadat Gedeputeerde Staten aanvrager daartoe hebben aangemaand, geen verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend stellen Gedeputeerde Staten de bijdrage ambtshalve definitief vast.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen een eerder toegekende bijdrage intrekken indien aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die, waren zij ten tijde van het doen van de aanvraag bekend geweest, tot een afwijzende beslissing zouden hebben geleid.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij niet nakoming van de bij of krachtens deze regeling op aanvrager rustende verplichtingen de bijdrage op een lager bedrag, of op nihil, stellen.

Artikel 13

In geval sprake is van een situatie als bedoeld in:

  • -

    artikel 10, tweede lid;

  • -

    artikel 12, vierde en vijfde lid,

en indien de definitief vastgestelde bijdrage lager is dan hetgeen als voorschot is uitbetaald, dient aanvrager de uitbetaalde bijdrage dan wel het teveel betaalde terug te storten. Een zodanige vordering is onmiddellijk opeisbaar.

Artikel 14

Aanvragen als bedoeld in deze verordening kunnen per telefax worden ingediend.

Artikel 15

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie.

  • 2.

    In afwijking van het in het eerste lid gestelde kunnen projecten die na 1 juli 1994 zijn gestart en overigens voldoen aan het gestelde in deze verordening voor een bijdrage in aanmerking komen.

  • 3.

    De artikelen 1, onder e, g, en h, tweede lid, 3, derde lid, 3a, 6, eerste lid, 7, eerste lid en 12, eerste lid, werken terug tot 1 december 1998.

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald als Bijdrageverordening Europese steunfondsen.?

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 06 juli 2006