Regeling vervallen per 01-01-2019

Subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2013 (NIOF 2013)

Geldend van 01-06-2013 t/m 31-12-2018

Intitulé

Subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2013 (NIOF 2013)

Verordening van 24 april 2013 houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van strategische activiteiten van bepaalde categorieën ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân, Groningen.

Provinciale staten van Drenthe, Fryslân en Groningen

gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

gelet op artikel 26, artikel 27 en artikel 31 van de verordening (EG) Nr. 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”); gelezen de gemeenschappelijke regeling SNN;

gelet op de Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000;

besluiten

vast te stellen de Subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2013 als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    onderneming: duurzame organisatie die

    • -

      erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- en/of handelsproces met het oogmerk om winst te behalen, waarbij het behalen van winst ook redelijkerwijs verwacht kan worden, en

    • -

      voldoet aan de in bijlage 1 van de verordening (EG) Nr. 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Indien de definitie zoals vastgesteld door de Europese commissie wordt gewijzigd, verandert de definitie van onderneming in deze regeling overeenkomstig, en

    • -

      geen publiekrechtelijk lichaam is en niet voor meer dan 10% structureel wordt gefinancierd door overheidsbijdragen.

  • b.

    groep: een economische eenheid waarin één of meer natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen of ondernemingen organisatorisch zijn verbonden met één of meer andere natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen of ondernemingen.

  • c.

    deskundige: iemand die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk.

  • d.

    prototype: model voor het aantonen van het werkingsprincipe van een te ontwikkelen nieuw product dat aan productie of dienstverlening vooraf gaat, maar niet wordt gebruikt voor (industriële) toepassing of commerciële exploitatie. Het mag niet zien op routinematige of periodieke wijzigingen van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.

  • e.

    ontwikkelingsproject: systematische activiteit, erop gericht om voor de onderneming technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe diensten dan wel wezenlijke onderdelen daarvan te ontwikkelen.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel de marktsector in Noord-Nederland te versterken door strategische activiteiten, de verbetering van inzetbaarheid van werknemers en deelneming aan een buitenlandse beurs te stimuleren, van de in artikel 3 opgenomen ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.

Artikel 3 Bepaalde ondernemingsactiviteiten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

  • 2 De ondernemingsactiviteiten, waarvoor een subsidie kan worden verstrekt worden vastgesteld en bekendgemaakt. Daarbij dient het project uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend betrekking te hebben op de betreffende ondernemingsactiviteit.

  • 3 Subsidie wordt niet verleend ten behoeve van ondernemingen voor zover zij zich bezig houden met de volgende activiteiten:

    • a.

      de primaire productie van landbouwproducten;

    • b.

      werkzaamheden in de kolenindustrie, of

    • c.

      werkzaamheden in de sector visserij of aquacultuur voor zover die onder Verordening (EG) nr. 104/2000 vallen.

  • 4 In afwijking van het derde lid, onder a, kan wel subsidie worden verleend voor een project dat verband houdt met de verwerking en afzet van landbouwproducten, met uitzondering van werkzaamheden op het gebied van producten die zijn bedoeld om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad.

Artikel 4 Ontwikkelingsprojecten van en vermarkting door ondernemingen

  • 1  Voor subsidie komen in aanmerking ontwikkelingsprojecten van en vermarkting door ondernemingen.

  • 2  Als subsidiabele kosten worden hierbij in aanmerking genomen voor wat betreft een:

    • a. ontwikkelingsproject:

      • 1)

         kosten van het inschakelen van een deskundige voor een advies. Uitvoerende werkzaamheden door de onafhankelijke deskundige zijn niet subsidiabel;

      • 2)

         onverminderd het bepaalde in het tweede lid, sub a, onder 1, kosten van het inschakelen van een deskundige voor het bouwen van een prototype;

      • 3)

         materiaalkosten die onderdeel zijn van een prototype.

    • b.

       haalbaarheidsonderzoek: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het doen van onderzoek naar de technische of bedrijfseconomische haalbaarheid van de uitbreiding van de productie met een voor de onderneming nieuw product, nieuwe dienst of technisch nieuwe werkwijze.

    • c.

       strategisch marketingplan: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het maken van een plan gericht op het opstellen of herzien van beleid ten aanzien van de afzet van de onderneming.

    • d.

       marktverkenning: kosten van het inschakelen van een deskundige voor het doen van onderzoek naar de afzetmogelijkheden van een product of dienst van de onderneming.

    • e.

       bedrijfsovername:

      • 1)

         kosten van het inschakelen van een deskundige voor het maken van een plan waarin de bedrijfseconomische haalbaarheid inzake de overname van een operationele onderneming in Drenthe, Fryslân of Groningen, behorende tot de doelgroep van deze regeling, wordt onderzocht. Daarbij is de overname gericht op voortzetting van de ondernemingsactiviteiten in Noord-Nederland;

      • 2)

         kosten van het inschakelen van een deskundige voor het maken van een strategisch plan waarbij de mogelijkheden voor het laten overnemen van de operationele onderneming in Drenthe, Fryslân of Groningen, behorende tot de doelgroep van deze regeling, wordt onderzocht. Daarbij is het plan gericht op voortzetting van de ondernemingsactiviteiten in Noord-Nederland.

  • 3  Het bedrag aan subsidiabele kosten genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, dat per project minimaal vereist is, en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor per project de subsidie maximaal wordt verleend, wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

  • 4  Het subsidiepercentage wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

  • 5  De subsidie aan een onderneming bedraagt per kalenderjaar en per kostensoort ten hoogste een nader vast te stellen en bekend te maken bedrag.

Artikel 5 Verhoging van inzetbaarheid van werknemers in het arbeidsproces

  • 1  Voor subsidie komen in aanmerking projecten inzake verhoging van inzetbaarheid van werknemers in het arbeidsproces.

  • 2  Als subsidiabele kosten worden hierbij in aanmerking genomen consultancykosten voor het inschakelen van een deskundige voor:

    • a.

       het uitvoeren van een employabilityscan en de eventueel daarbij direct behorende begeleidingsactiviteiten, en

    • b.

       het opstellen van een ontwikkelingsplan en de daarbij direct behorende begeleidingsactiviteiten gericht op:

      • 1)

         het verhogen van het kwalificatieniveau van werknemers;

      • 2)

         het verbeteren van de competenties van werknemers, of

      • 3)

         het stimuleren van mobiliteit van werknemers.

  • 3  Geen subsidiabele kosten zijn: kosten van scholing, opleidingen en cursussen.

  • 4  Het bedrag aan subsidiabele kosten genoemd in het tweede lid dat per project minimaal vereist is en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor per project de subsidie maximaal wordt verleend, wordt vastgesteld en bekend gemaakt.

  • 5  Het subsidiepercentage wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

  • 6  De subsidie aan een onderneming bedraagt per kalenderjaar ten hoogste een nader vast te stellen en bekend te maken bedrag.

Artikel 6 Subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 4 en 5

Voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4 en 5 gezamenlijk wordt één subsidieplafond vastgesteld en bekendgemaakt.

 Artikel 7 Deelneming aan buitenlandse beurzen

  • 1  Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, zoals bedoeld in het tweede lid, voor de eerste keer dat een onderneming aan een bepaalde buitenlandse vakbeurs deelneemt.

  • 2  Als subsidiabele kosten worden hierbij in aanmerking genomen: de kosten van standbouw door derden, het huren van een stand, het huren van een standplaats, huur van audiovisuele middelen, de transportkosten die betrekking hebben op het vervoer van beursmaterialen en de kosten van opslag van beursmaterialen ter plekke.

  • 3  Aan een onderneming wordt gedurende een kalenderjaar voor de deelname aan niet meer dan twee vakbeurzen subsidie verleend.

  • 4  Het bedrag aan subsidiabele kosten genoemd in het tweede lid dat minimaal vereist is, en het bedrag aan subsidiabele kosten waarvoor de subsidie maximaal wordt verleend, wordt vastgesteld en bekend gemaakt.

  • 5  Het subsidiepercentage wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

  • 6  Het subsidieplafond wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 8 Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn:

  • a.

     omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

  • b.

     kosten in verband met nakoming van wettelijke verplichtingen;

  • c.

     buitenlandse reis- en verblijfkosten;

  • d.

     kosten van projecten tot kwaliteitsverbetering of procesverbetering gericht op certificering of de verwerving van erkenningscertificaten of daarmee vergelijkbaar zijn en kosten van projecten voor de uitvoering van maatregelen van milieubescherming of energiebesparing.

Artikel 9 Algemene bepalingen omtrent de hoogte van de subsidie

  • 1  Indien voor dezelfde kosten van het project één of meer andere subsidies zijn of worden verleend, kunnen deze subsidies bij de verlening of -indien deze na de verlening zijn toegekend- bij de vaststelling, op het bedrag van de subsidie in mindering worden gebracht.

  • 2  Het bedrag van de subsidie wordt rechtevenredig verlaagd, indien de onderneming deel uitmaakt van een groep en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op de vestigingen van de groep buiten de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen. Het bedrag van de verlaging wordt bepaald:

    • a.

       ten aanzien van artikel 4 en 7 aan de hand van de omzet van de vestigingen buiten Noord-Nederland, ten opzichte van de totale omzet; of

    • b.

       ten aanzien van artikel 4 en 7, indien geen gescheiden omzet bepaald kan worden, aan de hand van het aantal fte’s van de vestigingen buiten Noord-Nederland, ten opzichte van het totaal aantal fte’s;

    • c.

       ten aanzien van artikel 5 aan de hand van het aantal fte’s van de vestigingen buiten Noord-Nederland, ten opzichte van het totaal aantal fte’s.

  • 3  Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

  Artikel 10 Verdeelsystematiek

  • 1  Op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvraag wordt besloten, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

  • 2  Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 11 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    het project niet voldoet aan de voorschriften van deze regeling;

  • c.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • d.

    tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan of;

  • e.

    de aanvrager niet belastingplichtig is in de zin van Wet Inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  Bij de subsidieverlening wordt in elk geval de verplichting opgelegd de kosten van de uitvoering van het project op eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weer te geven.

  • 2  Bij iedere subsidieverlening wordt de verplichting opgelegd dat het project binnen een bepaalde termijn gerealiseerd moet zijn.

Artikel 13 Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien het project niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel en de voorschriften van deze regeling

Artikel 14 Voorschotten

De mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot wordt vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 15 Subsidievaststelling

  • 1  De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen een in de verleningsbeschikking bepaalde termijn, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2  De subsidieontvanger dient ten minste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 16 Termijnen

De termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag tot subsidievaststelling wordt gesteld op 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 17 Bedrag vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

Artikel 18 Toezicht

  • 1  Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht worden aangewezen.

  • 2  De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 19 Overgangsrecht

  • 1  De NIOF 2010 wordt ingetrokken op de dag dat de NIOF 2013 in werking treedt.

  • 2  Op aanvragen die zijn ingediend vóór de dag dat de NIOF 2013 in werking treedt blijft de NIOF 2010 van toepassing.

Artikel 20 Afkondiging en inwerkingtreding

  • 1  Deze verordening wordt gepubliceerd en treedt in werking met ingang van 1 juni 2013.

  • 2  Deze verordening werkt terug tot 1 juni 2013 voor zover de afkondiging, bedoeld in artikel 136 van de Provinciewet, plaatsvindt na 1 juni 2013.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als NIOF 2013.

Ondertekening

Leeuwarden, 24 april 2013
Voorzitter J.A. Jorritsma
Griffier  A. Oortgiesen