Regeling vervallen per 17-11-2022

Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân

Geldend van 26-09-2015 t/m 16-11-2022

Intitulé

Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân

Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân,

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

gelet op de Wet inrichting landelijk gebied;

overwegende dat Provinciale Staten van Fryslân op 27 juni 2012 hebben vastgesteld de Nota Natuer en Lanlik Gebiet, Mei-inoar fierder;

overwegende dat wij het door ons vastgestelde Program Natuer en Lanlik Gebiet uitvoeren;

overwegende dat het wenselijk is de versterking van de landbouwinfrastructuur te stimuleren;

overwegende dat het wenselijk is om de bescherming en het behoud van karakteristieke landschapselementen in Fryslân te stimuleren;

besluiten vast te stellen de Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    agrarische onderneming: natuurlijke persoon of rechtspersoon die als economische activiteit gewassen teelt of dieren hout, met als doel deze, of de producten die daaruit voortkomen, te verkopen;

  • b.

    cultuurhistorische elementen en structuren: objecten en complexen die, in de openbare ruimte en het landschap door mensen zijn gemaakt en samenhangen met en getuigen van een gebied en de ontwikkeling daarvan;

  • c.

    Ecologische Hoofdstructuur: de Ecologische Hoofdstructuur zoals begrensd op kaart 7 bij de Verordening Romte Fryslân;

  • d.

    landschappelijke elementen en structuren: elementen en structuren van provinciaal belang die door de mens en door de natuur zijn gemaakt, samen de (landschappelijke) omgeving vormen en eigen, karakteristiek en representatief zijn voor een historisch-ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân;

  • e.

    geruilde hectare: een door een deelnemer aan een landinrichting ingebrachte hectare voor zover hij daarvoor een hectare toebedeeld krijgt;

  • f.

    Nationale Landschappen: het Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân zoals begrensd op kaart 4 bij de Verordening Romte Fryslân en het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden zoals begrensd op kaart 5 bij de Verordening Romte Fryslân;

  • g.

    reconstructie: werkzaamheden waarbij de huidige staat van het element of de structuur, of een deel daarvan, op basis van historisch onderzoek en zorgvuldige motivatie wordt teruggebracht naar een oude toestand in lijn met de geschiedenis, waardoor de bestaande toestand wezenlijk wijzigt;

  • h.

    ruilverkaveling: een ruilverkaveling bij overeenkomst zoals bedoeld in artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • i.

    weidevogelkerngebieden: de gebieden die als weidevogelkansgebied zijn aangemerkt op kaart 1 Weidevogelkansgebieden en parels, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Weidevogelnota 2014-2020 en die voldoen aan de Criteria voor selectie en ontwikkeling van weidevogelkerngebieden, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Weidevogelnota 2014-2020.

Artikel 1.2 Openstelling

  • 1 Subsidies op grond van deze regeling kunnen slechts worden verstrekt indien Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling van een of meerdere paragrafen van deze regeling.

  • 2 Een openstellingsbesluit voorziet in een subsidieplafond of meerdere subsidieplafonds voor de betreffende paragraaf.  

Hoofdstuk 2 Landbouw

Paragraaf 2.1 Kavelruil

Artikel 2.1.1 Doel

Vervallen

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten

 Vervallen

Artikel 2.1.3 Doelgroep

Vervallen

Artikel 2.1.4 Aanvraagperiode

Vervallen

Artikel 2.1.5 Aanvraagvereisten

Vervallen

Artikel 2.1.6 Activiteiten die reeds in uitvoering zijn

Vervallen

Artikel 2.1.7 Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel 2.1.8 Niet-subsidiabele kosten

 Vervallen

Artikel 2.1.9 Subsidiehoogte

Vervallen

Artikel 2.1.10 Verdeelsystematiek

Vervallen

Artikel 2.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Vervallen

Artikel 2.1.12 Bevoorschotting en betaling

Vervallen

Hoofdstuk 3 Natuur

(gereserveerd)

Hoofdstuk 4 Water

(gereserveerd)

Hoofdstuk 5 Landschap en cultuurhistorie

Paragraaf 5.1 Landschap en cultuurhistorie generiek

Artikel 5.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen die aangewezen zijn als zijnde van provinciaal belang in de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte.

Artikel 5.1.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      het herstel en de reconstructie van landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen;

    • b.

      de aanleg van landschappelijke structuren en elementen;

    • c.

      projecten gericht op de landschappelijke inpassing van ruimtelijke ingrepen; en

    • d.

      projecten gericht op kennisoverdracht en educatie over landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen;

    • e.

      projecten die bijdragen aan de doorwerking van de visie Grutsk op ‘e Romte, op een andere schaal dan de provinciale.

  • 2 Tevens kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      projecten als bedoeld in het vorige lid binnen de Nationale Landschappen; en

    • b.

      projecten die bijdragen aan het bereiken van draagvlak voor en de organisatie van de Nationale Landschappen.

Artikel 5.1.3 Doelgroep

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend door natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 5.1.4 Aanvraagperiode

 Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend gedurende een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode.

Artikel 5.1.5 Aanvraagvereisten

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 De subsidieaanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een beschrijving van de te leveren prestaties in de vorm van een projectplan;

    • b.

      een topografische kaart op een schaal van 1:10.000 waarop de gronden waarop de activiteiten waarop de subsidiabele activiteiten plaats zullen hebben staan aangegeven, met uitzondering van het geval bedoeld in artikel 5.1.2, tweede lid onder b.

  • 3 In geval de subsidie wordt aangevraagd ten behoeve van een samenwerkingsverband, verstrekt de aanvrager de in het tweede lid bedoelde informatie voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband, alsmede een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst of de statuten van de rechtspersoon waarin wordt samengewerkt.

Artikel 5.1.6 Weigeringsgronden

 De subsidie wordt geweigerd indien het subsidiebedrag minder dan € 10.000 bedraagt.

Artikel 5.1.7 Toetsingscriteria

  • 1 De in artikel 5.1.2, eerste lid onder a tot en met c, bedoelde activiteiten dienen bij te dragen aan de versterking van de in de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte aangewezen en in de Cultuurhistorische Kaart en landschapstypenkaart nader omschreven, landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen van provinciaal belang.

  • 2 Bij de in artikel 5.1.2 bedoelde activiteiten mag geen onevenredige schade aan de ontwikkelingsgeschiedenis van landschappelijke of cultuurhistorische structuren en elementen worden toegebracht.

  • 3 De in artikel 5.1.2, eerste lid onder c, bedoelde activiteiten dienen een inspanning te betreffen die uitstijgt boven de inspanningen voor landschappelijke inpassing die de aanvrager op basis van het Streekplan en Grutsk op ‘e Romte al verplicht was.

  • 4 De in artikel 5.1.2, eerste lid onder d, bedoelde activiteiten dienen bij te dragen aan de kennis over en het draagvlak voor landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen van provinciaal belang.

  • 5 Op de in artikel 5.1.2, tweede lid onder a, bedoelde activiteiten zijn de in het eerste tot en met het derde lid bedoelde criteria, voor de betreffende activiteit van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De in artikel 5.1.2, tweede lid onder b, bedoelde activiteiten dienen bij te dragen aan het draagvlak en de organisatie van de Nationale Landschappen.

Artikel 5.1.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor de uitvoering van het project; en

  • b.

    de kosten van de voorbereiding, planvorming, onderzoek en voorlichting, met dien verstande dat deze niet meer dan 25% van de totale subsidiabele kosten bedragen.

Artikel 5.1.9 Niet-subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    de kosten die reeds uit anderen hoofde zijn of worden vergoed of gesubsidieerd;

  • b.

    de kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, tenzij het de kosten betreft die zijn bedoeld in artikel 5.1.8 onder b;

  • c.

    belastingen, heffingen en andere lasten die compensabel of terugvorderbaar zijn;

  • d.

    de kosten van onderhoud, beheer en exploitatie;

  • e.

    de kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • f.

    de kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g.

    de kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, zoals onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • i.

    exploitatiekosten die geen verband houden met de aanloopfase van de subsidiabele activiteit;

  • j.

    vervangingsinvesteringen voor zover deze los staan van het realiseren van het project of voor zover deze meer dan 25% van de projectkosten bedragen;

  • k.

    kosten die subsidiabel zijn onder de Subsidieregeling Monumenten Fryslân;

  • l.

    kosten die redelijkerwijze ten laste van het Rijk, van een gemeente of van het Wetterskip Fryslân moeten komen.

Artikel 5.1.10 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 100.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie bedraagt niet meer dan is toegestaan op grond van artikel 5 van de Vrijstellingsverordening landbouw.

Artikel 5.1.11 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten te starten uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek de termijnen genoemd in het eerste en tweede lid verlengen.

Artikel 5.1.13 Bevoorschotting en betaling

Het voorschot voor subsidies vanaf € 25.000 bedraagt maximaal 90% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij is geplaatst en heeft terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014.

Artikel 6.2 Staatssteun

  • 1 Een subsidie als bedoeld in deze regeling die wordt verstrekt aan een agrarische onderneming, wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Euro-pese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun in de landbouwsector.

  • 2 Een subsidie als bedoeld in deze paragraaf die wordt verstrekt aan een andere dan een agrarische onderneming, wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen de subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waaronder begrepen het verbod van staatssteun zoals opgenomen in artikel 107 van dat Verdrag.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân.

Ondertekening

Leeuwarden, 28 oktober 2014
Voorzitter J.A. Jorritsma
Secretaris drs. A.J. van den Berg
 

Toelichting

AlgemeenDeze regeling wordt vastgesteld in het kader van de door Provinciale Staten van Fryslân op 27 juni 2012 vastgestelde Nota Natuer en Lanlik Gebiet, Mei-inoar fierder. Ter uitvoering van deze beleidsnota voeren wij het Program Natuer en Lanlik Gebiet uit, waar de onderhavige regeling onderdeel van uitmaakt. Het betreft hier de opvolger van het provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP) dat per 1 januari 2014 is afgelopen.

De regeling is een groeiregeling. In 2015 en later kunnen er onderdelen aan worden toegevoegd. Op dit moment zijn alleen de paragrafen ‘kavelruil’ en ‘landschap en cultuurhistorie generiek’ ingevuld. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten deze subsidies kunnen openstellen en verstrekken. De subsidies voor natuur en voor water kunnen in een later stadium in hoofdstuk 3 respectievelijk 4 worden toegevoegd. Ook kunnen nog andere op landbouw of op landschap gerichte subsidies worden ingevoerd in hoofdstuk 2 respectievelijk hoofdstuk 5.

De reden dat deze andere paragrafen nog niet zijn ingevuld, is de volgende. Het ligt in de bedoeling om aan deze subsidies POP-middelen toe te voegen en deze in 2015 open te stellen. Omdat nog niet geheel duidelijk is hoe deze regelingen eruit moeten komen te zien (onder meer doordat in IPO-verband nog aan de provinciale POP-verordening wordt gewerkt) en bovendien de subsidie ook pas in 2015 opengesteld behoeft te worden, is ervoor gekozen om deze paragrafen vooralsnog open te laten.

Tenslotte is het niet uitgesloten dat de twee paragrafen te zijner tijd aangepast zullen worden aan het POP-regime, zodat ook aan deze subsidies POP-middelen toegevoegd zullen kunnen worden en de regelingen na aanmelding bij de Europese Commissie onder de vrijstellingsverordeningen 651/2014 van 17 juni 2014 en 702/2014 van 25 juni 2014 kunnen komen te vallen.

De regeling treedt gezien artikel 6.1 in werking met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014, zodat de openstelling van de kavelruilsubsidie per 1 oktober 2014 juridisch gedekt is. Verder is in artikel 6.2 zekerheidshalve opgenomen dat subsidieverstrekking dat de subsidieverlening kan worden aangepast in geval van strijdigheid met Europees recht.

De subsidieverstrekkingen vinden plaats als de-minimissteun (zie artikel 6.2, eerste en tweede lid), hetgeen betekent dat landbouwers erop moeten letten dat de totale overheidssteun die ze over drie belastingjaren ontvangen niet meer bedraagt dan € 15.000. Voor andere ondernemingen ligt de grens op € 200.000 over drie belastingjaren. Daartoe moet bij de aanvraag een de-minimisverklaring worden overlegd.

Paragraaf 2.1 Kavelruil De regeling sluit zo goed als mogelijk aan op de regeling zoals deze was opgenomen in de Subsidieverordening pMJP. In materieel opzicht betreft het dezelfde subsidie. Er zijn drie wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de oude regeling.

In de eerste plaats is het mogelijk gemaakt dat de subsidie als nevendoel heeft de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of de realisering van weidevogelkerngebieden. Daarmee wordt het ook mogelijk om ruilverkavelingsprocessen te stimuleren waarbij natuurwaarden worden versterkt en niet alleen maar de agrarische infrastructuur. Het is mogelijk om verschillende openstellingen en verschillende subsidieplafonds te formuleren voor de verschillende in artikel 2.1.1 genoemde doelen.

Het tweede verschil is dat uitdrukkelijker dan in de oude regeling de eis geldt dat alleen subsidie kan worden verstrekt indien minimaal drie partijen bij de ruilverkaveling zijn betrokken waarvan minimaal twee ook daadwerkelijk ruilen (en dus grond inbrengen én toebedeeld krijgen). Dit is zeker gesteld door de verwijzing in artikel 2.1.2 naar artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), waarvan het tweede lid dan luidt: 2. Bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid kunnen mede partijen betrokken zijn die tegen inbreng van een geldsom onroerende zaken of tegen inbreng van onroerende zaken een geldsom bedingen, met dien verstande dat overeenkomsten waarbij niet meer dan drie partijen zijn betrokken slechts als ruilverkaveling bij overeenkomst worden aangemerkt indien alle partijen onroerende zaken inbrengen en ten hoogste één van hen daartegen slechts een geldsom bedingt.

Het derde materiële verschil ten opzichte van de oude regeling, is dat van deelnemers aan een ruilverkaveling voortaan een eigen bijdrage van € 200 per geruilde hectare wordt gevraagd. Dit is geregeld in artikel 2.1.9, tweede lid. De bijdrage is bedoeld als bijdrage van de agrariërs aan de proceskosten, conform het vastgestelde beleid in de Landbouwagenda (‘Foarutbuorkje II, Landbouwagenda provincie Fryslân 2014-2020’).

In artikel 2.1.7 wordt aangegeven welke kosten subsidiabel zijn. Het gaat daarbij grofweg gezegd om de proceskosten en de inrichtingskosten. Het is aan GS om te oordelen of, en in hoeverre, deze kosten noodzakelijk en adequaat zijn en dus subsidiabel moeten worden geacht. De aanschafprijs van grond wordt niet vergoed. Bij de inrichtingsmaatregelen genoemd in de onderdelen f. en g. van artikel 2.1.7, eerste lid, moet worden gedacht aan het dempen en/of graven van sloten, lichte egalisaties om percelen op elkaar aan te laten sluiten, het aanpassen of vervangen van drainage, het aanbrengen van kavelpaden of van ontsluitingsdammen. Voor de productieve investeringen (onderdeel f.), waarvan de agrarische onderneming dus voordeel geniet, geldt dat ze ingevolge artikel 2.1.9 voor ten hoogste 40% worden gesubsidieerd, met een maximum van € 600,- per geruilde hectare. Voor de inrichtingsmaatregelen die moeten worden gezien als niet-productieve investeringen (onderdeel g.), waarvan de agrarische onderneming dus geen voordeel geniet, is subsidiëring tot maximaal 100% mogelijk.

Paragraaf 5.1 Landschap en cultuurhistorie generiek De subsidie voor Landschap en cultuurhistorie generiek wordt ingezet ter realisering van de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte. Tevens wordt de subsidie gebruikt voor de ontwikkeling en de proceskosten van de twee in Fryslân aanwezige Nationale Landschappen (Zuidwest Fryslân en de Noardlike Fryske Wâlden).

Voor de beantwoording van de vraag of de aangevraagde projecten al dan niet voldoen aan de toetsingscriteria van artikel 5.1.7, hebben GS beoordelingsvrijheid.

Er is voor gekozen om kleine projecten, waarbij het subsidiebedrag op minder dan € 10.000 zou uitkomen, in het geheel niet te verstrekken (artikel 5.1.6 lid 1). Voor wel te subsidiëren projecten geldt dat de subsidie niet meer dan de helft van de subsidiabele kosten kan bedragen, met een maximum subsidiebedrag van € 75.000 (artikel 5.1.10). Voor die subsidiabele kosten geldt, dat het vooral gaat om de fysieke uitvoering van het project, maar dat ook sommige proceskosten kunnen worden vergoed mits deze niet meer bedragen dan een kwart van de totale subsidiabele kosten (artikel 5.1.9).