Regeling vervallen per 11-04-2017

Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering regio en topsectoren Noord-Nederland 2016

Geldend van 20-05-2016 t/m 10-04-2017 met terugwerkende kracht vanaf 10-05-2016

Intitulé

Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering regio en topsectoren Noord-Nederland 2016

Regeling van 26 april 2016 houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van innovaties in het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân, Groningen.

Gedeputeerde staten van Drenthe, Fryslân en Groningen

gelet op artikel 18 en 25 van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

gelet op de Algemene subsidieverordening SNN 2016;

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering regio en topsectoren Noord-Nederland 2016 luidende als volgt:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    adviesorganisatie: een organisatie die deskundigheid heeft op het gebied van het in deze regeling te subsidiëren innovatieadviesproject;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

  • c.

    haalbaarheidsproject: een project dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie, of uit een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;

  • d.

    haalbaarheidsstudie: onderzoek naar en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming om tot onderzoek of ontwikkeling over te gaan te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • e.

    experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten;

  • f.

    industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

  • g.

    innovatieadviesproject: advies over een toepassingsgerichte kennisvraag, ten behoeve van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot nieuwe producten, productieprocessen of diensten, of de vernieuwing daarvan;

  • h.

    Innovatieprogramma’s topsectoren: de thema’s zoals omschreven in de innovatieprogramma’s voor de topsectoren water, agri&food, tuinbouw & uitgangsmaterialen, hightech systemen & materialen (incl. ICT), chemie (waaronder bio based economy), life science & health, energie, logistiek en creatieve industrie. Dit document staat op www.snn.eu/mit/

  • i.

    kennisinstelling:

    • 1.

      onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • 2.

      andere dan de hiervoor onder sub 1 bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • 3.

      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • 1°.

        openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als hiervoor bedoeld onder i sub 1,

      • 2°.

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • 4.

      rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als hiervoor bedoeld onder i sub 1, 2 en 3 direct of indirect:

      • 1°.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • 2°.

        volledig aansprakelijk vennoot is, of

      • 3°.

        overwegende zeggenschap heeft;

    • 5.

      onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als hiervoor bedoeld onder i sub 1, 2, 3 en 4;

  • j.

    mkb-onderneming: kleine onderneming, middelgrote of micro-onderneming in de zin van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • k.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een mkb-onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die passen binnen:

    • a.

      Research and Innovation Strategy for Smart Specialization (RIS3) Noord-Nederland en de Noordelijke Innovatie Agenda (NIA); en

    • b.

      De Innovatieprogramma’s topsectoren.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in artikel 2.4 ASV SNN 2016 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • c.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • d.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

  • e.

    aan de onderneming in hetzelfde kalenderjaar al subsidie is verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1 Het Dagelijks Bestuur SNN stelt een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidie op in een bepaalde periode ontvangen aanvragen voor de subsidiabele activiteiten innovatieadviesproject en haalbaarheidsproject als genoemd in artikel 10 en 19.

  • 2 Het Dagelijks Bestuur SNN verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie op aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6 Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn:

  • a.

    omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

  • b.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten;

  • c.

    boetes en sancties.

Artikel 7 Algemene bepaling omtrent de hoogte van de subsidie

Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 8 Subsidieaanvraag

De aanvrager voegt bij de aanvraag voor subsidie in ieder geval een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor een ieder toegankelijke publicaties.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1 Subsidies tot € 25.000 worden binnen drie weken na de verleningsbeschikking voor 100% bevoorschot.

  • 2 Subsidies vanaf € 25.000 kunnen op verzoek worden bevoorschot:

    • a.

      nadat het SNN van de subsidieontvanger een schriftelijke verklaring heeft ontvangen waaruit blijkt dat met de uitvoering van het project is begonnen kan een eerste voorschot van 50% worden verleend;

    • b.

      nadat het SNN van de subsidieontvanger een schriftelijke verklaring heeft ontvangen waaruit blijkt dat het project voor meer dan 50% is uitgevoerd kan een tweede voorschot van 30% worden verleend.

Paragraaf 2 Innovatieadviesproject

De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor een innovatieadviesproject.

Artikel 10 Innovatieadviesproject

  • 1 Voor subsidie komt in aanmerking een innovatieadviesproject ten behoeve van een mkb-onderneming.

  • 2 Als subsidiabele kosten komen hierbij in aanmerking de in redelijkheid te maken kosten van het inschakelen van een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie voor advies al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek. Het advies kan technisch, organisatorisch of economisch van aard zijn.

Artikel 11 Subsidiepercentage

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 12 Subsidiehoogte

Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 10.000,-.

Artikel 13 Verplichting aanvraag

De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een beknopt projectplan, waarin in ieder geval de adviesvraag en de doelstelling van het innovatieadviesproject zijn opgenomen, alsmede de offerte.

Artikel 14 Subsidieverplichtingen

  • 1 Met de uitvoering van het innovatieadviesproject wordt gestart binnen vier maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Een innovatieadviesproject wordt binnen twaalf maanden na de start van het innovatieadviesproject afgerond.

Artikel 15 Desgevraagd verantwoorden

De subsidieaanvrager is verplicht desgevraagd, door middel van een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden van de kennisinstelling of de adviesorganisatie en een samenvatting van het project, aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Weigeringsgronden

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt in aanvulling op artikel 4 voorts geweigerd indien ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan.

Artikel 17 Beslissen aanvraag

In afwijking van artikel 2.2 van de ASV SNN 2016 is de termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 18 Vaststelling

De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.

Paragraaf 3 Haalbaarheidsprojecten

De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor een haalbaarheidsproject.

Artikel 19 Haalbaarheidsproject

  • 1 Voor subsidie komt in aanmerking een haalbaarheidsproject ten behoeve van een mkb-onderneming.

  • 2 Indien een haalbaarheidsproject bestaat uit een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek, dient dit voor ten minste 60% te bestaan uit een haalbaarheidsstudie en kan dit ten hoogste voor 40% bestaan uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

  • 3 Als subsidiabele kosten komen de kosten in aanmerking die in redelijkheid zijn toe te rekenen aan het haalbaarheidsproject.

Artikel 20 Subsidiepercentage

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 21 Subsidiehoogte

Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 50.000,-.

Artikel 22 Subsidieverplichtingen

  • 1 Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na de subsidieverlening.

  • 2 Het haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Artikel 23 Weigeringsgronden

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt in aanvulling op artikel 4 voorts geweigerd indien:

  • a.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • b.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft.

Artikel 24 Beslissen aanvraag

In afwijking van artikel 2.2 van de ASV SNN 2016 is de termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 25 Vaststelling

De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen vier weken na afloop van het project een verzoek tot subsidievaststelling in, waarin de subsidieontvanger door middel van een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden of een rapport en een samenvatting van het project aantoont dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 26 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling wordt bekendgemaakt in de Provinciale Bladen van Drenthe, Fryslân en Groningen en treedt in werking met ingang van 10 mei 2016.

  • 2 Deze regeling werkt terug tot en met 10 mei 2016, voor zover de bekendmaking plaatsvindt na 10 mei 2016.

Artikel 27 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als MIT Noord-Nederland 2016.

Ondertekening

Leeuwarden, 26 april 2016
Voorzitter J.A. Jorritsma
Secretaris A.J. van den Bergh
 

Inleiding

Op aanvragen is de Algemene subsidieverordening SNN 2016 (ASV SNN 2016) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Verder zijn onder andere bepalingen over de beslistermijn opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat bij de verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst het gaat om de dag dat de aanvraag volledig is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 sub d:Bij een haalbaarheidsstudie is het de bedoeling dat de onderneming op basis van de uitkomsten van het onderzoek voldoende onderbouwing heeft om een go/ no go besluit te nemen ten aanzien van de vraag of de onderneming over gaat tot ontwikkeling.

Artikel 1 sub j:Conform bijlage 1 van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met interne markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 fte werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen. Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden. Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Artikel 3 lid 1:Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Artikel 3 lid 2 sub a:De RIS3 is te vinden op: www.snn.eu/ris3/ De NIA is te vinden op: www.snn.eu/noordelijke-innovatieagenda/

De aansluiting bij de RIS3 en NIA wordt beoordeeld naar de mate waarin de projectactiviteiten een maatschappelijk belang dienen. Een maatschappelijk belang betreft een belang of behoefte die het individuele niveau overstijgt en op maatschappelijk vlak moeten worden aangepakt.

Artikel 8 De samenvattingen die van de aanvragers ontvangen worden zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de projecten en vraagstukken waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Uitdrukkelijk is het niet de bedoeling dat concurrentiegevoelige informatie extern wordt gedeeld. De publicaties zijn voor een ieder toegankelijk. De verantwoordelijkheid voor de samenvatting ligt bij de aanvrager.

Artikel 10Bij een innovatieadviesproject gaat het er om dat een mkb-onderneming, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, advies kan krijgen van een kennisinstelling of een adviesorganisatie. Het gaat er om dat de kennis die bij een mkb-onderneming aanwezig is daadwerkelijk wordt omgezet in nieuwe producten, productieprocessen of diensten dan wel de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten. Een advies houdt in dat het gaat om een beredeneerde aanbeveling op basis waarvan de aanvrager een keuze kan maken ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen of diensten, of de vernieuwing daarvan.

Artikel 10 lid 2De adviesorganisatie dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • Als de adviesorganisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft.

  • Als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de adviesorganisatie.

  • Als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de adviesorganisatie is.

  • In het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster).

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 16 Artikel 16 vult de weigeringsgronden van artikel 4 aan voor het innovatieadviesproject. Artikel 4 van de regeling bepaalt onder meer dat subsidie wordt geweigerd indien de werkzaamheden in het project zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag. Artikel 16 voegt daar aan toe dat ook geen verplichtingen mogen zijn aangegaan ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag. Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.