Regeling vervallen per 25-12-2020

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Fryslân houdende regeles omtrent vergaderingen Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017

Geldend van 06-10-2017 t/m 24-12-2020

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Fryslân houdende regeles omtrent vergaderingen Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017

Provinciale staten van Fryslân,

gelezen het voorstel van het Presidium van 20 september 2017

gelet op artikel 16 van de Provinciewet

overwegende dat

  • -

    er sinds de vaststelling van het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten van Fryslân 2016 een aantal zaken in de werkwijze van provinciale staten is gewijzigd en deze wijzigingen in het reglement van orde geformaliseerd dienen te worden;

  • -

    het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten van Fryslân tevens is geactualiseerd naar aanleiding van de werkwijze in de praktijk;

  • -

    het presidium voorstelt het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten in zijn geheel opnieuw vast te stellen

Besluiten

het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017 en de daarbij behorende toelichting vast te stellen;

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    (vice)voorzitter: de voorzitter van provinciale staten of diens vervanger

  • b.

    (adjunct)griffier: de griffier van provinciale staten of diens vervanger

  • c.

    amendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel,

    naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    subamendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • e.

    motie: een op schrift gesteld voorstel, inhoudende een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een op schrift gesteld, met redenen omkleed, voorstel vanuit provinciale staten dat buiten de agenda valt en zo spoedig mogelijk op de agenda wordt geplaatst;

  • g.

    vragenuur: de gelegenheid voor leden van provinciale staten om vragen te stellen aan gedeputeerde staten of aan een lid van dat college over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt;

  • h.

    schriftelijke vraag: een op schrift gestelde vraag van een lid van provinciale staten aan gedeputeerde staten of een lid van dat college, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt;

  • i.

    interpellatie: een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.

  • j.

    steatemerk: de steatemerk is de plek waar inwoners, organisaties, statenleden en ambtenaren elkaar ontmoeten en is bedoeld voor technische vragen aan ambtenaren en het gesprek met burgers over onderwerpen die in een volgende Statenvergadering aan de orde komen. Tijdens de steatemerk kunnen burgers/instellingen ook zelf een voorstel onder de aandacht brengen van provinciale staten.

  • k.

    statencommissie: commissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet

    Voorafgaand aan een Statenvergadering kan er een beeldvormende en/of oordeelvormende commissievergadering plaatsvinden. In een beeldvormende commissie gaan burgers/instellingen, het college of een lid daarvan en statenleden met elkaar in gesprek over onderwerpen die in een volgende Statenvergadering aan de orde komen. Burgers/instellingen krijgen bij de start van het gesprek de gelegenheid kort een toelichting te geven op hun standpunt. De oordeelsvormende commissie is bedoeld voor debat tussen de statenleden onderling, waarbij de partijen het gesprek met elkaar aangaan over de voorstellen van het college.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het versturen van de uitnodiging;

    • b.

      het leiden van de vergadering;

    • c.

      het handhaven van de orde;

    • d.

      het doen naleven van dit reglement;

    • e.

      al hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid . De functie van vicevoorzitter is niet verenigbaar met die van commissievoorzitter.

  • 3. De vicevoorzitter van provinciale staten wordt gekozen door provinciale staten.

  • 4. Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter is de nestor van provinciale staten de voorzitter.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier of diens plaatsvervanger is bij elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

  • 2. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Fracties

  • 1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet deze fractie zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Voorzitter.

  • 3. Elke fractie doet van de samenstelling van haar bestuur mededeling aan de Voorzitter.

  • 4. Indien er sprake is van afsplitsing van een fractie als bedoeld in lid 1 dan krijgt deze fractie de naam van het statenlid of statenleden. Deze groeperingen worden niet als fractie aangeduid maar als groep of statenlid.

  • 5. Met de omstandigheid ingevolge het tweede, derde en vierde lid wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na de mededeling daarvan aan de voorzitter.

Artikel 5 Presidium

  • 1. Het presidium bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter, de vicevoorzitter, de griffier en de adjunct griffier

    • b.

      de voorzitters van de fracties als bedoeld in artikel 4, lid 1, als lid

  • 2. De voorzitter van de staten zit de vergadering van het presidium voor. Wanneer hij afwezig is wordt hij vervangen door de vicevoorzitter van de staten.

  • 3. Elke voorzitter van een fractie als bedoeld in artikel 4, lid 1, wijst een vast lid van zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt. Voor eenmansfracties is geen vervanging mogelijk.

  • 4. De griffier en de adjunct griffier zijn adviseur van het presidium. De griffier draagt tevens zorg voor de ondersteuning van het presidium. De griffier zendt verslagen van de vergadering van het presidium aan de statenleden.

  • 5. De voorzitter van gedeputeerde staten is in elke vergadering van het presidium aanwezig. Indien hij afwezig is kan het presidium een ander lid van gedeputeerde staten uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn.

  • 6. Elk lid heeft één stem in het presidium.

  • 7. Indien het presidium het nodig acht, kunnen derden uitgenodigd worden om aan de vergadering deel te nemen.

  • 8. Het presidium heeft tot taak:

    • a.

      Bespreken van zaken die het functioneren van provinciale staten in zijn algemeenheid betreffen;

    • b.

      Bespreken van zaken die het functioneren van de griffie betreffen.

  • 9. De vergadering van het presidium bestaat uit een openbaar deel en een besloten deel.

Artikel 6 Agendacommissie

  • 1. De agendacommissie bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter, de vicevoorzitter, de griffier en de adjunct griffier

    • b.

      een evenwichtige afvaardiging van de staten met een maximum van drie statenleden, als lid

    • c.

      de voorzitters van de statencommissies, als lid

  • 2. De vicevoorzitter van de staten zit de vergadering van de agendacommissie voor. Wanneer hij afwezig is wordt hij vervangen door de langstzittende commissievoorzitter.

  • 3. De voorzitter van de staten, de griffier en de adjunct griffier zijn adviseur van de agendacommissie. De griffier draagt tevens zorg voor ondersteuning van de agenda-  commissie. De griffier zendt verslagen van de vergadering van de agendacommissie aan de statenleden.

  • 4. De agendacommissie heeft tot taak:

    • a.

      de voorlopige agenda’s van de statenvergaderingen, de Steatemerk en de

    • b.

      de agenda’s voor expertmeetings, werkbezoeken en informerende bijeenkomsten

    • c.

      het beheren van de lange termijn agenda van de staten.

  • 5. Indien de agendacommissie het nodig acht, kunnen derden uitgenodigd worden om aan de vergadering deel te nemen.

  • 6. De vergadering van de agendacommissie is in principe openbaar.

Hoofdstuk II Toetsing van de leden

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door één of meer commissies, elk bestaande uit tenminste drie leden, daartoe telkenmale door de voorzitter te benoemen.

  • 2. De commissie(s) brengt (brengen) na onderzoek bij monde van een door haar daartoe benoemd lid verslag uit, waarna de vergadering terstond over de toelating beslist.

  • 3. Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen - in afwijking van het bepaalde in het tweede lid - tot een volgende vergadering worden uitgesteld.

Artikel 8 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte

De leden, tot wier toelating is besloten, nemen zitting na het afleggen van de eed c.q. verklaring en belofte, bij artikel 14 van de Provinciewet gevorderd.

Hoofdstuk III De vergaderingen

Par. 1. Voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderschema

  • 1. Provinciale staten stellen, op voorstel van de agendacommissie, voor de aanvang van het kalenderjaar een schema vast voor de in dat jaar te houden vergaderingen van provinciale staten, de steatemerk en de statencommissie.

  • 2. De agendacommissie besluit of er van dit schema moet worden afgeweken.

  • 3. Verder vergaderen provinciale staten indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de statenleden ter kennis gebracht.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden ter beschikking gesteld.

  • 4. De stukken waaraan op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd worden verzonden in een gesloten envelop, voorzien van het predicaat ‘geheim’. Deze gesloten envelop wordt in een envelop gestoken die voorzien is van de naam van de geadresseerde.

Artikel 11 De agenda

  • 1. Voordat de oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast. Agendapunten kunnen als H(amer)-punt of als B(espreek)-punt worden geagendeerd. Over hamerpunten vindt geen verdere beraadslaging plaats maar wordt uitsluitend gestemd.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.

  • 3. Op voorstel van de voorzitter of van een statenlid kunnen provinciale staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast.

  • 5. Op advies van een statencommissie of op verzoek van een lid van provinciale staten kan bij de vaststelling van de agenda een B(espreek)punt worden gewijzigd in een H(amer)punt.

  • 6. Een lid van provinciale staten kan tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de vergadering een gemotiveerd verzoek indienen bij de voorzitter om een H(amer)punt te wijzigen in een B(espreek)punt. Indien hij dat nodig acht brengt hij dit verzoek in stemming.

Artikel 12 Burgerinitiatiefvoorstel

Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld.

Artikel 13 Ter inzage legging van stukken

  • 1. De daarvoor in aanmerking komende stukken die betrekking hebben op een in de vergadering aan de orde komend onderwerp, kunnen onmiddellijk na de publicatie van de desbetreffende stukken op de internetsite van de provincie, op verzoek ook worden ingezien bij de Statengriffie.

  • 2. In afwijking van artikel 10, vierde lid worden, in uitzonderlijke gevallen waarom gedeputeerde staten expliciet en gemotiveerd hebben verzocht, stukken bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Provinciewet, voor de leden van provinciale staten op een door of namens de griffier aangewezen plaats ter inzage gelegd. Het presidium beslist op een dergelijk verzoek.

    Van het ter inzage leggen wordt bij het ter kennis brengen van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier of een daartoe door hem aangewezen griffiemedewerker.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in de provinciale mededelingenadvertentie in de regionale bladen en door aankondiging op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd, plaats en voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien. De stukken kunnen in ieder geval op verzoek worden ingezien bij de statengriffie. De stukken zijn te raadplegen via de provinciale internetsite.

Par. 2. De orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • 1. Ieder lid tekent bij het binnenkomen in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2. Na afloop van de vergadering wordt de presentielijst door de griffier gesloten.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats. De zitplaatsen worden door de voorzitter, na overleg met het presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de staten vastgesteld.

  • 2. De indeling kan, zo daartoe aanleiding bestaat, na overleg met het presidium worden herzien.

Artikel 17 Opening vergadering / quorum

  • 1. De vergadering wordt door de voorzitter niet geopend, voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2. Indien één uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1. De ingekomen stukken worden wekelijks ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten en (geanonimiseerd) geplaatst op de provinciale internetsite.

  • 2. De ingekomen stukken worden met een aanduiding van datum van binnenkomst, de afzender, het onderwerp en een advies van de griffier, geplaatst op de agenda van provinciale staten. Via de agendacommissie kan -gemotiveerd- een ingekomen stuk ter bespreking gevraagd worden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd om anonieme, onbegrijpelijke en beledigende stukken zonder nadere mededeling terzijde te leggen.

Artikel 19 Spreken door statenleden

  • 1. De leden spreken vanaf het spreekgestoelte of met toestemming van de voorzitter vanaf de interruptiemicrofoon en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Onverminderd artikel 21 van de Provinciewet kunnen provinciale staten op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 20 Volgorde van spreken

  • 1. Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter bepaalt in welke volgorde het woord wordt verleend.

  • 3. Deze volgorde kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt:

    • a.

      over een persoonlijk feit, zulks ter beoordeling van de voorzitter;

    • b.

      over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt, of

    • c.

      om, met toepassing van artikel 27 een voorstel van orde te doen.

  • 4. Over een persoonlijk feit verleent de voorzitter het woord niet dan nadat het feit globaal is omschreven.

Artikel 21 Handhaving orde

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat een spreker zonder verdere interrupties zijn betoog afrondt.

  • 2. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

  • 3. Indien een lid, nadat hij door de voorzitter tot de orde is geroepen, daaraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter, onverminderd het bepaalde in artikel 26 derde lid van de Provinciewet, hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangig onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 5. De voorzitter is bevoegd te bepalen dat in het verslag niet wordt opgenomen het gedeelte van het gesprokene, dat heeft geleid tot maatregelen overeenkomstig het derde en vierde lid.

Artikel 22 Aantal termijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 2. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 3. Bij de bepaling hoe vaak een lid over hetzelfde onderwerp heeft gesproken wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of een voorstel van orde.

Artikel 23 Beperking spreektijd

De voorzitter is bevoegd om, na overleg met de vergadering, de spreektijd te regelen.

Artikel 24 Volgorde van beraadslaging

  • 1. Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.

  • 2. De moties, amendementen, subamendementen en voorstellen tot splitsing worden behandeld bij de beraadslaging over het onderdeel of artikel, waarop zij betrekking hebben.

Artikel 25 Schorsing vergadering voor nader beraad

De voorzitter kan de vergadering op eigen initiatief of op verzoek schorsen om gedeputeerde staten of de leden gelegenheid tot onderling beraad te geven.

Artikel 26 Sluiting beraadslaging

Wanneer de voorzitter meent dat de beraadslaging over een onderwerp kan worden gesloten, doet hij daartoe een voorstel.

Par. 3 Rechten van leden

Artikel 27 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Een voorstel van orde kan uitsluitend de werkzaamheden van de vergadering betreffen. De voorzitter beslist of het voorstel dit karakter draagt.

  • 2. Over een voorstel van orde beslist de voorzitter, de vergadering gehoord hebbende, terstond.

Artikel 28 Amendementen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een amendement voor te stellen op het aanhangig voorstel.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een sub-amendement voor te stellen op een ingevolge het eerste lid ingediend amendement.

  • 3. Een (sub) amendement wordt in tweevoud ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 4. Een (sub)amendement dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 5. Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.

  • 6. De ingediende amendementen en subamendementen maken deel uit van de beraadslaging. Zij worden door de indiener toegelicht.

  • 7. De indiener van een amendement is te allen tijde bevoegd het amendement te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Artikel 29 Splitsing van voorstellen

  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd voor te stellen het voorstel te splitsen in een of meerdere onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Het voorstel wordt schriftelijk en in tweevoud ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 3. Het voorstel dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 4. Voorstellen tot splitsing maken onderwerp van beraadslaging uit. Zij worden door de verzoeker toegelicht.

Artikel 30 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie wordt schriftelijk en in tweevoud bij de voorzitter ingediend.

  • 3. Een motie dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 4. De tekst van de motie wordt door de indiener toegelicht.

  • 5. De behandeling van een motie vindt tegelijk plaats met de beraadslaging over het aanhangig agendapunt.

  • 6. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld en geschiedt in maximaal twee termijnen. Een dergelijke motie dient te worden aangekondigd bij de voorzitter, voor de vaststelling van de agenda.

  • 7. Amendering van moties is niet toegestaan.

  • 8. De indiener van een motie is te allen tijde bevoegd de door haar/hem ingediende motie te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid heeft het recht voorstellen aan provinciale staten te doen.

  • 2. Het voorstel moet bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De agendacommissie plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van een statencommissie en de daarop volgende vergadering van provinciale staten, rekening houdend met de termijn voor het indienen van wensen en bedenkingen door gedeputeerde staten, zoals bedoeld in lid 6 en 7. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter van provinciale staten.

  • 4. De verdediging van het initiatiefvoorstel is opgedragen aan de initiatiefnemer(s).

  • 5. Een initiatiefvoorstel wordt door de griffier zo spoedig mogelijk na het indienen ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten.

  • 6. Gedeputeerde staten worden, conform artikel 143 lid 1 van de Provinciewet, eerst in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.

  • 7. Indien de reactie niet binnen een termijn van zes weken kan worden gegeven, stellen Gedeputeerde Staten de indiener hiervan gemotiveerd in kennis, conform de procedure die geldt voor het niet tijdig beantwoorden van schriftelijke vragen.

Artikel 32 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan provinciale staten, dat vermeld staat op de agenda van de Statenvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de staten.

  • 2. Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Indien dat niet gebeurt, geschiedt agendering via de agendacommissie.

Par. 4 Stemmingen

Par. 4.1 Algemeen

Artikel 33 Tijdstip / stemverklaring.

  • 1. De stemmingen vinden plaats nadat de gehele agenda is afgehandeld of een tijdstip dat op verzoek van de voorzitter of een lid van provinciale staten door provinciale staten is vastgesteld.

  • 2. Alvorens tot stemming wordt overgegaan heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 34 Stemquorum.

  • 1. De voorzitter kondigt een te houden stemming duidelijk aan. Bij stemming nemen de leden hun plaats in de vergaderzaal in.

  • 2. Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing in de gevallen als genoemd in artikel 29 tweede lid onder a en b, van de Provinciewet.

Artikel 35 De stemming.

  • 1. Het stemmen gebeurt hoofdelijk of digitaal via een stemcomputer of door middel van handopsteking of via stembriefjes. Stemmen over personen gebeurt altijd door middel van stembriefjes of, op voorstel van de voorzitter, of per acclamatie.

  • 2. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 3. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 4. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5. De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, dan wel verzoekt hen digitaal te stemmen via de stemcomputer, dan wel bij handopsteking. Als hoofdelijk wordt gestemd, wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor', 'tegen' of ‘onthouding’ (digitaal) uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat de voorzitter de stemming over het onderwerp heeft gesloten. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen.

  • 10. De uitslag van de stemmingen wordt binnen twee werkdagen gepubliceerd op de internetsite van de provincie.

Artikel 36. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer (subamendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub)amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, dan wordt deze motie vóór de eindstemming over het voorstel in stemming gebracht.

  • 5. Indien aangaande een aanhangig voorstel twee of meer moties zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat de meest verstrekkende motie het eerst in stemming wordt gebracht.

Par. 4.2 Stemmen over personen

Artikel 37 Stemmen over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau, waarvan de eerst benoemde als voorzitter fungeert.

  • 2. Ieder aanwezig lid dat zich niet ingevolge de Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht het hem uitgereikte stembriefje in te dienen.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter van provinciale staten besluiten dat meer dan één stemming op één stembriefje wordt samengevat.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal van de ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Is dat het geval dan bepaalt het de uitslag van de stemming en deelt dit aan de voorzitter van provinciale staten mee.

  • 5. Er wordt een nieuwe stemming gehouden indien het stembureau concludeert dat de in het vorige lid bedoelde gelijkheid ontbreekt en de voorzitter van provinciale staten van oordeel is dat het vastgestelde verschil van invloed kan zijn op de uitslag van de gehouden stemming.

  • 6. Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen voor de bepaling van de meerderheid niet mee. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de vergadering

      overeenkomstig het derde lid heeft besloten tot samenvatting van meer dan één stemming;

    • -

      een stembriefje dat, bij benoeming op voordracht, afwijkt van de voordracht;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de

      stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de geldigheid van een stembriefje beslist de voorzitter van het stembureau.

  • 8. De voorzitter van provinciale staten maakt de aan hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.

  • 9. Na de vaststelling van de uitslag draagt de griffier zorg voor vernietiging van de stembriefjes.

Artikel 38 Herstemming

  • 1. Indien bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 39 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaats hebben, door de voorzitter van het stembureau op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. De briefjes worden, nadat zij door een ander lid van het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens wordt door de voorzitter van provinciale staten één van de briefjes uit de stembus genomen. Degene wiens naam op dit briefje vermeld staat, is gekozen.

Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen

Artikel 40 Vragenuur

  • 1. Aan het begin van elke vergadering van provinciale staten is er een vragenuur. In bijzondere gevallen kan de voorzitter in overleg met de vergadering bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenuur.

  • 2. Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3. Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van provinciale staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden en aan gedeputeerde staten.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door gedeputeerde staten krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden in één instantie het woord verlenen om aan gedeputeerde staten of een lid van gedeputeerde staten vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Het desbetreffende lid van gedeputeerde staten wordt tenslotte in de gelegenheid gesteld te reageren c.q. de aanvullende vragen te beantwoorden.

  • 9. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan gedeputeerde staten of een lid van dat college afzonderlijk schriftelijk vragen stellen. De vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te zijn.

  • 2. De beantwoording vindt schriftelijk plaats, binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Een kennelijke overschrijding van deze termijn wordt aan de leden schriftelijk meegedeeld.

  • 3. De vragen en de antwoorden worden aan alle leden ter kennis gebracht en geplaatst op de internetsite van de provincie.

Artikel 42 Interpellatie

  • 1. Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.

  • 2. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken ter kennis aan de leden van provinciale staten en gedeputeerde staten.

  • 3. Een verzoek om een interpellatie te houden kan alleen worden geweigerd wanneer hiertoe op voorstel van provinciale staten wordt besloten.

  • 4. Provinciale staten kunnen het lid toestaan zijn verzoek toe te lichten.

  • 5. Voor het houden van de interpellatie geeft de voorzitter het woord aan de vragensteller. Vervolgens geeft de voorzitter de overige leden gelegenheid aanvullende vragen te stellen.

  • 6. Als regel geldt dat gedeputeerde staten in dezelfde vergadering de verlangde inlichtingen verstrekken. Is dit niet mogelijk dan wordt de behandeling uitgesteld tot een nader te bepalen tijdstip.

  • 7. Nadat de inlichtingen zijn gegeven, kunnen de interpellant en daarna de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen nog maximaal twee termijnen het woord voeren. Na elke termijn worden gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld te reageren.

  • 8. Tijdens de interpellatie is het mogelijk moties in te dienen en worden interrupties toegelaten.

Artikel 43 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.

Schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie of mondelinge vragen over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen, tenzij de strekking van de vraag van een geheel andere aard is. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.

Artikel 44 Recht van onderzoek

  • 1. Provinciale staten kunnen op voorstel van een statenlid een onderzoek instellen naar het door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning gevoerde bestuur.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door provinciale staten worden gewijzigd.

  • 3.

    • a.

      Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door provinciale staten in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit statenleden, niet zijnde gedeputeerden. Provinciale staten stellen de samenstelling en werkwijze van de commissie vast.

    • b.

      Bij de samenstelling van een onderzoekscommissie zorgen provinciale staten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van provinciale staten.

Hoofdstuk V Toehoorders e.d.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen

maken doen hiervan voor de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 46 Ordeverstoring

  • 1. De voorzitter is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde verstoren, deze, en zo nodig andere toehoorders, te doen vertrekken.

  • 2. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3. Tekenen van goed- of afkeuring zijn aan de toehoorders verboden.

Hoofdstuk VI Verslaglegging

Artikel 47 Besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 2. De besluitenlijst bevat in elk geval:

    • -

      de namen van de voorzitter en de griffier;

    • -

      de namen van de leden, die tegenwoordig, en van hen, die afwezig waren;

    • -

      een aanduiding van de behandelde onderwerpen en ingediende voorstellen;

    • -

      de genomen besluiten;

    • -

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen der leden, die zich voor en van hen, die zich tegen verklaarden, en van namen der leden, die zich volgens de wet van stemming onthielden en bij schriftelijke stemming van hetgeen in artikel 35 lid 8 van dit Reglement is bepaald;

    • -

      een door een lid in de vergadering gedane verklaring conform artikel 33 tweede lid en/of artikel 35 achtste lid

    • -

      een overzicht van de ingediende moties en amendementen en de uitslag van de stemming hierover.

  • 3. De ontwerp-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering van provinciale staten ter vaststelling aangeboden. Ten blijke van de vaststelling wordt de besluitenlijst door de voorzitter en de griffier gewaarmerkt. De griffier zorgt voor de bewaring van de besluitenlijst.

  • 4. Van de openbare vergadering van provinciale staten wordt daarnaast een digitale beeld- en geluidsopname gemaakt die live wordt uitgezonden via de website van de provincie en na afloop raadpleegbaar is via de provinciale website.

  • 5. De besluitenlijst van een vergadering, voor zover die met gesloten deuren is gehouden, wordt afzonderlijk en met inachtneming van het vorenstaande opgemaakt en bij de griffier ter inzage gelegd en door deze in bewaring gehouden.

  • 6. De beraadslaging over de vaststelling van deze besluitenlijst geschiedt in een vergadering met gesloten deuren. Aan de leden van provinciale staten wordt een digitale geluidsregistratie van het openbare gedeelte van de vergadering beschikbaar gesteld.

Hoofdstuk VII Commissies

Artikel 48 Commissies

  • 1. De samenstelling, taak en werkwijze van door provinciale staten in te stellen vaste en andere commissies uit provinciale staten worden geregeld in het reglement van orde steatemerk en de vergaderingen van de statencommissies provincie Fryslân.

  • 2. De samenstelling, taak en werkwijze van de door provinciale staten ingestelde auditcommissie worden geregeld in het reglement van orde voor de Auditcommissie van de provincie Fryslân.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 49 Uitleg reglement

In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling van dit reglement, alsmede in gevallen waarin het niet voorziet, beslist de voorzitter.

Artikel 50 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit reglement van orde treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van provinciale staten is geplaatst.

  • 2. Met de inwerkingtreding van dit reglement van orde komt het reglement van orde voor de vergadering van provinciale staten van Fryslân, zoals vastgesteld bij besluit van 23 maart 2016 te vervallen.

  • 3. Dit reglement wordt aangehaald als het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017.

TEKST EED EN BELOFTE

Leden Provinciale Staten

Nederlands:

Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig

of

Dat verklaar en beloof ik

Frysk:

Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan provinsjale steaten beneamd te wurden,

streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst

dan ek jûn of ûnthjitten haw.

Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht

noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme

sil.

Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en

dat ik myn plichten as lid fan provinsjale steaten yn alle oprjochtens ferfolje sil.

Sa wier helpe my God Almachtich

of

Dat ferklearje en ûnthjit ik

Zweer = eed

Verklaring = belofte

Ondertekening

Zo vastgesteld door provinciale staten van Fryslân in haar openbare vergaderig

van 27 september 2017

drs. A.A.M. Brok , voorzitter

G.W. Huisman , griffier

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLÂN

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van in het reglement voorkomende begrippen. Hiervoor is grotendeels teruggegrepen op de omschrijvingen in de Provinciewet.

Artikel 2 De voorzitter

Artikel 9 van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten.

In de leden 2 en 3 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de benoeming en de taak van de vicevoorzitter.

In lid 4 is geregeld dat bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter de nestor in provinciale staten hun vervangt.

De nestor is het statenlid met de meeste zittingsjaren. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt het eerste jaar van verkiezing en anders het oudste statenlid in leeftijd. Als een statenlid tussentijds een of meerdere jaren of termijnen geen lid van provinciale staten is geweest, telt die periode niet mee bij het bepalen van het aantal zittingsjaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 75 Provinciewet, waarin de waarneming van het commissarisambt is bepaald.

Artikel 3 De griffier

Dit betreft een uitwerking van artikel 104 e.v. van de Provinciewet. De vervanger van de griffier is de adjunct-griffier, die hiertoe, overeenkomstig artikel 104d Provinciewet is benoemd door provinciale staten.

Lid 2 maakt het mogelijk dat de griffier in de vergadering kan spreken.

Artikel 4 Fracties

In artikel 4 wordt een onderscheid gemaakt tussen fracties die zijn ontstaan doordat de leden daarvan door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard en groeperingen die later ontstaan door afsplitsingen. Het reglement van orde kiest dus op het punt van fractievorming voor de lijst zoals die is gepubliceerd tijdens de verkiezingen.

Om het onderscheid tussen de fracties die na verkiezingen zijn ontstaan en de groeperingen die door afsplitsing zijn ontstaan te verduidelijken, wordt de nieuw ontstane groepering met ‘groep’ aangeduid als deze uit meerdere statenleden bestaat. Als een nieuw ontstane groepering slechts uit één statenlid bestaat, wordt deze fractie aangeduid als statenlid. (dus: groep X/Y/Z en statenlid X).

Artikel 5 Presidium

Er is gekozen voor een splitsing in een presidium en een agendacommissie. In het presidium worden zaken besproken die het functioneren van provinciale staten in zijn algemeenheid en het functioneren van de griffie betreffen.

De voorzitter van het presidium is de voorzitter van provinciale staten. Daarnaast is er bij de samenstelling van het presidium vanuit gegaan dat alleen de voorzitters van de fracties op grond van artikel 4, lid 1 van dit Reglement lid zijn van het presidium. Dat houdt in dat fractievoorzitters van de fracties die uit splitsingen zijn ontstaan niet lid van het presidium kunnen zijn.

Voor een nieuwe fractie die door samenvoeging van meerdere fracties ( waarvan tenminste één als bedoeld in artikel 4, lid van dit reglement van orde) geldt deze beperking niet. Een voorzitter van zo’n fractie is lid van het presidium.

De vergadering van het presidium bestaat uit een openbaar deel en een besloten deel. In het besloten deel worden onder meer zaken besproken die inbreuk kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van statenleden en/of griffiemedewerkers.

Artikel6Agendacommissie

De agendacommissie richt zich op de agendazetting van provinciale staten en het beheren van de lange termijn planning.

Het voorzitterschap van de agendacommissie ligt bij de vicevoorzitter van provinciale staten. Deze rolverdeling past in het duale stelsel waarin provinciale staten, op voorstel van de agendacommissie, hun eigen agenda bepalen. Wanneer de voorzitter van de agendacommissie is verhinderd, wordt hij vervangen door het statenlid dat het langst de functie van commissievoorzitter bekleed. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt de oudste commissievoorzitter in leeftijd.

Bij het verspreiden van de vergaderstukken voor de agendacommissie worden alle fracties in de gelegenheid gesteld om hun wensen ten aanzien van de voorliggende agenderingsverzoeken en/of aanvullende agenderingsverzoeken in te brengen. Op die manier kunnen ook de fracties die niet zijn vertegenwoordigd in de agendacommissie hun wensen kenbaar maken.

De vergadering van de agendacommissie is in principe openbaar. Met name wanneer er sprake is van een belang zoals genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, zal in beslotenheid worden vergaderd.

Hoofdstuk II Toetsing der leden

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven

Dit artikel verwijst naar hoofdstuk V van de Kieswet.

Het in lid 2 bedoelde verslag houdt in dat de geloofsbrieven al dan niet in orde zijn bevonden en eindigt met een geformuleerd voorstel voor het nemen van een besluit omtrent de toelating van het benoemde lid.

Artikel 8 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte

Artikel 14 van de Provinciewet regelt expliciet de mogelijkheid om de eed dan wel de verklaring en belofte in het Fries af te leggen. In een bijlage bij dit reglement is de volledige tekst van de eed c.q. verklaring en belofte zowel in de Nederlandse als de Friese taal bijgevoegd.

Hoofdstuk III De vergaderingen

Par. 1. Voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderschema

Op grond van artikel 17 Provinciewet stellen provinciale staten het aantal vergaderingen vast. De agendacommissie is het aangewezen orgaan om daarvoor met een voordracht te komen.

Artikel 10 Oproep

Het artikel is mede een uitwerking van artikel 19 Provinciewet, dat regels geeft m.b.t. de

agenda. In dit artikel is vastgelegd binnen welke termijnen de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken ter kennis worden gebracht aan de statenleden. In het vierde lid is geregeld dat stukken waaraan door gedeputeerde staten, op grond van artikel 25 Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, aan de statenleden worden toegestuurd in een envelop met daarop de aanduiding ‘geheim’. Artikel 25 Provinciewet regelt o.a. dat geheimhouding kan worden opgelegd op grond van een belang genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. De verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. Schending van de geheimhouding kan in het uiterste geval leiden tot strafvervolging op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht (schending van ambtsgeheim).

Artikel 11 De agenda

In dit artikel is o.m. (nogmaals) de bevoegdheid van de agendacommissie vastgelegd om de

voorlopige agenda van de vergadering vast te stellen. Via de agendacommissie wordt het mogelijk gemaakt dat de fracties directe zeggenschap krijgen over het vaststellen van de voorlopige agenda van de Statenvergadering (zie ook toelichting bij agendapunt 6). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen hamerpunten en bespreekpunten. Als naar het oordeel van de agendacommissie een statenvoorstel een uitsluitend technisch of formeel karakter heeft, kan een punt als hamerpunt worden geagendeerd.

Een punt wordt als bespreekpunt geagendeerd als één of meer fracties daarom vragen.

Lid 2 regelt dat de voorzitter in spoedeisende gevallen 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda kan opstellen. Hierbij is aangegeven dat het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.

De definitieve vaststelling van de agenda vindt uiteindelijk plaats door provinciale staten aan het begin van de Statenvergadering. Dit is geregeld in het derde en vierde lid. In het vijfde en zesde lid is geregeld welke mogelijkheden er zijn om een hamer punt alsnog als bespreekpunt te agenderen of andersom.

Artikel 12 Burgerinitiatief.

De term burgerinitiatief houdt in dat de burgers eigen voorstellen bij provinciale staten kunnen indienen, die op de agenda van provinciale staten worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. De aanvulling van het representatieve stelsel met de figuur van burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf en gericht op concrete onderwerpen deel te nemen aan het provinciebestuur. Het burgerinitiatief is een middel om de betrokkenheid van de burger bij de provinciale politiek te vergroten. De uitwerking van het recht van burgerinitiatief is een bevoegdheid van provinciale staten en is uitgewerkt in de verordening burgerinitiatief Fryslân.

Artikel 13 Ter inzage legging van stukken

In dit artikel is de ter inzage legging van statenvoorstellen geregeld.

In het tweede lid is toegevoegd dat kan worden afgeweken van de werkwijze om geheime stukken aan statenleden toe te sturen. Gedeputeerde staten dienen daartoe expliciet een gemotiveerd verzoek te doen. Het presidium beslist over een dergelijk verzoek.

Artikel 14 Openbare kennisgeving.

Dit artikel is een uitwerking van artikel 19 Provinciewet. Het artikel sluit aan bij de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.

Par. 2. De orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder statenlid onmiddellijk de presentielijst. De presentielijst is bepalend voor de vaststelling van het quorum. Wanneer een statenlid tussentijds of voor de stemming de vergadering verlaat meldt hij dit aan de voorzitter en wordt hiervan aantekening gemaakt.

Artikel 16 Zitplaatsen.

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 17 Opening vergadering / quorum

Dit artikel is een uitwerking van artikel 20 Provinciewet.

Artikel 18 Ingekomen stukken

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 19 Spreken door statenleden

Voor de beeld- en geluidsregistratie en de live uitzendingen via internet is het essentieel dat het gesprokene via een microfoon wordt versterkt.

Lid 2 van dit artikel maakt het mogelijk dat ook derden in de vergadering kunnen spreken.

Artikel 20 Volgorde van spreken

Voor het begin van de vergadering geven de fracties in de woordvoerderslijst per agendapunt aan wie er namens de fractie wil spreken. De voorzitter bepaalt vervolgens de volgorde van spreken.

Artikel 21 Handhaving van de orde

In dit artikel is de bevoegdheid die de voorzitter heeft op grond van artikel 26 Provinciewet tot handhaving van de orde tijdens de vergadering nader uitgewerkt.

Lid 5 van het artikel regelt dat de voorzitter kan bepalen dat een gedeelte van het gesprokene niet in het verslag wordt opgenomen. Deze bevoegdheid geldt nadrukkelijk ook voor de beeldregistratie.

Artikel 22 Aantal termijnen

De Statenvergadering is een besluitvormende vergadering, waarin gedebatteerd wordt over het voorstel en de moties en amendementen. Er is een eerste en een tweede termijn, waarbij in de eerste termijn een toelichting kan worden gegeven op in te dienen moties en amendementen en informerende vragen kunnen worden gesteld over bijvoorbeeld een nagezonden memorie van toelichting of over elkaars ingediende moties en amendementen en het voorstel besproken kan worden. Het college kan in eerste termijn hierop reageren. In de tweede termijn kunnen de staten daar vervolgens weer een onderling debat over voeren. Na de tweede termijn van de staten is een tweede termijn van het college niet meer vanzelfsprekend.

Indien de voorzitter van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe besluiten na provinciale staten hierover te hebben gehoord. Ook in de situatie waarin de voorzitter van mening is dat een lid meer dan eenmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel zou moeten kunnen voeren, dient hij hierover eerst de staten te horen.

Artikel 23 Beperking spreektijd

Er is geen spreektijdenregeling. Dit artikel strekt er toe dat de voorzitter in het kader van zijn taak tot handhaven van de orde tijdens de vergadering wel, na overleg met de vergadering, de omvang van de spreektijd kan beperken.

Artikel 24 Volgorde van beraadslaging

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 25 Schorsing van de vergadering voor nader beraad

Bij een schorsing bepaalt de voorzitter, in overleg met de verzoeker, de duur van de schorsing.

Artikel 26 Sluiting beraadslaging

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Par. 3 Rechten van leden

Artikel 27 Voorstellen van orde

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 28 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 143b van de Provinciewet. Een amendement is een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde besluittekst. Het tweede lid van dat artikel verplicht provinciale staten nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 28 van het RvO. Op basis van artikel 143b van de provinciewet zijn provinciale staten verplicht een amendement te behandelen.

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander Statenlid aanleiding zijn, op dit amendement een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.

Een (sub)amendement moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van het (sub)amendement tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet het (sub)amendement in tweevoud worden ingediend.

Artikel 29 Splitsing van voorstellen

Het eerste lid drukt uit dat statenleden het recht hebben om voor te stellen één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel gesplitst te behandelen en daarmee dat provinciale staten hun eigen werkwijze bepalen. Lid 2 en 3 regelen de verdere gang van zaken rond een dergelijk voorstel.

Een voorstel tot splitsing moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van het voorstel tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet het voorstel tot splitsing in tweevoud worden ingediend.

Artikel 30 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn gedeputeerde staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen staten en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

In lid 6 is de mogelijkheid opgenomen om een motie vreemd aan de orde van de dag in te dienen. Het betreft hier een motie over een onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen. Dit instrument is toegevoegd om fracties de mogelijkheid te geven in debat te gaan over een (actueel) onderwerp dat niet op de agenda staat. De behandeling van de motie vindt plaats aan het einde van de vergadering in maximaal twee termijnen. Om de agenda te kunnen vaststellen dienen moties vreemd aan de orde van de dag vooraf te worden aangekondigd. De motie zelf kan tijdens de vergadering (bij het betreffende agendapunt) worden ingediend.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Over een motie wordt gestemd, tenzij de indiener van de motie besluit hem in te trekken. Wanneer een motie door het college wordt overgenomen, betekent dit een positief advies van het college over de motie. Een overgenomen motie wordt nog steeds in stemming gebracht, tenzij de indiener besluit deze in te trekken. In het geval de motie wordt ingetrokken, vervalt deze en kan deze niet meer in stemming worden gebracht.

Fracties die bezwaren hebben tegen een door het college overgenomen motie, kunnen deze bezwaren desgewenst kenbaar maken door een eigen motie in te dienen.

Een motie moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door een lid van provinciale staten. Omwille van een snelle verspreiding van de moties tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet de motie in tweevoud worden ingediend.

Artikel 31 Initiatiefvoorstellen

Artikel 143a, eerste lid, van de Provinciewet geeft een statenlid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in provinciale staten in te dienen. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat provinciale staten regelen op welke wijze een initiatiefvoorstel wordt ingediend en behandeld. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 31 voorzien hierin.

Lid zes en zeven regelen dat gedeputeerde staten, conform artikel 143 lid 1 van de Provinciewet, eerst in de gelegenheid wordt gesteld om hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.

Artikel 32 Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van provinciale staten. Provinciale staten is het enige orgaan dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale staten moeten hier toestemming voor geven.

Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen zij het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Provinciale staten bepalen echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. Provinciale staten kunnen dit direct in de vergadering bepalen of de agendering via de agendacommissie laten plaatsvinden.

Par. 4 Stemmingen

Par. 4.1 Algemeen

Artikel 33 Tijdstip/stemverklaring

In dit artikel is de afspraak vastgelegd dat in principe stemming over alle inhoudelijke punten van de agenda plaatsvindt nadat de gehele agenda is afgehandeld. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk.

Ieder lid heeft het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn.

Artikel 34 Stemquorum

Het quorumvereiste is neergelegd in artikel 29 van de Provinciewet. Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 35 De stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Provinciale staten hebben niet de bevoegdheid om van deze bepaling in artikel 32 van de Provinciewet af te wijken. Als niemand stemming vraagt, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Bij het staken van stemmen is het bepaalde in artikel 32 lid 4, 5 en 6 van de Provinciewet van toepassing.

Artikel 36 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 28 en 30 van dit reglement. In artikel 36 wordt de volgorde van stemming over (sub)amendementen, moties en het aanhangig voorstel bepaalt. Hierbij wordt ook gekeken naar de verstrekkendheid van amendementen en/of moties. Indien aangaande een aanhangig voorstel twee of meer amendementen en/of moties zijn ingediend, dan bepaalt de voorzitter de volgorde waarin wordt gestemd.

Par. 4.2 Stemmen over personen

Artikel 37 Stemmen over personen

De Provinciewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Provinciewet). Een voordracht is voor provinciale staten bindend. Provinciale staten hebben slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan provinciale staten mogen afwijken.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat er een nieuwe stemming wordt gehouden indien het stembureau concludeert dat het aantal ingeleverde briefjes niet gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is te stemmen en de voorzitter van oordeel is dat het vastgestelde verschil van invloed kan zijn op de uitslag van de stemming. De voorzitter bepaalt dit op basis van de voorlopige uitslag die hij dan van het stembureau heeft ontvangen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Provinciewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 38 Herstemming

Dit artikel bepaalt hoe de stemming verloopt als bij de eerste stemming over personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen. Het artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 39 Beslissing door het lot

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen

In dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent het verkrijgen van inlichtingen samengebracht. Het betreft het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het recht van interpellatie.

Artikel 40 Vragenuur

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip vragenuur genoemd.Het vragenuur kan de controlerende taak van de statenleden ten goede komen. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie ( zie hierna artikel 41). Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen statenleden aan gedeputeerde staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee gedeputeerde staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur. Het is in tegenstelling tot het recht van interpellatie niet mogelijk om tijdens het vragenuur moties in te dienen. Het vragenuur is niet bedoeld om het debat aan te gaan.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip schriftelijke vraag genoemd.

Ook aan de leden van gedeputeerde staten afzonderlijk kunnen vragen worden gesteld. In het tweede lid is de beantwoordingstermijn vastgelegd.

Artikel 42 Interpellatie

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip interpellatie genoemd. De termijn waarbinnen een verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie bij de voorzitter moet worden ingediend bedraagt achtenveertig uur vóór de vergadering waarin over het verzoek moet worden beslist. Een interpellatie mondt doorgaans uit in een motie. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden van provinciale staten. In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen voor andere statenleden om in de eerste termijn al aanvullende vragen te stellen. Op grond van lid 8 worden interrupties tijdens de interpellatie toegelaten.

Artikel 43 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.

De situatie kan zich voordoen dat over hetzelfde onderwerp door verschillende statenleden

schriftelijke vragen worden gesteld of een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter om mondelinge vragen te stellen of een interpellatie te houden. Artikel 43 beoogt duidelijkheid te scheppen op welke wijze bij deze samenloop wordt omgegaan met de afhandeling van de gestelde vragen of ingediende verzoeken. De voorzitter bepaalt aan de hand van het moment van kennisneming van het verzoek of over het betreffende onderwerp al een ander verzoek is binnengekomen of een schriftelijke vraag is gesteld. Wanneer eerdere verzoeken nog niet op de daarvoor vastgelegde wijze zijn behandeld, worden latere verzoeken die over hetzelfde onderwerp handelen niet in behandeling genomen.

Wanneer over eenzelfde onderwerp een vraag wordt gesteld of een verzoek wordt ingediend om mondelinge vragen te stellen of een interpellatie te houden en de strekking van deze vraag, dan wel de inhoud van het verzoek is van een geheel andere aard, dan kan deze wel in behandeling worden genomen. De voorzitter beslist hierover.

Om dit te kunnen beoordelen is het louter aankondigen van schriftelijke vragen over een onderwerp niet voldoende. De vragen zelf moeten ook zijn ingediend. Hiermee wordt tevens voorkomen dat een onderwerp wordt “gegijzeld”.

Artikel 44 Recht van onderzoek.

Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat provinciale staten over voldoende controle-instrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek versterkt de controlerende functie van provinciale staten ten opzichte van het college.

Hoofdstuk V Toehoorders

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 46 Ordeverstoring

Dit artikel is een uitwerking van de bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin, zoals hem gegeven artikel 26 Provinciewet.

Het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen werkt verstorend tijdens de vergadering. In lid vier is aangegeven dat dit niet is toegestaan zonder toestemming van de voorzitter.

Hoofdstuk VI Verslaglegging

Artikel 47 Besluitenlijst en verslag

Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld. Het is aan provinciale staten om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling van de besluitenlijst geaccepteerd wordt.

Om derden zoveel mogelijk in de gelegenheid te stellen om de Statenvergadering te volgen, wordt de vergadering live uitgezonden en kan men de opname ook na afloop van de vergadering nog raadplegen. Aan de opname worden ook de vergaderstukken en ingediende amendementen en moties toegevoegd.

De statengriffier draagt zorg voor het opstellen van de notulen. In het derde lid is geregeld dat de griffier de vastgestelde notulen samen met de voorzitter ondertekent en zorgt voor bewaring van de notulen.

In het vijfde en zesde lid is de vaststelling van de notulen geregeld van een vergadering achter gesloten deuren.

Hoofdstuk VII Commissies

Artikel 48 Commissies

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 49 Uitleg reglement

Dit artikel spreekt voor zichzelf

Artikel 50 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zichzelf