Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent subsidiering van vestigings- en diversificatieprojecten Subsidieregeling vestiging en diversificatie Fryslân 2018-2019

Geldend van 04-05-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent subsidiering van vestigings- en diversificatieprojecten Subsidieregeling vestiging en diversificatie Fryslân 2018-2019

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Gelet op de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

Overwegende dat het in het kader van het Aanvalsplan Internationaal Ondernemen wenselijk is te investeren in vestiging en verankering van ondernemingen in de provincie Fryslân en hiermee de werkgelegenheid in de provincie te stimuleren;

Besluiten vast te stellen de:

Subsidieregeling vestiging en diversificatie Fryslân 2018-2019.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

  • d.

    diversificatieproject: een project inhoudende de diversificatie van een activiteit van een vestiging van een onderneming, waarbij de nieuwe activiteit niet ‘dezelfde of vergelijkbare activiteit’ is als de activiteit die voorheen in die vestiging werd uitgeoefend.

  • e.

    duurzame bedrijfsuitrusting: investering die wordt geactiveerd op de balans van de onderneming en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven alsmede bedrijfsuitrusting waarvan de investeringskosten op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven.

  • f.

    fte: volledige dienstbetrekking op basis van 1650 arbeidsuren per jaar.

  • g.

    onderneming: organisatie die:

    • erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- en/of handelsproces met het oog merk om winst te behalen, en;

    • voldoet aan de in Bijlage I van de Verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 vastgestelde definitie van „zelfstandige onderneming”, of;

    • bestaat uit in Bijlage I van de Verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 gedefinieerde „verbonden ondernemingen”.

  • h.

    prestatiesubsidie: subsidie voor het realiseren van een subsidiabele activiteit als omschreven in de artikelen 2.1.2, 2.2.2 en 2.3.2 van deze regeling. Bij de prestatiesubsidie worden geen specifieke kostenposten die de subsidieontvanger maakt en betaalt om de activiteit te realiseren subsidiabel gesteld, maar wordt alleen subsidie verleend voor het realiseren van de activiteit.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan een onderneming met een B.V. of N.V. als rechtsvorm.

Artikel 1.3 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie voor een activiteit als omschreven in deze regeling wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 1.4 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voor een activiteit als omschreven in deze regeling, kan van 7 mei 2018 tot en met 31 december 2019 worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend, indien deze is ontvangen door Gedeputeerde Staten binnen de in het vorige lid genoemde indieningstermijn.

Artikel 1.5 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 1.6 Staatssteun

  • 1. Subsidies in het kader van deze regeling worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening.

  • 2. De aanvrager vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verleend.

  • 3. Het voordeel met toepassing van de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000,- over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.

  • 4. De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de de-minimisverordening.

Artikel 1.7 Intrekking en terugvordering

  • 1. Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Awb wordt een beschikking tot subsidieverlening die op grond van deze paragraaf is afgegeven door Gedeputeerde Staten ingetrokken en kan een op basis daarvan uitbetaald bedrag worden teruggevorderd, indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteit niet conform de aanvraag wordt gerealiseerd of is gerealiseerd;

    • b.

      de subsidieontvanger op enig moment gedurende de realisatie van de gesubsidieerde activiteit niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering hiervan;

    • c.

      niet voldaan wordt aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 2. Intrekking van de subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van de bij de subsidieaanvraag verstrekte informatie vooraf aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en laatstgenoemde daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover Gedeputeerde Staten niet met afwijking heeft ingestemd, verricht de subsidieontvanger die activiteiten voor eigen rekening en risico.

  • 3. Door Gedeputeerde Staten onverschuldigde betaalde subsidiebedragen worden overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb teruggevorderd bij de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten

Paragraaf 2.1 Opzetten van een nieuwe vestiging in Fryslân

Artikel 2.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel regionale steun te bieden aan nieuwe en bestaande ondernemingen in Fryslân in de vorm van een prestatiesubsidie voor het aantrekken van FTE arbeidsplaatsen ten behoeve van het uitvoeren van een economische activiteit.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het opzetten van een nieuwe vestiging in Fryslân van de onderneming van de aanvrager waarbinnen minimaal 10 nieuwe FTE wordt aangenomen.

Artikel 2.1.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat na afronding van de subsidiabele activiteit, meer dan de helft van de omzet van de vestiging in kwestie zal worden behaald door opbrengsten van klanten afkomstig van buiten de provincie Fryslân;

  • b.

    de aanvrager toont bij zijn aanvraag aan dat het huidige aantal FTE binnen zijn onderneming, minimaal 10 bedraagt;

  • c.

    de aanvrager toont aan dat de kosten die verband houden met het realiseren van de subsidiabele activiteit, zoals investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, grond, bedrijfsgebouwen of personeel, aantoonbaar minimaal € 500.000,- bedragen;

  • d.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat binnen de nieuw op te richten vestiging van zijn onderneming, daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten zullen worden uitgevoerd;

  • e.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van het opzetten van de nieuwe vestiging in Fryslân, gedurende de looptijd van de gesubsidieerde activiteit, een toename van arbeidsplaatsen ontstaat van minimaal 10 FTE binnen de nieuwe vestiging.

Artikel 2.1.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit zoals omschreven in artikel 2.1.2;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de toetsingscriteria zoals vermeld in artikel 2.1.3;

  • e.

    wanneer de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ziet op het verschuiven van personeel van de onderneming van de aanvrager binnen haar bestaande vestigingen in Fryslân;

  • f.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie is aangevraagd bij de provincie Fryslân dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • g.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is aangevraagd bij een andere instantie of organisatie of reeds is verstrekt door een van de laatstgenoemden;

  • h.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten het in artikel 1.4, eerste lid, genoemde tijdvak.

Artikel 2.1.5 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.1.6 Subsidiehoogte

De prestatiesubsidie die kan worden verleend, bedraagt voor een activiteit bedoeld in artikel 2.1.2, € 5.000,- per nieuwe FTE uitbreiding, met een maximum van € 100.000,-.

Artikel 2.1.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening die niet onder opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt bij de subsidieverlening 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Een tweede voorschot van maximaal 40% van het verleende subsidiebedrag kan op aanvraag van de subsidieontvanger uitbetaald worden, op het moment dat hij kan aantonen dat er een uitbreiding van 8 FTE arbeidsplaatsen is ontstaan binnen de vestiging waarin de diversificatie plaatsvindt.

  • 4. Bij de subsidievaststelling kan het nog resterende subsidiebedrag worden vastgesteld en worden uitbetaald.

Artikel 2.1.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013 en de Awb, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen drie jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    het subsidieverleningsbesluit en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van de gesubsidieerde activiteit niet over te dragen aan een derde;

  • d.

    ervoor te zorgen dat gedurende de realisatietermijn van de subsidiabele activiteit er een toename van minimaal 10 FTE arbeidsplaatsen ontstaat binnen de nieuwe vestiging;

  • e.

    elke gerealiseerde FTE arbeidsplaats blijft voor minimaal 24 maanden behouden vanaf de datum dat deze is ontstaan.

Artikel 2.1.9 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door de volgende bescheiden te overleggen: een activiteitenverslag van de gesubsidieerde activiteit, kopieën van arbeidsovereenkomsten inzake de nieuw gerealiseerde FTE, en een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten met betrekking tot de gerealiseerde gesubsidieerde activiteit.

  • 2. Indien subsidieontvanger de genoemde bescheiden zoals opgesomd in het vorige lid niet bij de vaststelling verstrekt, zal de subsidie op nihil worden vastgesteld. De subsidie zal in elk geval ook op nihil worden vastgesteld, wanneer bij de ontvangst van de subsidievaststelling blijkt dat niet voldaan is aan de verplichtingen zoals vermeld in artikel 2.1.8, aanhef en onderdeel d en e.

Paragraaf 2.2 Verplaatsing van een bestaande vestiging naar Fryslân

Artikel 2.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel regionale steun te bieden aan nieuwe en bestaande ondernemingen in Fryslân in de vorm van een prestatiesubsidie voor het aantrekken van FTE arbeidsplaatsen ten behoeve van het uitvoeren van een economische activiteit.

Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het verplaatsen van een bestaande vestiging van de onderneming van de aanvrager naar Fryslân, waarbij minimaal 10 bestaande FTE wordt verschoven naar Fryslân.

Artikel 2.2.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat na afronding van de subsidiabele activiteit, meer dan de helft van de omzet van de vestiging in kwestie zal worden behaald door opbrengsten van klanten afkomstig van buiten de provincie Fryslân;

  • b.

    de aanvrager toont bij zijn aanvraag aan dat het huidige aantal FTE binnen zijn onderneming, minimaal 10 bedraagt;

  • c.

    de aanvrager toont aan dat de kosten die verband houden met het realiseren van de subsidiabele activiteit, zoals investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, grond, bedrijfsgebouwen of personeel, aantoonbaar minimaal € 500.000,- bedragen;

  • d.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat met het verplaatsen van zijn bestaande vestiging naar Fryslân er in Fryslân ook daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten zullen worden uitgevoerd vanuit deze nieuwe vestiging;

  • e.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van het verplaatsen van de bestaande vestiging naar Fryslân, gedurende de looptijd van de gesubsidieerde activiteit, minimaal 10 FTE van de bestaande vestiging overgeplaatst wordt naar de vestiging in Fryslân;

  • f.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat met het verplaatsen van de vestiging naar Fryslân, de bedrijfsactiviteiten van de voormalige vestiging worden gestaakt.

Artikel 2.2.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit zoals omschreven in artikel 2.2.2;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de toetsingscriteria zoals vermeld in artikel 2.2.3;

  • e.

    wanneer de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ziet op het verschuiven van personeel van de onderneming van de aanvrager binnen haar bestaande vestigingen in Fryslân;

  • f.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie is aangevraagd bij de provincie Fryslân dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • g.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is aangevraagd bij een andere instantie of organisatie of reeds is verstrekt door een van de laatstgenoemden;

  • h.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten het in artikel 1.4, eerste lid, genoemde tijdvak.

Artikel 2.2.5 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.2.6 Subsidiehoogte

De prestatiesubsidie die kan worden verleend, bedraagt voor een activiteit bedoeld in artikel 2.2.2, € 5.000,- per te verschuiven FTE naar de vestiging in Fryslân, met een maximum van € 100.000,-.

Artikel 2.2.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening die niet onder opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt bij de subsidieverlening 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Een tweede voorschot van maximaal 40% van het verleende subsidiebedrag kan op aanvraag van de subsidieontvanger uitbetaald worden, op het moment dat hij kan aantonen dat er een uitbreiding van 8 FTE arbeidsplaatsen is ontstaan binnen de vestiging waarin de diversificatie plaatsvindt.

  • 4. Bij de subsidievaststelling kan het nog resterende subsidiebedrag worden vastgesteld en worden uitbetaald.

Artikel 2.2.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013 en de Awb, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen drie jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    het subsidieverleningsbesluit en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van de gesubsidieerde activiteit niet over te dragen aan een derde;

  • d.

    ervoor te zorgen dat gedurende de realisatietermijn van de subsidiabele activiteit er een verschuiving van minimaal 10 FTE arbeidsplaatsen plaatsvindt naar de nieuwe vestiging in Fryslân;

  • e.

    elke gerealiseerde FTE arbeidsplaats blijft voor minimaal 24 maanden behouden vanaf de datum dat deze is verschoven.

Artikel 2.2.9 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door de volgende bescheiden te overleggen: een activiteitenverslag van de gesubsidieerde activiteit, kopieën van arbeidsovereenkomsten inzake de verschoven FTE, en een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten met betrekking tot de gerealiseerde gesubsidieerde activiteit.

  • 2. Indien subsidieontvanger de genoemde bescheiden zoals opgesomd in het vorige lid niet bij de vaststelling verstrekt, zal de subsidie op nihil worden vastgesteld. De subsidie zal in elk geval ook op nihil worden vastgesteld, wanneer bij de ontvangst van de subsidievaststelling blijkt dat niet voldaan is aan de verplichtingen zoals vermeld in artikel 2.2.8, aanhef en onderdeel d en e.

Paragraaf 2.3 Diversificatieproject in een bestaande vestiging in Fryslân

Artikel 2.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel regionale steun te bieden aan nieuwe en bestaande ondernemingen in Fryslân in de vorm van een prestatiesubsidie voor het aantrekken van FTE arbeidsplaatsen ten behoeve van het uitvoeren van een economische activiteit.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het realiseren van een diversificatieproject binnen een bestaande vestiging in Fryslân van de onderneming van een aanvrager, die direct leidt tot het aannemen van minimaal 10 nieuwe FTE.

Artikel 2.3.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.3.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat na afronding van de subsidiabele activiteit, meer dan de helft van de omzet van de vestiging in kwestie zal worden behaald door opbrengsten van klanten afkomstig van buiten de provincie Fryslân;

  • b.

    de aanvrager toont bij zijn aanvraag aan dat het huidige aantal FTE binnen zijn onderneming, minimaal 10 bedraagt;

  • c.

    de aanvrager toont aan dat de kosten die verband houden met het realiseren van de subsidiabele activiteit, zoals investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, grond, bedrijfsgebouwen of personeel, aantoonbaar minimaal € 500.000,- bedragen;

  • d.

    de diversificatie betreft een economische activiteit die niet eerder in de vestiging van de aanvrager in Fryslân waarvoor subsidie wordt aangevraagd heeft plaatsgevonden;

  • e.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat als direct gevolg van het de diversificatie, gedurende de looptijd van de gesubsidieerde activiteit, een toename van arbeidsplaatsen ontstaat van minimaal 10 FTE binnen de nieuwe vestiging.

Artikel 2.3.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit zoals omschreven in artikel 2.3.2;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de toetsingscriteria zoals vermeld in artikel 2.3.3;

  • e.

    wanneer de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ziet op het verschuiven van personeel van de onderneming van de aanvrager binnen haar bestaande vestigingen in Fryslân;

  • f.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie is aangevraagd bij de provincie Fryslân dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • g.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is aangevraagd bij een andere instantie of organisatie of reeds is verstrekt door een van de laatstgenoemden;

  • h.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten het in artikel 1.4, eerste lid, genoemde tijdvak.

Artikel 2.3.5 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.3.6 Subsidiehoogte

De prestatiesubsidie die kan worden verleend, bedraagt voor een activiteit bedoeld in artikel 2.3.2, € 5.000,- per nieuw aan te nemen FTE uitbreiding, met een maximum van € 100.000,-.

Artikel 2.3.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening die niet onder opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt bij de subsidieverlening 40% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Een tweede voorschot van maximaal 40% van het verleende subsidiebedrag kan op aanvraag van de subsidieontvanger uitbetaald worden, op het moment dat hij kan aantonen dat er een uitbreiding van 8 FTE arbeidsplaatsen is ontstaan binnen de vestiging waarin de diversificatie plaatsvindt.

  • 4. Bij de subsidievaststelling kan het nog resterende subsidiebedrag worden vastgesteld en worden uitbetaald.

Artikel 2.3.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013 en de Awb, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen drie jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    het subsidieverleningsbesluit en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van de gesubsidieerde activiteit niet over te dragen aan een derde;

  • d.

    ervoor te zorgen dat gedurende de realisatietermijn van de subsidiabele activiteit er een toename van minimaal 10 FTE arbeidsplaatsen ontstaat binnen de vestiging waarin de diversificatie plaatsvindt;

  • e.

    elke gerealiseerde FTE arbeidsplaats blijft voor minimaal 24 maanden behouden vanaf de datum dat deze is ontstaan.

Artikel 2.3.9 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door de volgende bescheiden te overleggen: een activiteitenverslag van de gesubsidieerde activiteit, kopieën van arbeidsovereenkomsten inzake de nieuw gerealiseerde FTE, en een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten met betrekking tot de gerealiseerde gesubsidieerde activiteit.

  • 2. Indien subsidieontvanger de genoemde bescheiden zoals opgesomd in het vorige lid niet bij de vaststelling verstrekt, zal de subsidie op nihil worden vastgesteld. De subsidie zal in elk geval ook op nihil worden vastgesteld, wanneer bij de ontvangst van de subsidievaststelling blijkt dat niet voldaan is aan de verplichtingen zoals vermeld in artikel 2.3.8, aanhef en onderdeel d en e.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling vestiging en diversificatie Fryslân 2018-2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 24 april 2018.

Voorzitter

drs. A.A.M. Brok

Secretaris

R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Subsidieregeling vestiging en diversificatie Fryslân 2018-2019.

Artikel 1.1, aanhef en onderdeel g

Zelfstandige onderneming

Een „zelfstandige onderneming” is elke onderneming die niet als partneronderneming of als verbonden onderneming wordt aangemerkt.

Verbonden ondernemingen

‘’Verbonden ondernemingen’’ zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:

  • a)

    een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

  • b)

    een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

  • c)

    een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

  • d)

    een onderneming heeft als aandeelhouder of vennoot van een andere onderneming, op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

Van overheersende invloed wordt geacht geen sprake te zijn, indien een van de hieronder genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouders of vennoten bezitten:

  • openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen en eigen vermogen in niet-beursgenoteerde ondernemingen investeren (business angels), mits de totale investering van deze business angels in een zelfde onderneming 1 250 000 EUR niet overschrijdt;

  • universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk;

  • institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen;

  • autonome lokale autoriteiten die een jaarlijkse begroting hebben van minder dan 10 miljoen EUR en minder dan 5 000 inwoners tellen.

Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij via één of meerdere andere ondernemingen of via een investeerder zoals hierboven in de bullets is opgesomd, één van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden.

Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen.

Als „verwante markt” wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct upstream of downstream de relevante markt bevindt.

Artikel 1.2

Uitsluitend een onderneming zoals gedefinieerd in deze regeling komt voor subsidie in aanmerking. In het geval dat de onderneming van de aanvrager nog in oprichting is, dan valt de aanvrager in elk geval niet onder de doelgroep van de regeling en wordt de subsidie geweigerd.

Artikel 1.4, eerste lid

Aanvragen voor subsidie in het kader van de regeling kunnen worden ingediend vanaf 7 mei 2018 tot en met 31 december 2019. Aanvragen die worden ontvangen door Gedeputeerde Staten buiten het voornoemde tijdvak om worden geweigerd.

Artikel 1.4, tweede lid

Voor de volgorde van registratie en behandeling van de aanvragen wordt uitgegaan van de ontvangsttheorie. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin de subsidies worden verdeeld. Aanvragen worden per datum en niet per tijdstip geregistreerd omdat het niet mogelijk is om gelijke behandeling te garanderen voor alle mogelijkheden waarop de aanvragen kunnen binnenkomen (digitaal, post, persoonlijk afgeven). Elke aanvraag die op eenzelfde dag binnenkomt, wordt daarom zonder tijdstip geregistreerd.

Artikel 1.5, eerste lid

De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De volledigheid van de aanvraag is daarbij echter wel bepalend voor de datum van ontvangst. Dit betekent dat in geval dat een ontvangen aanvraag onvolledig is, de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vastgesteld op het moment dat de aanvraag volledig is aangevuld en deze volledige aanvulling ontvangen is door Gedeputeerde Staten op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt.

Zodra het subsidieplafondbudget dat voor deze regeling vanaf 7 mei 2018 tot en met 31 december 2019 beschikbaar is gesteld is bereikt, wordt de aanvraag geweigerd ook al voldoet deze aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Op voorhand is niet aan te geven wanneer het subsidieplafond zal zijn bereikt.

Artikel 1.5, tweede lid

Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet het tijdstip van ontvangst. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe laat de aanvraag op de desbetreffende dag is ontvangen. Ook het indienen van meerdere aanvragen voor eenzelfde activiteit of voor afzonderlijke activiteiten beïnvloedt de loting niet: per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag voor een afzonderlijke activiteit in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.6

Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteun en is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kan Gedeputeerde Staten aan MKB-ondernemingen over een periode van driebelastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert. Om te kunnen beoordelen dat het vorengenoemde plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.

Artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b, artikel 2.2.3, eerste lid, onderdeel b, artikel 2.3.3, eerste lid, onderdeel b

De aanvrager moet bij de aanvraag kunnen aantonen dat op het moment van ontvangst van de aanvraag binnen zijn (verband van) onderneming(en) minimaal 10 FTE arbeidsplaatsen aanwezig zijn. Dit betekent dat indien de onderneming van de aanvrager een „zelfstandige onderneming” is, binnen deze onderneming minimaal 10 FTE aan arbeidsplaatsen aanwezig is. Indien de onderneming van de aanvrager bestaat uit een verband van „verbonden ondernemingen”, dan moet binnen dit verband van ondernemingen minimaal 10 FTE arbeidsplaatsen aanwezig zijn. Het aantal FTE arbeidsplaatsen kan worden aangetoond door arbeidscontracten en recente salarisstroken aangaande de 10 FTE arbeidsplaatsen te overleggen.

Artikel 2.1.4, aanhef en onderdeel a, artikel 2.2.4, aanhef en onderdeel a, artikel 2.3.4, aanhef en onderdeel a

Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag vóór ontvangst van de aanvraag nog niet gestart zijn met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

Indien vóór ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met feitelijke werkzaamheden die verband houden met de realisatie van de activiteit (het project) waarvoor subsidie wordt aangevraagd wordt geen subsidie verstrekt.

Hieronder een aantal niet-limitatieve voorbeelden van situaties waarin in elk geval geoordeeld wordt dat er gestart is met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit:

  • -

    wanneer er vóór ontvangst van de aanvraag een definitieve koopovereenkomst is gesloten tussen de aanvrager en een externe partij inzake een kavel of pand waarop of waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd;

  • -

    wanneer er vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met (ver)bouwwerkzaamheden in de vestiging van de aanvrager met betrekking tot het diversificatieproject;

  • -

    wanneer er vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met de fysieke verplaatsing van de bedrijfsinventaris naar de nieuwe vestiging van de onderneming in Fryslân.

Gedeputeerde Staten kunnen na ontvangst van een aanvraag in geval van twijfel aangaande de door de aanvrager verstrekte informatie over de start van de feitelijke werkzaamheden hier nader onderzoek naar doen, al dan niet op locatie.

Met dit onderdeel wordt op grond van artikel 1.10, vierde lid, van de Asv 2013 afgeweken van artikel 1.10, eerste lid, de aanhef en onderdeel h, van de Asv 2013 af, waarin bepaald is dat kosten waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen niet subsidiabel zijn. De reden hiervan is dat de subsidie die in het kader van deze paragraaf wordt verstrekt, een prestatiesubsidie is en geen project(kostensoort)subsidie is.