Regeling vervallen per 01-01-2024

Besluit van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân houdende regels omtrent handboek kabels en leidingen 2018

Geldend van 05-10-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

Besluit van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân houdende regels omtrent handboek kabels en leidingen 2018

Gedeputeerde staten van Fryslân,

Gelet op de Provinciewet, Algemene wet bestuursrecht, de Vaarwegenverordening Fryslân

2014, de Wegenverordening provincie Fryslân en de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân;

Besluiten de beleidsregel Beheerbeleid, onderdeel kabels en leidingen 2014 in te trekken en te vervangen door het hierna volgende:

Handboek kabels en leidingen 2018

1 Inleiding

De Provinciewet maakt het mogelijk om provinciale verordeningen vast te stellen. Binnen de wettelijke kaders van de scheepvaartverkeer- en wegenverkeerswetge-ving zijn voor de bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen en wegen twee provin-ciale verordeningen van toepassing:

  • -

    Vaarwegenverordening Fryslân 2014;

  • -

    Wegenverordening provincie Fryslân.

Deze verordeningen stellen regels ter bescherming van:

  • a.

    de instandhouding van wegen en vaarwegen;

  • b.

    een doelmatig en veilig gebruik van wegen en vaarwegen;

  • c.

    andere belangen bij wegen, voor zover niet in andere wettelijke bepalingen gere-geld.

Voor de toepassing van deze verordeningen zijn beleidsregels vastgesteld (Beheer-beleid voor provinciale vaarwegen en Beheerbeleid voor provinciale wegen). Dit Handboek is een aanvulling hierop en richt zich specifiek op kabels en leidingen.

Voor de vergoedbaarheid van verleggingskosten als gevolg van provinciale projecten is de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân van toepassing.

1.1 Doel en inhoud van dit Handboek

Vooral wegbermen bieden fysiek mogelijkheden voor het leggen van kabels en lei-dingen, met als voordeel voor de aanvrager dat deze slechts van één aanspreekpunt toestemming nodig heeft. Deze activiteit raakt het beheer, de instandhouding van de (vaar-)weg en de veiligheid van het gebruik daarvan. Dit kan spelen bij calamiteiten of werkzaamheden die het gevolg zijn van kabels en leidingen. Door liberalisering van de diverse markten heeft de provincie bovendien te maken met een toenemend aantal netbeheerders.

Bij maatregelen aan de infrastructuur ondervinden netbeheerders ook nadelen als hierdoor maatregelen nodig zijn voor de kabel- en leidingnetwerken. De netbeheer-ders hebben naast de te maken kosten, de zorg voor de continuïteit van de levering van gas, elektra etc., wat ook van algemeen belang is. Bovendien moeten de maat-regelen en de hierbij horende werkzaamheden organisatorisch worden ingepast.

Maatschappelijk is relevant dat bij ingrepen in de infrastructuur de hinder voor de omgeving en de kosten zo laag mogelijk zijn. Uiteindelijk worden de kosten immers altijd doorberekend aan de burger: hetzij via belastingen, hetzij via de telecom- of nutstarieven.

Dit Handboek biedt een leidraad voor nieuw aan te leggen kabels en leidingen en voor de verleggingen van kabels en leidingen als gevolg van provinciale projecten.

1.2 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk bevat de wettelijke- en de beleidskaders voor dit Handboek.

Het derde hoofdstuk bevat uitgangspunten en beleidscriteria voor ontheffingverle-ning, meldingen en overeenstemmingen voor het toestaan van kabels en leidingen. In dit hoofdstuk wordt ook kort stil gestaan bij de procedures bij geschillen.

Het vierde en vijfde hoofdstuk bevatten uitgangspunten en beleid voor het bepalen van de locatie van kabel- en leidingenstroken langs provinciale wegen en van vooral kruisende kabels en leidingen bij vaarwegen.

Het zesde hoofdstuk bevat het proces rond infraprojecten en de voorwaarden voor de wijze van afhandeling van verleggingskosten van kabels en leidingen, bij maatre-gelen aan de provinciale infrastructuur: het Uitvoeringsprotocol.

1.3 Begripsomschrijvingen

In dit Handboek wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk zoals bedoeld in de Telecommunicatiewet.

  • b.

    ACM: Autoriteit Consument en Markt welke bevoegd is te beslissen in ge-schillen over de gedoogplicht zoals bedoeld in de Telecommunicatiewet.

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • d.

    Beheergebied: het gebied dat valt binnen de beheergrenzen van een weg of vaarweg, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wegenverordening of artikel 1.1 van de Vaarwegenverordening.

  • e.

    Belemmeringenwet Privaatrecht: wet die de gedoogplicht regelt voor kabels en leidingen waarvan het algemeen nut uitdrukkelijk bij wet is erkend, zoals de Gas- en Elektriciteitswet.

  • f.

    Dienst: de Dienst voor het kadaster en openbare registers, waar gegevens over kabels- en leidingen worden geregistreerd en kunnen worden opge-vraagd (voorheen KLIC).

  • g.

    Droge infrastructuur: provinciale wegen en waterstaatswerken zoals bedoeld in de provinciale wegenverordening.

  • h.

    Het vergunningverlening Toezicht- en Handhavingprogramma: Programma waarin jaarlijks staat beschreven hoe de provincie Fryslân het toezicht en de handhaving van de wet- en regelgeving toepast.

  • i.

    Kabel: een sterke, buigzame verbinding, bestaande uit een of meer geleiders die zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt voor het transport van elektrische energie en/of elektrische signalen en/of optische signalen.

  • j.

    Kabel- en leidingenstrook: een binnen het beheergebied van provinciale we-gen aangewezen strook voor het leggen van langsliggende kabels en leidin-gen.

  • k.

    Kabel- en leidingenstraat: locatie waar meerdere kabels en leidingen bij el-kaar liggen, meestal als kruisende voorziening bij wegen en vaarwegen of bij kunstwerken zoals viaducten etc.

  • l.

    Kabels en leidingen met een openbare functie of van algemeen nut: deze die-nen het algemeen belang, waarvoor geldt dat op grond van specifieke wet-geving de provincie ontheffing of toestemming moet verlenen.

  • m.

    KLIC: zie bij de begripsomschrijving Dienst.

  • n.

    Kruisende leiding: een leiding of kabel die met ontheffing, kruisend door, op, boven, onder of in provinciale infrastructuur is gelegd.

  • o.

    Langsleiding: een leiding of kabel die met ontheffing, parallel is gelegd aan, boven, onder, op of in provinciale infrastructuur.

  • p.

    Leiding: een verbinding, vervaardigd van een duurzaam materiaal zoals staal, beton of kunststof en geschikt voor het transport van vloeistoffen en gassen.

  • q.

    Netbeheerder: eigenaar of wettelijk aangewezen beheerder van een netwerk onder wiens verantwoordelijkheid een kabel of leiding wordt aangelegd of be-heerd, waaronder tevens wordt begrepen degene namens wie een ontheffing voor het aanleggen van een leiding wordt aangevraagd.

  • r.

    Mantelbuis: kunststof of metalen beschermingsbuis rondom een kabel of lei-ding.

  • s.

    Natte infrastructuur: provinciale vaarwegen, waterstaatswerken en dijken, voor wat betreft de laatste slechts voor zover het gaat om (de aanleg van of wijziging aan) de dijk als waterkeringwerk, als bedoeld in de provinciale vaarwegenverordening.

  • t.

    Ontheffing of melding: een ontheffing of melding zoals bedoeld in de provinci-ale wegen- of vaarwegenverordening.

  • u.

    Openbare grond: in dit Handboek wordt onder openbare grond verstaan, grond die valt onder het beheergebied van een andere overheid dan de pro-vincie, ten behoeve van de instandhouding en het gebruik van openbare we-gen zoals bedoeld in de Wegenwet, en openbare vaarwegen zoals bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet.

  • v.

    POS: projectovereenstemming waarin afspraken zijn vastgelegd over de verdeling en hoogte van verleggingskosten van kabels en leidingen en de planning van werkzaamheden.

  • w.

    PVVP: Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan.

  • x.

    Tw: Telecommunicatiewet: wet die van toepassing is op elektronische com-municatiediensten en waarin is geregeld dat de provincie een gedoogplicht heeft ten opzichte van aanbieders van openbare elektronische communica-tienetwerken.

  • y.

    Vaarwegenverordening Fryslân 2014 (VVF): verordening die door Provinciale Staten is vastgesteld voor een goed beheer van de bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen en kunstwerken.

  • z.

    Verleggingen: het nemen van maatregelen ten aanzien van kabels en leidin-gen ten dienste van een netwerk, waaronder het verplaatsen van kabels en leidingen, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van werken van de provincie.

  • aa.

    Wegenverordening (Wegenverordening provincie Fryslân): verordening die door Provinciale Staten is vastgesteld voor een goed beheer van de bij de provincie in eigendom zijnde wegen en kunstwerken.

  • bb.

    Werkelijke kosten: alle directe kosten die daadwerkelijk moeten worden ge-maakt om de kabel of leiding te verleggen.

  • cc.

    Wibon: Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken, die na inwerkingtreding de WION vervangt.

  • dd.

    WION: Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten.

2 Kaders voor de bevoegdheidsuitoefening

In dit hoofdstuk staat informatie over het provinciaal beleid en de meest relevante wetgeving. In deze wetten staan onder meer regels waar de provincie in de dagelijk-se praktijk rekening mee moet houden. Ook zijn die wetten bepalend ten aanzien van te volgen procedures als zich geschillen voordoen.

2.1 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP) richt zich op de huidige en toe-komstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer. Als belangrijkste doel noemt dit plan het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân, dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers en de behoefte om goederen te transporten. Het systeem draagt bij aan versterking van de economie, is veilig en weet schade aan natuur, landschap en milieu te beperken of te verminderen. In dit strategisch beleidsplan zijn wegen en vaarwegen ingedeeld in categorieën, met verschillende verkeersbelangen. In dit Handboek wordt rekening gehouden met die verschillende categorieën en belangen.

2.2 Algemene wetgevingskaders

Het Burgerlijk Wetboek regelt in art. 6:174 lid 3 dat de verantwoordelijkheid c.q. aan-sprakelijkheid voor schade als gevolg van een kabel of leiding berust op degene die deze kabel of leiding gebruikt.

Daarnaast is in art. 5:20 lid 2 BW geregeld dat de eigendom van een kabel of leiding, gelegen in de grond van anderen, blijft berusten bij de bevoegde aanlegger van die kabel of leiding.

De Algemene wet bestuursrecht kent procedureregels en stelt dat de beginselen van behoorlijk bestuur toepassing horen te vinden.

In de toekomst zal de Omgevingswet een aantal aspecten regelen die nu nog berus-ten op andere wetgeving, zoals de gedoogplicht op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht.

2.3 Beperkingen aan de bevoegdheidsuitoefening

Bij het stellen van regels en voorschriften aan kabels en leidingen en het uitvoeren van werkzaamheden, moet rekening worden gehouden met de volgende wet- en regelgeving.

2.3.1 Gasnetwerk (Gaswet, art. 10, 39 en 62)

De Gaswet bepaalt dat transport en levering van gas niet door Provinciale Staten aan regels mag worden gebonden. Een aantal leidingen vormt het hoofdtransportnetwerk (tenminste 40 bar en tenminste een diameter van 45,7cm). De ligging van deze leidingen wordt vastgelegd in bestemmingsplannen en kennen specifieke veiligheidsvoorwaarden.

De Gaswet verplicht het gastransportbedrijf tot het stellen van voorwaarden aan het leidingnetwerk. De beheerders van het gastransportnetwerk dragen zorg voor een veilig net dat doelmatig en betrouwbaar is, rekening houdend met milieu- en veiligheidsvereisten. De beheerder van een gastransportnetwerk stelt daarvoor zelf criteria vast. Aan de hand van een veiligheidsonderzoek wordt bij nieuwe aanleg van leidingen door de netbeheerder de ligging bepaald ten opzichte van andere objecten, waaronder wegen en bijvoorbeeld elektriciteitskabels.

Gedeputeerde Staten verbinden aan een ontheffing uitsluitend voorwaarden vanuit de in de inleiding genoemde provinciale belangen. Soms zullen gasleidingen uitsluitend toelaatbaar zijn door het treffen van zware maatregelen.

2.3.2 Elektriciteitsnetwerk (Elektriciteitswet, art. 20 en 83)

Het elektriciteitsnetwerk wordt beschouwd als van algemeen nut. Artikel 83 bepaalt dat Provinciale Staten het opwekken, het transporteren en het leveren van elektriciteit in het belang van de energievoorziening, niet aan regels mag binden. Zie verder ook bij de Gaswet. Zowel de beheerder van het elektriciteitsnetwerk als Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen aan de ligging van dit netwerk.

2.3.3 Waterleidingen (Drinkwaterwet)

De Drinkwaterwet bevat regels over de drinkwatervoorziening, maar niet over de aanleg etc. van leidingen. Waterleidingen zijn van algemeen nut. Op grond van art. 63 lid 2 zijn regels van de provincie niet geldig bij strijdigheid met deze wet. Zie verder ook bij gasleidingen, met de toevoeging dat de beheerder van de waterleiding en de provincie ook regels kunnen stellen aan de ligging van dit netwerk. Het betreft dan vooral de diepteligging in verband met bevriezingsgevaar en de ligging onder verhardingen dat als risicovol wordt gezien.

Brandkranenvoorziening

De gemeenten hebben als wettelijke taak de organisatie van de brandweerzorg. Hiervoor moeten de gemeenten beschikken over een goede bluswatervoorziening.

De beheerder van de waterleiding verzorgt het beheer en onderhoud van brandkranen, gericht op een optimale beschikbaarheid van de brandkranen. Voor de brandweerzorg is de Wet Veiligheidsregio's het kader.

2.3.4 Telecommunicatienetwerken (Telecommunicatiewet Tw):

Op grond van Hoofdstuk 5 art. 5.2 van de Tw is de eigenaar of beheerder van openbare gronden verplicht te gedogen dat ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, kabels in en op deze gronden worden aangelegd, instandgehouden of opgeruimd.

In Hoofdstuk 5, art. 5.3 is geregeld dat de aanbieder van openbare telecomnetwerken de gedoogplichtige schriftelijk in kennis stelt van het voornemen om werkzaamheden uit te voeren en streeft naar overeenstemming over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. De aanbieder voert pas uit nadat er overeenstemming is bereikt met de gedoogplichtige en na verkregen instemming van het bevoegde college van B&W (art. 5.4).

In artikel 5.8 staan de gronden waarop en de termijnen waarbinnen de aanbieder na een verzoek tot het nemen van maatregelen van de gedoogplichtige, over gaat tot het nemen van die maatregelen.

2.4 Verplichtingen bij het uitvoeren van werkzaamheden

De Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en de opvolger Wibon, hebben als doel om eisen te stellen die er toe leiden dat er minder schade ontstaat aan kabels en leidingen door graafwerkzaamheden in de grond. De informatievoor-ziening en uitwisseling zijn digitaal. De wet stelt specifieke eisen aan:

  • -

    de netbeheerder;

  • -

    de opdrachtgever voor werkzaamheden;

  • -

    degene die daadwerkelijk graafwerkzaamheden gaat verrichten: de grondroer-der.

Alle drie kunnen van toepassing zijn op de provincie. De provincie is netbeheerder van eigen kabels en leidingen bij voorzieningen voor brug- en sluisbediening, file-meldsystemen etc.

De provincie is opdrachtgever bij bijvoorbeeld infrastructurele projecten. De provin-cie is grondroerder, als eigen personeel graafwerkzaamheden verricht, bijvoorbeeld bij het plaatsen van verkeersborden.

Artikel 2 WION/Wibon verplicht de opdrachtgever er voor te zorgen dat graafwerk-zaamheden op zorgvuldige wijze kunnen worden uitgeoefend. Dit betekent dat ook voldoende tijd wordt gegeven aan de grondroerder voor een zorgvuldige uitvoering.

De grondroerder verricht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze. Hij zorgt dat:

  • -

    voor aanvang van het werk een graafmelding is gedaan bij de Dienst (het kadas-ter);

  • -

    onderzoek is verricht naar de precieze ligging;

  • -

    de gebiedsinformatie van het kadaster op de graaflocatie beschikbaar is.

Aandachtspunt bij de uitvoering van infrastructurele projecten is het graven in parti-culiere terreinen of terreinen van netbeheerders die niet als openbare grond worden aangemerkt. Een registratieplicht ontbreekt voor beide als de kabel of leiding niet door derden wordt gebruikt of geen gevaarlijke inhoud heeft. Wel zullen huisaanslui-tingen een registratieplicht kennen binnen de Wibon.

Voor veiligheidsgebieden geldt een afwijkende procedure voor het uitwisselen van informatie tussen grondroerders en netbeheerders. Zie onderstaande procedure.

Procedure veiligheidsgebieden

  • -

    Als de graaflocatie geheel of gedeeltelijk binnen een veiligheidsgebied valt, krijgt de grondroerder hiervan bericht. In dit bericht is opgenomen om welk veilig-heidsgebied het gaat en wie de beheerder is. Dit geldt zowel voor een Graafmel-ding als voor een Oriëntatieverzoek en een Calamiteitenmelding.

  • -

    Het Kadaster stuurt de gebundelde informatie van alle betrokken netbeheerders niet naar de grondroerder, maar naar de beheerder van het veiligheidsgebied.

  • -

    De grondroerder neemt contact op met de beheerder van het veiligheidsgebied. De beheerder van het veiligheidsgebied beslist welke informatie wordt geleverd en verstrekt deze informatie rechtstreeks aan de grondroerder.

2.5 Geschillen

Door de verschillende wetten en regels die van toepassing zijn, zijn eveneens ver-schillende procedures aan de orde, afhankelijk van het geschil of type leiding.

Geschillen doen zich vooral voor op het moment dat de provincie infrastructurele maatregelen neemt die tot gevolg hebben dat kabels of leidingen moeten worden verlegd. Tijdens werkzaamheden kunnen geschillen ontstaan over aansprakelijkheid.

Handhaving en toezicht

Toezicht wegen en vaarwegen: voor wegen en vaarwegen vindt inspectie plaats vol-gens de reguliere rondes. Degene die de inspectie uitvoert, beschikt over de aan- en afmeldformulieren die bij een ontheffing horen. Als gebreken worden geconstateerd, vindt mondeling overleg plaats met de netbeheerder over herstelmaatregelen.

Handhaving: de provincie heeft de beschikking over preventieve en repressieve in-strumenten. Binnen dit kader zijn voor de naleving de repressieve instrumenten: voorwaarschuwing, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en intrekken ontheffing relevant.

Last onder dwangsom

De last onder dwangsom betekent geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting van de overtreder tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Voor de toepassing van dit instrument kan de route-kaart 4e tranche Awb gebruikt worden. Voor de procedure kunnen de volgende be-sluiten aan de orde zijn:

  • -

    voorwaarschuwing;

  • -

    beschikking waarin de last onder dwangsom wordt opgelegd. Deze omvat her-stelmaatregelen, een termijn, het bedrag en een bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd;

  • -

    invorderingsbeschikking indien geen betaling binnen 6 weken plaatsvindt;

  • -

    aanmaning (geen bezwaar of beroep);

  • -

    invordering bij dwangbevel (geen bezwaar of beroep);

  • -

    beschikking waarmee de verschuldigdheid van wettelijke rente wordt vastge-steld, bij niet betalen binnen de voorgeschreven termijn;

  • -

    invordering bij dwangbevel.

In beginsel worden de eventuele procedures tegen deze beschikkingen, die in ver-schillende stadia worden genomen, gecombineerd. Is bijvoorbeeld een bezwaar-schrift in behandeling over een last onder dwangsom en wordt er tijdens die procedu-re ook een bijkomende beschikking afgegeven, dan richt het bezwaar zich automa-tisch ook tegen die bijkomende beschikking. Loopt er al een beroepsprocedure tegen de opgelegde last onder dwangsom dan gaat de bijkomende beschikking ‘automa-tisch’ mee naar de beroepsinstantie (voor zover aan de orde, bestaat er dan een doorzendplicht).

De hoogte van de last onder dwangsom is gerelateerd aan het economisch voordeel dat ontstaat door het niet-naleven van voorschriften (Vergunningverlening Toezicht en Handhavingprogramma van de provincie).

Intrekking ontheffing

Een ontheffing wordt ingetrokken als:

  • -

    door werkzaamheden van de provincie een kabel of leiding of een deel daarvan, moet worden verlegd en niet terug te plaatsen is binnen het beheergebied (als een kabel of leiding wel terug te plaatsen is in het beheergebied, is sprake van een wij-zigingsontheffing);

  • -

    de ontheffinghouder zich niet houdt aan de bij ontheffing gestelde bepalingen, waardoor gebreken ontstaan;

  • -

    er binnen een jaar geen gebruik is gemaakt van een ontheffing;

  • -

    De ontheffinghouder niet meewerkt aan maatregelen die nodig zijn voor de reali-sering van provinciale infrastructurele maatregelen of noodzakelijk beheer en on-derhoud (handhaving).

In het volgende schema zijn samengevat de procedures weergegeven die zich voor kunnen doen, waarbij vermeld is of dit onder het privaatrecht of het publiekrecht valt en welke beroepscolleges hierbij horen.

Grondslag

Besluit / geschil

Bevoegde instantie

Hoger beroep

Wegenverordening;

Vaarwegenverorde-ning.

  • -

    Publiekrecht, Awb

  • -

    Intrekken, weigeren of wijzigen van de ontheffing

  • -

    besluit op bezwaar

  • -

    Gedeputeerde Staten, na advies van de Bezwaarschriftencommissie

  • -

    rechtbank

  • 1

    Bestuursrechter rechtbank;

  • 2

    Raad van State.

Telecommunicatie-wet art. 5.3

  • -

    Publiekrecht

Tweede kennisgeving aanbieder kabeltracé – geen overeenstemming

ACM, oordeelt over plaats, tijdstip en wijze uitvoering

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Privaatrecht  (Grondwet art. 112 / Tw 5.13)

Verzoek tot verlegging van provincie: geschil over kosten of te nemen maatregelen

   

Kantonrechter, oordeelt over geschillen inzake de hoogte van de kosten;

De civiele rechter oordeelt over geschillen in de toedeling van kosten

  • 1

    Gerechtshof;

  • 2

    Hoge Raad (cassatie)

Burgerlijk wetboek art. 6:162 / WION art. 2 e.v.

Privaatrecht

Onrechtmatige daad, schade aan kabels en leidingen;

Niet nakomen afspraken verleggingsplan – claim schadevergoeding

Burgerlijk rechter die toetst of de grondroerder en netbeheerder aan de wettelijke plichten uit met name de WION heeft voldaan

  • 1

    Gerechtshof;

  • 2

    Hoge Raad (cassatie)

Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân Publiekrecht

Besluit verzoek om nadeelcompensatie

Gedeputeerde Staten na advies van de Bezwaarschriftencommissie

  • 1

    Bestuursrechter rechtbank

  • 2

    Raad van State

Publiekrecht,

Awb, afdeling 5.3.2.

   

Handhaving door Dwangsom-, Invorderings- en rentebeschikking

Invordering bij dwangbevel

 

Gedeputeerde Staten, voor alle beschikkingen, na advies van de Bezwaarschriftencommissie

 

  • 1

    Bestuursrechter rechtbank

  • 2

    Raad van State

 

Executiegeschil: burgerlijk rechter

3 Uitgangspunten en criteria

Dit hoofdstuk geeft aan hoe de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten uit de vaarwegen- en de wegenverordening worden uitgeoefend voor:

  • -

    ontheffingen;

  • -

    meldingen;

  • -

    overeenstemmingen voor telecomnetwerken.

Ze beogen de belangen van de provincie ten aanzien van de (vaar-)weg en het ge-bruik daarvan, landschap en ecologie en de daarbij horende voorzieningen en wer-ken te beschermen dan wel de realisering ervan te bevorderen. Ze houden rekening met het feit dat kabels en leidingen van algemeen nut ook een maatschappelijk groot belang dienen.

3.1 Uitgangspunten

Uitgangspunten zijn algemeen van toepassing zijnde principes. Het betreft de vol-gende:

  • 1.

    Op grond van de Tw hebben alle aanbieders van openbare telecommunicatie- en omroepnetwerken, graafrecht. Dit betekent dat kabels ten dienste van deze net-werken moeten worden gedoogd.

  • 2.

    Alle kabels en leidingen vallen onder het ontheffingenregime van de verordenin-gen, met uitzondering van kabels die worden gelegd op grond van de Tw. Voor deze kabels wordt schriftelijk de overeenstemming bevestigd, waaraan voor-waarden kunnen worden gekoppeld.

  • 3.

    Voor kabels en leidingen van algemeen nut wordt in principe ontheffing verleend. Het betreft in hoofdzaak netwerken voor gas, water, elektra en riolering.

  • 4.

    Kabels en leidingen die door nieuwe ontwikkelingen nodig zijn voor transport van bijvoorbeeld alternatieve energiebronnen of andere producten, maar waarvoor wettelijk niets is geregeld, kunnen voor een ontheffing in aanmerking komen als:

    • a.

      de te transporteren producten aan te merken zijn als duurzaam en bijdragen aan vergroting van de leefbaarheid, bijvoorbeeld doordat transport met vrachtwagens overbodig wordt;

    • b.

      de functie is te beschouwen als van algemeen nut;

    • c.

      het transport is ondergebracht bij een netbeheerder die aan te merken is als deskundige en de risico’s van de te transporteren stoffen kan inschatten en normeren, bijvoorbeeld bedrijven die bevoegd zijn op grond van Gas- of Elek-triciteitswetgeving.

  • 5.

    Kabels en leidingen zonder openbare functie dienen een privaat belang en ko-men in principe niet voor ontheffing in aanmerking. De reden hiervoor is dat ka-bels en leidingen de nodige overlast en hinder met zich meebrengen voor het verkeer en het beheer. Bovendien is het belangrijk om de ruimte binnen de be-heergebieden beschikbaar te houden voor kabels en leidingen van algemeen nut.

  • 6.

    De provincie stelt uitsluitend voorwaarden ter bescherming van de in de verorde-ningen genoemde belangen. Getoetst wordt aan de belangen van een doelmatig en veilig gebruik van wegen en vaarwegen. Daarnaast vindt bij provinciale we-gen een bredere toetsing plaats aan belangen zoals landschappelijke en natuurlij-ke waarden.

  • 7.

    De netbeheerder bepaalt de voorwaarden die dienen ter bescherming van betref-fende kabel of leiding of de afstand die nodig is tot de (vaar-)weg, de omgeving of andere nutsvoorzieningen. De netbeheerder is hierin verantwoordelijk en draagt de risico’s.

  • 8.

    De netbeheerder is zelf verantwoordelijk voor het controleren of de ontheffing-verlening of overeenstemming op basis van de Tw, mogelijk conflicten oplevert met al aanwezige kabels en leidingen.

  • 9.

    De netbeheerder zorgt zelf voor overleg met kabel en leidingbedrijven die al een ontheffing hebben voor leidingen in de berm. Voor met name hoofdtransportlei-dingen gelden bepaalde afstanden, waarbinnen werkzaamheden of de aanwe-zigheid van andere kabels en leidingen niet zijn toegestaan.

  • 10.

    De functie van wegen en fietspaden zoals neergelegd in het PVVP of Omge-vingsvisie, is bepalend ten aanzien van te stellen voorwaarden aan kabels en lei-dingen. Bij wegen en belangrijke fietsroutes dient de hinder voor het verkeer mi-nimaal te zijn bij werkzaamheden aan kabels en leidingen in de berm.

  • 11.

    Voor vaarwegen zijn de vigerende ‘Richtlijnen Vaarwegen’ van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het PVVP en de hierin opgenomen classificatie, bepalend voor de te stellen voorwaarden.

  • 12.

    In de ontheffing, melding of overeenstemming, wordt melding gemaakt van voorzienbare werken en werkzaamheden die binnen vijf jaren of met zekerheid na vijf jaren uitgevoerd worden.

  • 13.

    Bij werkzaamheden aan kabels en leidingen wordt de doorstroming van het scheepvaart- en wegverkeer zo veel mogelijk gewaarborgd. Afhankelijk van de functie van (vaar-)wegen kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van werkzaamheden.

  • 14.

    Verleggingen vinden plaats op basis van technisch adequate maatregelen, tegen de maatschappelijk laagste kosten, die passen binnen de provinciale projectdoe-len en de voorwaarden die aan kabels en leidingen worden gesteld. Voorbeelden van andere maatregelen dan verlegging zijn: een per werk te bepalen verdiepte ligging ten opzichte van de huidige locatie; aangepaste graafmethode ter beper-king van de kans op schade aan kabel of leiding; aanbrengen van wortelscher-men of een toe te passen boormethode ter beperking van schade aan bestaande beplanting.

  • 15.

    De Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân bevat de voorwaarden voor compensatie van kosten van een verlegging van een kabel of leiding als gevolg van een werk van de provincie. Voor zover verleggingen niet onder de reikwijdte van deze verordening vallen, worden in dit Handboek aanvullende voorwaarden gegeven.

  • 16.

    Aan de ontheffing wordt de privaatrechtelijke toestemming gekoppeld, als sprake is van ligging in provinciaal eigendom.

  • 17.

    Als bij een project meerdere overheden zijn betrokken, worden voorafgaand aan de start van een project afspraken gemaakt waaruit het gezamenlijke belang bij het project blijkt, de gezamenlijke verantwoordelijkheid en indien nodig de be-reidheid tot het nemen van noodzakelijke besluiten en procedures ten aanzien van maatregelen voor in de ondergrond aanwezige kabels en leidingen. Indien wenselijk kunnen afspraken worden gemaakt over de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit onderdeel, de toedeling van eventuele verleggingskosten en de communicatie, afhankelijk van de mate van betrokkenheid van partijen.

  • 18.

    Voor bestaande of nieuw aan te leggen kabels en leidingen binnen het beheerge-bied, wordt geen toestemming gegeven voor het vestigen van zakelijke rechten. Dergelijke rechten betekenen een ongewenste beperking in het gebruik en in-richting van de provinciale infrastructuur. Desgewenst kunnen het waarborgen van inspectie en onderhoud aan kabels en leidingen en het beschermen van rechten bij overdracht van grond door de provincie aan derden, op andere wijze worden geregeld.

3.2 Criteria

Criteria ten aanzien van de plaats van nieuw aan te leggen kabels en leidingen:

  • 1.

    Kabels en leidingen van algemeen nut of een openbaar telecomnetwerk worden in principe onder voorwaarden toegestaan in de oever of berm langs de (vaar-)weg en indien nodig in de dwarsrichting onder de verhardingen van de weg of onder de vaarweg;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 3 lid 1 van de Wibon, is een effectieve ligging van kabel- en leidingnetwerken in bermen, tevens van belang ter beperking van de hinder voor weggebruikers als gevolg van werkzaamheden en de bescherming van het weglichaam. Hoofdstuk 4, bij aangewezen kabel- en leidingenstroken en hoofd-stuk 5 voor vaarwegen, zijn mede van toepassing ter bepaling van de ligging;

  • 3.

    Met uitzondering van hoofdtransportnetwerken voor gas en elektra, kunnen Ge-deputeerde Staten op verzoek van de aanvrager instemmen met het afwijken van minimum standaardafstanden die netbeheerders zelf hanteren, als dit vanuit kosten en maatschappelijk oogpunt nodig wordt geacht. Voorwaarde is dat hier-over overeenstemming is bereikt met betreffende netbeheerders;

  • 4.

    Om schade aan opgaande beplanting of omgekeerd aan kabels en leidingen te voorkomen, zal tussen beide veelal een afstand van 2.00 meter in acht worden genomen. Bij beplanting met een uitgebreider wortelstelsel wordt deze afstand evenredig groter, of moet het werk zodanig worden uitgevoerd dat er geen scha-de ontstaat;

  • 5.

    Kruisende kabels en leidingen dienen zoveel mogelijk in een rechte hoek te wor-den aangelegd;

  • 6.

    Bij vaarwegen worden kruisende kabels en leidingen zoveel mogelijk gescheiden van elkaar aangelegd (geen kabel- en leidingstraten). Dit in verband met de be-perkte bereikbaarheid van die kabels en leidingen na aanleg. Een uitzondering hierop speelt bij kunstwerken als bruggen en aquaducten, waar vaak wel een bundeling plaatsvindt;

  • 7.

    Bij kunstwerken zoals bruggen en sluizen zullen kabels en leidingen bij vervan-ging of renovatie bij voorkeur niet terug worden geplaatst in het brugwegdek, ten-zij mantelbuizen aanwezig zijn en hierin voldoende ruimte beschikbaar is.

Criteria ten aanzien van verleggingskosten van kabels en leidingen:

  • 8.

    Voor de vergoeding van kosten van verlegging van een kabel of leiding:

    • a.

      worden de in art. 17 lid 2 van de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân genoemde vier kostencomponenten in aanmerking genomen;

    • b.

      is voor openbare telecomnetwerken de Tw van toepassing;

    • c.

      is voor een kabel of leiding binnen het beheergebied de Verordening nadeel-compensatie provincie Fryslân van toepassing;

    • d.

      is voor een kabel of leiding in openbare grond van een andere overheid:

      • -

        de compensatieregeling van of een overeenkomst tussen deze overheid en de betreffende netbeheerder van toepassing

      • -

        als een regeling zoals bedoeld in het voorgaande punt ontbreekt, vindt de termijn en berekening van de voorzienbaarheid van 10 jaren van toepas-sing, zoals neergelegd in artikel 18 van de Verordening nadeelcompensa-tie provincie Fryslân.

    • e.

      met in acht name van de in lid a genoemde vier kostencomponenten, is voor een kabel of leiding die ligt binnen of buiten het beheergebied dan wel open-bare grond, op basis van:

      • -

        een zakelijk recht,

      • -

        het kadastraal eigendom van de grond van een netbeheerder,

      • -

        een op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgelegde ge-doogplicht,

      • -

        een vergoeding overeenkomstig de Onteigeningwet van toepassing.

    • f.

      met in acht name van de in lid a genoemde vier kostencomponenten, is voor een kabel of leiding zonder zakelijk recht, eigendom grond of opgelegde ge-doogplicht, die ligt buiten het beheergebied of buiten de openbare grond, eveneens een vergoeding overeenkomstig de Onteigeningswet van toepas-sing.

  • 9.

    Maatregelen worden gerealiseerd tegen maatschappelijk de laagst mogelijke kosten. Dit betekent dat goedkopere alternatieven dan een volledige verlegging onderdeel zijn van de te maken afweging dan wel het aanpassen van het pro-vinciaal ontwerp;

  • 10.

    De meerkosten van aanpassingen van het provinciaal ontwerp (= bouwsom + voorbereiding en extra toezicht) en van maatregelen die de provincie neemt ten behoeve van de aanwezige kabels en leidingen, komen voor rekening van de be-treffende netbeheerders. Deze specifieke maatregelen betekenen voor de netbe-heerder een kostenbesparing en een beperking in de bedrijfsvoeringsoverlast doordat diensten niet hoeven te worden onderbroken. Met uitzondering van ka-bels en leidingen met een zakelijk recht vindt voor kabels en leidingen binnen het beheergebied hierbij tevens de Verordening Nadeelcompensatie provincie Frys-lân toepassing;

  • 11.

    Voor de berekening van de meerkosten zoals bedoeld onder lid 10, vindt de RAW-systematiek toepassing, als verantwoording van de hoogte daarvan bij ver-rekening tussen partijen. Waar mogelijk wordt verrekend op basis van werkelijk gemaakte kosten;

  • 12.

    Over de methode van verrekening van kosten en tussen partijen zullen zoveel mogelijk overkoepelende afspraken worden gemaakt die bij elk afzonderlijk pro-ject toegepast kunnen worden.

  • 13.

    Een verlegging wordt als één geheel gezien bij vooral kruisende kabels en leidin-gen, als die verlegging deels buiten het beheergebied plaatsvindt en het op te los-sen knelpunt zich in het beheergebied bevindt. De ontheffing is bepalend voor de berekening van de nadeelcompensatie.

Criteria ten aanzien van het verleggen van kabels en leidingen

  • 14.

    Voor het proces en de hierbij horende besluiten voor verleggingen van kabels en leidingen is hoofdstuk 6 van dit Handboek van toepassing.

  • 15.

    Als na de afweging van belangen blijkt dat door het infrastructurele werk van de provincie, dan wel de landschappelijke of ecologische inpassing geen ruimte be-schikbaar is binnen het (vaar-)wegprofiel, zal dit tot gevolg hebben dat:

    • a.

      de kabel of leiding buiten het beheergebied komt te liggen, of;

    • b.

      een alternatief tracé wordt gevonden binnen het beheergebied, of;

    • c.

      de netbeheerder aanvullende maatregelen neemt voor kabels en leidingen ter bescherming van de provinciale infrastructuur.

  • 16.

    Bij vervanging van kabels en leidingen of bij de reconstructie van de weg, worden de kabels en leidingen die in de langsrichting liggen, zodanig verlegd dat ze zich buiten het cunet van de weg bevinden. Een uitzondering kan worden gemaakt bij:

    • a.

      een traverse binnen een bebouwde kom waar geen alternatief tracé beschik-baar is;

    • b.

      een kunstwerk binnen de openbare ruimte, waar geen alternatief beschikbaar is;

    • c.

      verleggingskosten die onevenredig hoger zijn dan de kosten van maatregelen bij een ongewijzigde of verdiepte ligging, onder voorwaarde dat:

      • -

        de netbeheerder kan aantonen dat de risico’s van de kabel of leiding voor het wegbeheer tot een acceptabel niveau zijn teruggebracht;

      • -

        de netbeheerder accepteert dat de kabel of leiding niet meer bereikbaar is voor onderhoud of reparatie of andere restricties;

      • -

        naar het oordeel van de wegbeheerder de risico’s voor de weggebruiker acceptabel worden geacht. Vooral holle buisconstructies zijn ongewenst onder verhardingen;

      • -

        de netbeheerder de meerkosten draagt van de door de provincie uit te voeren werkzaamheden, die het gevolg zijn van het niet verleggen van de kabel of leiding.

Criteria ten aanzien van het tijdstip:

  • 17.

    Bij stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen is hinder van werkzaamheden als gevolg van kabels en leidingen ongewenst. Daarom kunnen verkeer hinderende werkzaamheden tijdens de spitsuren worden verboden. Spitsuren zijn de periodes 7.00 – 9.00 uur en 16.00 – 18.00 uur;

  • 18.

    In gebieden waar werkzaamheden in bepaalde omstandigheden (tijdens de winter of bij veel neerslag) leiden tot vervuiling of schade aan (vaar-)weg en berm of oever, kunnen deze worden verboden in die bepaalde perioden;

  • 19.

    Bij de planning van provinciale projecten wordt rekening gehouden met seizoenen die relevant zijn voor netbeheerders, bijvoorbeeld de zorg om de gasvoorziening niet te verstoren in de winterperiode.

Criteria ten aanzien van de wijze van uitvoering van kabel- en leidingwerk-zaamheden:

  • 20.

    Graafwerkzaamheden dan wel andere activiteiten in de berm voor kabels en lei-dingen zullen zoveel mogelijk worden geclusterd;

  • 21.

    Ter bescherming van bestaande kabels en leidingen worden eisen gesteld aan nieuwe opgaande beplanting;

  • 22.

    Bij ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld over de wijze waarop maat-regelen moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld over de toe te passen werkme-thodes ter bescherming van de weg, vaarweg, beplanting, inrichting en de ge-bruikers;

  • 23.

    Een mantelbuis is in principe verplicht bij kruisende kabels en leidingen bij ingra-ving of persing. Een uitzondering kan worden gemaakt als het werk wordt uitge-voerd door gestuurde boringen. Bij compensatie maakt de mantelbuis onderdeel uit van de uitvoeringskosten;

  • 24.

    Bij ontheffing kunnen termijnen worden vastgesteld waarbinnen verzakkingen of andere schade dienen te worden hersteld;

  • 25.

    Analoog aan art. 44 WION, mag de provincie voorschriften stellen aan graaf-werkzaamheden van derden. Graafwerkzaamheden moeten vooraf (minimaal 20 dagen) worden gemeld;

  • 26.

    Bij het verhelpen van schade aan kabels en leidingen, worden aanwijzingen ge-geven om de doorstroming van het (scheepvaart)verkeer zoveel mogelijk te waarborgen.

Criteria voor het uitruimen van niet meer in gebruik zijnde kabels en leidingen

  • 27.

    Voor Telecommunicatienetwerken zijn de bepalingen uit de Tw van toepassing ten aanzien van het uitruimen;

  • 28.

    Kabels en leidingen en de hierbij behorende huisaansluitingen, die geen functie meer vervullen in het netwerk, worden verwijderd. De kosten hiervan komen voor rekening van de netbeheerder;

  • 29.

    Bij gezamenlijke ligging in straat, strook of buis verdelen de netbeheerders zelf onderling de hiermee samenhangende kosten als de provincie uitruiming of ver-legging nodig acht;

  • 30.

    Als uitruiming tot grote nadelige gevolgen of aanmerkelijk hogere maatschappe-lijke kosten leidt, kan worden besloten dat de kabel of leiding blijft liggen of pas worden geruimd tijdens de reconstructiewerkzaamheden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een kritische asbestcementleiding, huisaansluitingen of een op voldoen-de diepte gelegen kabel of leiding die ingebracht is met een gestuurde boring. Voorwaarden:

    • a.

      de ontheffing blijft van toepassing;

    • b.

      de netbeheerder blijft volledig verantwoordelijk voor de kabel of leiding;

    • c.

      de holle ruimtes in de leidingen zullen opgevuld worden met materiaal dat alle risico’s voor de (vaar-)wegbeheerder wegneemt.

Criteria voor tijdelijke kabels en leidingen

  • 31.

    Door calamiteit of ten behoeve van de uitvoering van werken kan door Gedepu-teerde Staten een ontheffing of toestemming worden verleend voor een tijdelijke, bij vaarwegen soms drijvende, kabel of leiding. Hierbij wordt getoetst aan:

    • a.

      aard van de kabel of leiding;

    • b.

      de tijdsduur en periode van ligging, met een maximum van vijf jaar;

    • c.

      wegencategorie of vaarwegklasse, inrichting en gebruik;

    • d.

      locatie en tracé van de kabel of leiding en aanwezige bodem- en gebieds-kenmerken;

    • e.

      wijze van uitvoering: de kans op schade aan provinciaal of particulier eigen-dom of hinder van gebruikers van (vaar-)weg, onder meer door opdrijven van de kabel of leiding, dient tot een minimum te worden beperkt;

  • 32.

    Nadat de kabel of leiding buiten bedrijf is gesteld, wordt deze zo spoedig mogelijk door de netbeheerder uitgeruimd met herstel van de oorspronkelijke situatie. Hiervan wordt melding gedaan aan de (vaar-)wegbeheerder.

3.3 Meldingen op grond van art. 3.3 van de Wegenverordening en art. 3.3 lid 3 van de Vaarwegenverordening

  • 1. Er kan volstaan worden met een melding, als een ontheffing is verstrekt voor een hoofdkabel of leiding. De melding geldt voor kleinschalige werkzaamheden zoals het aansluiten of wijzigen van woonhuisaansluitingen, het aanbrengen van lasgoten etc.

  • 2. Als voor deze werkzaamheden echter een persing onder de verharding van de weg nodig is, wordt vanuit verkeersveiligheid en verkeersgeleiding een onthef-fing noodzakelijk geacht.

3.4 Overeenstemmingen ex art. 5.3 Tw

Als de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk in het grondgebied van de provincie wil liggen, moet deze aanbieder overeenstemming bereiken met de provincie over:

  • -

    plaats;

  • -

    tijdstip;

  • -

    wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd.

In aanvulling op de eerder genoemde uitgangspunten en criteria is het volgende van toepassing:

  • 1.

    Bij reeds aanwezige kabels in de berm, zal de aanbieder overeenkomstig art. 5.2.7 Tw aantonen dat medegebruik daarvan niet aan de orde is, dan wel tech-nisch of economisch niet haalbaar. Achtergrond is dat de provincie niet als ge-doogplichtige belast hoeft te worden als er alternatieven beschikbaar zijn;

  • 2.

    Bij werken van de provincie wordt de aanbieder vroegtijdig op de hoogte ge-bracht, als blijkt dat in de nieuwe situatie geen ruimte beschikbaar is in het pro-vinciale eigendom, zodat de aanbieder tijdig een alternatief tracé buiten dit gebied kan zoeken.

4 Kabel- en leidingenstroken langs provinciale we-gen

4.1 Inrichting van wegen

Bij wegen kunnen voor langsliggende kabels en leidingen stroken worden aangewe-zen voor kabels en leidingen. De locatie van deze strook wordt bepaald aan de hand van gewenste of aanwezige beplanting en de mate van obstakels in het weglichaam. Ook is relevant of in de toekomst wegreconstructies aan de orde zijn. Door hier op voorhand rekening mee te houden, kunnen kosten voor alle partijen worden voor-komen.

Zodra langs een provinciale weg een kabel- en leidingenstrook is bepaald, wordt de-ze opgenomen in het provinciaal beheersysteem Geo-Viewer.

4.2 Het bepalen van de plaats van kabel- en leidingenstrook

Voor het bepalen van het tracé van de kabel- en leidingenstrook, wordt getoetst aan de volgende aspecten:

  • a.

    Functie en gebruik van de weg: hoe hoger de functie en de verkeersintensiteit van een weg, hoe meer kans op hinder door activiteiten in de berm. Bij stroom-wegen en bij gebiedsontsluitingswegen met een etmaalintensiteit van meer dan 7.500 motorvoertuigen, zal de kabel- en leidingenstrook bij voorkeur aan die kant van de weg worden gesitueerd, waar de grootste afstand tot de kantverharding mogelijk is;

  • b.

    Beschikbaarheid parallelle structuur: indien aanwezig, wordt deze gebruikt om de kabel- en leidingenstrook te bereiken voor werkzaamheden aan kabels en leidingen;

  • c.

    Landschap: de aanwezigheid en wensbeeld van bomen binnen het wegprofiel als drager van de landschappelijke inpassing van de weg. Bomen beperken de ondergrondse ruimte voor kabels en leidingen. De afstand tot en de mogelijkhe-den voor een kabel- en leidingenstrook worden bepaald aan de hand van type en leeftijd van de boom;

  • d.

    Dijken: verhogingen in of bij de weg kunnen een historische landschappelijke waarde hebben (toets aan de hiervoor bij de provincie beschikbare kaart). De constructie van die dijk zal worden beschermd door een te bepalen afstand tot de kabel- en leidingenstrook;

  • e.

    Kunstwerken: ter bescherming van kunstwerken die bij een calamiteit met ka-bels en leidingen veel schade lijden, waarbij een langdurige reparatieperiode hoort met een beperking in de gebruiksmogelijkheid van weg of vaarweg, kun-nen aanvullende voorwaarden aan de ligging van de kabel- en leidingenstrook worden verbonden of kan besloten worden om in het geheel geen kabels en lei-dingen toe te staan;

  • f.

    Ecologie: de mate waarin bescherming van soorten en voorkomen van versto-ring relevant is voor de kabel en leidingenstrook. Op een enkele plaats bevinden zich in provinciale bermen planten die wettelijk beschermd zijn. Zo nodig zal het voorkeurstracé worden omgeleid dan wel verdiept aangelegd;

  • g.

    Archeologie: hoewel een bestaand weglichaam inhoudt dat de bodem niet on-verstoord is, kunnen zich binnen dit weglichaam locaties voordoen die onder-gronds minder of niet geschikt zijn voor bodemroering als gevolg van de aanleg van kabels en leidingen. De kabel- en leidingenstrook wordt getoetst aan de ar-cheologische en risicokaart;

  • h.

    Beheer en onderhoud: de kabel- en leidingenstrook zal zodanig gekozen worden dat de gevolgen voor beheer en onderhoud en de kans op schade of vervuiling het geringst is;

  • i.

    Straatmeubilair: de kabel- en leidingenstrook zal bij voorkeur niet samenvallen met locaties waar doorgaans wegmeubilair wordt geplaatst, zoals verlichtings-masten of verkeersborden;

  • j.

    Toekomstige wegreconstructies: bij de locatie voor de kabel- en leidingenstrook is zoveel mogelijk rekening gehouden met mogelijke toekomstige wegrecon-structies op wegvakken en bij kruispunten. Hierbij kan gedacht worden aan eventuele verbredingen of de aanleg van een fietspad of parallelweg;

  • k.

    Bestaand leidingentracé: bij bestaande wegen is bij de keus van de kabel- en leidingenstrook relevant waar zich in de huidige situatie kabels en leidingen be-vinden en welke kosten het met zich meebrengt om deze te verplaatsen naar de kabel- en leidingenstrook;

  • l.

    Omgevingsontwikkelingen: er wordt rekening gehouden met toekomstige ont-wikkelingen in de directe nabijheid van de weg die van invloed kunnen zijn op het functioneel gebruik van kabels en leidingen (niet alleen bovenlokale verbin-dingen, maar bijvoorbeeld ook lokale aansluitingen). Denk bijvoorbeeld aan stads- en dorpsuitbreidingen;

  • m.

    Bestaande omgevingsfuncties: er wordt rekening gehouden met de huidige functies nabij de weg, bijvoorbeeld de aanwezigheid van woonhuis- of bedrijfs-percelen en het aantal zijwegaansluitingen;

  • n.

    Toedeling kabels en leidingen: in de kabel- en leidingenstrook vindt een optimale toedeling van kabels en leidingen plaats zodat de verschillende soorten in el-kaars nabijheid kunnen liggen en ze bereikbaar zijn bij onderhoudswerkzaamhe-den;

  • o.

    Constructieve eisen: de kabel- en leidingenstrook zal zich buiten het fundament van de weg bevinden zodat de ondersteuning, afwatering etc. niet aangetast wordt en daarmee de functionaliteit van weg en weglichaam beschermd.

4.3 Het dwarsprofiel

Voor de toedeling van kabels en leidingen t.o.v. elkaar stelt de provincie geen af-standen. Bij de indeling van de kabel- en leidingenstrook verdient het volgende aan-dacht. Vooral elektriciteitskabels hebben enige vrije ligging nodig, doordat zij zich slecht laten combineren met gasleidingen en sommige telecomkabels. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld water- en rioolpersleidingen. Overigens hoeft dit geen pro-bleem te zijn als de netbeheerder dusdanige materialen gebruikt, dat risico’s prak-tisch nihil zijn. Dit biedt mogelijkheden voor meer kabels en leidingen in dezelfde strook.

In het profiel zal ook ruimte moeten worden geboden aan alternatieve leidingen voor bijvoorbeeld biogas, riolering of persleidingen van het Wetterskip Fryslân. In het pro-fiel zal de afstand tot de waterleiding bij deze voorzieningen tenminste 0,50 meter bedragen.

afbeelding binnen de regeling

Ruim en minimum profiel tussenruimte kabels en leidingen (afstand tot weglichaam is in beide varianten minimaal)

afbeelding binnen de regeling

5 Kabels en leidingen door en langs pro-vinciale vaarwegen

Voor vaarwegen is niet gekozen voor een afwegingskader om een kabel- en leidin-genstrook te bepalen, maar zijn vooral aspecten genoemd ter bepaling van de plaats van individuele kabels en leidingen. Met betrekking tot dit hoofdstuk zijn de Richtlij-nen Vaarwegen 2005 kaderstellend evenals het vigerende PVVP en het beleid van het waterschap ten aanzien van waterkeringen, poldersloten en dergelijke.

5.1 Uitgangspunten en criteria voor de diepteligging.

  • a.

    Kabels, leidingen en de daarbij horende (afdek)constructies zijn niet toegestaan in een zone tot 0,50 meter beneden de geadviseerde baggerdiepte op basis van de PVVP -classificatie of later vastgestelde dieptes, met inachtneming van het bepaalde in 5.1 lid l. Voor baggerwerkzaamheden is het nodig om minimaal deze zone vrij te houden;

  • b.

    Als de werkelijke vaste bodem (sliblagen horen hier niet bij) van een vaarweg beneden de geadviseerde baggerdiepte ligt, bepaalt deze de onder a. genoemde zone;

  • c.

    Bij een grillig verloop van de diepteligging van de kabel of leiding (= onderlinge afwijkingen > 0,10 meter) wordt na overleg met de netbeheerder een gemiddel-de en/of een maatgevende diepte bepaald. De risico’s voor de vaarwegbeheer-der, het type kabel of leiding, de bodemgesteldheid en vaarwegprofiel worden hierin meegewogen;

  • d.

    De minimale gronddekking van kabels en leidingen bedraagt tussen de oevers:

    • -

      1,00 meter voor alle vaarwegen met alleen een functie voor de recreatie-vaart en vaarwegen voor de beroepsvaartklassen CEMT I en II;

    • -

      1,50 meter voor de vaarwegen van de CEMT-klasse III en hoger.

  • e.

    Een grotere gronddekking wordt gehanteerd als bijzondere omstandigheden zo-als een sterk fluctuerende waterbodem of plaatsen met veel erosie daar aanlei-ding toe geven. Door nader onderzoek wordt die gronddekking bepaald;

  • f.

    De minimale gronddekking in de oever van een kruisende kabel of leiding t.o.v. het maaiveld en tot de oeverlijn (damwand of insteek) wordt bepaald aan de hand van:

    • -

      de bestaande oeverinrichting, waaronder oeververdediging, waterkeringen, poldersloten, bebouwing en begroeiing etc. vallen;

    • -

      uit te voeren regulier onderhoud;

    • -

      toekomstige vaarwegverbredingen en/of wijzigingen in de oeververdediging;

    • -

      bestaande of toekomstige verticale oeververdedigingen en extra lange damwandplanken, waar een diepteligging van 1,00 meter is vereist ten opzichte van de onderkant van die voorziening;

    • -

      belangen van netbeheerder en oevereigenaar;

    • -

      bij nieuwe aanleg zal de minimale gronddekking binnen het gebied gelegen tussen de beheergrenzen van de vaarweg, voldoen aan de onder d. genoemde diepteligging.

  • g.

    De minimale gronddekking voor langsliggende kabels en leidingen in de oever bedraagt tenminste 0,70 meter beneden het maaiveld. In ieder geval moet de kabel of leiding buiten de invloedssfeer van de aanwezige en/of in de toekomst aan te brengen verankering worden gelegd. Deze varieert per vaarweg;

  • h.

    Bij onvoldoende gronddekking door omstandigheden of door aangepast beleid ten aanzien van de gewenste dekking, worden:

    • -

      kabels of leidingen verwijderd of uitgeruimd;

    • -

      kabels of leidingen verdiept gelegd;

    • -

      beschermende maatregelen genomen zodat de kabel of leiding kan blijven liggen.

  • De kosten van maatregelen komen, afhankelijk van gedoogplicht of de regels voor nadeelcompensatie, voor rekening van de netbeheerder. De bijhorende ontheffing of overeenstemming wordt afhankelijk van de beslissing ingetrokken of gewijzigd;

  • i.

    Het aanbrengen van de onder h. genoemde beschermende maatregelen boven kabels en/of leidingen is ontheffingplichtig of vergt een privaatrechtelijke toe-stemming bij gedoogplicht. Zo nodig worden aanvullende voorschriften aan de constructie, materialen, en de wijze van aanbrengen en onderhouden gesteld;

  • j.

    Bij gronddekking bij kabels en leidingen waar sprake is van een gezamenlijke ligging in een “straat”, wordt deze straat als één geheel beschouwd. De kabel of leiding met de hoogste ligging is bepalend voor de toelaatbaarheid van de gehele straat. Deze netbeheerder is eerste aanspreekpunt voor de provincie;

  • k.

    Verzoeken van een netbeheerder om ter plaatse van een kabel of leiding geen verdiepings-, verbredings- of onderhoudsbaggerwerk uit te voeren en/of dam-wand aan te brengen, teneinde voldoende gronddekking te kunnen behouden, worden in principe niet gehonoreerd. Uitzonderingen zijn slechts in zeer bijzonde-re situaties mogelijk en zullen per geval worden beoordeeld;

  • l.

    Bij bepaling van de toekomstige minimum diepteligging en lengte van kruisende kabels en leidingen, wordt rekening gehouden met een extra opwaardering met één klasse ten opzichte van de classificatie in het PVVP (“naasthogere klasse” –principe). Dit voorkomt dat bij aanpassingen van de diepte of breedte van de vaarweg al snel niet meer wordt voldaan aan de minimaal vereiste gronddek-king;

  • m.

    Het onder l. beschreven principe geldt niet alleen voor gestuurde boringen maar ook voor de spaarzame traditionele leidingleggingen van bijvoorbeeld zware transportleidingen. Het is niet uitgesloten dat dit op onoverkomenlijke bezwaren van technische dan wel financiële aard stuit. In dat geval zijn afwijkingen van het hier in het geding zijnde principe bespreekbaar. In het uiterste geval zou dit een tracéaanpassing van de kabel of leiding noodzakelijk kunnen maken. Deze af-weging wordt door de vaarwegbeheerder gemaakt.

5.2 Uitgangspunten en criteria voor het kabel- en leidingentracé

Ten aanzien van het tracé van kabels en leidingen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:

  • 1.

    Kruisende leidingen zullen zo haaks mogelijk worden gelegd, waardoor de exacte ligging in de toekomst goed is te traceren en de kosten lager zijn;

  • 2.

    Flauwe bochten (< 60o) in de vaarweg dienen bij voorkeur bij de tracékeuze ge-meden te worden. In ieder geval wordt het onder 5.1 onder l. genoemde principe van naasthogere klasse gehanteerd;

  • 3.

    Bij scherpe (mogelijk in de toekomst te verruimen) bochten (≥ 60o) binnen de afmetingen van remming- en geleidewerken alsmede binnen een zone van tien meter ter weerszijden hiervan, mogen geen nieuwe kabels- en/of leidingen wor-den gelegd tenzij strikt noodzakelijk, een en ander ter beoordeling van de vaar-wegbeheerder.

6 Uitvoering

6.0 Definities

  • 6.0.1

    Combi: onafhankelijke partij die voor bepaalde netbeheerders door middel van een vaste aannemer (meestal voor een periode van vier jaar) het proces begeleidt voor de werkzaamheden voor kabels en leidingen;

  • 6.0.2

    Definitief Ontwerp (DO): wordt opgesteld door de PL, op basis van de plan(nen) van de netbeheerder(s) met in ieder geval de definitieve eisen, randvoorwaarden en afspraken in relatie tot het infrastructureel ontwerp. Het DO is de basis voor de engineering van de netbeheerders en voor het infra-structurele werk (NB: naast het DO specifiek voor kabels en leidingen, wordt in projecten het definitieve ontwerp van de infrastructurele ingreep ook DO genoemd);

  • 6.0.3

    Kabels en Leidingen Derden Categorie 0: kabels en leidingen die een dwang-punt vormen in het ontwerp voor een infrastructureel werk. Ze kunnen niet worden verlegd of anderszins aangepast;

  • 6.0.4

    Kabels en Leidingen Derden Categorie 1: kabels en leidingen die vooraf-gaand aan de start van de uitvoering van het werk zijn verlegd door de aan-nemer van de netbeheerder. Soms is hiervoor een obstakelvrij tracé nodig;

  • 6.0.5

    Kabels en Leidingen Derden Categorie 2: de werkzaamheden aan de net-werken onderling en het infrastructurele project, worden gelijktijdig of aanslui-tend uitgevoerd. De PL heeft hiervoor in het bestek c.q. het UAV-gc contract de afspraken neergelegd die met de netbeheerders zijn gemaakt over techni-sche oplossingen, financiële afspraken en doorlooptijden.

  • 6.0.6

    Kabels en Leidingen Derden Categorie 3: kabels en leidingen waarvoor de civiele aannemer van de provincie alle afspraken met de netbeheerders maakt en hiervoor gemandateerd is. Het betreft aanpassingen waarbij de technische oplossing afhankelijk is van het nog te maken uitvoeringsontwerp. Wanneer de aannemer zijn ontwerp gereed heeft, wordt bepaald hoe en wanneer de uiteindelijke aanpassingen gaan plaatsvinden;

  • 6.0.7

    POS: projectovereenstemming waarin afspraken zijn vastgelegd over de verdeling en hoogte van verleggingskosten van kabels en leidingen, de plan-ning van werkzaamheden en de technische voorzieningen;

  • 6.0.8

    Project: project dat onderdeel is van een provinciaal investerings- of onder-houdsprogramma;

  • 6.0.9

    Projectleider (PL): degene die verantwoordelijk is voor de realisering van het infrastructurele project van de provincie;

  • 6.0.10

    Verzoek tot het nemen van Maatregelen (VTM): het schriftelijk verzoek van de provincie aan netbeheerders tot het nemen van maatregelen, die nodig zijn in verband met een project, op basis van het DO. De verkeersmaatregelen zijn onderdeel van de te nemen maatregelen;

  • 6.0.12

    Vlekkenkaart: kaart waarop de PL het gebied van grondroering aangeeft en de graafdiepte.

  • 6.0.11

    Voorlopig Ontwerp (VO): het ontwerpplan van de PL, waarin de te nemen maatregelen voor kabels en leidingen in concept zijn omschreven of ingete-kend (NB: naast het VO voor kabels en leidingen, wordt in projecten het technisch ontwerp van de infrastructurele ingreep ook VO genoemd).

6.1 Algemeen

6.1.0 Reikwijdte en procesbeschrijving

  • a.

    Dit uitvoeringsprotocol is van toepassing op alle soorten kabels en leidingen, waar onder ook de telecomnetwerken. Het nemen van maatregelen voor kabels en leidingen is onderdeel van infrastructurele projecten. Het proces voor die werkzaamheden is gekoppeld aan beslissingsmomenten en termijnen en ver-deeld in de hierna beschreven projectfasen.

  • b.

    Bij kleinschalige projecten zijn de voorbereidende en uitvoerende fase meestal samengevoegd. Anderzijds is het soms nodig om vaker te overleggen met net-beheerders dan hierna beschreven. De CROW-richtlijn 500 is hierin een hulp-middel.

  • c.

    De PL start vroegtijdig met de inventarisatie en schat vooraf in welke risico’s zich voor kunnen doen ten aanzien van kabels en leidingen. De doorlooptijd voor het aanpassen van kabels en leidingen is één van die risico’s. Tijdens het werk is het van belang om alert te zijn op wijzigingen in planningen en vooraf een risico-inschatting te maken ten aanzien van de doorlooptijd.

  • d.

    De PL is bij Kabels en Leidingen Derden Categorie 2 verantwoordelijk voor een goede afstemming van de werkzaamheden.

  • e.

    In verband met Kabels en Leidingen Derden Categorie 3, zorgt de PL van de provincie ervoor dat bij het UAV-gc contract inzicht is verkregen in de wijze waarop de aannemende partij de uitvoeringscoördinatie verricht in relatie tot ka-bels en leidingen; hoe invulling zal worden gegeven aan het begrip maatschap-pelijk laagste kosten; welke taak de PL vervult in dit proces.

  • f.

    De genoemde termijnen houden rekening met de Tw. De beslissingen in dit uit-voeringsprotocol kunnen te maken hebben met ontheffingen en overeenstem-mingen.

  • g.

    Breed kabel- en leidingenoverlegEen (half)jaarlijks programmatisch overleg met kabel- en netbeheerders draagt bij aan een optimale afweging en planning van maatregelen bij provincie en net-beheerders en een grotere effectiviteit door bijvoorbeeld meer werk met werk.

6.2 Inventarisatiefase VO

6.2.0 Kabel en Leidingnetwerken

De PL doet zo spoedig mogelijk een oriëntatiemelding bij de Dienst, voorafgaand aan de start van een project, om te onderzoeken of een project samenvalt met de ligging van een landelijk of regionaal netwerk voor hoofdtransportleidingen, die al dan niet planologisch verankerd zijn in bestemmingsplannen. Maatregelen voor deze netwer-ken vergen meer voorbereidingstijd dan overige kabels en leidingen (relatie 6.2.4, categorie kabel of leiding). Soms zijn bovendien tijdstippen van toepassing waarin de levering van diensten via die netwerken niet onderbroken kan worden.

6.2.1 Onderzoek eigendom

De PL doet voor het projectgebied onderzoek naar eigendom en rechten van gron-den, waar onder:

  • -

    de eigendomspositie; wie is de eigenaar

  • -

    zijn er zakelijke rechten gevestigd

  • -

    zijn er pacht- of huurovereenkomsten van toepassing.

6.2.2 Onderzoek rechtsposities kabels en leidingen

De PL bepaalt ten eerste of kabels en leidingen in of buiten het beheergebied zijn gelegen. Binnen het beheergebied zijn de volgende rechtsposities mogelijk:

  • -

    ligging op basis van een (algemene) ontheffing van de provincie, waaronder ook de ligging op basis van overgangsrecht (zogenaamde fictieve ontheffing). Dit komt het meest voor

  • -

    ligging op basis van een zakelijk recht

  • -

    ligging op basis van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Pri-vaatrecht

  • -

    ligging op basis van de gedoogplicht zoals bedoeld in de Tw.

Buiten het beheergebied zijn de volgende rechtsposities mogelijk:

  • -

    ligging op basis van een zakelijke recht;

  • -

    ligging op basis van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Pri-vaatrecht

  • -

    ligging op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • -

    ligging op basis van een vergunning of ontheffing van een ander bestuursor-gaan, meestal in de openbare grond;

  • -

    ligging op basis van een gedoogplicht zoals bedoeld in de Tw.

Het liggingsrecht is sterk bepalend voor:

  • a.

    de procedure die moet worden gevolgd voor het laten verleggen van een kabel of leiding;

  • b.

    de kostenverdeling (schadevergoeding/nadeelcompensatie);

6.2.3 Knelpuntenanalyse

De PL maakt een knelpuntenanalyse aan de hand van:

  • -

    het projectgebied of schetsontwerp van het project

  • -

    de verwachte graafdiepte van de werkzaamheden, zoals neergelegd in de vlek-kenkaart;

  • -

    de inventarisatie van kabels en leidingen uit de Oriëntatiemelding bij de Dienst;

  • -

    de beoordeling van de Categorie Kabels en Leidingen Derden. Bij Categorie 0 is sprake van een dwangpunt. Zonodig vindt hierover al eerder informatie-uitwisseling plaats met de netbeheerder (relatie 6.2.0);

  • -

    andere geïnventariseerde bezwarende omgevingsfactoren, zoals eigendomspo-sities, aanwezigheid van folies, archeologische of cultuurhistorische beperkin-gen, bodemverontreinigingen etc.

  • -

    andere aspecten die van invloed zijn op de planning, zoals periodes waarin aan bepaalde netwerken geen maatregelen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld bij stormkeringen, evenementen of data met een piekbelasting in het gebruik.

6.3 Voorbereidende fase VO

6.3.0 het vooroverleg

De PL neemt het initiatief tot Vooroverleg met netbeheerders die niet door de Combi worden vertegenwoordigd en de Combi-coördinator (de laatste als er twee of meer partijen uit de Combi betrokken zijn bij het project), ten behoeve van het uitwisselen van projectinformatie en het gezamenlijk in beeld krijgen van knelpunten en oplos-singen. De PL stuurt hiervoor relevante informatie toe uit de inventarisatiefase. De voorbereidende fase is de basis voor het VO en leidt uiteindelijk tot het DO.

6.3.1 Het verzoek tot vooroverleg

In het verzoek tot vooroverleg wordt netbeheerders gevraagd om aan de hand van de oriëntatiemelding van de provincie:

  • a.

    de juridische grondslag huidige ligging te verifiëren

  • b.

    de liggingsgegevens te verifiëren

  • c.

    een indicatie van de hoeveelheid en soort kabel en leidingen: lokaal, interlokaal, hoofdtransport (NB: getekende lijnen in de WION-oriëntatiemelding geven dik-wijls een bundel aan)

  • d.

    een door de netbeheerder aan te wijzen contactpersoon met mandaat

  • e.

    schriftelijk commentaar (vragen en opmerkingen) in te dienen, dat in het voor-overleg wordt besproken.

6.3.2 Gesprekspunten vooroverleg

Tijdens en op basis van dit overleg:

  • a.

    worden de categorieën bepaald voor verleggingen. Deze categorie-indeling is sterk bepalend voor de planning. De keuze voor een categorie is onder andere afhankelijk van de tijd die een aannemer/opdrachtnemer heeft voor de uitvoe-ring en de contractvorm (D&C): Het betreft in deze fase de Categorieën Kabels en Leidingen Derden 1, 2 en 3;

  • b.

    wordt gecheckt of de oriëntatiemelding compleet is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leidingen van Defensie of weesleidingen;

  • c.

    wordt een inventarisatie gemaakt van uitgangspunten en randvoorwaarden. Voor de aanbestedingsprocedure van het project zal in ieder geval rekening worden gehouden met:

    • -

      de resultaten uit het Vooroverleg

    • -

      een langere doorlooptijd bij meer ontwerpvrijheid in het provinciaal werk, voor maatregelen voor kabels en leidingen

    • -

      het VO;

  • d.

    worden de gevolgen van het project door de netbeheerder beoordeeld, ten aan-zien van de bedrijfsvoering van netwerken (continuïteit levering) en beheers-baarheid (mogelijkheid tot plegen onderhoud);

  • e.

    worden aanvullende gegevens geleverd over de ligging (zo mogelijk met z-coördinaten) en zonodig met technische specificaties (materiaal, ouderdom etc);

  • f.

    op basis van dit overleg maken de netbeheerders een VO c.q. voorlopig verleg-gingsplan, inclusief kostenraming op hoofdlijnen en tijdsplanning, eventueel met een voorstel voor kostenverdeling per kabel of leiding met provincie en met eventueel andere overheden;

  • g.

    worden de verleggingen per kabel of leiding afhankelijk van de projectomvang, volgordelijk in tijd ingepland door de PL en de coördinator van netbeheerders en worden essentiële mijlpalen in de planning aangegeven;

  • h.

    worden bij kabels en leidingen Derden Categorie 1 voor een nieuwe ligging bui-ten het beheergebied, door de PL de overleggen met Derden gevoerd voor het realiseren van een nieuw tracé voor de kabel of leiding;

  • i.

    worden afspraken gemaakt over communicatielijnen, zowel intern binnen het project als extern richting omgeving en specifieke belanghebbende partijen;

  • j.

    worden afspraken gemaakt over de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het ontwerp en de uitvoering van kabels en leidingen, als werkzaamheden door de netbeheerder wordt uitbesteed.

6.3.3 Verzameltekening

Op basis van de WION-oriëntatiemelding en de aanvullende (technische) gegevens die zijn verzameld tijdens het Vooroverleg, wordt door de PL een Verzameltekening opgesteld. Kabels en leidingen worden voorzien van objectcodes waaruit discipli-ne/medium, objectbeheer en ligging kunnen worden afgeleid.

6.3.4 Aanvullend onderzoek

Op basis van de knelpuntenanalyse kan het nodig zijn om aanvullend onderzoek te verrichten. Dit betreft onder meer:

  • a.

    kritieke locaties van netwerken die conflicteren met het infrastructurele ontwerp. Een minimaal te nemen maatregel is aanvullend onderzoek naar de precieze ligging van kabels of leidingen. Mogelijk is door dit onderzoek het conflict weg te nemen. De kosten van het aanvullend onderzoek worden evenredig toegere-kend aan alle relevante partijen, te weten de netbeheerder(s) die betrokken zijn bij een kritieke locatie en de provincie;

  • b.

    het waar nodig door de provincie inzicht bieden in bodemverontreiniging.

6.3.5 Kaders voor de kostenverdeling

Voor de kostenverdeling van de te nemen maatregelen voor kabels en leidingen worden de volgende kaders toegepast:

  • -

    de Tw

  • -

    de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân

  • -

    het Handboek kabels en leidingen (Hoofdstuk 3 artikel 3.2.9)

  • -

    indien van toepassing: gemeentelijke verordeningen of regelingen.

6.3.6 Beperken kosten en hinder

Alle bij het VO of verleggingsplan betrokken partijen spannen zich in om kosten en overlast voor een ieder zoveel mogelijk te beperken, door een optimale afstemming van verleggingswerkzaamheden.

6.3.7 Het VTM

Na toetsing van het VO wordt door de PL een VTM aan de netbeheerders gestuurd. Dit is de formele start voor wettelijk vastgelegde termijnen op grond van de Tw. Het VTM omvat tenminste:

  • -

    een beschrijving van het project inclusief de planning;

  • -

    de technische noodzaak voor het nemen van maatregelen voor kabels en leidin-gen zoals bepaald in het VO;

  • -

    onderbouwing kostentoedeling;

  • -

    de datum waarop de kabel of leiding aangepast of verlegd dient te zijn;

  • -

    de onderliggende bevoegdheid van het verzoek;

  • -

    indien van toepassing, de mededeling dat de ontheffing wordt ingetrokken, met het verzoek om de gegevens van de nieuwe ligging in te dienen bij de provincie;

  • -

    de mogelijkheid voor bezwaar of beroep.

6.3.8 Aanwijzen kabel en leidingenstrook

Onderdeel van de reconstructie en indien van toepassing bij nieuw aan te leggen infrastructuur, is de afweging om in de nieuwe situatie kabels en leidingen onder te brengen in een aan te duiden kabel- en leidingenstrook, zoals bedoeld in Hoofdstuk 4 van dit Handboek. Dit zal onder meer afhankelijk zijn van:

  • a.

    de beschikbare ruimte binnen het projectgebied;

  • b.

    de mate waarin bestaande kabels en leidingen moeten worden verlegd (recon-structie);

  • c.

    de situatie bij de aansluitende (vaar-)wegvakken.

6.3.9 Geschillen

Als de uitvoering van het project in het gedrang komt, kunnen Gedeputeerde Staten overgaan tot intrekking van de ontheffing. Zonodig kunnen in de POS afspraken worden opgenomen over geschillen.

6.4 Vaststellende fase, het DO

6.4.1 Indienen DO

Binnen 6 weken na de dagtekening van het VTM, verzoekt de PL de netbeheerders om:

  • a.

    het DO of definitief verleggingsplan met de daarbij een kostenraming op postni-veau in te dienen;

  • b.

    indien van toepassing aan te geven of en voor welk deel van de kosten sprake is van nadeelcompensatie of schadevergoeding.

6.4.2 Het DO

Het DO of definitieve verleggingsplan bevat:

  • -

    de gemaakte afspraken en uitgangspunten uit het VO

  • -

    elk ingebracht DO per netbeheerder die door de PL zijn samengebracht en ge-toetst aan het VO. Bij afwijkingen tussen DO en VO neemt de PL contact op met de betreffende netbeheerder voor een correctie

  • -

    de technische oplossingen met kostenraming conform bijlage A

  • -

    de planning van werkzaamheden, waarbij rekening is gehouden met wettelijke termijnen zoals neergelegd in de Tw. Dit betekent dat de werkzaamheden star-ten na maximaal dertien weken na toezending van het VTM. In de praktijk is maatwerk mogelijk en kunnen hierover afwijkende afspraken worden gemaakt;

  • -

    een omschrijving van de werkzaamheden die de netbeheerder voor eigen reke-ning worden uitgevoerd.

6.4.3 De POS

De POS wordt door de PL aan de netbeheerders gestuurd. De POS omvat tenmin-ste:

  • a.

    het DO en de hierin gemaakte afspraken;

  • b.

    indien van toepassing, wordt in de POS de hoogte van de te vergoeden na-deelcompensatie genoemd;

  • c.

    de POS maakt onderdeel uit van het UAV-gc contract, indien van toepassing.

6.4.4 Contactpersonen

De netbeheerder zorgt dat de planning van de werkzaamheden bekend is bij de aan-nemer van de netbeheerder en dat de juiste contactpersonen bekend zijn bij de PL of de opdrachtnemer bij uitbesteding (UAV-gc);

6.5 Uitvoerende fase

6.5.0 Uitvoeringsoverleg

Bij verleggingen waarbij tijdsafhankelijkheid bestaat van werkzaamheden tussen uit-voerende partijen, organiseert de projectleider een Uitvoeringsoverleg, waarbij ten-minste de volgende zaken aan de orde komen:

  • a.

    alle partijen worden voorzien van dezelfde (technisch) startinformatie;

  • b.

    alle betrokken aannemers worden ingelicht omtrent de ligging van de zich in en nabij het werk bevindende kabels en leidingen;

  • c.

    er wordt een gezamenlijke risico-inventarisatie opgesteld waarbij o.a. rekening wordt gehouden met afwijkingen en stagnaties tijdens de Uitvoering;

  • d.

    er worden afspraken gemaakt over opname, herstel en oplevering van het werk-terrein en er worden opslagterreinen aangewezen.

6.5.1 De Uitvoering

Alle partijen zijn verantwoordelijk voor de resultaatsverplichtingen zoals neergelegd in het DO en POS, voor het tijdig verrichten van werkzaamheden aan kabels of leidin-gen of de hierbij horende voorbereidende werkzaamheden, dan wel de gevolgen bij het niet nakomen hiervan, als blijkt dat partijen deze resultaatsverplichting in redelijk-heid niet correct heeft ingevuld.

6.5.2 Aanvullende bepalingen Uitvoeringsfase

Op de uitvoering zijn de volgende regels van toepassing:

  • 1.

    de werkzaamheden starten na maximaal dertien weken, tenzij anders is over-eengekomen, na het in 6.4.3 genoemde VTM;

  • 2.

    de netbeheerder is verplicht om gemotiveerd schriftelijk verslag uit te brengen bij verwachte afwijkingen:

    • a.

      van de in het verleggingsplan neergelegde planning;

    • b.

      van de verleggingskosten met meer dan 10% of meer dan € 35.000,=.

  • 3.

    na het gereed komen van de werkzaamheden stelt de netbeheerder de PL bin-nen vijf dagen op de hoogte van het feit dat de kabel of leiding is aangepast (ou-de kabel of leiding is geruimd en het terrein is voor wat betreft de kabel of leiding functievrij, tenzij anders is overeengekomen);

  • 4.

    partijen gaan vertrouwelijk om met elkaars informatie;

  • 5.

    de netbeheerder vrijwaart Gedeputeerde Staten voor schade ontstaan als gevolg van een onrechtmatige daad door de netbeheerder tegen een derde in het kader van de uitvoering van het DO.

6.6 Specificatie berekening nadeelcompensatie

  • 1.

    Voor alle partijen die voor nadeelcompensatie of schadevergoeding in aanmer-king komen, bestaat de verplichting tot het bijhouden van een projectadministra-tie waaruit de toerekening van (delen) van kosten aan de werkzaamheden blijkt;

  • 2.

    Bij nadeelcompensatie is geen sprake van een door de provincie af te nemen dienst of prestatie. Daarom maakt BTW geen onderdeel uit van de te verreke-nen kosten;

  • 3.

    Bij een geraamd bedrag <€5035.000,= excl BTW, kan een overeenstemming op vaste prijs worden afgesloten; de te vergoeden kosten worden vooraf vastge-steld door middel van het opstellen van een eindspecificatie op postniveau con-form bijlage D. Na afronding van het werk hoeft er geen verantwoording te wor-den afgelegd en kan de eindfactuur worden ingediend zonder het overleggen van een dossier;

  • 4.

    De voorlopige vergoeding wordt vastgelegd op basis van het definitief verleg-gingsplan, de daarbij behorende kostenraming en de op dat moment bekend zijnde rechtsposities. Tussentijdse facturering conform 6.7;

  • 5.

    De definitieve vergoeding wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten op basis van de onderling geaccepteerde rechtsposities en de werkelijk door de netbe-heerder gemaakte projectkosten;

  • 6.

    Uit de eindspecificatie (conform bijlage D) en de daarbij horende stukken zijn de toerekenbare kosten te herleiden. Hiertoe dient inzicht te worden geboden in tenminste de volgende aspecten:

    • a.

      technische omschrijving c.q. bestek waarvoor de netbeheerder opdracht heeft gegeven;

    • b.

      gunning:

      • a.

        bij aanbesteding in concurrentie:

        • i.

          overzicht van inschrijvers en offertebedrag.

        • ii.

          motivering indien niet aan de laagste inschrijver is gegund;

        • iii.

          kopie van de inschrijfstaat van de gegunde aanbieding.

      • b.

        bij aanbesteding via raamcontract:

        • i.

          inschrijfstaat voor het bestek conform het raamcontract

        • ii.

          motivering waarom via raamcontract is gegund.

    • c.

      ondertekende opdrachtbrief;

    • d.

      revisietekeningen van het uitgevoerde werk;

    • e.

      meer- en minderwerk staten; per goedgekeurd meer/minderwerk de motiva-tie en een kopie van de goedgekeurde ondertekende bon;

    • f.

      externe kosten: Kopie van alle goedgekeurde en ondertekende facturen met een bewijs van betaling;

    • g.

      materiaalkosten: Materiaalkosten aantonen door middel van contractprijzen of facturen van bestellingen;

    • h.

      interne personeelskosten: Overzicht van bestede uren per functiegroep en gehanteerd tarief;

    • i.

      in geval van bijzondere rechten (zakelijk recht, eigendom, gedoogplicht ingevolge de Belemmeringenwet privaatrecht): kopieën van notariële akten.

  • 7.

    Bij de eindspecificatie (conform bijlage D) is een verklaring gevoegd van degene die voor het bedrijf verantwoordelijk is voor de jaarrekening en verklaart dat de externe kosten aan aannemer, de materiaalkosten en de interne kosten de wer-kelijke directe kosten zijn, inclusief eventuele externe kortingen en exclusief eventuele interne toeslagen;

  • 8.

    Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om voor de beoordeling van de bereke-ning van de vergoeding het nadeel van de netbeheerder, een externe accoun-tant in te schakelen. Deze kosten komen voor rekening van de netbeheerder;

  • 9.

    Indien sprake is van bundels kabels of leidingen, die aanwezig zijn op gelijke of verschillende rechtsposities, kunnen partijen overeenkomen dat voor alle betref-fende kabels of leidingen één vergoedingspercentage wordt gehanteerd, waar-door gecombineerde behandeling mogelijk is;

  • 10.

    Gedeputeerde Staten zullen een overzicht van de kadastrale tenaamstelling ver-schaffen aan de netbeheerder, die mede op basis van dat overzicht, gegevens aanlevert die dienen voor de onderlinge acceptatie van zakelijke rechten;

  • 11.

    Interne kosten worden verrekend tegen de door de netbeheerder normaliter ge-hanteerde kostprijs, dat wil zeggen het binnen het bedrijf gehanteerde externe verrekeningstarief. In het externe verrekeningstarief zijn overheadkosten en eventuele externe kortingen inbegrepen, maar geen winstmarges en/of risico-toeslagen;

  • 12.

    Vervolgschades voor derden als gevolg van het uit- en in bedrijf stellen, maken geen onderdeel uit van te verrekenen kosten door de provincie;

  • 13.

    Als de netbeheerder een kabel of leiding heeft verplaatst, maar de door Gedepu-teerde Staten aangekondigde werkzaamheden hebben niet plaatsgevonden of de plannen zijn achteraf gewijzigd, dan bestaat er een recht op vergoeding van de door de netbeheerder gemaakte projectkosten voor het gedeelte van de ver-legging dat niet noodzakelijk was. Hierbij kan een verrekening van voordelen plaatsvinden (oud voor nieuw, vergroten capaciteit etc.).

6.7 Facturering overeenkomsten op nacalculatie

  • 1.

    Betalingen dienen te worden voldaan binnen 30 dagen na datum van verzending van de factuur. Bij overschrijding van de termijn kan de wederpartij de wettelijke rente in rekening brengen;

  • 2.

    De voorlopige vergoeding wordt, met uitzondering van overeenstemmingen op vaste prijs, op basis van de werkelijk gemaakte kosten en de gerealiseerde voortgang tot maximaal 70% betaald. Bij het niet tijdig voldoen aan de termijnen voor de eindspecificatie, kan Gedeputeerde Staten, in overleg met de juridische toets door SOBD, besluiten tot terugvordering van het voorschot;

  • 3.

    Bij indiening van de tussentijdse factuur zal de netbeheerder de voortgang toe-lichten volgens bijlage B;

  • 4.

    Na de melding aan Gedeputeerde Staten dat de ligging van de kabel of leiding is aangepast (artikel 6.5.4), vindt facturering plaats:

    • -

      van de overeenstemming op vaste prijs;

    • -

      na toetsing van het dossier met de eindspecificatie nemen Gedeputeerde Staten een formeel besluit over de nadeelcompensatie dan wel de vergoe-ding conform de Onteigeningswet.

Ondertekening