Besluit van Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân van 30 juni 2020 houdende regels omtrent de subsidiëring van het herstel van biodiversiteit (Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân)

Geldend van 09-07-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân van 30 juni 2020 houdende regels omtrent de subsidiëring van het herstel van biodiversiteit (Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op het bepaalde in art. 1.3, vierde lid van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

overwegende dat het op grond van het bestuursakkoord 2019 – 2023 wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan herstel van biodiversiteit door middel van inspirerende voorbeeldprojecten in de provincie Fryslân;

besluiten:

de Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân als volgt vast te stellen:

Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

  • b.

    biodiversiteit: de soortenrijkdom aan planten, dieren of ecosystemen;

  • c.

    bodembiodiversiteit: ondergrondse biodiversiteit aan bodemorganismen die zorgen voor het bodemleven, dan wel een goede conditie van de bodem die bijdraagt aan een rijk soortendom van planten, dieren of ecosystemen;

  • d.

    burgerinitiatief: een subsidieaanvraag van of door één of meerdere natuurlijke personen zonder georganiseerd te zijn in een rechtsvorm;

  • e.

    herstelstrategie van biodiversiteit: wijze van aanpak gericht op herstel van de biodiversiteit in de provincie Fryslân, door middel van verbetering van de kwaliteit van leefgebieden van soorten van planten of dieren met extra aandacht voor de kwetsbare of beschermde soorten van Fries belang of via versterking van de verbinding tussen biodiversiteit en de samenleving of de verbinding tussen biodiversiteit en economische sectoren;

  • f.

    Hotspotkaart insectennetwerk: deze kaart is onderdeel van de handreiking van Van Hall Larenstein die in het kader van het in kaart brengen van potentievolle leefgebieden voor de verbetering van het insectennetwerk is ontwikkeld;

  • g.

    natuurinclusief ontwerpen: ontwerpen voor de inrichting van een gebied waarbij herstel van de biodiversiteit wordt nagestreefd en integraal deel van uitmaakt;

  • h.

    soorten van Fries belang: provinciale lijst met beschermde, kwetsbare of bedreigde soorten van planten of dieren die voor Fryslân een speciale betekenis hebben;

  • i.

    voorbeeldproject: een project dat een voorbeeldfunctie heeft in het herstellen of vergroten van biodiversiteit in een bepaald leefgebied van planten- of diersoorten, of in het ontwikkelen of uitdragen van een plan van aanpak daarvoor, door andere partijen dan de aanvrager tot navolging te bewegen en waarin daarvoor nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan vastlegging en het overdragen van de projectresultaten aan anderen.

Artikel 2. Doel van de regeling

Met deze regeling wordt beoogd om het herstel van de biodiversiteit in de provincie Fryslân te stimuleren door specifiek in te zetten op voorbeeldprojecten die zich richten op het ontwikkelen, toepassen of uitdragen van een herstelstrategie van biodiversiteit.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of een rechtsvorm.

Artikel 4. Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan een project gericht op het herstel van biodiversiteit, bestaande uit één of meerdere van de volgende activiteiten, zonder betrekking te hebben op een burgerinitiatief:

    • a.

      het bedenken en vormgeven van een verbeterde toepassing of innovatie van een herstelstrategie van biodiversiteit;

    • b.

      het toepassen in de praktijk van een verbeterde toepassing of innovatie van een herstelstrategie van biodiversiteit;

    • c.

      het vormgeven of verbeteren van kennisoverdracht van de resultaten van de onder a of b genoemde activiteit;,

    • d.

      bijdragen aan het vormgeven of verbeteren van samenwerking tussen partijen die structureel betrokken zijn bij de uitvoering van een onder a of b genoemde activiteit.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt aan een project gericht op het herstel van biodiversiteit specifiek gericht op de verbetering van de insectenstand en dat betrekking heeft op een in de Hotspotkaart insectennetwerk genoemde witte vlek en geen betrekking heeft op een burgerinitiatief.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt aan een project gericht op het herstel van bodembiodiversiteit, bestaande uit één of meerdere van de in het eerste lid genoemde activiteiten, zonder betrekking te hebben op een burgerinitiatief.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ontvangen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 6. Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum van ontvangst die datum is waarop de aanvraag volledig is.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 7. Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit zoals vermeld in artikel 4 wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag betreft slechts één of meerdere van in hetzelfde lid van artikel 4 genoemde activiteiten;

  • b.

    de herstelstrategie van biodiversiteit in een activiteit zoals genoemd in artikel 4, eerste lid, is gericht op één of meerdere van de volgende doelstellingen:

    • 1°.

      herstel basiskwaliteit of samenhang van een leefgebied van planten- of diersoorten zodanig dat de soortenrijkdom optimale omstandigheden heeft om zich te herstellen of te ontwikkelen en er speciale aandacht is voor kwetsbare of beschermde planten- of diersoorten, zoals soorten van Fries belang;

    • 2°.

      versterking van de verbinding tussen landbouw, economie of natuur, zodanig dat biodiversiteit een vanzelfsprekende plek heeft in economische activiteiten of het beheer van infrastructuur in een leefgebied van planten- of diersoorten;

    • 3°.

      versterken van de bewustwording van biodiversiteit in de samenleving, zodanig dat de betrokkenheid van de samenleving bij de leefomgeving groeit; of

    • 4°.

      natuurinclusief ontwerpen.

  • c.

    om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt voldaan aan het criterium dat de activiteit bijdraagt aan het herstel van de basiskwaliteit in of de samenhang van het leefgebied van insecten dat door Van Hall Larenstein in de Hotspotkaart insectennetwerk als witte vlek is benoemd;

  • d.

    om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt voldaan aan één of beide van de volgende twee criteria:

    • 1°.

      de uit te voeren activiteit richt zich op het inzichtelijk maken of onderzoeken van de effecten van een specifiek gebruik van de bodem, zoals naar landbouwtype, op die bodembiodiversiteit; of

    • 2°.

      de uit te voeren activiteit richt zich op het verbeteren of herstel van de bodembiodiversiteit.

  • e.

    de aanvraag betreft een voorbeeldproject waarvan de resultaten zichtbaar en actief worden uitgedragen;

  • f.

    het project is gericht op continuïteit of duurt voort na afronding van de gesubsidieerde uitvoeringsperiode voor een termijn van tenminste vijf jaar.

Artikel 8. Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Asv 2013, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • b.

    de activiteit niet voldoet aan één of meerdere van de toetsingscriteria, zoals bedoeld in artikel 7;

  • c.

    er gegronde reden bestaat dat de activiteit in financiële, organisatorische, technische of planologische zin niet haalbaar is;

  • d.

    voor dezelfde activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder een subsidie door de provincie Fryslân of een andere instantie is verstrekt;

  • e.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten de aanvraagperiode zoals vermeld in artikel 5;

  • f.

    dezelfde aanvrager reeds eerder een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling voor één of meerdere van in hetzelfde lid van artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

Voor zover deze noodzakelijk en adequaat zijn en een directe relatie hebben tot en bijdrage leveren aan de in artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten komen alle kosten in aanmerking, met uitsluiting van de kosten genoemd in artikel 10.

Artikel 10. Niet - subsidiabele kosten

In aanvulling op hetgeen bepaald is in artikel 1.10 van de Asv 2013 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    overheadkosten of administratiekosten met betrekking tot de uitvoering van de subsidiabele activiteit;

  • b.

    kosten die verband houden met reguliere werkzaamheden van of regulier onderhoud door de aanvrager of andere deelnemende partijen.

  • c.

    personeelskosten van eigen personeel van de aanvrager;

  • d.

    kosten van vrijwilligersuren;

  • e.

    kosten voor het indienen van een subsidieaanvraag bij de provincie;

  • f.

    kosten die reeds volledig gedekt zijn door de aanvrager zelf of door derden;

  • g.

    onvoorziene kosten.

Artikel 11. Maximale subsidie en subsidiepercentage

De subsidie voor één of meerdere activiteiten als bedoeld in artikel 4 bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 24.500.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de Awb en de artikelen 2.13 en 2.14 van de Asv 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • 1.

    het project binnen een termijn van 12 maanden vanaf de datum van de subsidieverstrekking te realiseren;

  • 2.

    indien niet voldaan kan worden aan de in het eerste lid genoemde verplichting kan de uitvoeringstermijn van het project met maximaal zes maanden worden verlengd wanneer hiertoe een schriftelijk en onderbouwd verzoek wordt ingediend minimaal één maand voorafgaand aan het aflopen van de termijn;

  • 3.

    de kosten van de gesubsidieerde activiteit zelf te maken en te betalen;

  • 4.

    de subsidieontvanger kan worden verplicht het eindresultaat van de gesubsidieerde activiteit of een activiteitenverslag hiervan aan de provincie Fryslân ter beschikking te stellen teneinde het karakter van voorbeeldproject hiervan onder de aandacht van de mienskip te kunnen brengen;

  • 5.

    desgevraagd na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit, facturen en betaalbewijzen ten aanzien van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen en voor zover mogelijk foto’s van het behaalde resultaat.

Artikel 13. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt gepubliceerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 30 juni 2020,

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris R.E. Bouius-Riemersma, MBA MCM

Toelichting Subsidieregeling herstel biodiversiteit Fryslân

Algemene toelichting

Inleiding

De provincie is wettelijk -nu nog in de Wet natuurbescherming 2017, straks in de Omgevingswet-verantwoordelijk voor het beschermen, behouden en verbeteren van biodiversiteit. In het Natuurpact dat in 2014 is afgesloten met het Rijk, zijn afspraken gemaakt over resultaten inclusief de budgetten. Het Natuurpact richt zich vooral op het realiseren van het Natuur Netwerk Nederland (hierna: NNN) en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (hierna: ANLb). Ondanks de inzet voor natuur via de uitvoering van het Natuurpact neemt de rijkdom aan planten- en diersoorten af. De oorzaak is de afname van oppervlak en kwaliteit van leefgebieden (in brede zin) en de verbindingen daartussen. Sommige leefgebieden (moerasgebieden) laten herstel zien, maar niet over het geheel. Met name kwetsbare en beschermde soorten vragen aandacht.

Herstel van de variëteit aan soorten, ecosystemen en landschappen is van belang voor een rijkere natuur én is ook de basis voor ons welzijn, onze recreatiesector en brede welvaart. Een levende en gevarieerde bodem en voldoende bestuivende insecten vormen de basis voor een gezonde en toekomstbestendige voedselproductie.

In het bestuursakkoord 2019-2023 is, onder beoogd resultaat 9, aangegeven dat er vanwege de neergaande trend in de biodiversiteit een herstelprogramma biodiversiteit gemaakt zal worden. Op 11 februari 2020 is door GS de Startnotitie herstelprogramma biodiversiteit vastgesteld. Daarin wordt geschetst hoe dit programma tot stand komt. Vooruitlopend op het op te stellen programma biodiversiteit is er onder meer voor gekozen om al in 2020, voortlopend op het herstelprogramma biodiversiteit, een subsidieregeling open te stellen gericht op een open doelgroep, gericht op het subsidiëren van projecten die in lijn zijn met de uitgangspunten van het programma biodiversiteit, om zo kennis op te doen met voorbeeldprojecten in het herstel van biodiversiteit. Ook blijkt dan waar kansen en knelpunten leven. Daar kan met de nadere uitwerking van het herstelprogramma biodiversiteit op worden ingespeeld.

De Subsidieregeling herstel biodiversiteit is gericht op drie beleidsthema’s, namelijk (a) herstel biodiversiteit algemeen, (b) herstel biodiversiteit specifiek gericht op de verbetering van de insectenstand en (c) herstel bodembiodiversiteit. De beleidsachtergrond hiervan wordt hierna toegelicht.

(a) Beleidsachtergrond herstel biodiversiteit algemeen

Zowel binnen als buiten natuurgebieden staat de biodiversiteit in de provincie Fryslan onder druk. Deze druk wordt veroorzaakt door het huidige beheer, de inrichting en gebruik van de ruimte en de negatieve invloed daarvan op de soortenrijkdom (biodiversiteit van Fryslan). Herstel van biodiversiteit vergt het uitvoeren van maatregelen of projecten waarin aan de slag wordt gegaan met verbeteringen in dat beheer, die en dat gebruik.

(b) Beleidsachtergrond herstel biodiversiteit specifiek gericht op de verbetering van de insectenstand en dat betrekking heeft op een in de Hotspotkaart insectennetwerk genoemde witte vlek

De insectenpopulatie is de laatste decennia sterk afgenomen. Dit is niet alleen in onze provincie het geval, maar in heel West-Europa. De reden hiervan is complex: inte¬n¬sivering van grondgebruik, gebruik van insecticiden, slechte uitwisselingsmogelijkheden tussen (insecten)natuurgebieden, intensief maaibeheer, etc. De mate waarin de teruggang wordt gemeten tussen diverse insectengroepen is divers, maar de algehele teruggang is duidelijk. Het landelijk gebied is in deze periode verarmd qua soorten, daarnaast is ook de totale insectenpopulatie hard achteruit gegaan. Ook zijn de gebieden waar insecten nog goed gedijen vaak geïsoleerde eilanden waartussen slechte verbindingen bestaan. In de provincie Fryslân zijn de laatste jaren diverse acties ondernomen welke (meestal indirect) de insectenstand versterken. Om die acties gerichter te maken is een opdracht verstrekt aan Van Hall Larenstein om dit netwerk in kaart te brengen en in een Hotspotkaart aan te geven waar de meeste potentie ligt in verbetering van biodiversiteit van insecten.

c) Beleidsachtergrond herstel bodembiodiversiteit

De fysische en biologische kwaliteit van de bodem is langere tijd onderbelicht gebleven. De inzet heeft zich de laatste decennia voornamelijk gericht op het verbeteren van de chemische kwaliteit. Vanuit het Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 is een transitie doorgemaakt waarbij het beschermen en benutten van de bodem centraal staat, kortom een systeembenadering waar de bodembiodiversiteit een belangrijk onderdeel vanuit maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • c.

    bodembiodiversiteit: ondergrondse biodiversiteit aan bodemorganismen wordt nagestreefd, om een gezonde en evenwichtige bodem te krijgen als basis voor biodiversiteit onder, op en boven het maaiveld. De organismen in de bodem op zowel macro- als microbiologisch niveau leveren een belangrijke bijdrage in de gezondheid en flexibiliteit van de bodem.

  • d.

    burgerinitiatief: is een idee van één of meerdere natuurlijke personen zonder in een rechtsvorm georganiseerd te zijn, om in de buurt of leefomgeving de biodiversiteit te verbeteren.

  • f.

    Hotspotkaart insectennetwerk : Er is een hotspotkaart die indicatief door Van Hall Larenstein voor ‘generalistische insectensoorten’ in Fryslân is opgesteld. Deze kaart is onderdeel van de handreiking van Van Hall Larenstein die in het kader van het inventariseren van potentievolle leefgebieden voor de verbetering van het insectennetwerk is ontwikkeld. Bij de verbetering van het insectennetwerk helpt deze handreiking bij vragen als:

    • -

      waar zijn voor insecten de beste kansen?

    • -

      wat kunnen we waar voor insecten doen?

    • -

      voor welke insecten?

    • -

      van waar naar waar?

  • De ambitie is om van de in kaart gebrachte witte plekken insectvriendelijke gebieden te maken. Deze worden met elkaar verbonden, waarmee er een insectennetwerk wordt gecreëerd.

    De handreiking van Van Hall Larenstein met de genoemde Hotspotkaart zijn te vinden op de website van de provincie Fryslân, www.fryslan.frl/subsidies.

  • h.

    soorten van Fries belang: het provinciaal beleid is erop gericht om uiterlijk in 2025 de neergaande lijn van de biodiversiteit in Fryslân om te zetten in een opgaande lijn. Die lijn wil de provincie voor de lange termijn vasthouden. Dit geldt voor natuurgebieden én voor het agrarisch en stedelijk gebied daarbuiten Het doel meten we af aan de lijst met soorten van Fries belang. Deze lijst is te vinden op de website van de provincie Fryslân, www.fryslan.frl/subsidies.

    Op deze lijst staan de beschermde soorten waarvoor provincie Fryslân een speciale betekenis heeft en die bedreigd zijn. Het aantal soorten op deze lijst moet elke 10 jaar afnemen met 20%. Dit wordt bereikt door soorten van deze lijst af te voeren door het verbeteren van het leefgebied van de soorten van Fries belang waardoor het aantal toeneemt. Voor de monitoring wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de Living Planet Index.1

  • i.

    Voorbeeldproject: een project dat zich nadrukkelijke richt op het vergroten of herstellen van de biodiversiteit in een bepaald leefgebied van planten- of diersoorten en daarin een voorbeeldfunctie kent voor de Friese samenleving. Door nadrukkelijk aandacht te besteden aan het vastleggen of over- of uitdragen van de projectresultaten wordt beoogd zoveel mogelijk actoren te enthousiasmeren voor navolging.

    Deze subsidieregeling beoogt voorbeeldprojecten in het herstel van biodiversiteit te stimuleren, zoals is bepaald in artikel 2 Doel van deze subsidieregeling.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan de genoemde doelgroepen: publiekrechtelijke rechtspersonen of privaatrechtelijke rechtspersonen of rechtsvormen. Voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn een aanvragende gemeente of het Wetterskip. Voorbeelden van rechtsvormen zijn: een maatschap, eenmanszaak, B.V., stichting, vereniging of een coöperatie. De doelgroep is daarmee in lijn met de Startnotitie biodiversiteit open geformuleerd. In de doelgroep zijn niet meegenomen één of meerdere natuurlijke personen, omdat het in artikel 1 bepaalde burgerinitiatief wordt gezien als een initiatief van onderop dat veel beter past bij de al bestaande en doorlopende mogelijkheid om hiervoor subsidie aan te vragen binnen de Subsidieregeling Iepen Mienskipfûns Fryslan.

Artikel 4. Subsidiabele activiteit

Er kan subsidie worden verstrekt aan een project, niet zijnde een burgerinitiatief, dat zich richt op (a) herstel van biodiversiteit, zoals gedefinieerd in artikel 1 onder b (eerste lid) of op (b) herstel van biodiversiteit specifiek gericht op de verbetering van de insectenstand (tweede lid) of specifiek gericht op (c) herstel van de bodembiodiversiteit (derde lid). De beleidsachtergronden hiervan zijn hierboven toegelicht in de algemene toelichting. Indien de activiteit van herstel van biodiversiteit plaatsvindt in de vorm van een burgerinitiatief dan wordt de aanvrager geacht aan te vragen via de Subsidieregeling Iepen Mienskipsfûns Fryslân 2020.

Voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op verbetering van de insectenstand vindt de activiteit plaats of heeft betrekking op een in de Hotspotkaart insectennetwerk genoemde witte vlek Voor zover de aanvraag ziet op herstel van de bodembiodiversiteit of biodiversiteit in algemene zin, dan betreft het project één of meer van de volgende subsidiabele activiteiten:

  • a.

    het bedenken en vormgeven van een verbeterde toepassing of innovatie van een herstelstrategie van biodiversiteit;

  • b.

    het toepassen in de praktijk van een verbeterde toepassing of innovatie van een herstelstrategie van biodiversiteit;

  • c.

    het vormgeven of verbeteren van kennisoverdracht van de resultaten van de onder a of b genoemde activiteit; of

  • d.

    bijdragen aan het vormgeven of verbeteren van samenwerking tussen partijen die structureel betrokken zijn bij de uitvoering van onder a of b genoemde activiteit.

Artikel 5. Aanvraag

De subsidieaanvraag moet worden ingediend met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier. Een aanvraag moet bestaan uit een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, vergezeld van alle in het aanvraagformulier voorgeschreven bijlagen.

Daarnaast moet de aanvraag worden ingediend binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.

Zoals in artikel 7 onder a is bepaald betreft de aanvraag slechts één of meerdere van in hetzelfde lid van artikel 4 genoemde activiteiten. De aanvraag wordt dus of voor het thema herstel biodiversiteit algemeen (artikel 4, eerste lid), of voor het thema herstel biodiversiteit gericht op verbetering insectenstand (artikel 4, tweede lid) of voor het thema herstel bodembiodiversiteit (artikel 4, derde lid) ingediend.

Artikel 6. Verdeelsystematiek

Aanvragen voor subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst. Hierbij wordt uitgegaan van de datum van ontvangst door de provincie Fryslân.

Als een aanvraag naar het oordeel van de provincie niet volledig is dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om deze aan te vullen. In dit geval geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag is aangevuld en volledig is.

Als meerdere aanvragen op dezelfde dag zijn binnengekomen en het subsidieplafond door verstrekking van subsidie wordt overschreden, dan wordt door middel van loting de rangschikking vastgesteld en daarmee bepaald welke aanvraag subsidie krijgt.

Artikel 7. Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een subsidiabele activiteit als omschreven in artikel 4 gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en wordt de subsidie geweigerd op grond van artikel 8 onder b.

Onderdeel a heeft als criterium dat de aanvraag één of meerdere van in hetzelfde lid van artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten betreft: de aanvraag wordt dus of voor herstel biodiversiteit algemeen (artikel 4, eerste lid), of voor herstel biodiversiteit gericht op verbetering insectenstand (artikel 4, tweede lid) of voor herstel bodembiodiversiteit (artikel 4, derde lid) ingediend. Deze activiteiten zijn bij artikel 4 nader toegelicht. Voldoet de aanvraag hier niet aan dan wordt de subsidie geweigerd.

In onderdeel b zijn de toetsingscriteria bepaald voor een subsidieaanvraag die zich richt op het herstel van biodiversiteit, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid. In onderdeel c worden de toetsingscriteria genoemd die gelden voor een subsidieaanvraag gericht op herstel van biodiversiteit via verbetering van de insectenstand (artikel 4, tweede lid) en in onderdeel d de toetsingscriteria voor het herstel van de bodembiodiversiteit (artikel 4, derde lid). Hierna wordt hier nader op ingegaan.

Onderdeel b toetsingscriteria activiteit herstelstrategie biodiversiteit algemeen

Indien er sprake is van de in artikel 4 in het eerste lid genoemde activiteit gericht op herstelstrategie biodiversiteit algemeen dan moet er tenminste aan één van de vier onder b genoemde doelstellingen worden voldaan. Deze doelstellingen zijn als beleidsdoelstellingen door Gedeputeerde Staten geformuleerd in de op 11 februari 2020 vastgestelde Startnotitie Herstelprogramma Biodiversiteit, getiteld “Biodiversiteit. Aan de slag, verbeteren en verbinden”.

De eerste in onderdeel b onder 1° genoemde doelstelling betreft “herstel basiskwaliteit of samenhang van een leefgebied van planten- of diersoorten zodanig dat de soortenrijkdom optimale omstandigheden heeft om zich te herstellen of te ontwikkelen en er speciale aandacht is voor kwetsbare of beschermde planten- of diersoorten, zoals soorten van Fries belang”.

Een belangrijke randvoorwaarde voor het behoud of herstel van de basiskwaliteit of samenhang van een leefgebied van planten- of diersoorten, zoals genoemd in deze doelstelling, is dat “de basis op orde” komt. Dat wil zeggen dat het natuurnetwerk met daarbinnen de Natura 2000-gebieden goed functioneren. En dat daarbinnen, maar ook daarbuiten, de kwaliteit en beschikbaarheid van water, van de luchtkwaliteit en de bodemkwaliteit goed zijn. En dat er kwalitatief goede verbindingen tussen de leefgebieden bestaan.

Met het hanteren van dit toetsingscriterium wil provincie Fryslân projecten stimuleren die blijvende verbeteringen aanbrengen ten behoeve van de verscheidenheid aan planten- of diersoorten of soortenrijkdom. Daarnaast wil de provincie stimuleren dat kennis over deze verbeteringen wordt doorgegeven aan andere initiatiefnemers

Leefgebieden voor soorten bevinden zich overal. In de aangewezen natuurgebieden, maar ook in de stad, in de dorpstuin, in het recreatiepark of in het agrarisch gebied.

Onderwerp van een aanvraag gericht op herstel basiskwaliteit of samenhang van een leefgebied van planten- of diersoorten zodanig dat de soortenrijkdom optimale omstandigheden heeft om zich te herstellen of te ontwikkelen en er speciale aandacht is voor kwetsbare of beschermde planten- of diersoorten, zoals soorten van Fries belang kan:

  • »

    zich richten op de optimalisering van het beheer binnen de natuurterreinen door het bevorderen van kennisuitwisseling (over de verspreiding van planten- of diersoorten en over verbetermogelijkheden van hun leefgebied) tussen de soortenorganisaties en de terreinbeheerders. Er wordt door zowel de terreinbeheerders als soortenorganisaties al veel georganiseerd om kennis te bevorderen (bijvoorbeeld. cursussen voor vrijwilligers). Maar met name de uitwisseling van ‘best practices’ zou tot betere resultaten kunnen leiden. » (bijvoorbeeld door het opzetten van een kennisnetwerk biodiversiteit).

  • »

    een bijdrage leveren aan meer maatwerk en verbeteringsmogelijkheden binnen de beheerpakketten ten behoeve van de soorten van Fries belang (bijvoorbeeld door te kijken naar ‘tussenbeheer’; kleinere ingrepen tussen het jaarlijks vast beheer en grootschaliger herstelbeheer in).

  • »

    bijdrage leveren aan de optimalisatie van natuurbeheer ten behoeve van de soorten van Fries belang zoals het vervolgen van de leefgebiedenaanpak van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb ).

  • »

    zich inzetten voor - buiten het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en de Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer- leefgebieden – samenwerking met de Mienskip in de aanpak van de “soorten van Fries belang via de aanpak van leefgebieden van gidssoorten.

  • »

    een voorstel doen voor de verbetering van leefgebieden van bepaalde soorten, als die tekortschieten, door een actieve soortenaanpak.

De tweede in onderdeel b onder 2° genoemde doelstelling betreft “versterken van de verbinding tussen landbouw of economie met natuur” is er op gericht dat biodiversiteit een vanzelfsprekende plek heeft in economische activiteiten en het beheer van infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn activiteiten in het kader van natuurinclusieve landbouw, circulaire economie, recreatie of het beheer van infrastructuur.

Onderwerp van een aanvraag gericht op versterken van verbinding tussen landbouw of economie met natuur kan:

  • »

    zich richten op de versterking van de relatie tussen natuur en de diverse economische sectoren. De mogelijkheden om economische ontwikkeling samen te laten gaan met investering in ons natuurlijk kapitaal willen we stimuleren. Speerpunten zijn de transitie naar een natuurinclusieve landbouw, recreatie ondernemen met natuur, groene bedrijventerreinen en de relatie met klimaatverandering. Het woord natuurinclusief betekent letterlijk: natuur inbegrepen. Het duidt op een manier van denken en doen waarin natuur altijd wordt ‘meegenomen’

  • »

    zich richten op het optimaliseren van het (berm) beheer van wegen, waarbij de continuïteit van dit beheer belangrijk is, en van sloten en vaarwegen (periodiek en gefaseerd beheer en eventueel herinrichting). Hiermee kunnen verbindingen tussen leefgebieden (natuurgebieden) tot stand worden gebracht en er wordt een bijdrage geleverd aan de biodiversiteit binnen en buiten natuurgebieden. Betrokken partijen kunnen hierbij bijvoorbeeld zijn: gemeenten, waterschappen, terreinbeherende organisaties of agrarische collectieven

  • »

    zich richten op samenwerking met gemeenten, agrarische collectieven of lokale natuurverenigingen om via een lokale/regionale aanpak een leefgebied van een planten- of diersoort te verbeteren, bijvoorbeeld door “gidssoorten” te kiezen. Ook kan gedacht worden aan initiatieven gericht op een natuurlijke overgang tussen bebouwd gebied naar het “open” landschap.

  • »

    kennis aanreiken aan of uitdragen van hierboven beschreven initiatieven bijvoorbeeld over planten- of diersoorten in een leefgebied die om extra aandacht vragen of suggesties doen voor gidssoorten die representatief zijn voor een bepaald leefgebied of voor mogelijk te treffen maatregelen die kunnen bijdragen aan het leefgebied van verschillende planten- of diersoorten.

De derde in onderdeel b genoemde doelstelling betreft “versterken bewustwording samenleving” en is gericht op het vergroten van de betrokkenheid van mensen bij het leefgebied van planten- of diersoorten door actieve inzet bij het herstel van biodiversiteit in de directe omgeving. Dit kan bijvoorbeeld via educatie of culturele uitingen of beheer en monitoring.

Onderwerp van een aanvraag gericht op versterken bewustwording samenleving kan:

  • »

    zich richten op het versterken van betrokkenheid of kennis van inwoners van provincie Fryslân. over biodiversiteit. Beleefbaarheid van de natuur, groene vrijwilligers, de verbinding met andere maatschappelijke thema’s en de verbinding van stad en landelijk gebied zijn daarbinnen speerpunten. De betrokkenheid en inzet bij natuurontwikkeling en herstel levert een bijdrage aan de versterking van de biodiversiteit.

De vierde in onderdeel b genoemde doelstelling is het stimuleren van natuurinclusief ontwerpen, zoals gedefinieerd in artikel 1, onder g, van de inrichting van een leefgebied van een plant- of diersoort, waarbij herstel van de biodiversiteit wordt nagestreefd en dit herstel integraal onderdeel van uitmaakt.

Onderwerp van een aanvraag gericht op natuurinclusief ontwerpen kan:

  • »

    zich richten op de relatie tussen de inrichting van leefgebieden en meekoppeldoelen gericht op herstel biodiversiteit. Te denken valt aan het waterbelang, waterberging, recreatie en beleving, landschapsherstel, energie en klimaat, gezond bodembeheer, het vastleggen van CO2 of het vasthouden van veen in de veenweiden. Hierin kunnen agrariërs of andere partijen een rol spelen.

Onderdeel c toetsingscritera activiteit herstel biodiversiteit verbetering insectenstand

Bij een subsidieaanvraag die gericht is op het herstel van biodiversiteit toegespitst op insecten moet voldaan worden aan het toetsingscriterium dat de activiteit bijdraagt aan het herstel van de basiskwaliteit in of de samenhang van het leefgebied van insecten dat door Van Hall Larenstein in de Hotspotkaart insectenstand als witte vlek is benoemd. Daarbij gaat het om het insectvriendelijk maken van de witte vlekken in de hiervoor genoemde hotspotkaart. De insectvriendelijke gebieden worden met elkaar verbonden, er wordt een insectennetwerk gecreëerd, waarbij de aandacht wordt gericht op die insecten die het meest kansrijk zijn voor het specifieke gebied. Ook kan worden bijgedragen aan de kwaliteiten van het insectennetwerk door een duurzaam beheer van het insectennetwerk te ontwikkelen.

Onderwerp van een aanvraag gericht op herstel biodiversiteit door verbetering insectenstand kan:

  • »

    een project zijn dat zich richt op bijvoorbeeld het creëren van een bijenlint waarbij via een aaneenschakeling van initiatieven, en waarbij de overlevingskansen van de bij dit gebied passende insectensoorten, worden bevorderd. Dit kunnen onder andere tuinen of landschappen zijn met daarin bijvriendelijke beplanting of bijenhotels. Ook kunnen er bijvoorbeeld maatregelen voor het blijvende beheer van het insectennetwerk worden ontwikkeld.

Onderdeel d toetsingscritera activiteit herstel bodembiodiversiteit

In onderdeel d twee toetsingscriteria genoemd voor een subsidieaanvraag die gericht is op het herstel van de bodembiodiversiteit. Er moet daarbij voldaan worden aan één van de twee genoemde toetsingscriteria.

Onderwerp van een aanvraag gericht op bodembiodiversiteit kan zijn:

  • »

    onderzoek naar de microbiologie in de bodem. Door middel van het vaststellen en onderzoeken van DNA van de bodem kan de conditie en flexibiliteit worden vastgesteld. Dit heeft invloed op het verbeteren van de micro-organismen in de bodem, die ook weer zijn invloed heeft op de macro-fauna in de bodem, namelijk de wormen e.d., die vervolgens weer invloed heeft op organische stof en de biodiversiteit bovengronds.

  • »

    een project dat gericht is op bodemverbeteringsactiviteiten, zoals het bevorderen van organische stoffen in de bodem.

Onder e is het toetsingscriterium opgenomen dat de subsidieaanvraag een voorbeeldfunctie moet hebben waarvan de resultaten actief worden uitgedragen. De aanvraag zal een vernieuwend karakter dienen te hebben, namelijk een verbeterde toepassing of innovatie van de herstelstrategie van de biodiversiteit, waarmee de aanvraag een voorbeeldfunctie heeft in het stimuleren van andere actoren om hetzelfde te gaan doen in het herstellen van de biodiversiteit. Daarom moet het project tot zichtbare en actief uit te dragen resultaten leiden.

Onder f is als toetsingscriterium opgenomen dat het project erin voorziet dat het ontwerp van de herstelstrategie van biodiversiteit dan wel de concrete toepassing of uitvoering daarvan tenminste nog 5 jaar beschikbaar blijft dan wel in stand wordt gehouden.

Voor het versterken van de continuïteit kan worden gedacht aan beheermaatregelen die onderdeel kunnen worden gemaakt van regulier beheer of van jaarlijkse programma’s, of aan activiteiten die na concrete toepassing of uitvoering geadopteerd worden door scholen, gemeenten of terreinbeheerders door de activiteiten onderdeel te laten uitmaken van reguliere activiteiten of van jaarlijkse programma’s.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Een aanvraag komt niet voor subsidieverstrekking in aanmerking als er sprake is van een weigeringsgrond. Is daar sprake van en heeft de subsidieaanvraag betrekking op een in artikel 4 genoemde activiteit, dan kan er op grond van deze subsidieregeling geen subsidie worden verstrekt. In aanvulling op artikel 2.7 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht is een aantal weigeringsgronden opgenomen.

Onderdeel a gaat in op de doelgroep van de regeling. Deze is bepaald in artikel 3 en nader toegelicht in de toelichting bij dit artikel. Wanneer de aanvrager hier niet onder valt, wordt de aanvraag geweigerd. Onderdeel b verwijst naar de toetsing aan de hand van de in artikel 7 genoemde criteria. Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meerdere van deze criteria wordt de subsidie geweigerd.

Onderdeel c bepaalt dat een aanvraag geweigerd kan worden als er een goede reden bestaat dat een activiteit niet haalbaar is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat een activiteit onvoldoende (financieel) onderbouwd is, niet realistisch is, er twijfel is over de financiële haalbaarheid, het plan planologisch niet haalbaar is etc.

Onderdeel d. maakt duidelijk dat een aanvraag voor subsidieverstrekking voor een activiteit die reeds eerder door de Provincie Fryslân of door een andere instantie is gesubsidieerd, wordt geweigerd, ten einde cumulatie aan subsidies te voorkomen en de diversiteit van subsidieerde projecten te stimuleren. Aanvragen die na de aanvraagperiode worden ontvangen worden geweigerd. Hierover gaat de weigeringsgrond in onderdeel e.

Ten slotte geeft onderdeel f in aanvulling op onderdeel d een weigeringsgrond indien er aan dezelfde aanvrager reeds op grond van deze regeling aan één of meerdere van in hetzelfde lid van artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten subsidie is verstrekt. Het betreft dan een reeds gehonoreerde subsidieaanvraag in het kader van deze regeling voor hetzelfde thema als waarop ook de nieuwe aanvraag is gericht: herstel biodiversiteit algemeen (artikel 4, eerste lid), of op herstel biodiversiteit gericht op verbetering insectenstand (artikel 4, tweede lid) of op herstel bodembiodiversiteit (artikel 4, derde lid). Per genoemd thema kan er dus ten hoogste één aanvraag in het kader van deze subsidieregeling per aanvrager worden gehonoreerd.

Artikel 10. Niet-subsidiabele kosten

In dit artikel worden de niet-subsidiabele kosten opgesomd die begroot kunnen worden in een aanvraag Dit betreft een niet limitatieve opsomming van niet-subsidiabele kosten, aangezien kosten zoals genoemd in artikel 1.10 van de Asv 2013 eveneens niet voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 11. Maximale subsidie en subsidiepercentage

Een aanvrager kan voor een subsidiabele activiteit zoals genoemd in artikel 4. maximaal 75% van de subsidiabele kosten als bijdrage uit deze regeling krijgen, met een maximum van € 24.500. De totale subsidiabele kosten worden bepaald door de niet-subsidiabele kosten (zie artikel 10) van de totale kosten van de activiteit af te trekken.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel wordt in het eerste lid de maximale termijn van projecten geregeld. Projecten mogen een maximale looptijd van een jaar hebben, gerekend vanaf de datum van de subsidiebeschikking. Wanneer de subsidieontvanger dit niet denkt te halen, moet de subsidieontvanger, voordat de termijn verstreken is, bij ons schriftelijk een verzoek indienen voor verlenging van de looptijd van het project. De termijn kan dan met maximaal zes maanden worden verlengd, zoals is bepaald in het tweede lid. Zoals bepaald in artikel 2 van de regeling is het doel met deze subsidieregeling het herstel van de biodiversiteit in de provincie Fryslân te stimuleren door specifiek in te zetten op voorbeeldprojecten die zich richten op het ontwikkelen, toepassen of uitdragen van een herstelstrategie van biodiversiteit. Daarom is in het vierde lid als doelgebonden verplichting bepaald dat de subsidieontvanger verplicht kan worden het eindresultaat van de gesubsidieerde activiteit of een activiteitenverslag hiervan aan de provincie Fryslân ter beschikking te stellen.


Noot
1

De Nederlandse Living Planet Index (LPI) geeft de gemiddelde trend weer in de populatie-omvang van de inheemse soorten broedvogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën, dagvlinders, libellen, zoetwatervissen en zeevissen