Regeling vervallen per 31-07-2021

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent het stimuleren van cultuur (Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie)

Geldend van 13-02-2021 t/m 30-07-2021 met terugwerkende kracht vanaf 08-02-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent het stimuleren van cultuur (Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op het bepaalde in art. 1.3 van de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

besluiten:

de Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie voor culturele activiteiten in Fryslân als volgt vast te stellen:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie Ontwikkeling en Innovatie die Gedeputeerde Staten adviseren over de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen;

  • b.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Culturele productie: productie, project en/of presentatie op het gebied van muziek, beeldende kunst, theater, film en animatie, fotografie, dans of een mengvorm daarvan;

  • e.

    Deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk en ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • f.

    Erkende cursus of training: een cursus of training die gegeven wordt door een deskundige die ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • g.

    Projectplan: een overzicht van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, met daarbij een begroting van het project en een risicoparagraaf waarin wordt aangegeven wat de risico’s van de productie of het programma zijn en hoe wordt omgegaan met deze risico’s.

  • h.

    Reguliere activiteiten: alle activiteiten die te maken hebben met de normale, reeds bestaande, bedrijfsvoering van de aanvrager.

Artikel 1.2 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel te komen tot kwalitatief hoogwaardige, innovatieve en experimentele culturele activiteiten in Fryslân.

Artikel 1.3 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend binnen de in het openstellingsbesluit vastgestelde aanvraagperiode, waarbij geldt dat een aanvraag tijdig is ingediend indien deze uiterlijk op de laatste in het openstellingsbesluit genoemde datum is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met de door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde aanvraagformulieren.

  • 3. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het aanvraagformulier volledig is ingevuld en de op het aanvraagformulier vermelde bijlagen bevat.

  • 4. De datum waarop een aanvraag volledig is geldt als datum van binnenkomst.

Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de Asv 2013 komen niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Kosten voor reguliere activiteiten;

    • b.

      Reguliere loonkosten van medewerkers;

    • c.

      Aanschaf van muziekinstrumenten die niet specifiek voor een bepaalde culturele productie bedoeld zijn;

    • d.

      Aanschaf van kleding/uniformen die niet specifiek voor een bepaalde culturele productie bedoeld zijn;

    • e.

      Activiteiten gericht op het ontwikkelen van cultuur-educatief aanbod in het basis- en middelbaar onderwijs;

    • f.

      CAO reparaties;

    • g.

      Kosten van rente, bankdiensten, financieringen en gerechtelijke procedures;

  • 2. Voor aanvragen op basis van artikel 2.2 lid 3 geldt dat reis- en verblijfkosten niet voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Asv 2013 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    De aanvrager niet valt binnen de doelgroep van deze regeling;

  • b.

    De subsidiabele activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • c.

    Een aanvraag ontvangen wordt buiten de aanvraagperiode zoals vermeld in het openstellingsbesluit;

  • d.

    Het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan het minimale subsidiebedrag als bedoeld in artikel 2.3 of artikel 3.4;

  • e.

    De hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de totale begroting of de beoogde resultaten van het project;

  • f.

    De aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

  • g.

    Er gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is;

  • h.

    De aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval wordt verstaan het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

  • i.

    De aanvrager in de aanvraag zoals bedoeld in paragraaf 3 niet verklaart dat hij de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie onderschrijft, en dat hij aansluit bij bestaande afspraken over honorering en de sociale dialoog tussen werkgevers-opdrachtgevers en werknemers-opdrachtnemers;

  • j.

    De aanvraag voor activiteiten zoals genoemd in paragraaf 3 minder dan 50 punten scoort.

  • k.

    Voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten, dan wel een deel van de activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie of subsidie op basis van deze regeling door de provincie Fryslân is verstrekt;

Paragraaf 2. Ontwikkeling

Artikel 2.1 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd:

  • 1.

    Door rechtspersonen zonder winstoogmerk die aantoonbaar actief zijn in de cultuursector in Fryslân;

  • 2.

    Door Friese makers die ten minste twee jaar professioneel werkzaam zijn in de Friese cultuursector en ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die zien op:

  • 1.

    Onderzoek: het opzetten en uitvoeren van een onderzoek, waarvan de onderzoeksvraag en onderzoeksmethode duidelijk omschreven zijn en op elkaar aansluiten, gericht op de volgende stap in de ontwikkeling van een aanvrager en ten gunste van de Friese culturele sector; of

  • 2.

    Pilotproject: een kleine culturele productie of een deel daarvan, met uitzondering van try-outs, die als experiment uitgeprobeerd wordt in Fryslân met het oog op de ontwikkeling van een grotere culturele productie; of

  • 3.

    Cursus: het volgen van een erkende cursus of training gericht op deskundigheidsbevordering van de aanvrager, met uitzondering van reguliere MBO-, HBO- of universitaire opleidingen.

Artikel 2.3 Openstelling en subsidiebedrag

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen een tot twee keer per jaar, gedurende de jaren 2021 tot en met 2024, een openstellingsbesluit vast voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.

  • 2. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en subsidieplafond.

  • 3. Het te verstrekken subsidiebedrag voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 1 en lid 2 bedraagt minimaal € 2.000,- en maximaal € 10.000,-.

  • 4. Het te verstrekken subsidiebedrag voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 3 bedraagt minimaal € 500,- en maximaal € 2.500,-.

  • 5. De subsidie bedraagt niet meer dan 70% van de subsidiabele kosten.

  • 6. Een aanvrager kan per openstelling op basis van paragraaf 2 maximaal € 10.000,- subsidie ontvangen.

Artikel 2.4 Verdeelsystematiek

  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij de datum waarop een aanvraag volledig is geldt als datum van binnenkomst.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.4 komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, uitsluitend voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    In geval van een activiteit zoals beschreven in artikel 2.2 lid 1: alle kosten die nodig zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het onderzoek van de subsidieaanvrager.

  • 2.

    In geval van een activiteit, zoals beschreven in artikel 2.2 lid 1: een tegemoetkoming in de tijdsinvestering tot een maximum van € 1500,- per maand en met een maximum van € 4500,- over een periode van 12 maanden.

  • 3.

    In geval van een activiteit zoals beschreven in artikel 2.2 lid 2: alle kosten die aannemelijk zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het pilotproject van de subsidieaanvrager.

  • 4.

    In geval van een activiteit zoals beschreven in artikel 2.2 lid 3: de kosten voor het deelnemen aan de cursus.

Artikel 2.6 Verplichtingen en verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen een termijn van 12 maanden vanaf de datum van de subsidieverlening te realiseren.

  • 2. Ten aanzien van de verantwoording is artikel 3.4 van de Asv onverminderd van toepassing.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de wijze van verantwoording en vaststelling nader bepaald.

Paragraaf 3. Uitvoering

Artikel 3.1 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden aangevraagd door rechtspersonen zonder winstoogmerk, die zich richten op de ontwikkeling van culturele producties.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    Culturele producties.

    of

  • b.

    Programma: een programma van maximaal twee jaar met culturele producties

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.4 komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten die aannemelijk zijn met betrekking tot een culturele productie of programma, zoals beschreven in artikel 3.2, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.4 Openstelling en subsidiebedrag

  • 1. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.2, aanhef en onder a, geldt:

    • a.

      Gedeputeerde Staten stellen één tot twee keer per jaar gedurende de jaren 2021 tot en met 2024, een openstellingsbesluit vast.

    • b.

      Het minimaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 15.000,- en het maximale subsidiebedrag bedraagt € 50.000,-.

    • c.

      Per aanvrager kan eenmaal per openstelling subsidie ontvangen worden.

    • d.

      Aanvragen dienen minimaal 3 maanden voorafgaand van de première of opening van de culturele productie te worden ingediend.

  • 2. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.2, aanhef en onder b, geldt:

    • a.

      Gedeputeerde Staten stellen twee keer in de periode 2021 tot en met 2024 een openstellingsbesluit vast.

    • b.

      Het minimaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 15.000,- en het maximale subsidiebedrag bedraagt € 100.000,- over een periode van 2 jaar.

    • c.

      Per aanvrager kan éénmaal per twee jaar subsidie ontvangen worden.

  • 3. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten.

  • 4. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en subsidieplafond.

Artikel 3.5 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op basis van rangschikking van de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen.

  • 2. De voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen worden zodanig gerangschikt dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de volgende indicatoren die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling:

    • a.

      Innovatie en experiment

    • b.

      Vakmanschap

    • c.

      Verbeeldingskracht

    • d.

      Oorspronkelijkheid

    • e.

      Publiekswerving en -werking

    • f.

      Samenwerkingsverbanden/diversiteit

    • g.

      Uitvoeringspotentie

  • 3. Aanvragen op basis van artikel 3.2, aanhef en onder b, worden naast bovengenoemde indicatoren ook getoetst op:

    • h.

      Verdieping

  • 4. De aanvrager dient in zijn aanvraag alle indicatoren aan zijn activiteiten te koppelen en te beschrijven op welke wijze aan de betreffende indicator wordt voldaan;

  • 5. Per indicator wordt een puntenaantal toegekend, variërend tussen 0 tot en met 12, waarbij per indicator wordt gemotiveerd hoe tot die beoordeling is gekomen.

  • 6. Aanvragen die minder dan 50 punten hebben gekregen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 7. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking, waarbij geldt dat de aanvraag met het hoogste aantal punten het eerst voor subsidie in aanmerking komt

  • 8. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, adviseert de adviescommissie over de onderlinge rangschikking van die aanvragen.

Artikel 3.6 Adviescommissie

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvragen in deze paragraaf maken Gedeputeerde Staten gebruik van de Adviescommissie Ontwikkeling en Innovatie.

  • 2. De adviescommissie heeft tot taak Gedeputeerde Staten te adviseren over de in artikel 3.5 bedoelde beoordeling en rangschikking van aanvragen, aan de hand van het vastgestelde toetsingskader.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen slechts gemotiveerd afwijken van het advies van de commissie.

  • 4. De adviescommissie adviseert bij de vaststelling van de subsidies over de toepassing van de Governance Code Cultuur, Code Diversiteit en Inclusie en de Code Fair Practice bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 5. Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast. Daarbij regelen zij tenminste de instelling, de taak en de werkwijze van de commissie, alsmede de benoeming van de leden en de voorzitter, de vergoeding van de kosten en de vergoeding van de werkzaamheden van de leden van de commissie.

Artikel 3.7 Verplichtingen en verantwoording

  • 1. Ten aanzien van de verantwoording zijn artikel 3.4, 3.5 en 3.6 van de Asv 2013 onverminderd van toepassing.

  • 2. De activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.2, aanhef en onder a, worden binnen een termijn van 12 maanden vanaf de datum van subsidieverlening gerealiseerd. De activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.2, aanhef en onder b, worden binnen een termijn van 24 maanden vanaf de datum van de subsidieverlening gerealiseerd.

  • 3. Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.2, waarvoor minder dan € 25.000,- aan subsidie is verstrekt, geldt:

    • a.

      de subsidieontvanger is verplicht om binnen 3 maanden na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit een aanvraag tot vaststelling in te dienen, waarin door middel van een kort verslag van max. 1250 woorden, inclusief minimaal 3 tot maximaal 15 foto’s, wordt aangetoond dat de activiteit is verricht en dat aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4. Voor activiteiten, zoals beschreven in artikel 3.2, waarvoor € 25.000,- of meer aan subsidie is verstrekt wordt de wijze van verantwoording en vaststelling in de beschikking tot subsidieverlening nader bepaald.

Paragraaf 4. Bevoorschotting en betaling

Artikel 4.1 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2. Een voorschot wordt slechts éénmaal verstrekt.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Inwerkingtreding

De subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt gepubliceerd en werkt terug tot 8 februari 2021.

Artikel 5.2. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie.

Ondertekening

Toelichting

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In dit artikel staan definities opgenomen van begrippen die in de regeling worden gebruikt.

Adviescommissie: de adviescommissieleden worden door Gedeputeerde Staten benoemd om te adviseren over de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen als bedoeld in paragraaf 3. De adviescommissie heeft een eigen reglement, waarin de werkwijze is opgenomen.

Deskundige: een deskundige is iemand die ingeschreven moet zijn in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als onafhankelijke deskundige. Een kennisinstelling kan wel optreden als onafhankelijke deskundige. Een deskundige dient ook onafhankelijk te zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de deskundige onafhankelijk de cursus of training kan geven, en er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook moet de schijn van belangenverstrengeling vermeden worden. In de volgende situaties is er bijvoorbeeld geen sprake van onafhankelijkheid:

  • -

    de deskundige heeft een (financieel) belang in de onderneming van de aanvrager;

  • -

    er is sprake van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/broer/zus/kind) of er is een gezinsrelatie aanwezig.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 1.2 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel te komen tot kwalitatief hoogwaardige, innovatieve en experimentele culturele activiteiten in Fryslân. Met de regeling willen Gedeputeerde Staten de Friese culturele sector stimuleren en professionaliseren. Dit wordt gedaan door bij te dragen op verschillende momenten in het creatieve proces. Door te investeren in kop en staart, wordt een stijging verwacht in kwaliteit van het cultureel aanbod, en een professionalisering van de culturele instellingen, in Fryslân.

Artikel 1.3 Aanvraag

In dit artikel staat wat van een aanvrager gevraagd wordt om een aanvraag in te kunnen dienen. Aanvragen kunnen bijvoorbeeld alleen worden ingediend in de vastgestelde aanvraagperiode, zoals staat in het openstellingsbesluit. Tevens moet gebruik worden gemaakt van het correcte aanvraagformulier, die op de provinciale website staat. Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze volledig is. Dit betekent onder meer dat alle gevraagde documenten aanwezig moeten zijn, het formulier is voorzien van (correcte) handtekeningen en het formulier volledig is ingevuld. De datum waarop een aanvraag volledig is, geldt als de datum van binnenkomst. Mocht een aanvraag niet volledig zijn bij ontvangst, dan wordt de aanvrager, indien daar gelet op het tijdvak nog voldoende tijd en – gelet op de tendersystematiek bij sommige aanvragen – ruimte voor is, in de gelegenheid gesteld om de aanvraag alsnog volledig te maken.

Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten

In dit artikel zijn kosten opgenomen die niet subsidiabel zijn: voor die kosten is geen subsidie aan te vragen. Er is bijvoorbeeld geen subsidie aan te vragen voor de kosten van de reguliere activiteiten. Daarmee wordt gedoeld op activiteiten die reeds bestaan en niet nieuw zijn. Ook de aanschaf van muziekinstrumenten en reguliere loonkosten van medewerkers komen niet voor subsidie aan aanmerking. Deze kosten kunnen weliswaar op de begroting worden geplaatst, maar vallen niet onder de subsidiabele kosten.

Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag zullen de kosten in de begroting bekeken worden en de kosten die subsidiabel zijn worden opgeteld. Van deze kosten komt een bepaald percentage voor subsidie in aanmerking, zoals beschreven in paragraaf 2 en 3.

Paragraaf 2. Ontwikkeling

Artikel 2.1 Doelgroep

In dit artikel staat beschreven wie subsidie kan aanvragen op basis van paragraaf 2. Dit zijn rechtspersonen zonder winstoogmerk (waaronder stichtingen en verenigingen) die aantoonbaar actief zijn in de cultuursector in Fryslân. En er is subsidie aan te vragen door Friese makers die (bijv. via een portfolio of C.V.) kunnen aantonen ten minste twee jaar professioneel werkzaam te zijn in de Friese cultuursector. Tevens moet deze maker ingeschreven staan in de KvK en hij moet een recent – niet ouder dan 3 maanden – KvK uittreksel kunnen overleggen.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel staat beschreven dat subsidie is aan te vragen voor 3 soorten activiteiten: een onderzoek, pilotproject of cursus.

Onderzoek

De provincie Fryslân wil makers en culturele instellingen ondersteunen die een onderzoek doen naar nieuwe ideeën, concepten of samenwerkingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • -

    het doen van een artistiek onderzoek dat kan leiden tot een nieuw cultureel project;

  • -

    een onderzoek naar nieuwe verdienmodellen voor culturele instellingen;

  • -

    het door ontwikkelen van een project of het onderzoeken van (inter)nationale samenwerkingsverbanden.

  • -

    het onderzoeken van een (inter)nationale samenwerking

Van belang is dat het gaat om een nieuw onderzoek dat is gericht op de volgende stap in de ontwikkeling van de aanvrager, en de onderzoeksresultaten gedeeld worden met de provincie en de Friese culturele sector. De provincie vindt het belangrijk dat kennis wordt gedeeld, zodat andere instellingen en makers hiervan kunnen leren en er op deze manier gewerkt wordt aan een community of Best practices.

Pilotproject

Makers en culturele instellingen die werken aan een culturele productie en iets willen uitproberen worden met deze subsidie ondersteund. De maker of instelling heeft bepaalde ideeën of hypotheses over nog niet eerder uitgevoerde onderdelen van de productie, maar wil eerst in een testsetting kijken of deze daadwerkelijk werken. In een pilotproductie wordt het experiment aangegaan; een maker of instelling test of wat zij bedacht hebben ook daadwerkelijk werkt.

Van belang is dat de pilot is gericht op het experiment, en de intentie heeft om uit te groeien tot een (grotere) culturele productie. Daarnaast is het van belang dat de bevindingen worden gedeeld met de provincie en de Friese culturele sector. De provincie vindt het belangrijk dat kennis wordt gedeeld, zodat andere instellingen en makers hiervan kunnen leren en er op deze manier gewerkt wordt aan een community of Best practices.

Cursus

Met deze subsidie worden makers, ZZP’ers en medewerkers van rechtspersonen, die werkzaam zijn in de culturele sector van Fryslan, ondersteund in het volgen van erkende cursussen en trainingen die gericht zijn op deskundigheidsbevordering. Denk bijvoorbeeld aan het volgen van een training/cursus ten behoeve van culturele ontwikkeling, subsidieschrijven, administratie of PR.

Van belang is dat de cursus of training als doel heeft de deskundigheid te bevorderen, met direct gevolg dat de professionaliteit van de maker en/of instelling wordt vergroot en met indirect gevolg dat de Friese culturele sector hiervan profiteert.

Artikel 2.3 Openstelling en subsidiebedrag

In dit artikel staat beschreven wanneer het mogelijk is om subsidie aan te vragen. Hiervoor wordt een openstellingsbesluit vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie. Over de vier jaren 2021 tot en met 2024 wordt één tot twee keer per jaar een openstellingsbesluit vastgesteld.

In lid 2 en lid 3 staat beschreven dat er een minimum en maximum te verstrekken subsidiebedrag is. Dit betekent dat de het uiteindelijke aangevraagde bedrag boven dit minimum moet liggen. Voor paragraaf 2 geldt dat de subsidie niet hoger is dan 70% van de subsidiabele kosten.

Voorbeeld:

Stel er wordt een aanvraag ingediend voor een pilotproject. In artikel 2.3 staat beschreven dat het minimum subsidiebedrag voor een pilotproject € 2.000,- bedraagt en het maximumbedrag € 10.000,-. Stel, een aanvraag heeft een totale begroting van € 7.500,-. Er wordt een berekening gemaakt van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten door de begroting te bekijken. Na de berekening blijken de subsidiabele kosten uit te komen op € 2.500,- en de niet-subsidiabele kosten op € 5.000,-. In artikel 2.3 lid 5 staat dat de subsidie niet meer bedraagt dan 70% van de subsidiabele kosten. 70% van € 2.500,- is € 1.750,-. Dit bedrag is te laag om voor subsidie in aanmerking te komen. De aanvraag zal daarom worden afgewezen.

In lid 6 staat dat een aanvrager per openstelling op basis van paragraaf 2.2 tot maximaal € 10.000,- aan subsidie kan ontvangen. Het is mogelijk om tegelijkertijd voor de verschillende activiteiten uit artikel 2.2 een aanvraag in te dienen, bijvoorbeeld voor zowel een cursus als een pilotproject. Opgeteld komt het te ontvangen subsidiebedrag niet hoger dan € 10.000,-.

Artikel 2.4 Verdeelsystematiek

In dit artikel staat beschreven wat de verdeelsystematiek is. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst: de aanvraag die als eerste binnenkomt, wordt als eerste beoordeeld. Als deze positief wordt beoordeeld, krijgt deze aanvrager subsidie. Vervolgens wordt de volgende aanvraag beoordeeld.

Alleen aanvragen die volledig zijn, worden beoordeeld. Dit betekent dat alle benodigde handtekeningen en bijlagen, en een volledig ingevuld aanvraagformulier, ingediend moeten zijn. Indien een aanvraag niet compleet is, dan zal er contact opgenomen worden met de subsidieaanvrager. Deze heeft dan de mogelijkheid om de aanvraag alsnog volledig te maken. De datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. Dit is het risico van de aanvrager: het is mogelijk dat de middelen allemaal al vergeven zijn, tegen de tijd dat de aanvraag volledig is. In dat geval wordt de aanvraag afgewezen wegens overschrijding van het subsidieplafond.

In lid 2 staat dat zal worden geloot indien op dezelfde dag zoveel aanvragen binnenkomen dat er onvoldoende middelen zijn om alle aanvragers subsidie te verlenen. Een notaris zal een objectieve loting uitvoering om te bepalen welke aanvragen subsidie ontvangen. Het gaat hier uiteraard alleen om die aanvragen die volledig zijn en waarvan is vastgesteld dat deze voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

In dit artikel staan de kosten beschreven waarvoor subsidie ontvangen kan worden. Wanneer een aanvraag wordt beoordeeld, dan wordt de begroting bekeken en per kostensoort bepaald of deze voor subsidie in aanmerking komt.

In lid 1 staat dat, in het geval van het aanvragen van subsidie voor het doen van een onderzoek, alle kosten die betrekking hebben op het opzetten en uitvoeren van het onderzoek voor subsidie in aanmerking komen. Bij de beoordeling wordt daarom gekeken of er op de begroting kosten staan die niet te maken hebben met het opzetten of uitvoeren van het onderzoek. Die kosten worden van de totale kosten afgetrokken, zodat de subsidiabele kosten overblijven.

In lid 2 staat dat een tegemoetkoming in de tijdsinvestering voor het doen van een onderzoek mogelijk is. De aanvrager kan voor zichzelf geen honorarium aanvragen, maar wel een tegemoetkoming in de tijdsinvestering. In de begroting mag een tijdsinvestering worden opgenomen, voor een onbepaald bedrag. De provincie draagt hier tot een maximum van € 1.500,- per maand of tot maximaal 4.500,- per 12 maanden aan bij.

Voorbeeld

Stel, een aanvrager heeft een tijdsinvestering van € 7.000,- op de begroting gezet. Hiervan wordt door de provincie tot maximaal € 4.500,- over 12 maanden gesubsidieerd. De overige € 2.500,- zijn niet subsidiabel en hier wordt geen subsidie voor verleend.

In lid 3 staat dat voor aanvragen voor een pilotproject alle kosten voor subsidie in aanmerking komen die aannemelijk zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het pilotproject. De kosten moeten dus wel direct te maken hebben met het opzetten en uitvoeren van het project. Kosten waarvan niet aannemelijk is dat deze met het pilotproject te maken hebben, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In lid 4 staat dat voor aanvragen voor cursussen geldt dat alle kosten voor het deelnemen aan een erkende cursus of training voor subsidie in aanmerking komen. Uit artikel 1.1 volgt dat het moet gaan om een cursus of training die gegeven wordt door een deskundige die ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel

Paragraaf 3. Uitvoering

Artikel 3.1 Doelgroep

Subsidie kan aangevraagd worden door rechtspersonen zonder winstoogmerk, zoals stichtingen en verenigingen, die zich richten op de ontwikkeling van culturele producties. Een B.V. of N.V. kan dus geen subsidie ontvangen indienen.

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

In dit artikel staat dat dat alle kosten waarvan aannemelijk is dat deze te maken hebben met de culturele productie of programma voor subsidie in aanmerking komen. De niet-subsidiabele kosten zoals beschreven in artikel 1.4 zijn onverminderd van toepassing. De kosten die daar genoemd zijn komen evenmin voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.4 Openstelling en subsidiebedrag

Uit lid 1 volgt dat voor culturele producties per openstelling eenmaal subsidie kan worden ontvangen. Het minimale subsidiebedrag is 15.000,- en het maximale subsidiebedrag 50.000,-.

Uit lid 2 volgt dat voor programma's eenmaal per twee jaar subsidie kan worden ontvangen. Het totale subsidiebedrag over de twee jaar is minimaal 15.000,- en maximaal 100.000,-. Deze subsidie geldt dus voor twee jaar. Het is aan de aanvrager hoe de besteding van de middelen over de twee jaar verdeeld worden.

Er is een minimaal aan te vragen subsidiebedrag. Dit betekent dat het uiteindelijk te verlenen bedrag, dus na toepassing van het maximale percentage subsidie, boven dit minimum moet liggen. Voor paragraaf 3 geldt dat de subsidie niet hoger is dan 50% van de subsidiabele kosten.

Voorbeeld

Stel er wordt een aanvraag ingediend voor een culturele productie. De totale begroting is 50.000,-. Na het beoordelen van de begroting zijn 26.000,- aan kosten subsidiabel en 24.000,- niet subsidiabel. Aangezien de subsidie niet hoger is dan 50% van de subsidiabele kosten, komt het te verlenen subsidiebedrag uit op 13.000,-. In artikel 3.3 staat dat het minimale subsidiebedrag 15.000,- moet bedragen. Deze aanvraag wordt daarom afgewezen.

Artikel 3.5 Verdeelsystematiek

Uit lid 1 volgt dat subsidie wordt verdeeld op basis van rangschikking van de voor subsidie in aanmerkingen komende aanvragen. Het gaat daarbij om de aanvragen die zijn ingediend binnen het betreffende tijdvak en waarvan niet op voorhand al een weigeringsgrond is vastgesteld.

Ingevolge lid 2 geldt voor de culturele producties dat de aanvragen worden getoetst aan de hand van 7 indicatoren. Voor de programma’s geldt, op basis van lid 3, dat de aanvragen aan één extra indicator, en dus 8 indicatoren, worden getoetst.

Na de beoordeling ontstaat een rangschikking van de aanvragen. De subsidie wordt verdeeld aan de hand van deze rangschikking: de aanvraag die bovenaan is geëindigd, zal als eerste subsidie toegekend krijgen. Vervolgens wordt naar de 2e gekeken en wordt dit net zo lang gedaan totdat de middelen uitgeput zijn. Het is hierbij dus mogelijk dat een aanvraag die goed scoort, toch geen subsidie krijgt.

Artikel 3.6 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten hebben een adviescommissie ingesteld die hen adviseert over de beoordeling en de rangschikking van de aanvragen. De adviescommissie maakt gebruik van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde toetsingskader. In dit toetsingskader staan indicatoren beschreven.

De commissie kent aan elke indicator een puntenaantal toe, variërend tussen 0 tot en met 12, waarbij per indicator door de commissie wordt gemotiveerd hoe tot die beoordeling is gekomen. De commissie komt uiteindelijk per aanvraag op een puntentotaal, en adviseert Gedeputeerde Staten op basis daarvan over de bijbehorende rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, adviseert de adviescommissie over de onderlinge rangschikking van die aanvragen, een en ander overeenkomstig artikel 3.5 lid 8.

Toetsingskader Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie onderdeel: Uitvoering.

Innovatie en Experiment

Innovatie en experiment heeft betrekking op het innoverende karakter van het werk of de activiteiten van de instelling. Hierbij kan het gaan om vernieuwing binnen de eigen discipline (artistiek-inhoudelijk) maar ook om innoverende activiteiten en/of samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt gekeken naar de experimentele aspecten van het programma tov vorige programma’s of werkwijzen.

Vakmanschap

Vakmanschap gaat over de vaardigheid van de bij de instelling betrokken makers en uitvoerders. De activiteiten die geproduceerd en gepresenteerd worden hebben een vanzelfsprekende professionele kwaliteit. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de technische beheersing van het vak (onder meer instrumenten, ambacht, spel, regie e.d.) en de eerdere professionele ervaring van de makers en uitvoerders.

Verdieping

Verdieping gaat over de mate waarin het plan een duidelijke en logische samenhang heeft, de noodzaak duidt voor instelling en aangeeft in welke mate dit een aanvulling is op het al reeds bestaande programma. Daarnaast maakt de aanvrager duidelijk wat de impact van het plan is op de toekomst en de continuïteit binnen de instelling.

Verbeeldingskracht

Verbeeldingskracht heeft betrekking op de impact van de activiteiten op het publiek. Is de organisatie in staat de gewenste publieksgroepen te prikkelen, ontroeren, verrassen of aan het denken te zetten?

Oorspronkelijkheid

Oorspronkelijkheid heeft betrekking op de herkenbare artistiek-inhoudelijke signatuur van de activiteiten van de instelling. Levert de instelling hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de sector?

Publiekswerving en Werking

publiekswerving en werking heeft betrekking op de manier waarop de instelling kenbaarheid gaat geven aan de beoogde productie en de wijze waarop de organisatie mensen op andere manieren dan alleen via reguliere voorstellingen/activiteiten probeert te bereiken en directe binding en betrokkenheid te veroorzaken. In het plan wordt duidelijk welke middelen in worden gezet om (nieuw)publiek en doelgroepen te (be)trekken en de productie onder de aandacht te brengen in algemene zin.

Samenwerkingsverbanden en Diversiteit

Deze indicator heeft betrekking op de mate waarin de organisatie duurzame verbindingen aangaat en/of onderhoudt binnen de cultuursector en/of andere sectoren. Dit kan zowel vanuit een artistiek inhoudelijke als maatschappelijk visie zijn. In de aanvraag wordt duidelijk wat de meerwaarde van de samenwerking is, inclusief gezamenlijk doel, resultaat en indien van toepassing intentieverklaringen. Discipline overstijgend, samenwerken met andere organisaties

Uitvoeringspotentie

Uitvoeringspotentie heeft betrekking op de mate waarin de begroting, PR plan en risicoprofiel van het programma realistisch is. Bij begroting wordt gekeken naar de verdeling van de posten, honoraria, financieringsmix en algehele transparantie van de begroting. De hoogte van het aangevraagde bedrag moet in verhouding staan met de beoogde resultaten van het programma. Bij PR plan wordt gekeken naar de kwaliteit, tijdsplanning en de inzet van media. Het plan moet in verhouding staan met de grootte, het beoogde aantal bezoekersaantallen en betrokkenheid van het publiek bij het project. Het risicoprofiel geeft aan of de instelling zicht heeft op de risico’s van het programma en beschrijft indien nodig een noodplan.